Mevrouw Rivington vertelt
'Stel,' zei Bobby, terwijl hij op de drempel bleef staan, 'dat
mr. M.R. Rivington van het Onslow Square zelf advocaat is? Dat zou
een blunder zijn.'
'Je kunt beter eerst naar de kolonel in de Tite Street gaan,' zei
Frankie. 'Die zal wel niets van advocaten afweten.'
Dienovereenkomstig nam Bobby een taxi naar de Tite Street. Kolonel
Rivington was niet aanwezig. Mevrouw Rivington was echter wel
thuis. Bobby overhandigde het bijdehante kamermeisje zijn kaartje,
waarop hij geschreven had: Van de heren Spragge, Spragge, Jenkinson
and Spragge. Zeer dringend.
Het kaartje en de kleding van Lord Marchinton hadden het gewenste
effect op het kamermeisje. Ze verdacht Bobby er geen ogenblik van
dat hij langs de deur ventte of voor een verzekering kwam. Hij werd
in een prachtig en kostbaar gemeubileerde salon gelaten en na een
poosje kwam mevrouw Rivington de kamer binnen. Ze was knap, ging
duur gekleed en zag er verzorgd uit.
ik hoop dat ik u niet stoor, mevrouw Rivington,' zei Bobby. 'Maar
de zaak was nogal dringend en we wilden het liever niet
schriftelijk afhandelen omdat dat weer vertraging geeft.'
Het voorwendsel dat een advocaat vertraging zou willen vermijden
leek Bobby zo doorzichtig dat hij zich een ogenblik bezorgd afvroeg
of mevrouw Rivington het smoesje door zou hebben.
Mevrouw Rivington had kennelijk meer charme dan hersens en
accepteerde de dingen zoals ze aan haar voorgelegd werden.
'O, gaat u toch even zitten!' zei ze. ik werd juist door uw kantoor
opgebeld met de boodschap dat u onderweg was.'
Bobby zegende in stilte het ogenblik waarop Frankie te elfder ure
deze lumineuze inval had gekregen.
Hij ging zitten en deed zijn best zijn rol goed te spelen.
'Het gaat over een van onze clienten, de heer Alan Carstairs,' zei
hij. 'O, ja?'
'Misschien heeft hij u wel verteld dat wij voor hem optreden?'
'O, dat is best mogelijk,' zei mevrouw Rivington, terwijl ze haar
grote blauwe ogen opsloeg. Ze was echt een type dat gemakkelijk te
beinvloeden was. 'Maar natuurlijk heb ik wel van u gehoord. U bent
voor Dolly Maltravers opgetreden, nietwaar, toen ze op die
vreselijke kleermaker geschoten heeft. U kent zeker alle
bijzonderheden?'
Ze toonde openlijk haar nieuwsgierigheid. Bobby kreeg de indruk dat
hij mevrouw Rivington gemakkelijk om de tuin kon leiden.
'Ons komt heel wat ter ore dat nooit in de rechtszaal bekend
wordt,' zei hij glimlachend.
'O, dat geloof ik graag.' Mevrouw Rivington keek hem jaloers aan.
'Vertelt u me eens, was ze werkelijk -- ik bedoel, was ze gekleed
zoals die dame zei?'
'Het verhaal werd in de rechtszaal ontkend,' zei Bobby ernstig. Hij
sloeg zijn ogen even neer.
'O, ik begrijp het,' zei mevrouw Rivington, die het een hele
sensatie vond.
'Wat meneer Carstairs betreft,' zei Bobby, die voelde dat ze hem
gunstig gezind was en dat hij met zijn zaak verder kon gaan, 'hij
heeft, zoals u misschien weet, Engeland zeer plotseling
verlaten.'
Mevrouw Rivington schudde haar hoofd.
'Heeft hij Engeland verlaten? Dat wist ik niet. Ik heb hem de
laatste tijd niet gesproken.'
'Heeft hij u verteld hoe lang hij hier dacht te blijven?'
'Hij heeft gezegd dat hij hier misschien een paar weken zou
blijven, maar dat het ook wel een half jaar of een jaar kon
worden.'
'Waar logeerde hij?'
In het Savoy.'
'En wanneer hebt u hem voor 't laatst gezien?'
'O, ongeveer drie weken of een maand geleden. Ik weet het niet
precies meer.'
'U bent een keer met hem naar Staverley geweest?'
'Ja, dat klopt! Ik geloof dat we hem na die tijd niet meer
gesproken hebben. Hij belde ons op om te vragen wanneer hij ons een
bezoek kon brengen. Hij was juist in Londen aangekomen, en het kwam
Hubert erg ongelegen omdat we de volgende dag naar Schotland zouden
gaan en eerst nog met een paar vreselijke lui in Staverley moesten
lunchen en dineren, wat we niet konden afzeggen, en omdat hij
Carstairs graag wilde spreken, hij mocht hem erg graag, zei ik:
"Schat, laten we hem meenemen naar de Bassington-ffrenches. Dat
vinden ze wel goed." En dat hebben we gedaan. En ze hadden er ook
inderdaad geen bezwaar tegen.'
Ze zweeg buiten adem.
'Heeft hij u verteld waarom hij in Engeland was?' vroeg Bobby.
'Nee. Was er een reden voor? O ja, dat is waar ook. We dachten dat
het in verband met die miljonair was, die vriend van hem die zo
tragisch om het leven is gekomen. Een dokter had hem verteld dat
hij kanker had en toen heeft hij zelfmoord gepleegd. Dat is ook
helemaal verkeerd van zo'n dokter, vindt u ook niet? En ze stellen
vaak een verkeerde diagnose. Onlangs zei onze dokter dat mijn
dochtertje mazelen had en het bleek een soort warmte-uitslag te
zijn. Ik heb tegen Hubert gezegd dat ik een andere dokter wou
hebben.'
Bobby negeerde het oordeel van mevrouw Rivington over dokters, en
bepaalde zich weer tot zijn onderwerp.
'Kende meneer Carstairs de Bassington-ffrenches?'
'O nee! Maar ik geloof wel dat hij hen aardig vond. Hoewel hij erg
vreemd en zwaarmoedig was op de terugweg. Ik vermoed dat er iets
gezegd was waardoor hij van streek was. Het is een Canadees, weet
u, en ik heb de indruk dat Canadezen nogal gevoelig zijn.'
'U weet niet wat hem zo van streek gemaakt had?'
ik heb er geen flauw idee van. Door de onnozelste dingen kan
iemand uit zijn evenwicht raken, nietwaar?'
'Heeft hij ook wandelingen in de omgeving gemaakt?' vroeg
Bobby.
'Gunst, nee! Waarom vraagt u dat?' Ze staarde hem aan.
Bobby probeerde het nog een keer.
'Was er een feestje? Heeft hij ook een van de buren ontmoet?'
'Nee, er waren verder geen andere mensen. Maar het is wel toevallig
dat u daarnaar vraagt...'
'Hoezo?' vroeg Bobby gretig.
'Omdat hij vreselijk veel vragen stelde over een paar mensen die
daar in de buurt woonden.'
'Weet u de naam nog?'
'Nee, het was niet zo'n bekend iemand -- de een of andere
dokter.'
'Dokter Nicholson?'
ik geloof wel dat hij zo heette. Hij wilde alles over hem en zijn
vrouw weten, wanneer ze hier waren komen wonen -- en al die dingen
meer. Ik vond het erg vreemd omdat hij hen niet kende en hij was
anders nooit zo nieuwsgierig. Maar het kan natuurlijk ook heel best
zijn dat hij geen ander onderwerp wist te bedenken. Dat overkomt
iedereen weieens.'
Bobby was dat met haar eens en vroeg hoe de Nicholsons ter sprake
waren gekomen, maar dat kon mevrouw Rivington hem niet vertellen.
Ze was met Henry Bassington-ffrench in de tuin geweest en toen ze
terugkwamen hadden de anderen over de Nicholsons gesproken.
Tot dusver was het gesprek vlot verlopen, en Bobby zat haar
openlijk uit te horen, maar toen werd ze plotseling
nieuwsgierig.
'Maar wat wilt u van meneer Carstairs weten?' vroeg ze.
ik wou zijn adres graag hebben,' verklaarde Bobby. 'Zoals u weet,
behartigen we zijn zaken en we hebben juist een zeer belangrijk
telegram uit New York ontvangen - zoals u weet is de dollar op 't
ogenblik aan ernstige fluctuaties onderhevig...'
Mevrouw Rivington knikte, terwijl ze wanhopig haar best deed
het te begrijpen.
'En daarom,' ging Bobby vlug verder, 'wilden we contact met hem
opnemen - om te weten wat we doen moeten -en hij heeft geen adres
achtergelaten -- en daar hij gezegd heeft dat hij u goed kende,
dacht ik dat u me dat misschien wel zou kunnen vertellen.'
'O, juist,' zei mevrouw Rivington, die hem meteen geloofde.
'Wat jammer. Maar je krijgt nooit goed hoogte van hem, vind
ik.'
'Nee, daar hebt u gelijk in,' zei Bobby. 'Nu,' zei hij, terwijl hij
opstond, "t spijt me dat ik u zo lang heb opgehouden.'
'O, dat is helemaal niet erg,' zei mevrouw Rivington. 'En ik vind
het erg interessant dat u me dat verteld heeft -- dat het inderdaad
waar is van Dolly Maltravers.'
'Dat heb ik helemaal niet gezegd,' zei Bobby.
'Nee, maar advocaten zijn ook zo discreet, he?' zei mevrouw
Rivington met een kirrend lachje.
Ziezo, dat is in orde, dacht Bobby, toen hij in de Tite Street
liep. Ik schijn de reputatie van Dolly Hoe-heet-ze-ook-weer
voorgoed verknoeid te hebben, maar ze zal het wel verdiend hebben
ook, en dat charmante domme vrouwtje zal zich wel nooit afvragen
waarom ik, als ik Carstairs' adres wilde weten, haar niet
doodeenvoudig heb opgebeld om het te vragen!
Terug in de Brook Street, bespraken Frankie en hij de zaak van alle
kanten.
'Het schijnt inderdaad alleen maar louter toeval te zijn geweest
dat hij bij de Bassington-ffrenches heeft gedineerd,' zei Frankie
peinzend.
'Ja, maar iemand heeft zich kennelijk een opmerking laten ontvallen
waardoor zijn aandacht op de Nicholsons werd gevestigd.'
'Zodat in werkelijkheid Nicholson de oplossing van het mysterie is
en niet de Bassington-ffrenches?'
Bobby keek haar aan.
'Heb je nog steeds de neiging je held te rehabiliteren?' merkte hij
koel op.
'Schat, ik zeg alleen maar wat ik ervan denk. Carstairs was
opgewonden door het feit dat hij de naam Nicholson en zijn
inrichting hoorde noemen. Dat hij bij de Bassington-ffrenches heeft
gedineerd was louter toeval. Dat moet je toegeven.'
'Misschien heb je gelijk.'
'Waarom misschien?'
'Omdat er ook nog een andere mogelijkheid is. Op de een of andere
manier kan Carstairs te weten zijn gekomen dat de Rivingtons bij de
Bassington-ffrenches gingen lunchen. Hij kan toevallig de een of
andere opmerking in een restaurant hebben opgevangen -- in het
Savoy misschien. Dus belt hij hen op, zegt dat hij hen dringend
moet spreken, en wat hij hoopt, gebeurt inderdaad. Ze zijn erg
bezet en ze stellen voor dat hij met hen meegaat -- hun vrienden
zullen er geen bezwaar tegen hebben en zij willen hem zo graag
spreken. Dat is ook een mogelijkheid, Frankie.'
'Een mogelijkheid wel, misschien. Maar het lijkt me allemaal erg
omslachtig.'
'Niets omslachtiger dan jouw ongeluk,' zei Bobby.
'Mijn ongeluk ging regelrecht op het doel af,' zei Frankie
koel.
Bobby trok de kleren van Lord Marchington uit en legde ze weer op
hun plaats. Toen trok hij zijn chauffeursuniform weer aan en al
spoedig reden ze terug naar Staverley.
'Als Roger verliefd op me is,' zei Frankie ernstig, 'zal hij blij
zijn dat hij me zo vlug terugziet. Hij zal denken dat ik niet zo
lang buiten hem kan.'
'Misschien heeft hij daar ook wel gelijk in,' zei Bobby, ik heb
vaak gehoord dat de grootste misdadigers buitengewoon charmant
waren.'
'En toch kan ik me niet voorstellen dat hij een
misdadiger is.'
'Dat heb je al vaker gezegd.'
'Wel, dat is mijn indruk.'
'Maar dat klopt niet in verband met die foto.'
'Die vervloekte foto!' zei Frankie.
Bobby sloeg zwijgend de oprijlaan in. Frankie sprong uit de auto en
liep het huis binnen zonder om te kijken. Bobby reed weg.
Het was erg stil in huis. Frankie keek op de klok. Het was half
drie.
Ze verwachten me natuurlijk in geen uren terug, dacht ze. Waar
zouden ze toch zijn?
Ze deed de deur van de bibliotheek open en wilde naar binnen gaan,
maar ze bleef plotseling op de drempel staan.
Dokter Nicholson zat op de sofa en hield Sylvia's beide handen
vast.
Sylvia sprong overeind en liep de kamer door naar Frankie.
'Hij heeft het me verteld,' zei ze met verstikte stem.
Ze sloeg haar handen voor haar gezicht alsof ze het wilde
verbergen.
'Het is ontzettend,' snikte ze en ze vloog langs Frankie de kamer
uit.
Dokter Nicholson was opgestaan. Frankie deed een paar stappen in
zijn richting. Zijn ogen, waakzaam als altijd ontmoetten de
hare.
'Arme vrouw,' zei hij zacht. 'Het was een grote schok voor
haar.'
Zijn mondhoeken trilden. Frankie verbeeldde zich eventjes dat hij
geamuseerd keek. En toen realiseerde ze zich plotseling dat het een
heel andere emotie was.
De man was verbolgen. Hij beheerste zich en verborg zijn
verbolgenheid achter een zacht, vriendelijk masker, maar de emotie
was er. Het kostte hem moeite die emotie te verbergen.
Er viel een korte stilte.
'Het was 't beste dat mevrouw Bassington-ffrench de waarheid wist,'
zei de dokter, ik heb haar gezegd dat ze haar man moet overreden
zich onder mijn behandeling te stellen.'
"t Spijt me,' zei Frankie vriendelijk, 'dat ik u gestoord heb.' Ze
zweeg even. 'Ik ben eerder teruggekomen dan ik van plan was.'
Het meisje van de foto.
Toen Bobby bij het hotel terugkwam, werd hij begroet met de
mededeling dat er iemand op hem zat te wachten.
'Het is een dame. Ze is in het zitkamertje van meneer Askew.'
Bobby ging erheen; hij snapte er niets van. Tenzij Frankie vleugels
had gekregen, kon ze onmogelijk voor hem in de Anglers' Arms zijn,
en de gedachte dat het iemand anders kon zijn dan Frankie kwam
helemaal niet bij hem op.
Hij opende de deur van het kamertje dat dienst deed als meneer
Askews eigen zitkamer. Daar zat een tenger figuurtje in het zwart
gekleed kaarsrecht op een stoel -- het meisje van de foto. Bobby
was zo verbaasd dat hij eerst geen woord kon uitbrengen. Toen zag
hij dat het meisje vreselijk nerveus was. Haar kleine handen
trilden, en af en toe omklemde ze de leuning van de stoel. Ze
scheen zelfs te zenuwachtig om iets te zeggen, maar haar grote ogen
schenen vol angst als het ware een beroep op hem te doen.
'Bent u het?' zei Bobby eindelijk. Hij deed de deur achter zich
dicht en liep naar de tafel.
Het meisje zweeg nog steeds -- ze bleef hem met haar grote,
verschrikte ogen aankijken. Eindelijk begon ze te spreken -
het was slechts een hees gefluister.
'U zei -- u zei -- dat u me wilde helpen. Misschien had ik niet
moeten komen...'
Hier viel Bobby haar in de rede, hij had zijn spraak en
zelfvertrouwen tegelijk teruggevonden.
'Niet moeten komen? Dat is onzin. U hebt er juist goed aan gedaan
hier te komen. Natuurlijk moest u komen. En ik zal alles doen --
letterlijk alles -- om u te helpen. Wees maar niet bang. Er kan u
hier niets gebeuren.'
Het meisje bloosde. Plotseling zei ze: 'Wie bent u? U bent - u
bent -- geen chauffeur. Ik bedoel, u kunt wel chauffeur zijn, maar
in werkelijkheid bent u geen chauffeur.'
Bobby begreep wat ze bedoelde, ondanks het feit dat ze zich zo
ongelukkig uitdrukte.
'Je neemt tegenwoordig allerlei baantjes aan,' zei hij. ik was
vroeger bij de marine. Eerlijk gezegd ben ik eigenlijk geen
chauffeur - maar dat doet er nu niet toe. Maar hoe dan ook, ik
verzeker u dat u me kunt vertrouwen en -- en u moet me alles
vertellen.'
Ze bloosde nog dieper.
'U denkt vast en zeker dat ik gek ben,' mompelde ze, 'dat ik
stapelgek ben.'
'Nee, werkelijk niet.'
'Jawel -- om op deze manier bij u te komen. Maar ik was zo bang -
zo ontzettend bang...' Haar stem stierf weg. Haar ogen sperden zich
open alsof ze een vreselijk visioen zag.
Bobby greep vastberaden haar hand.
'Hoor eens,' zei hij, 'maak u maar niet ongerust. Alles komt weer
in orde. U bent hier veilig -- bij -- bij een vriend. Er kan u
niets gebeuren.'
Hij voelde dat ze dankbaar zijn hand drukte.
'Toen ik u laatst 's avonds in het maanlicht zag,' zei ze met een
gejaagde, zachte stem, 'was het -- was het als een droom -- een
bevrijdende droom. Ik wist niet wie u was of waar u vandaan kwam,
maar ik kreeg weer hoop en ik besloot naar u toe te gaan als ik u
kon vinden -- en -- en het u te vertellen.'
'Dat is best,' zei Bobby bemoedigend. 'Vertel het me maar. Vertel
me alles maar.'
Ze trok plotseling haar hand terug.
'Als ik het vertel, zult u denken dat ik gek ben -- dat ik mijn
verstand verloren heb door met al die anderen in die inrichting te
zitten.'
'Nee, dat denk ik niet. Werkelijk niet.'
'Jawel. Het klinkt alsof ik gek ben.'
Ik weet dat u het niet bent. Vertel het me. Vertel het me dan
toch.'
Ze schoof een eindje verder bij hem vandaan; ze zat kaarsrecht, en
staarde voor zich uit.
'Weet u,' zei ze. ik ben bang dat ik vermoord zal worden.'
Haar stem was droog en hees. Ze deed duidelijk haar best zich te
beheersen, maar haar handen trilden.
'Vermoord?'
'Ja, dat klinkt gek, nietwaar? Alsof ik -- hoe noemen ze dat ook
weer? -- aan vervolgingswaanzin lijd.'
'Nee,' zei Bobby. 'Dat is helemaal niet gek - u bent alleen maar
bang. Maar vertel me eens, wie wil u vermoorden en waarom?'
Ze zweeg even, terwijl haar handen zich zenuwachtig bewogen. Toen
zei ze zacht: 'Mijn man.'
'Uw man?' Allerlei gedachten tolden Bobby door het hoofd.
'Wie bent u?' vroeg hij plotseling.
Nu was het haar beurt om verbaasd te zijn.
'Weet u dat niet?'
ik heb er geen flauw idee van.'
Ze zei: 'Moira Nicholson. Ik ben de vrouw van dokter
Nicholson.'
'Dus u bent geen patiente?'
'Een patiente? O nee!' Haar gezicht versomberde plotseling. 'U hebt
zeker de indruk dat ik een patiente ben.'
'Nee, nee, dat bedoelde ik helemaal niet.' Hij wilde haar dolgraag
geruststellen. 'Eerlijk, op die manier bedoelde ik het niet. Ik was
alleen verbaasd te horen dat u getrouwd was -- en -- al die dingen
meer. Nu, ga verder met wat u me vertelde -- dat uw man u wilde
vermoorden.'
'Het klinkt gek, dat weet ik. Maar dat is het niet -- dat is het
niet! Ik zie het aan de manier waarop hij naar me kijkt. Er zijn
zulke vreemde dingen gebeurd -- ongelukken.'
'Ongelukken?' vroeg Bobby heftig.
'Ja. O, ik weet dat het hysterisch klinkt en dat u denkt dat ik het
allemaal maar verzin...'
'Helemaal niet,' zei Bobby. 'Het klinkt heel verstandig. Ga verder.
Vertel me van die ongelukken.'
'Het waren zo maar ongelukken. Hij reed met zijn auto achteruit,
terwijl hij mij niet zag -- ik kon nog juist opzij springen -
en er was iets in een verkeerde fles terechtgekomen -- o, onnozele
dingen -- waar niemand iets achter zou zoeken, maar het was geen
toeval -- het gebeurde met opzet. Dat weet ik zeker. En het maakt
me kapot -- steeds te moeten opletten -- steeds op mijn hoede te
moeten zijn -- om te proberen mijn leven te redden.' Ze slikte
krampachtig.
'Waarom wil uw man u uit de weg ruimen?' vroeg Bobby.
Hij verwachtte er eigenlijk geen bepaald antwoord op -- maar het
antwoord kwam prompt. 'Omdat hij met Sylvia Bassington-ffrench wil
trouwen.'
'Wat? Maar die is immers getrouwd?'
'Dat weet ik. Maar daar treft hij maatregelen voor.'
'Hoe bedoelt u dat?'
ik weet het niet precies. Maar ik weet wel dat hij meneer
Bassington-ffrench als patient in de Grange probeert te
krijgen.'
'En dan?'
ik weet het niet, maar ik denk dat er dan iets zou gebeuren.' Ze
huiverde. 'Hij heeft meneer Bassington-ffrench enigszins in zijn
macht. Ik weet niet wat het is.'
'Bassington-ffrench is verslaafd aan morfine,' zei Bobby.
'O, is het dat? Dan geeft Jasper het hem, vermoed ik.'
'Hij krijgt het met de post.'
'Misschien krijgt hij het niet rechtstreeks van Jasper -- hij is
erg listig. Meneer Bassington-ffrench weet misschien niet dat het
van Jasper komt -- maar ik weet het zeker. En dan zou Jasper hem in
de Grange krijgen en doen alsof het voor een behandeling is -- en
als hij daar eenmaal zou zijn...'
Ze zweeg en huiverde. 'Er gebeuren allerlei vreemde dingen in de
Grange,' zei ze. 'De mensen komen daar om beter te worden -- maar
ze worden niet beter -- ze gaan achteruit.'
Terwijl ze sprak, ving Bobby een glimp op van een vreemde,
onheilspellende sfeer. Hij voelde iets van de verschrikking waarin
Moira Nicholson al zo lang geleefd had.
Plotseling zei hij: 'U beweert dat uw man met mevrouw
Bassington-ffrench wil trouwen?'
Moira knikte. 'Hij is dol op haar.'
'En zij?'
Ik weet het niet,' zei Moira langzaam. 'Dat weet ik echt niet. Zo
te zien is ze erg op haar man en zoontje gesteld en heel gelukkig
en tevreden. Het schijnt een heel ongecompliceerde vrouw te zijn.
Maar soms verbeeld ik me dat ze niet zo ongecompliceerd is als ze
wel lijkt. Ik heb me zelfs weieens afgevraagd of ze niet een heel
andere vrouw is dan wij allemaal denken... of ze wellicht
toneelspeelt en haar rol heel goed speelt... Maar misschien is dat
wel onzin - en niets dan idiote verbeelding van mijn kant... Als je
op een plaats gewoond hebt als de Grange, denk je niet meer normaal
en ga je je allerlei dingen verbeelden.'
'Wat denkt u van zijn broer Roger?' vroeg Bobby.
'Die ken ik niet zo goed. Hij is wel aardig, geloof ik, maar hij is
een type dat zich gemakkelijk om de tuin laat leiden. Hij doet
alles wat Jasper zegt, weet u. Jasper wil dat hij meneer
Bassington-ffrench zal overreden naar de Grange te gaan. Ik geloof
dat hij denkt dat het helemaal van hem uitgaat.' Ze leunde
plotseling voorover en greep Bobby bij de mouw. 'Laat hem niet naar
de Grange gaan,' smeekte ze. 'Als hij daar komt, gebeurt er iets
vreselijks. Ik weet dat er iets vreselijks zal gebeuren.'
Bobby zweeg enkele ogenblikken, terwijl hij over het vreemde
verhaal nadacht.
'Hoe lang bent u al met Nicholson getrouwd?' vroeg hij
tenslotte.
'Ruim een jaar...' Ze huiverde.
'Hebt u er nooit over gedacht bij hem weg te gaan?'
'Hoe zou ik dat kunnen? Ik weet niet waar ik heen zou moeten. Ik
heb geen geld. Als iemand me in huis zou nemen, wat zou ik moeten
vertellen? Een fantastisch verhaal dat mijn man me wilde
vermoorden? Wie zou me geloven?'
'Wel, ik geloof u,' zei Bobby.
Hij zweeg even, alsof hij een bepaalde gedragslijn wilde
vaststellen. Toen ging hij verder.
'Hoor eens,' zei hij kortaf, ik ga u rechtstreeks iets vragen. Hebt
u een zekere Alan Carstairs gekend?'
Hij zag dat ze een kleur kreeg.
'Waarom vraagt u me dat?'
'Omdat ik dat graag zou willen weten. Ik heb de indruk dat u Alan
Carstairs inderdaad hebt gekend, dat u hem misschien zelfs eens een
foto van u gegeven hebt.'
Ze zweeg een ogenblik, ze hield haar ogen neergeslagen. Toen hief
ze haar hoofd op en keek hem aan.
'Dat is waar,' zei ze.
'Kende u hem al voordat u getrouwd was?'
'Ja.'
is hij hier bij u geweest nadat u getrouwd was?'
Ze aarzelde en zei toen: 'Ja, een keer.'
'Ongeveer een maand geleden?'
'Ja, ik denk dat het ongeveer een maand geleden is.'
'Hij wist dus dat u hier woonde?'
ik weet niet hoe hij dat wist - ik had het hem niet verteld. Ik had
hem zelfs na mijn huwelijk nooit geschreven.'
'Maar hij is erachter gekomen en heeft u opgezocht. Wist uw man
daarvan?'
'Nee.'
'Dat denkt u. Maar zou hij het niet toch geweten hebben?'
'Misschien wel, maar hij heeft er nooit iets van gezegd.'
'Hebt u Carstairs ook iets over uw man verteld? Hebt u hem verteld
dat u bang was dat hij u uit de weg wilde ruimen?'
Ze schudde haar hoofd.
'Toen verdacht ik hem er nog niet van.'
'Maar u was niet gelukkig?'
'Nee.'
'En hebt u dat tegen hem gezegd?'
'Nee. Ik wilde hem niet laten merken dat mijn huwelijk een
mislukking was.'
'Maar misschien heeft hij het toch wel vermoed,' zei Bobby
vriendelijk.
'Misschien wel,' gaf ze met zachte stem toe.
'Denkt u -- ik weet niet goed hoe ik het zeggen moet -- maar denkt
u dat hij iets van uw man wist -- dat hij bijvoor
beeld vermoedde dat het in die inrichting anders toeging dan men
verwachten zou?'
Ze fronste haar voorhoofd, terwijl ze probeerde na te denken.
'Dat is wel mogelijk,' zei ze tenslotte. 'Hij heeft me wel een paar
vreemde vragen gesteld -- maar -- nee, ik geloof niet dat hij er
werkelijk iets van heeft kunnen weten.'
Bobby zweeg weer eventjes. Toen zei hij: 'Zou u uw man jaloers
willen noemen?'
Hij was enigszins verbaasd toen ze antwoordde: 'Ja. Hij is erg
jaloers.'
'Jaloers bijvoorbeeld wat u betreft?'
'U bedoelt zelfs terwijl hij niet om me geeft? Ja, hij zou evengoed
jaloers zijn. Ik ben zijn eigendom, ziet u. Het is een vreemde man
-- heel erg vreemd.'
Ze huiverde.
Toen zei ze plotseling: 'U bent toch niet iemand van de politie,
he?'
ik? O nee!'
ik vroeg het me af, ziet u. Ik bedoel...'
Bobby's blik gleed over zijn chauffeursuniform.
'Het is nogal een lang verhaal,' zei hij.
'U bent de chauffeur van Lady Frances Derwent, nietwaar? Dat heeft
de waard me verteld. Ik heb haar onlangs op een avond aan een diner
ontmoet.'
'Dat weet ik,' Hij zweeg. 'We moeten haar te spreken zien te
krijgen,' zei hij. 'Maar dat kan ik moeilijk doen. Zoudt u haar
kunnen opbellen en naar haar vragen en afspreken dat ze naar buiten
komt om u ergens te ontmoeten?'
ik geloof het wel...' zei Moira langzaam.
ik weet dat het voor u erg vreemd moet lijken. Maar als ik u alles
verteld heb, zult u het begrijpen. We moeten Frankie zo vlug
mogelijk spreken. Dat is erg belangrijk.'
Moira stond op.
'Goed,' zei ze.
Ze aarzelde, terwijl ze haar hand op de deurknop hield.
'Alan,' zei ze. 'Alan Carstairs. Zei u dat u hem gezien had?'
ik heb hem gezien,' zei Bobby langzaam. 'Maar dat is al een poosje
geleden.'
En hij dacht met een schok: Natuurlijk -- ze weet niet dat hij dood
is...
Hij zei: 'Bel nu Lady Frances op. Dan zal ik u alles
vertellen.'