***

10. Liefde of waanzin?

Nu tante Agnes de heksenketel van het tumult in me had opgestookt als een boze heks die haar vervloekingen via de telefoon uitspreekt, kon ik niet langer in bed blijven. Ik bestelde mijn ontbijt en pakte mijn koffers. Woedend over haar telefoontje, besloot ik Miles te bellen om te horen hoeveel van wat ze zei pure overdrijving was. De telefoon ging zo lang over, dat ik dacht dat hij niet zou opnemen of dat hij misschien al door tante Agnes was weggejaagd. Eindelijk gaf hij antwoord.

'Met het huis van De Beers.' zei hij, en schraapte zijn keel. Hij klonk alsof hij gehuild had.

'Miles, gaat het goed met je?' vroeg ik.

'Willow? Ben jij het?'

'Ja, Miles.'

'Luister,' zei hij hees fluisterend, voordat ik iets kon vragen. 'Ik heb vreemd en geweldig nieuws voor je.'

'Wat dan?'

'De laatste paar nachten hoorde ik geluiden komen uit de werkkamer van je vader. Eerst dacht ik dat het veldmuizen waren, dus zette ik een paar vallen uit. Ik ving niets. Vanmorgen stond ik voor dag en dauw op en liep zo zacht mogelijk naar de werkkamer. Je raadt nooit wat ik daar vond.'

'Wat heb je gevonden?' Ik hield mijn adem in. Had iemand in de kamer van mijn vader ingebroken? Was tante Agnes, omdat ze zich afvroeg wat ik hier zo lang deed, teruggegaan om zijn kamer te doorzoeken?

'De computer van je vader stond aan. En hij werkte. Er stonden woorden op het scherm.'

'Ik begrijp het niet, Miles. Wat wil je zeggen? Was iemand bezig

te zoeken in de bestanden van mijn vaders computer?'

'Nee, nee, nee. Niemand is ongevraagd in huis gekomen.'

'Maar... wat bedoel je dan?'

'Snap je het dan niet, Willow? Je vader is bezig zijn onafgemaakte werk te voltooien. Als het klaar is, hoefje het alleen maar te printen en naar zijn uitgever te sturen. Vóór die tijd kan hij geen rust vinden. Ik weet het zeker.'

Lange tijd kon ik geen woord uitbrengen. Ik had Miles nog nooit zo horen praten.

'Miles, weet je zeker dat de computer aan stond?'

'O, ja, ja. Ik zag de gloed ervan op het bureau en ik heb heel nauwkeurig gekeken.'

'Heb je de computer uitgezet, Miles?'

'Nee, nee. Ik heb niets aangeraakt. Ik heb niets in zijn kamer aangeraakt sinds... sinds hij is heengegaan.. Toen ik terugging en weer keek, zag ik nog meer regels op het scherm.'

'Miles, wees eerlijk tegen me. Drink je weer? Tante Agnes denkt van wél.'

'O, nee, nee,' zei hij. 'Het gaat prima. Het gaat heel goed.'

'Oké,' zei ik. 'Ik bel je over een dag of zo om je te zeggen waar je me kunt bereiken.'

'Goed zo,' zei hij.

'Miles, begin volgende week komt iemand van Bell's vastgoedmanagement naar het huis. Laat hem rondkijken, en ze zullen een programma met je afspreken om belangstellende kopers het huis en de grond te laten zien.' Ik herinnerde me de regeling die ik had getroffen vlak voordat ik naar Palm Beach ging.

'Ze hebben al gebeld, Willow. Ze komen aanstaande maandag. Misschien werkt je vader daarom zo hard en zo snel,' zei hij. De opwinding in zijn stem nam toe. 'Natuurlijk. Het is logisch. Hij wil zijn werk afmaken voordat het huis verkocht wordt.'

Ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen.

ik zal je bellen,' was het enige wat ik kon uitbrengen, en toen hing ik op. Ongeacht mijn gevoelens voor tante Agnes, kon ik niet ontkennen dat ik me nu ook zorgen maakte over Miles. Ik zou er gauw naartoe moeten, dacht ik. Zijn verhaal over de computer van mijn vader liet de koude rillingen over mijn rug lopen. Het was

waanzin met een betekenis, want ik wist dat mijn vader een boek onvoltooid had achtergelaten, en ik wist hoe vreselijk hij dat zou hebben gevonden. Misschien was het zelfs wel zijn laatste gedachte geweest.

Intussen besloot ik voorzichtigheidshalve Bassinger te bellen. Gelukkig was hij op kantoor. Ik vroeg hem of hij langs huis kon gaan om de zaak te onderzoeken. Ik legde hem mijn bezorgdheid uit zonder Miles te beschuldigen van drinken, maar ik vertelde hem wél wat Miles over de computer had gezegd.

ik begrijp het,' zei Bassinger, die tussen de regels door kon lezen. ik zal poolshoogte gaan nemen.'

'Dank u. U kunt me op dit nummer bereiken.' Ik gaf hem het nummer door dat op Bunny's kaartje stond.

ik bel je zo gauw ik kan.' beloofde hij.

Zodra ik had ontbeten en me aangekleed, ging ik naar beneden om uit te checken. Mijn bagage werd in mijn auto geladen en ik reed weg naar Joya del Mar. Miles' bevende stem en zijn verhaal bleven hangen als de nasleep van een nachtmerrie. Onwillekeurig zag ik de geest van mijn vader achter zijn computer zitten. Het beeld bleef me bij tijdens de hele rit naar het landgoed van mijn moeders familie.

Jennings beantwoordde de intercom weer op zijn droge, ongeduldige toon en opende het hek zodra hij mijn naam hoorde.

Maar hij stond op me te wachten toen ik kwam aanrijden.

ik zal uw koffers naar uw kamer brengen, miss,' zei hij.

'O, dank je. Waar is mevrouw Eaton?'

'Zij is nog niet op, maar meneer Eaton heeft bericht achtergelaten over de getroffen regeling. Wilt u iets kouds drinken op de loggia als u hebt uitgepakt ? IJsthee misschien?'

Zelfs al was hij niet de aardigste man die ik ooit had ontmoet, hij was in ieder geval efficiënt en professioneel.

'Ja, graag.'

'Uitstekend, miss,' zei hij, en ik liep naar binnen, de trap op naar wal mijn kamer zou zijn. Ik ging op het balkon staan en staarde naar de zee. Het was een schitterende dag, de wolken dreven langs als rookwolkjes tegen de felblauwe lucht. Ik kon een luxe cruiseschip voorbij zien glijden, alsof de zee veranderd was in blauw ijs. Er waren tientallen zeilboten en jachten; het geheel leek een fantastisch

speelterrein voor de rijken en fortuinlijken.

Wat zo opwindend was aan de zee in je achtertuin was dat het beeld steeds veranderde. Er was altijd iets nieuws te zien, de natuur zelfwas nooit oninteressant of monotoon. Op een dag, dacht ik, wil ik bij de zee wonen.

Jennings legde mijn bagage op kofferrekken en vroeg toen of hij ze voor me uit moest pakken.

'Nee, dat hoeft niet. Ik doe het later wel,' zei ik.

'Uitstekend. Uw ijsthee is over een paar minuten klaar.'

Nu ik alleen was in de kamer die volgens zeggen van mijn moeder was geweest, kreeg ik een vreemd voorgevoel, alsof ik me op het verboden terrein van het verleden begaf. Misschien had papa in zijn wijsheid een goede reden gehad om dit alles voor me verborgen te houden. Misschien tartte ik het noodlot door hier te komen en te trachten het verwrongen en pijnlijke verleden te ontrafelen dat mijn ouders had verbonden met een fatale liefde en onvervulde beloftes. Elke kus, elke aanraking was een belofte geweest. De liefde, vooral een grote en allesverterende liefde, had hun leven zo verrijkt, dat ze ongetwijfeld zelf verrast werden door de werkelijkheid. Zelfs iemand die zo intelligent en opmerkzaam was als mijn vader, was ten prooi gevallen aan zijn eigen verlangen. Anders zou hij er nooit aan zijn begonnen; het had alleen maar geleid tot teleurstelling, mislukking en verdriet, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor mijn moeder, die hij, daar was ik van overtuigd, nooit enig kwaad had willen doen.

'Ga naar huis, Willow,' fluisterde ik. 'Leg je hoofd vanavond niet op dit kussen. Wie weet welke nachtmerries daarin liggen opgeslagen, welke beelden je zullen achtervolgen in je slaap.

Ga naar huis, Willow, ga naar huis. Je hebt daar geesten genoeg om je duistere droomwereld te bevolken. Je hoeft de geesten die hier vertoeven daar niet nog aan toe te voegen.'

Ik was zo in gedachten verdiept, dat ik de kamer uitliep en pas besefte dat ik op de loggia was toen Jennings zijn keel schraapte en me mijn ijsthee bracht op een zilveren blad.

'Dank je, Jennings. Hoe laat staat mevrouw Eaton op?'

'Moeilijk te zeggen,' antwoordde hij. 'Hangt af van de vorige avond, die vaak doorloopt tot de volgende dag.'

'Ik begrijp het,' zei ik.

'Ja,' zei hij. 'Als u het niet begrijpt, zult u dat gauw genoeg doen,' voegde hij er zonder enige emotie aan toe. 'Hebt u verder nog iets nodig, miss? Crackers en kaas misschien?'

'Nee, dank je.'

'Uitstekend. Als u iets nodig hebt, ben ik dicht in de buurt.' Hij trok zich terug in de gang, als een levend standbeeld dat opveerde bij het noemen van zijn naam.

De bedienden hier respecteren de mensen niet voor wie ze werken, dacht ik, maar ik betwijfel of het mensen als Bunny en Asher Eaton stoort. Het leek haast of ze zich op een veel hoger niveau bewogen dan de rest van de mensheid, en spot en kritiek nooit hoog genoeg konden reiken om hen te storen, laat staan enig kwaad te doen. Dit was een unieke plaats, dacht ik. Misschien was het verzinsel van mijn studie niet eens zo'n gek idee. Ik lachte bij mezelf, nam een slokje thee, leunde achterover en staarde naar de zee.

Een minuut of zo later zag ik Linden uil het huis tevoorschijn komen met zijn leren koffertje in de hand en zijn ezel als een speer over zijn linkerschouder. Hij liep over het strand en verdween om de bocht. Mijn hart ging sneller kloppen toen ik besefte dat, wilde ik het echt doen, ik het nü moest doen, onmiddellijk, of anders naar huis gaan.

Ik stond op en liep over het pad naar het strand en volgde zijn voetstappen. Toen ik de bocht om kwam, zag ik dat hij net bezig was zijn ezel op te zetten. Hij zag of hoorde me niet aankomen. In plaats van meteen naar hem toe te gaan, besloot ik hem te roepen.

'Hoi,' zei ik.

Hij draaide zich om en keek me aan. Zijn gezicht stond deze keer niet kwaad, maar verbaasd en nieuwsgierig.

'Het schijnt dal we nooit van je af zullen komen zolang de Batons onze huurders zijn.' Hij wendde zich van me af en ging verder met het opzetten van zijn ezel.

'Ik ben geen boeman,' zei ik. 'Je hebt mijn motieven en mijn bedoeling verkeerd begrepen.'

'Natuurlijk,' mompelde hij. 'Het zal eens niet mijn schuld zijn.'

ik vind je werk goed,' zei ik, zijn sarcasme negerend.

Hij draaide zich weer naar me om. 'O, ja? En waar heb je mijn

werk gezien?' vroeg hij kwaad en ongelovig. 'De Eatons hebben niets ervan in huis. Een van de eerste dingen die ze deden toen ze erin trokken was mijn schilderijen van de muren halen. Bunny, zoals ze graag genoemd wordt, zei dat ze te deprimerend waren en hun gasten zouden afschrikken. Eerlijk gezegd vind ik al hun gasten deprimerend en zelfs weerzinwekkend.'

'O,' zei ik.

Hij hield zijn hoofd schuin. 'Ben jij een van hun gasten?'

ik vrees van wel,' antwoordde ik. Hij glimlachte bijna. Hij knikte en maakte zijn koffertje open.

'Dat zou ik ook vrezen. En waar heb je mijn werk dan wel gezien - of is het alleen maar iets om me in te palmen?'

'Nee. Het is niet mijn gewoonte om dingen te zeggen die ik niet meen,' kaatste ik terug. Mijn gezicht zag rood van verontwaardiging.

Deze keer glimlachte hij echt.

'Je meent het. We hebben een oprecht mens in de wereld van onoprechtheid, pretenties en plastische chirurgie.'

'Als je het wilt weten, ik heb gisteravond drie van je schilderijen gezien in een galerie.'

'O,' zei hij, gedwongen zijn scepticisme te laten varen. 'En?'

'Ik vind je werk heel interessant, vooral de manier waarop je iets surreëels in de realiteit plaatst.'

Ik was zo zenuwachtig dat ik Thatchers woorden gebruikte en hoopte dat het de juiste waren. Ik geloofde van wel.

Linden trok zijn wenkbrauwen op. 'Heus? Heb je kunst gestudeerd?'

'Op de universiteit, ja.'

'Wie zijn je lievelingsschilders?' De vraag kwam eruit of hij me op de proef stelde en uitdaagde.

ik ben niet zo dol op abstracte kunst, maar ik vind Mondriaans Broadway Boogie-Woogie erg goed. Ik hou van Jackson Pollocks Moon Woman en heb er een poster van in mijn kamer thuis. Mijn vader hield van Salvador Dali en had een grote prent van Three Sphinxes of Bikini in zijn werkkamer. Iets in jouw werk doet me denken aan Dali. Misschien door de kleuren.'

Hij staarde me verbluft aan.

'Wat is er?' vroeg ik.

'Niets,' zei hij snel.

'Je dacht dat ik je maar zo'n beetje naar de mond praatte en helemaal niets van schilderkunst wist, hè?'

'De meeste mensen die ik hier ontmoet zijn leeghoofdig, stompzinnig. Ik noem ze de Holle Mensen. Ze zijn niet substantieel genoeg om zelfs maar een schaduw te werpen,' zei hij bitter.

'Dat heb ik gemerkt.'

'Wat heb je gemerkt?'

'In je schilderijen hebben de mensen, behalve de vrouw en de jongen, geen schaduw.'

Nu glimlachte hij openlijk. 'Je verbaast me, miss... hoe heette je ook weer?'

De waarheid lag op het puntje van mijn tong en even worstelde ik ermee.

'Wat zei je?'

'lsabel.' Ik bleef laf.

'Precies. Goed, Isabel, ik moet toegeven dat ik een beetje onder de indruk ben.'

'Dank je. Wat ben je van plan vandaag te doen?'

'Herinner je je niet meer wat Thatcher zei?'

Ik schudde ontkennend mijn hoofd.

ik zet mijn ezel op en wacht af. Ik werp mijn hengel uit voor inspiratie en op een goede dag, vang ik wat.'

'lk hoop dat dit een goede dag voor je zal zijn.'

Hij knikte. 'Hoe lang blijf je bij de Eatons logeren?'

'Niet zo lang. Een paar dagen, misschien een week. Stoort het je als ik hier rustig blijf zitten?'

Hij gaf geen antwoord en hield zich bezig met zijn palet. Toen draaide hij zich plotseling naar me om; zijn gezicht was weer vertrokken van woede.

'lk begrijp niet watje hier komt doen. Wat wil je van ons?'

Ik had mijn vader vaak genoeg mensen zien 'bezweren', zoals hij het noemde, om te weten wat ik moest doen. Ik haalde mijn schouders op en glimlachte, keek zo kalm mogelijk.

'Eerlijk gezegd, Linden, weet ik dat zelf niet. Ik kwam op dit idee, en het werd goedgekeurd, en nu doe ik mijn best om er inhoud aan te geven.'

Mijn eerlijkheid verraste hem. De woede in zijn gezicht verflauwde.

'Ik heb een theorie dat we allemaal moeite genoeg hebben met wat reëel is en irreëel in ons leven, maar dat mensen die geïsoleerder zijn, beschermd door hun rijkdom en positie, het misschien nog moeilijker vinden om te onderscheiden wat reëel is en wat niet. Maar misschien kan het ze ook helemaal niets schelen.'

Hij staarde me weer aan. 'Oké,' zei hij. ik ben nieuwsgierig. Wat heb je gehoord over mijn moeder en mij?'

'Niet zoveel eigenlijk.'

'Hebben ze je verteld dat ze verkracht werd door haar stiefvader en als gevolg daarvan een geestelijke inzinking kreeg en in een kliniek werd opgenomen?' vroeg hij. De verbittering droop van zijn woorden.

Mijn hart bonsde, maar ik bleef zo kalm mogelijk en keek even naar de zee om kracht te putten uit de schoonheid ervan.

'Ja, zoiets hebben ze me verteld, maar dat is niet bepaald het soort informatie dat ik zoek.'

'O, dat is niet het soort informatie datje zoekt. Het is niet belangrijk, hè?'

'Dat zeg ik niet. Ik probeer...'

'Heb je enig idee wat het betekent dat mensen naar je staren en denken: o, kijk, de zoon van een verkrachter? Ik zal het je vertellen, zodat je er niet naar hoeft te raden of het hoeft te onderzoeken. Je hebt een gevoel van non-identiteit, bijna alsof je niet bestaat. Toen ik jonger was, maar oud genoeg om het te begrijpen, keek ik vaak in de spiegel en verwachtte dan half en half dat ik geen spiegelbeeld zou zien.

Natuurlijk heeft mijn grootmoeder haar uiterste best gedaan. Het grootste deel van mijn leven heb ik geloofd dat mijn grootmoeder mijn moeder was. Dat zul je wel gehoord hebben.' Zijn ogen hadden een ijskoude blik. 'Wc zijn een geliefd onderwerp van gesprek. Ik draag de naam Montgomery, maar dat is een soort liefdadigheid. Er is geen bloedverwantschap. Ik kan mezelf net zo goed beschouwen als een adoptiekind dat toevallig bij zijn echte moeder woont.'

Even kon ik geen antwoord geven. Wat lijken we op elkaar, dacht ik. Het grootste deel van mijn leven had mijn adoptiemoeder me laten geloven dal ik ook het kind van een verkrachter was. Zou ik hem dat kunnen vertellen zonder de hele waarheid te onthullen?

ik was niet van plan me in dat soort dingen te verdiepen, Linden.'

'Wat voor soort dingen dan?'

'De Montgomery's waren vroeger heel rijk, hè?'

'En?'

'Je moeder heeft een leven van grote weelde gekend en leidt nu een heel ander leven. Ik dacht dat ze een goede bron van informatie zou zijn. Jij ook, denk ik. Jij en je moeder zijn mensen die de verandering hebben beleefd en vergelijkingen kunnen maken.'

Zijn ogen werden kalmer.

'Ik zal je zeggen hoe ik denk over die rijke mensen,' zei hij met een gebaar naar het huis. 'Ze vinden zichzelf machtig, belangrijk, gewichtig, omdat ze jachten kunnen kopen en landhuizen en grote feesten kunnen geven en designkleding dragen. Mijn moeder heeft meer inhoud in haar pink dan de meesten van hen in hun hele lijf, in al hun lijven bij elkaar!'

'Daarom wil ik haar graag ontmoeten en met haar praten,' zei ik snel.

Hij nam me even aandachtig op. 'Wie ben je?' vroeg hij. 'Ik bedoel nietje naam. Ik bedoel, waar kom je vandaan? Uit welke familie?'

ik kom uit South Carolina. Ik ben enig kind. Ik heb mijn beide ouders verloren.'

'Ben je verloofd of zoiets?'

'Nee. Jij?'

Hij gooide zijn hoofd in zijn nek en liet een waanzinnige lach horen - zo waanzinnig en zo lang dat het me een beetje beangstigde.

ik? Je houdt me voor de gek. Ik ben een melaatse in deze stad. Dacht je dat één meisje hier me serieus zou nemen? Laat me niet lachen! Vroeger ging ik uit, met een paar vrienden, maar ik ben te vreemd geworden voor ze - of te verbitterd,' voegde hij er eerlijker aan toe. ik bén verbitterd.'

'Mijn nanny zei altijd dat verbittering is als een dier dat zichzelf voedt, een gier die zijn eigen hart eet. Urn corvo que coma seu pró- prio coragao.' 'Wat betekent dat?' vroeg hij glimlachend.

'Ze was een Portugese. Zij was feitelijk degene die me heeft grootgebracht,' zei ik. Hoe meer ik onthulde van de waarheid, hoe minder ik me schuldig voelde over mijn leugentjes om bestwil en kleine misleidingen.

'Ja, maar die verbittering heeft me in leven gehouden.'

'Soms zijn we zo ongelukkig dat we denken dat we niet zonder kunnen leven.'

'Is dat ook een van de uitspraken van je nanny?'

'In zekere zin, ja.'

Hij staarde me weer aan en knikte toen, alsof hij een besluit had genomen. 'Oké,' zei hij. 'lk wil een afspraak met je maken.'

'Hoe bedoel je?'

ik zal met je praten. Ik zal zoveel mogelijk vragen beantwoorden. Ik zal je zelfs bij mijn moeder brengen.'

'En wat moet ik daarvoor doen?' vroeg ik met ingehouden adem.

'Poseren.'

'Pardon?'

'Voor me poseren, zodat ik je kan schilderen.'

'Poseren?'

'Ik bedoel niet naakt, al moet ik zuiver artistiek bekeken toegeven dat je mooi bent en een uitstekend model zou zijn. Maar ik zou je liever schilderen in een lange wijde rok, die slechts een klein stukje van je been laat zien als je op dat duin hier zit. Op blote voeten, met je haar los, in een boerse blouse die de schouders vrijlaat. Geen sieraden, zelfs geen oorbellen. En geen make-up. Alleen maar jij, starend naar de zee, dat is alles wat ik wil.'

'Dat soort kleren heb ik niet bij me.'

'O, dat geeft niet. Mijn moeder heeft de kleren. Ze zal jou die lenen, of ons, moet ik eigenlijk zeggen. Ik weet zeker dat ze je zullen passen. Nou?'

'Hoe lang moet ik poseren? Uren achtereen?'

Eindelijk lachte hij hartelijk en vrijuit, en plotseling leek zijn gezicht veel jonger.

'Niet meer dan twee uur per dag, gedurende drie dagen. Wat zeg je ervan?'

'Oké. Afgesproken.'

Zijn ogen verhelderden en toen keek hij naar de zee. 'Maar nu wil ik graag alleen zijn.' Zijn stem had weer die harde, kille, kwade klank. Het was of hij een andere persoonlijkheid had, een duistere kant die soms bezit van hem nam.

'Oké.' Ik stond op. 'Wanneer kan ik je moeder ontmoeten?' waagde ik het te vragen.

'Morgen. Na onze eerste zitting op het strand. Ik ben hier om tien uur. Je hebt dus tijd genoeg om op te staan en te ontbijten.'

'En de kleren?'

'Die neem ik mee. Je kunt je achter die heuvel verkleden.'

'En je moeder?'

'Kom om ongeveer half drie naar het huis. Zij en ik drinken een glas limonade samen en zitten rustig op de patio.

Vertel haar niets over onze afspraak,' voegde hij er op scherpe toon aan toe.

'Oké.'

ik wil niet dat ze denkt... ik bedoel, ze zal het misschien niet begrijpen.'

'Maar je moet haar vragen mij de rok en blouse te lenen,' bracht ik hem in herinnering.

'Dat heb ik niet gezegd. Ik zei dat ze die ons zou lenen. Ze hoeft alleen niet te weten dat ze het doet.'

Ik wilde vragen waarom het zo belangrijk was het geheim te houden, maar ik meende papa te horen die zei dat ik moest stoppen, dankbaar zijn voor wat ik bereikt had en niet te veel aandringen, ledereen is kwetsbaar, zou hij zeggen.

'Oké. Tot ziens,' zei ik, en liep terug naar het huis. Toen ik achteromkeek, zag ik dat hij naar het water was gelopen. Hij stond in de opkomende vloed en staarde voor zich uit alsof hij iets zag. Ik zag niets bijzonders, maar ik bekeek de wereld dan ook niet door zijn ogen.

Vlak voordat ik het pad opliep naar het huis, hoorde ik een scheepstoeter en zag iemand in een lange speedboat die stuiterend langs de kust voer. Toen hij dichterbij kwam, besefte ik dat het Thatcher was. Hij gebaarde dat ik naar de aanlegsteiger moest gaan onder het strandhuis. Verbaasd en geamuseerd holde ik terug over het strand terwijl hij de boot naar de steiger trok.

'Wat doe je?' riep ik. 'Ik dacht dat je het zo druk had vandaag.'

ik had een verdaging op de rechtbank en kwam toen een cliënt tegen die de eigenaar is van deze boot. Ik gaf hem vier uur gratis advies in ruil voor het gebruik van de boot. Kom aan boord.'

'Kom aan boord? Maar...' Ik keek achterom naar het huis. 'Ik heb je moeder vandaag nog niet eens gezien. Ze weet niet dat ik hier ben en...'

'Ze ligt waarschijnlijk nog in bed. Kom. Ik heb maar vier uur.'

'Maar...'

Hij stak zijn hand uit en hielp me instappen.

'Wat is dat voor boot?' vroeg ik, kijkend naar de vreemd gevormde boot. 'Het lijkt wel een enorme kogel.'

Thatcher lachte. 'En is even snel. Het is een Magnum 80 met een topsnelheid van vierenzeventig mijl per uur en hij heeft twee motoren van elk achttienhonderd pk.' Hij schakelde en schoot weg voordat ik de kans kreeg iets te zeggen. Een paar seconden later stuiterden we zo hard over het water dat ik een gil gaf. Het sproei water spatte om me heen.

'Ik ben hier niet op gekleed!' schreeuwde ik.

'Hou je goed vast.'

Ik kon niet ontkennen dat het opwindend was, adembenemend.

'Deze boot is op bestelling gemaakt en kost ongeveer een miljoen, achthonderdduizend,' legde Thatcher uit, terwijl hij vaart minderde. 'Niet gek, hè?'

'Het is net een vliegtuig op het water.'

'Ja. Hier,' zei hij. 'Vaar jij maar een eindje.'

'Ik?'

'Waarom niet? Probeer het maar,' drong hij aan. Ik schudde mijn hoofd. 'Kom, Willow, neem een risico. Soms is het leuk om het lot te tarten.'

De manier waarop hij me aankeek, zijn blik strak op me gericht hield, deed me denken dat hij alles wist.

Aarzelend wisselde ik van plaats en luisterde naar zijn instructies. Even later voelde ik de boot onder me trillen, de kracht ervan was indrukwekkend. Het was of je op een walvis reed. Ik vond het spannend om passagier te zijn, maar de boot zelf te besturen was nog veel opwindender.'Goed zo,' zei hij. 'Geef maar gas.'

Ik schudde mijn hoofd, maar hij deed het voor me, en we schoten naar voren. We botsten zo hard op de golven dat mijn mijn hart als een jojo op en neer leek te dansen. Na een tijdje schakelde hij terug en voeren we in een kalm tempo verder.

'Ik weet een prima plaats om te lunchen,' zei hij, terwijl hij het weer van me overnam.

Ik leunde achterover. De wind had mijn haar totaal in de war gebracht, maar het kon me niet schelen. Het zilte sproeiwater, de zon en de warme lucht waren verleidelijk. Ik had hel gevoel dat ik op een magisch tapijt was gestapt.

'Doe je dit vaak?' vroeg ik.

'Ik heb vroeger veel gezeild, maar de laatste tijd ben ik niet vaak meer op het water. Ik kan me niet herinneren wanneer ik voor het laatst zoiets als dit op een doordeweekse dag heb gedaan,' voegde hij er met glinsterende ogen aan toe.

'Misschien heb ik een slechte invloed op je.'

'Misschien juist een goede invloed. Je hebt Bunny gehoord. Ik werk te hard.'

'Waar is die mooie plaats om te lunchen?' vroeg ik, toen we steeds verder de zee op voeren en de kust uit het gezichtsveld begon te verdwijnen. 'Cuba?'

'Dat zul je wel zien.'

Een paar minuten later zette hij de motor af en liet het anker vallen.

'Waarom stop je?' vroeg ik verbaasd.

'We zijn er,' verklaarde hij, om zich heen gebarend. 'Kun je je een mooier, rustiger plekje voorstellen? Dit is mijn favoriete plek. Hij liep de trap af. 'Kom, help even de lunch naar boven te brengen.'

Ik volgde hem naar de kombuis, waar ik brood en broodjes ontdekte, allerlei soorten vleeswaren en kaas, flessen wijn en vers fruit.

'Nou? Wat vind je ervan?'

'Een feestmaal,' verklaarde ik.

We maakten sandwiches klaar en borden met fruit, en toen bracht hij de wijn naar boven. Midden op zee lunchen, zover weg dat de kust niet meer te zien was, gaf me inderdaad het gevoel dat we ons op een heel bijzondere plaats bevonden. Nu en dan vingen we een

glimp op van een zeilboot, maar er leken onzichtbare muren te bestaan tussen ons en de rest van de wereld. Niemand kwam dichtbij.

Hij schonk de wijn in en we proostten. 'Brood, een kruik wijn, en gij aan mijn zij,' citeerde hij.

'Je weet hoe je een meisje moet verleiden,' zei ik.

'Laat je je verleiden, Willow?' Zijn gezicht stond plotseling serieus.

'Nou, ik kan niet op water lopen.'

Hij glimlachte. 'Je vermijdt het antwoord, hè? Je bent net zo bang voor een relatie als ik. Dat bevalt me zo in je,' ging hij verder, voor ik het kon ontkennen.

'Waarom?'

'De meeste vrouwen hier zijn te gretig. Dat is geen uitdaging.'

'Ik zie mezelf niet als een trofee, Thatcher.'

'Dat bedoel ik niet. Ik ben de ouderwetse opvatting toegedaan dat iets goeds, iets echt goeds, niet te gemakkelijk te veroveren moet zijn. Er wordt te veel als vanzelfsprekend aangenomen, vooral hier,' zei hij. 'Zoals je je kunt indenken, door de manier waarop mijn ouders leven, is ogenblikkelijke bevrediging regel en geen uitzondering. Toen ik opgroeide kreeg ik alles wat ik wilde, wanneer ik maar wilde. Mijn zus ook - nog steeds trouwens.'

'Hoe heb je dan dat nieuwe, wijze inzicht gekregen ?'

Hij haalde zijn schouders op. 'Geluk gehad, denk ik.'

Hij stond op en trok zijn hemd uit voor hij grijnzend op het dek ging liggen. Het schommelen van de boot, de wijn die ik had gedronken, en de warme zeelucht bleven me betoveren. Ik ging naast hem zitten. We konden de meeuwen boven het water naar elkaar horen roepen en hoorden het zachte geruis van de motorboten in de verte. De wolken dreven naar de horizon.

'Mijn moeder heeft gelijk. Ik werk te hard,' mompelde hij. Toen keek hij naar me omhoog. 'Laat me weten wie je hierheen heeft gestuurd. Ik wil hem of haar persoonlijk bedanken.'

In al die tijd dat ik samen met Allan was geweest, had ik nooit zo'n behoefte gevoeld als op dit moment toen ik Thatcher in de ogen keek. De lucht tussen ons leek te knetteren van elektriciteit. Onze lippen kwamen steeds dichterbij tot ik me over hem heen boog en hem zoende. Hij omhelsde me niet. Hij wachtte tot ik me dicht te- gen hem aandrukte, alsof hij wilde dat ik hem mijn lichaam zou toevertrouwen. Ik weet niet of ik me had kunnen of moeten verzetten tegen de passie die zich van me meester maakte, maar ik deed het niet. Ik zoende hem weer, en hij sloeg zijn arm om me heen en trok me naast hem op het dek.

'Weet je,' zei ik, terwijl ik hem liefkoosde met mijn lippen, het puntje van zijn neus, zijn wang en kin zoende, 'je leidt me af van mijn project.'

'Heus? Ik dacht dat ik je project was,' zei hij plagend, en kuste me hard en lang. 'Heb je weieens gevrijd op een boot?' fluisterde hij.

'Wat denk je?'

Hij lachte en tilde me op in zijn armen. 'Je kunt geen thesis schrijven over Palm Beach zonder de liefde te hebben bedreven op een boot,' doceerde hij.

Ik bood geen weerstand. Langzaam, voorzichtig droeg hij me naar beneden naar de grote luxe hut. Seconden later waren we naakt en vrijden we nog hartstochtelijker dan de vorige avond. Nu en dan hoorde ik een waarschuwend stemmetje binnen in me, dat wilde weten waar ik mee bezig was, hoe het mogelijk was dat ik zo snel intiem was geworden met een andere man. Was het waanzin of liefde? Was het een wanhopige behoefte om iemand te hebben zodat ik niet alleen zou zijn? Was ik te kwetsbaar of hadden de goede schikgodinnen iemand op mijn pad gestuurd die heel bijzonder was, die echt van me zou houden - evenveel, of meer, als ik van hem?

Later lagen we bijna een halfuur in eikaars armen te soezen. Hij wekte me met een kus.

'We moeten terug,' zei hij. ik wil mijn cliënt niet nog meer tijd schuldig zijn. Hij is een man die er misbruik van zou maken.'

Ik kleedde me snel aan en we voeren langzaam en rustig terug naar de aanlegsteiger bij Joya del Mar. Toen ik van boord stapte, had ik het gevoel dat ik van een fantasiereis teruggekeerd was naar de aarde.

ik ben om een uur of zes thuis,' zei hij. 'Laatje niet door Bunny overhalen vanavond iets extravagants te doen.'

'Oké,' zei ik lachend.

Ik keek hem na toen hij wegvoer, hotsend over de golven, ver- dwijnend in de verte als een sprookjesprins die terugkeert naar de bladzijden van een sprookjesboek, mij achterlatend met de vraag of ik het niet allemaal gedroomd had.

Toen ik me omdraaide om terug te gaan naar het huis, zag ik dat Linden voor het strandhuis naar me stond te kijken. Ik zwaaide naar hem, maar hij draaide zich abrupt om en ging naar binnen. Het was of ik een klap in mijn gezicht had gekregen.

Dit zou moeilijk worden, dacht ik. Dit zou heel moeilijk worden.