Hoofdstuk 2. De ontdekking

Henry Mitchell, de hoogste in rang van de beide hofmeesters, liep vlug van het ene tafeltje naar het andere en legde de rekeningen neer. Over een half uur zouden zij op Croydon zijn. Hij streek de bankbiljetten en het zilvergeld op, boog, en zei: 'Dank u, meneer. Dank u wel, mevrouw. ' Bij het tafeltje waaraan de beide Fransen zaten moest hij een paar minuten wachten, zo druk waren zij aan het praten en gesticuleren. En van hen zou hij toch geen flinke fooi krijgen, dacht hij somber. Twee van de passagiers sliepen - het mannetje met de snor, en de oude vrouw helemaal aan het eind. Zij gaf altijd wel een behoorlijke fooi - hij herinnerde zich dat zij verscheidene malen de tocht had gemaakt. Hij maakte haar daarom niet wakker.
Het mannetje met de snor werd wakker en betaalde het flesje spuitwater en de dunne wafelbiskwietjes, wat alles was wat hij gehad had.
Mitchell liet de andere passagier zo lang mogelijk met rust. Ongeveer vijf minuten voordat zij Croydon bereikten kwam hij naast haar staan en boog zich over haar heen. 'Pardon, madame, uw rekening. '
Hij legde eerbiedig zijn hand op haar schouder. Zij werd niet wakker. Hij drukte wat steviger, en schudde haar zachtjes, maar het enige resultaat was dat haar lichaam onverwacht ineenzeeg op de stoel. Mitchell boog zich over haar heen, en richtte zich toen op met een doodsbleek gezicht.
Albert Davis, de tweede hofmeester, zei: 'Nee maar! Dat is toch nier waar?'
'Ik zeg je dat het waar is. '
Mitchell was bleek, en beefde.
'Weet je het zeker, Henry?'
'Absoluut. Tenminste -- nou, het zou een attaque kunnen zijn. '
'Wij zijn over een paar minuten op Croydon. '
'Als zij alleen maar onwel geworden is -'
Een paar minuten lang konden zij niet tot een besluit komen -en toen gingen zij over tot daden. Mitchell keerde terug naar het achterste compartiment. Hij liep van het ene tafeltje naar het andere, boog zijn hoofd, en fluisterde op vertrouwelijke toon: 'Pardon, meneer, maar bent u misschien dokter -?'
Norman Gale zei: 'Ik ben tandarts. Maar als ik soms helpen kan -?' Hij stond half van zijn zitplaats op.
'Ik ben dokter, ' zei dr. Bryant. 'Wat is er aan de hand?'
'Er is een dame daar aan het andere eind - zij lijkt wel niet goed te zijn geworden. '
Bryant stond op en ging met de hofmeester mee. Zonder dat het opviel liep het mannetje met de snor hen achterna.
Dr. Bryant boog zich over de ineengezakte gestalte op zitplaats no. 2, een vrij gezette vrouw van middelbare leeftijd, gekleed in een japon van zware zwarte stof.
Het onderzoek van de dokter duurde maar even.
Hij zei: 'Zij is dood. '
Mitchell zei: 'Wat denkt u dat het was - een soort attaque?'
'Dat kan ik onmogelijk zeggen zonder een diepgaand onderzoek. Wanneer hebt u haar het laatst gezien - levend, bedoel ik?'
Mitchell dacht na.
'Zij mankeerde nog niets toen ik haar koffie bracht. '
'En wanneer was dat?'
'Nou, dat kan drie kwartier geleden zijn - zo ongeveer. Toen ik met de rekening kwam, dacht ik dat zij sliep. '
Bryant zei: 'Zij is al minstens een half uur dood. '
Hun gesprek begon de aandacht te trekken - de mensen draaiden zich om, om naar hen te kijken. Halzen werden uitgerekt om te kunnen luisteren.
'Het zal zeker wel een soort attaque zijn geweest?' opperde Mitchell hoopvol.
Hij hield maar vast aan de theorie van een attaque.
Zijn schoonzuster had wel eens een attaque gehad. Zijn idee was dat attaques gewone dingen waren die iedereen wel kon begrijpen.
Dr. Bryant was niet van plan zich bloot te geven. Hij schudde alleen maar wat verward het hoofd.
Achter hem klonk een stem, de stem van de goed ingepakte man met de snor.
'Er is een prikje in haar hals. '
Hij zei dit op verontschuldigende toon, zich wel bewust dat hij tot iemand sprak die meer kennis van zaken bezat.
'Dat is zo, ' zei dr. Bryant.
Het hoofd van de vrouw hing wat zijwaarts. Er zat een heel klein prikje opzij van haar keel.
'Pardon' - de beide Duponts kwamen er bij. Zij hadden de laatste paar minuten geluisterd. 'De dame is dood, zegt u, en zij heeft een prikje in haar hals?'
Het was Jean, de jongste Dupont, die dit zei.
'Mag ik u een idee aan de hand doen? Er vloog een wesp rond. Ik heb hem doodgemaakt. ' Hij liet het dode beest zien op het schoteltje van zijn koffiekopje. 'Is het niet mogelijk dat het arme mens gestorven is aan een wespesteek? Ik heb wel eens meer van zoiets gehoord. '
'Het is mogelijk, ' gaf Bryant toe. 'Ik heb dergelijke gevallen wel meegemaakt. Ja, dat is zeer zeker een mogelijke verklaring, vooral als zij een zwak hart had
'Moet ik soms iets doen, dokter?' vroeg de hofmeester. 'Wij zijn over een minuut op Croydon. '
'O juist, ' zei dr. Bryant, en ging wat verder weg staan, 'Het - eh - lichaam moet blijven waar het is, hofmeester. '
'Ja, dokter, dat begrijp ik wel. '
Dr. Bryant maakte aanstalten om weer te gaan zitten en keek enigszins verrast de kleine, ingepakte vreemdeling aan, die pal was blijven staan.
'Waarde heer, ' zei hij, 'het beste wat u doen kunt is naar uw plaats teruggaan. Wij zijn zo op Croydon. '
'Dat is zo, meneer, ' zei de hofmeester. Hij verhief zijn stem. 'Allemaal weer gaan zitten, alstublieft. '
'Pardon, ' zei het mannetje. 'Er is iets -'
'Iets?'
'Ma/s oui, iets dat over het hoofd is gezien. '
Met de punt van een spits toelopende lakschoen maakte hij zijn bedoeling duidelijk. De hofmeester en dr. Bryant volgden het gebaar met hun ogen. Zij zagen een glimp van iets, dat zwart en geel van kleur was, op de vloer liggen, half verborgen door de zoom van de zwarte rok.
'Nog een wesp?' zei de dokter verrast.
Hercule Poirot ging op zijn knieen liggen. Hij haalde een pincetje uit zijn zak en hanteerde dat zorgvuldig. Hij richtte zich op met zijn vondst.
'Ja, ' zei hij. 'Het lijkt precies op een wesp, maar het is geen wesp!'
Hij draaide het voorwerp om en om, zodat zowel de dokter als de hofmeester het duidelijk kon zien, een klein balletje geruwde, pluizige zijde, oranje en zwart, bevestigd aan een lange, vreemd uitziende doorn met een verkleurde punt.
'Goeie genade!' - Die uitroep kwam van de kleine meneer Clancy, die zijn zitplaats had verlaten en doodnieuwsgierig over de schouder van de hofmeester keek. 'Merkwaardig, hoogst merkwaardig, absoluut het merkwaardigste dat ik ooit van mijn leven heb meegemaakt. Wel heb ik van mijn leven, dat had ik nooit kunnen geloven. '
'Zou u zich wat duidelijker kunnen uitdrukken, meneer?' vroeg de hofmeester. 'Herkent u dit soms?'
'Of ik het herken? Nou en of!' Meneer Clancy zwol van trots en voldoening. 'Dit voorwerp, heren, is de inheemse doorn die zekere volksstammen wegschieten uit een blaaspijp - ik weet nu zo gauw niet of dat Zuidamerikaanse stammen zijn of dat ik denk aan de bewoners van Borneo; maar dit is ongetwijfeld een inheemse doorn, afgeschoten uit een blaaspijp, en ik heb een sterk vermoeden dat aan de punt -'
'Het beruchte pijlgif zit van de Zuidamerikaanse Indianen, ' voltooide Hercule Poirot. En hij voegde er aan toe: 'Mats enfin! Est-ce que c'est possible?'
'Het is zeker heel merkwaardig, ' zei meneer Clancy, nog steeds vervuld van gelukkige opwinding. 'Zoals ik al zei, hoogst merkwaardig. Ik ben zelf schrijver van detectiveverhalen, maar om nu echt, in werkelijkheid, zoiets tegen te komen -'
De woorden ontbraken hem.
Het vliegtuig begon langzaam over te hellen, en degenen die nog stonden wankelden even. Het vliegtuig beschreef een bocht alvorens op het vliegveld van Croydon te landen.