14. Een wilde rit

 

Hoewel ik altijd een goede gezondheid genoot en zelden last had van verkoudheden en hoestbuien, nooit mazelen had of waterpokken of iets anders waaraan kinderen van onze leeftijd volgens mama leden, had ik soms wel buikpijn en een loopneus met wat koorts. Zo voelde ik me, zelfs toen ik eindelijk iets gegeten had. Er waren het grootste deel van de dag en weer een goede nachtrust voor nodig om me zover aan te sterken dat ik kon opstaan, en zelfs toen bewoog ik me maar langzaam.

Het eerste wat ik deed toen ik eindelijk uit mijn kamer kwam, was naar Cleo vragen. Hij blafte niet om me, en hij was buiten nergens te zien. Ik controleerde al zijn lievelingsplekjes. Meestal zat hij vlak bij de voordeur te wachten tot ik naar buiten kwam.

‘Cleo is weg,’ zei mama.

‘Weg? Wat bedoel je met weg, mama?’

‘Weg is weg, Noble.’ Ze onderbrak haar werk en draaide zich naar me om. ‘Hij werd gebruikt.’

‘Gebruikt?’

‘Door kwade krachten.’

‘Hoe kon Cleo nou worden gebruikt door kwade krachten?’ vroeg ik.

‘Herinner je je nog dat verhaal dat ik je heb voorgelezen over het paard van Troje?’

Ik schudde ongelovig mijn hoofd, maar hield me toen plotseling stil.

‘Je bedoelt hoe de soldaten in het grote paard werden verborgen en op die manier de stad Troje binnen konden komen?’

Wat had dat met Cleo te maken? vroeg ik me af.

‘Precies, ja,’ zei ze.

‘Ik begrijp het nog steeds niet, mama.’

Haar glimlach verdween.

‘De kwade krachten zijn bij hem binnengedrongen en toen hij bij ons thuis kwam, gingen ze met hem mee, binnen in hem. Ik kon er maar niet achter komen wat ik verkeerd deed tot ik erop werd gewezen, en raad eens door wie?’

Ik staarde haar alleen maar aan; wat wilde ze zeggen? Wat bedoelde ze?

‘Door oom Herbert. Herinner je je nog dat ik je vertelde over zijn hond? Daarom was hij op de hoogte van dat soort dingen. Hij wist dat dieren gebruikt kunnen worden voor goed en voor kwaad. Gelukkig heeft hij me op tijd kunnen bereiken.’

‘Maar waar is Cleo?’ vroeg ik weer.

‘Dat heb ik je gezegd, Noble. Cleo is niet langer bij ons. Hij is weg.’

Ik bewoog mijn hoofd heftig heen en weer alsof ik de woorden uit mijn oren wilde schudden. Weg? Niet langer bij ons?

‘Maar ik wil Cleo,’ kermde ik.

‘Ik zal je een ander huisdier geven. Een vogel misschien. Ja, ik denk een vogel die we binnen in een kooi kunnen houden. Dat zal veiliger zijn.’

‘Mama, Cleo is waarschijnlijk erg ongelukkig. Waar is hij?’ drong ik aan.

Ze zette de schaal kipfilets zo hard neer dat het me verbaasde dat de schaal niet kapotging.

‘Doe je met opzet zo dom, Noble Atwell? Nou? Dat was een gewoonte van je vader, en een gewoonte die hij maar al te vaak demonstreerde.’

‘Nee, mama, ik doe helemaal niks met opzet. Ik mis Cleo. Ik heb Cleo nodig. Hij was altijd bij me.’

‘Precies. Dat was de reden waarom hij werd gekozen. Behalve ikzelf was er geen ander levend wezen dat zo’n hechte relatie met je had, zo tot je door kon dringen, Noble. Snap je het dan niet? Het is volkomen logisch.’

‘Heb je hem aan iemand anders gegeven?’ vroeg ik.

Ze staarde me even aan en wendde toen haar hoofd af.

‘Ja, ik heb hem aan iemand anders gegeven. Aan het asiel.’

‘Je bedoelt waar ze dieren in kooien opsluiten, en ze doodmaken als er niemand voor ze komt?’ vroeg ik. Ik kon mijn paniek en woede niet langer onderdrukken.

‘Iemand komt hem wel halen. Hij is een veel te aantrekkelijk dier, en hij is jong genoeg om te leren met een ander samen te zijn. Ik wil het niet meer over Cleo hebben. Je bezorgt me een barstende hoofdpijn,’ voegde ze er bits aan toe en ging verder met het klaarmaken van het eten.

Ik bleef staan en keek haar alleen maar aan.

‘Ga naar de bijkeuken en haal wat basilicum voor me,’ beval ze. Toen ik me niet bewoog, draaide ze zich om. ‘Komt er nog wat van?’

Ik liep langzaam weg. Mijn hart woog zo zwaar dat ik dacht dat het in steen veranderd was. Toen ik de basilicum bracht, glimlachte ze, maar haar uitdrukking veranderde onmiddellijk weer.

‘Nog iets,’ zei ze. ‘Iemand heeft de euvele moed gehad hierheen te bellen en naar je te vragen.’

‘Wie?’

‘Een of andere onbezonnen jongen. Ik heb hem verteld dat je ziek was en niet aan de telefoon kon komen, en hij zei dat hij je weer zou bellen om je te herinneren aan een deal. Wie is dat? Wat voor deal? Hoe kan iemand weten hoe hij jou moet bellen? Je hebt toch niet met vreemden gepraat? Na al mijn waarschuwingen?’ Ik schudde mijn hoofd. Ik was niet in de stemming om eerlijk te zijn en mee te werken. Ik had te veel verdriet om Cleo.

‘Vast een of andere grap,’ zei ik. ‘Dat is al vaker gebeurd.’ Dat was waar. Jarenlang vonden kinderen die bij ons in de buurt woonden het leuk om te bellen en malle dingen te zeggen. Ik liep naar de zitkamer, waar ik in papa’s lievelingsstoel ging zitten, en dacht aan Cleo, hoe hij nu aan mijn voeten zou liggen, en elke keer dat ik me bewoog zijn kop zou opheffen. De herinnering deed me glimlachen, maar toen ging er weer een golf van droefheid door me heen. Ik kon me hem ook anders voorstellen: wanhopig, liggend in een of andere kooi, zijn oren spitsend bij elke voetstap, elke stem, in de verwachting dat ik hem zou komen redden. Kon ik het maar!

Het maakte me woedend. Cleo had nooit kwaad in huis kunnen brengen. Cleo blafte tegen het kwaad. Dat had mama me zelf verteld. Ze had me verteld dat hij me zou beschermen. Ze had me verteld dat papa hem die taak had opgedragen. Dat was ze natuurlijk vergeten. Ik zal het haar vertellen, dacht ik, en dan gaan we Cleo halen voor het te laat is. Haastig liep ik terug naar de keuken.

Ze luisterde kalm en toen draaide ze zich glimlachend om.

‘Je weet dat ik erg onder de indruk ben van je, Noble. Je hebt dat allemaal heel logisch en verstandig uitgedacht.’

Mijn hart sprong op van blijdschap.

‘Maar,’ ging ze verder, ‘wat je niet weet is dat het kwaad heel verraderlijk is. Het sluipt door een schaduw en door een glimlach. Daarom moeten we zo op onze hoede zijn, altijd waakzaam blijven. Zoals ik je zei, het is ook mij ontgaan, maar niet de geest van oom Herbert. Maar maak je geen zorgen. Het komt nu allemaal weer goed. Alles zal weer prima gaan.’ Ze gaf me een zoen op mijn voorhoofd en streek over mijn haar. ‘Je bent zo nobel, Noble. En je zult nog nobeler worden.’ Toen ging ze verder met haar werk en liet me gefrustreerd staan.

Ik liep naar buiten om alleen te zijn. Mijn woede was te groot en overheersend. Die zou me alleen maar in moeilijkheden brengen, dacht ik. Het was maar goed dat ik juist op dat moment naar buiten liep, want over onze oprijlaan reed een metallic zwarte auto, en ik zag Elliot achter het stuur zitten. In paniek keek ik achterom naar huis en holde toen de oprijlaan af zodat hij zou stoppen voordat hij te dicht bij was. Als mama hem zag, zou ze weten dat ik gelogen had over het telefoontje.

Voorin, naast Elliot, zat een knappe brunette, en toen ik dichterbij kwam zag ik nog een meisje met donkerder haar achter in de auto. Pas toen hij stopte en ik hen drieën zag, besefte ik wat voor dag het was vandaag. Omdat ik opgesloten was geweest in mijn kamer, had ik alle besef van tijd verloren. Elliot draaide zijn raam omlaag en lachte naar me.

‘Hoi,’ zei hij. ‘We zijn er, zoals ik beloofd had.’

Het meisje voorin boog zich over zijn schouder om naar me te kijken. Ze lachte, maar de nieuwsgierigheid straalde van haar af, haar hongerige ogen namen me op zoals een vos een kip zou bekijken.

‘Hoi,’ zei ze.

‘Dit is Harmony,’ zei Elliot met een knikje in haar richting. Het meisje achterin draaide haar raam ook omlaag.

‘Hoi,’ zei ze.’Ik ben Roberta.’

‘Ik dacht dat we eerst maar een eindje moesten gaan rijden,’ zei Elliot. ‘Spring erin.’

‘Hoe ben je aan je auto gekomen? Je zei dat je huisarrest had,’ antwoordde ik.

‘Dat was ook zo, maar ik heb een nieuwe deal gesloten met mijn vader. Ik ga voor betere cijfers zorgen.’ Hij keek naar Harmony en lachte. Toen draaide hij zich weer om naar mij. ‘Misschien kan je moeder me een paar tips geven. Kom, stap in.’

‘Ik kan niet. Ik moet een paar belangrijke karweitjes opknappen.’

‘Hé,’ zei hij. Zijn glimlach verdween snel en hij boog zich verder uit het raam. ‘Een deal is een deal. Ik ben mijn deel van de afspraak nagekomen; zoals je ziet, zijn we hier. We gaan pret maken, weet je nog?’

‘Kom, doe niet zo verlegen,’ riep Roberta en opende het achterportier.

Ik staarde haar aan.

‘Misschien kan ik beter naar je moeder gaan en haar vragen of ze je wil ontslaan van je belangrijke karweitjes. Ik heb haar gebeld en met haar gesproken, en ze klonk niet zo onaardig.’

‘Dat kan niet, ze voelt zich niet goed,’ zei ik haastig. ‘Ze slaapt.’

‘O.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Perfect. Dan merkt ze niet dat je er niet bent.’

‘Kom nou, Noble. Ik zal niet bijten. Ik beloof het je,’ zei Roberta en wenkte me.

‘Hij wil juist dat je bijt,’ zei Elliot, en ze lachte. ‘Ja toch, Noble?’

‘Nee,’ zei ik.

‘Kom je nou of niet? Karweitjes. Kom niet met die flauwe smoesjes aan.’ Toen keek hij om zich heen. ‘Hé, waar is die trouwe hond van je? Hij neemt zijn hond overal mee naartoe,’ legde hij Harmony en Roberta uit.

‘Wat leuk,’ zei Harmony. ‘Wat heb je voor hond?’

‘Een golden retriever,’ antwoordde Elliot in mijn plaats. ‘Een heel mooie hond. Waar is-ie?’

‘Binnen,’ zei ik snel.

De zinspeling op Cleo deed mijn woede weer oplaaien. Ik sloeg mijn ogen neer, dacht even na en toen liep ik impulsief naar voren, stapte achter in de auto en deed het portier dicht.

‘Vooruit, we gaan,’ zei Elliot, en zette de auto in zijn achteruit. Dat achteruitrijden ging hem niet erg handig af en de meisjes begonnen te gillen. Toen schakelde hij en reed zo hard weg, dat het grind onder de achterwielen opspatte.

‘Langzamer!’ schreeuwde Harmony. ‘Straks krijg je weer een bon voor te hard rijden.’

‘Je hebt gelijk,’ zei hij, en minderde vaart.

‘Hoe is het om in je eigen huis naar school te gaan?’ vroeg Roberta aan mij.

Harmony leunde over de rug van de voorbank om naar mij te kijken en te luisteren. Ze was erg knap, dacht ik, met mooie, fijne gelaatstrekken en interessante blauwe ogen, die amandelvormig waren. Ik was jaloers op haar gladde huid en de kleur van haar lippenstift. Die maakte haar lippen vochtig en sexy, net als de lippenstift van Elliots zus Betsy.

‘O, dat is oké,’ antwoordde ik.

‘Oké? Naar school gaan in je eigen huis is oké?’ vroeg Roberta.

‘Ja,’ zei ik met een strak gezicht, net als mama als ze vastberaden was. ‘Ik vind het prima.’

Roberta was niet half zo knap als Harmony. Haar gezicht was rond, haar ogen waren kleiner en dofbruin. Ze had een zwaar beendergestel met een enorme boezem, die uit haar borst naar voren leek te springen. Ze had de twee bovenste knoopjes van haar lichtroze blouse opengemaakt, zodat een diep decolleté te zien kwam, met twee roze plekjes aan beide kanten. De andere knopen van haar blouse leken met moeite dicht te blijven. Beide meisjes droegen een spijkerbroek.

‘Heb je een schoolbord en een lessenaar en zo?’ vroeg Harmony.

‘Nee, geen schoolbord. Wel een lessenaar natuurlijk,’ zei ik.

‘Luidt je moeder de bel tussen twee vakken?’ vroeg Elliot plagend.

‘Leuk hoor,’ zei ik.

Hij lachte en reed de oprijlaan af. Ik keek achterom naar het huis. Mijn hart stond even stil toen ik besefte dat dit de eerste keer in mijn leven was dat ik in een auto van huis wegging zonder mama of papa. Ik kreeg zo’n beetje het gevoel dat ik in de ruimte zweefde, losgeraakt was van het ruimteschip, gewichtloos en hulpeloos. Hoe verder we reden, hoe zenuwachtiger ik werd.

‘Elliot zegt dat je geen vrienden hebt van onze leeftijd. Niemand komt je opzoeken, en jij gaat bij niemand op bezoek. Is dat waar?’ vroeg Harmony.

‘Ja.’

‘Heb je geen familie in de buurt, geen neefjes of nichtjes of zo?’

Ik kon ze moeilijk iets vertellen over mijn spirituele familie.

‘Is dat niet saai en eenzaam?’ vroeg Roberta weer.

Ik haalde mijn schouders op.

‘Soms,’ gaf ik toe.

‘Ik zou het vreselijk vinden,’ zei Harmony. ‘Word je nooit uitgenodigd voor een feestje of ga je met vrienden naar een film?’ hield ze vol met een sceptische klank in haar stem.

‘Nee.’

‘Hij kijkt zelfs niet naar televisie,’ merkte Elliot op.

Beide meisjes keken me met een verbijsterde blik aan. Het leek wel of ze een buitenaards wezen hadden ontdekt.

‘Is dat zo?’ vroeg Roberta.

‘Ja. We hebben geen televisie meer die werkt.’

‘Maar wat doe je dan ’s avonds?’

‘Ik lees veel.’

‘En hij vist en hakt hout en voert de kippen,’ zei Elliot lachend.

‘Luister je tenminste naar muziek?’ vroeg Harmony.

‘Soms. Mijn moeder speelt piano en we hebben een paar platen.’

‘Platen?’ vroeg ze, en ze lachten allebei.

‘Ja. Wat is daar voor grappigs aan?’

‘Heb je geen bandjes?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Alleen platen.’

‘Zoals?’ hield Harmony vol.

Ik haalde mijn schouders op. ‘Mozart, Beethoven, Debussy. We hebben ook een paar complete opera’s. We hebben een nieuwe naald nodig voor de Victrola, maar mijn moeder heeft er nog geen gekocht.’

‘Hè?’ zei Roberta. ‘Victrola?’

‘Ik zei je toch dat hij uitzonderlijk is?’ riep Elliot uit. ‘Je zou tenminste met je tijd mee kunnen gaan en het een fonograaf noemen.’ Ze begonnen weer te lachen.

Ik schudde mijn hoofd en keek uit het raam. Ik had niet in moeten stappen, dacht ik. Dit is helemaal verkeerd.

‘Luister je niet naar de radio?’ vroeg Harmony.

‘Krijgen jullie geen tijdschriften of kranten?’ vulde Roberta haar aan.

‘Ga je niet shoppen, naar het winkelcentrum, zie je nooit een videoband?’ ging Harmony verder, zonder me zelfs maar de tijd te geven om te reageren.

‘Je luistert toch zeker wel naar rock? Wat is je favoriete groep of zanger?’

Ik keek van de een naar de ander. Ik had het gevoel dat ik verhoord werd.

‘Nee,’ zei ik in antwoord op al hun vragen. ‘Ik heb geen enkele favoriet en ik luister niet naar de radio.’

‘Zelfs niet in de auto?’ vroeg Harmony.

‘Mijn moeder zet de radio niet aan in de auto.’

Roberta staarde me aan met een vreemde glimlach om haar mond.

‘Weet je waar dit op lijkt?’ zei ze. Ze staarde me met een opgewonden gezicht aan. ‘Dit is of je iemand vindt die vijftig jaar lang levend begraven is geweest.’

Ik voelde me verbleken.

‘Ja,’ zei Harmony, ‘dat is waar. Jullie hebben toch wel elektriciteit, hè?’

‘Ja, we hebben elektriciteit,’ snauwde ik.

Ze lachten.

‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg ik.

‘We moeten de tijd doden tot mijn zus vertrokken is,’ zei Elliot. Hij lachte naar Harmony. ‘Tenzij je graag wilt dat ze er is als we komen,’ voegde hij eraan toe.

De hitte steeg zo snel omhoog in mijn hals, dat mijn hele gezicht gloeide, dacht ik. Wat had hij haar verteld?

‘Zit hem niet zo te pesten, Elliot,’ zei Harmony en glimlachte naar me. Roberta schoof dichter naar me toe.

‘Waarom wil je moeder niet dat je naar een gewone school gaat?’ vroeg ze.

‘Mijn moeder is lerares, en ze vindt dat ik thuis een betere opleiding krijg. Ze zegt dat er te veel afleiding is op school en er te veel politiek wordt bedreven ten koste van de leerlingen.’

‘Ten koste van de leerlingen? Wat bedoel je?’

‘Hij is echt heel goed. Hij hoort ieder jaar tot de top, hè, Noble?’ zei Elliot.

‘Ja,’ zei ik.

‘De school is meer dan alleen een school,’ zei Roberta. ‘Je zou in het voetbalelftal kunnen spelen of in het honkbalteam, en je zou mensen leren kennen en plezier hebben.’

Ik zweeg.

‘Kan het je niet schelen?’

Ik keek uit het raam. Kan het me niet schelen? dacht ik. Ja, diep in mijn hart kan het me wél schelen. Bijna net zoveel als Noble.

‘Is het omdat je moeder in voodoo of zo gelooft?’ ging ze verder.

‘Roberta!’ riep Harmony. ‘Plaag hem niet zo.’

‘Ik plaag hem niet. Het interesseerde me alleen maar. Elliot zegt dat je tegen de vogels en andere dieren praat en dat er allerlei rare dingen op jullie deuren zitten en rond jullie huis, en hij zegt dat er een kerkhof is. Is dat zo?’

‘De waarheid is een vreemde voor Elliot. Hij zou die nog niet herkennen als ze op het puntje van zijn neus zat,’ antwoordde ik. Het was iets wat ik mama over mensen had horen zeggen. De meisjes lachten, maar een tikje nerveuzer.

‘Nee, ik lieg niet,’ zei Elliot. ‘Hij brengt een hoop tijd in het bos door. Ontken het maar niet, Noble.’

‘Ik ontken het niet. Ik hou van de natuur,’ zei ik. ‘Ik heb altijd belangstelling gehad voor planten en dieren en vooral insecten. Maar ik praat niet tegen vogels.’

‘Insecten, bah!’ zei Roberta met vertrokken lippen, die er dik en rubberachtig uitzagen.

‘Hou op, Roberta. Daar is niks mis mee,’ zei Harmony. ‘Vis je om ze te eten?’

‘Soms eten we wat ik vang, ja. Maar ik vis niet meer zo vaak.’

‘Ik vraag me af waarom,’ zei Elliot lachend.

‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg Roberta.

‘Dat is iets tussen Noble en mij, hè, Noble?’

‘Watje zegt, Elliot. Jij neemt al het praten voor je rekening,’ antwoordde ik, en hij lachte weer.

‘Doet je moeder aan tovenarij en spreekt ze banvloeken uit over mensen die ze niet mag?’

Eindelijk kwam de aap uit de mouw.

‘Nee,’ zei ik. ‘Maar we geloven in spirituele dingen.’

‘Wat bedoel je precies?’ vroeg Harmony. Ze zwegen alledrie en wachtten gespannen af.

‘Dat er een spirituele energie in de wereld is en dat het mogelijk is die te voelen, te ervaren,’ zei ik. ‘Dat is alles.’

‘Daar heb ik over gehoord,’ zei Roberta knikkend.

‘Het is niet zo vreemd. Ik ken meer mensen die dat geloven,’ zei Harmony.

‘Laten we eens gaan kijken of die stomme zus van me al vertrokken is met haar vriendje,’ zei Elliot, wie het gesprek kennelijk verveelde. Hij maakte een scherpe bocht en reed in de richting van het huis.

‘Ik wed dat je je zusje mist, hè?’ vroeg Harmony aan mij. ‘Het is vreselijk wat er toen gebeurd is. Een van de vreselijkste dingen die ooit in dit dorp zijn voorgevallen.’

‘Ja,’ zei ik, ‘maar ik praat er liever niet over.’

‘Nee, natuurlijk niet,’ was Harmony het met zachte meelevende stem met me eens.

‘Wees niet te aardig tegen hem. Anders raakt hij er nog aan gewend, en moet ik voortdurend aardig tegen hem zijn,’ plaagde Elliot.

‘Als jij niet tegen iedereen aardig bent, ben ik misschien niet zo aardig tegen jou,’ dreigde ze. Elliot bulderde van het lachen.

‘Hoor je dat, Noble, maatje van me? Ik zal zo aardig tegen je zijn dat de mensen zullen denken dat ik je slaaf ben.’

Iedereen lachte. Ik keek glimlachend uit het raam toen we over Elliots oprijlaan reden. Hij juichte.

‘Mijn zus is weg,’ riep hij. ‘We hebben het huis voor ons alleen.’

Ik wist niet zeker waarom, maar het klonk me onheilspellend in de oren en mijn hart begon weer te bonzen. Ik vroeg me af of mama inmiddels ontdekt zou hebben dat ik weg was. Ik keek steeds weer naar het bos en dacht aan die arme Cleo, herinnerde me hoe hij door het struikgewas draafde en er zo van genoot om alles te verkennen.

‘Kijk niet zo bezorgd,’ zei Elliot, die naar me keek in de achteruitkijkspiegel en mijn droefheid aanzag voor angst. ‘Niemand zal je een test afnemen over wat we doen.’

De meisjes giechelden.

‘Ik misschien wel,’ plaagde Roberta, en Elliot lachte nog harder.

Ik leunde achterover en dacht erover om uit te stappen en weg te rennen zodra we stopten.

Maar ik deed het niet. Ik stapte samen met hen uit de auto en liep naar Elliots huis.

‘Je hebt een hoop in te halen, Noble,’ zei Roberta. Ze gaf me een arm. ‘Ik zou best je thuislerares willen zijn.’

‘Waarin?’ vroeg ik.

‘Dat zullen we nog wel zien.’

‘Laten we naar mijn kamer gaan,’ zei Elliot. ‘Ik heb de verrassing die ik jullie beloofd heb.’

Robert bleef dicht bij me, haar borsten tegen mijn bovenarm gedrukt. Ze was maar een paar centimeter kleiner dan ik, maar ze had zoveel bredere heupen dat ik naast haar langer leek dan ik werkelijk was.

‘Je hebt zo’n stevige arm,’ zei ze tegen me.

Elliot hoorde haar en draaide zich om.

‘Laat haar je schuurpapierhanden eens zien, Noble.’

Instinctief balde ik mijn vuisten.

We volgden Elliot en Harmony de trap op. Bij de deur van zijn kamer bleef ik aarzelend staan.

‘Gaat het goed?’ vroeg Roberta. ‘Je ziet een beetje bleek. Vind je niet, Harmony?’

Ze knikte.

‘Ik ben ziek geweest,’ antwoordde ik. ‘Ik ben net beter.’

‘Moest je naar de schoolverpleegster?’ grapte Elliot. ‘Dat zou zijn moeder dan moeten zijn, en ook de directeur en de conciërge.’

Zodra we zijn kamer binnenkwamen, ging hij naar de stereo die in de hoek stond en zette een bandje op. Hij plofte neer op zijn bed en breidde zijn armen uit. De muziek stond keihard, maar niemand scheen het erg te vinden.

‘Doe of je thuis bent, meiden,’ zei hij en knipoogde naar mij. Toen zocht hij onder zijn bed en haalde een sigarenkistje tevoorschijn. Harmony zat naast hem en keek vol spanning naar Roberta en mij.

‘Dat had ik beloofd,’ zei hij en maakte de doos open. Ik zag iets wat leek op slecht gerolde sigaretten. Het laatste van mijn New Jersey-voorraad,’ verklaarde hij. ‘Beter dan wat jullie krijgen, wed ik.’

‘Ik zal het je straks laten weten,’ zei Harmony en pakte er een uit het kistje.

Ik staarde er verward naar.

‘Noble, dit noemen ze een joint. Dat heb je vast nog nooit gezien.’

‘O, ik heb erover gelezen,’ zei ik.

‘Leert je moeder je over dat soort dingen?’ vroeg Roberta. ‘Vertelt ze je dat je gewoon nee moet zeggen?’

Ik had er eerlijk gezegd maar heel weinig over gelezen, en de eerste keer dat ik het woord had gehoord was toen Elliot het er die dag in het bos over had.

‘Maar je hebt het nooit geprobeerd, hè?’ vroeg Harmony.

Ik schudde mijn hoofd.

‘Hoe zou hij dat kunnen? Hij verlaat nooit het nest,’ zei Elliot en glimlachte toen. ‘Tot vandaag. Dit is je geluksdag.’ Hij keek even naar Roberta en voegde eraan toe: ‘In verschillende opzichten.’

Hij gaf Roberta er een en wilde toen mij er een overhandigen. Ik verroerde me niet. Hij maakte een nadrukkelijk gebaar, pompend met zijn hand. Ik begon mijn hoofd te schudden.

‘Pak aan,’ zei hij ruw en keek van Roberta naar mij. Ik nam de joint aan en deed een stap achteruit.

‘Ben je niet bang dat je vader het zal ruiken?’ vroeg Roberta. ‘Daar maak ik me altijd ongerust over.’

‘Geen probleem,’ zei Elliot en gooide de ramen open. ‘En anders geef ik mijn zus de schuld. Mijn vader gelooft altijd alles wat iemand over haar zegt.’

Hij stak zijn joint op en gaf Harmony vuur. Roberta stak hem zelf aan en wilde toen mij de lucifer geven.

‘Ik rook niet,’ zei ik, en ze lachten weer.

‘Dit is geen roken. Dit is iets anders,’ zei Harmony.

‘Het ziet eruit als roken.’

‘Probeer het eens,’ zei Elliot. ‘Voor de grap.’

Ik schudde mijn hoofd.

‘Gedraag je niet als zo’n oen tegenover de meisjes, Noble,’ waarschuwde hij. ‘Ik weet maar al te goed dat je dat niet bent.’ En toen, om mij te intimideren, gaf hij een duwtje tegen de poster waarachter het kijkgat naar de kamer van zijn zus was verborgen.

Hij streek een lucifer aan en hield die voor me op. Ik hield de joint in het vlammetje, maar zodra ik een trek nam, begon ik te hoesten. Ze lachten. Roberta besloot me te leren hoe ik de joint moest roken. Ik vond het niet lekker, maar ik deed mee, en na een tijdje voelde ik me duizelig worden.

De muziek klonk luider en het gelach van de anderen leek samen te vloeien tot één bulderende lach. Blijkbaar werd besloten dat Roberta en ik naar beneden zouden gaan en Elliot en Harmony samen boven zouden blijven.

Ze leidde me de kamer uit en sleurde me praktisch naar de trap.

‘Ik wil dat je me alles vertelt over jezelf,’ zei ze. ‘Je bent de meest interessante jongen die ik ken.’

‘Je kent me niet,’ zei ik, en ze lachte.

‘Ik bedoel, ik zou je graag willen kennen. Je bent zo… zo…’

‘Prozaïsch?’

Ze trok een lelijk gezicht.

‘Ja, ik geloof het wel. Ik denk dat je heel intelligent bent. Kom mee,’ drong ze aan en trok me de zitkamer in.

Ik struikelde, maar volgde haar naar de bank. Ze plofte neer, lachte nu om alles wat ze deed of wat er gebeurde. Toen strekte ze haar armen naar me uit.

‘Kom. Doe niet zo verlegen,’ zei ze.

Ik keek achterom naar de deur, dacht dat ik er misschien snel vandoor zou kunnen gaan, maar ze liet zich naar voren vallen, pakte mijn hand en trok me naar haar toe. Ik verloor mijn evenwicht en viel onhandig boven op haar, wat haar nog harder deed lachen. Ik kronkelde om los te komen, en ze draaide zich om, duwde haar borsten in mijn gezicht en toen, voordat ik me uit de voeten kon maken, drukte ze haar lippen met zoveel kracht op de mijne, dat mijn hoofd achterover boog. Ik voelde haar tong tussen mijn lippen door naar binnen dringen, en kokhalsde. Ik duwde haar uit alle macht van me af. Ze klemde zich aan me vast, nog steeds lachend.

‘Vind je dat niet prettig?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Je moet dat niet doen. Ik heb je net verteld dat ik ziek ben geweest. Ik zou je kunnen aansteken,’ waarschuwde ik, in de hoop dat ze zich nu zou terugtrekken. Maar haar ogen waren klein en glazig en ze bleef maar naar me kijken met die idiote grijns.

‘Daar maak ik me geen zorgen over,’ en ze bracht die dikke, vlezige lippen weer naar mijn mond.

Deze keer dook ik onder haar arm door en wist van de bank te ontsnappen. Ze draaide zich met een ruk om, en keek me teleurgesteld aan.

‘Ben je verlegen? Het doet geen pijn, hoor. Dat kan ik je verzekeren,’ zei ze.

‘Ik weet wat pijn doet en wat niet,’ merkte ik op.

‘O?’ Haar glimlach werd breder. ‘Kom dan terug. Je zult er geen spijt van hebben.’

Ik keek toe terwijl ze frutselde aan de knoopjes van haar blouse en die opensloeg. Toen boog ze zich naar voren en maakte haar beha los. Ik had me toen moeten omdraaien en hard weglopen, maar het was fascinerend om haar te zien en te beseffen wat ze bereid was te doen. Ze trok haar beha uit en leunde achterover met haar hoofd op de arm van de bank. Haar borsten sprongen naar voren. Ze lachte naar me en legde haar handen eronder, tilde ze op alsof ze me haar borsten aanbood.

‘Kom terug!’ drong ze aan.

Ik schudde mijn hoofd.

‘Dat kan ik niet. Ik moet weg. Ik heb… dingen te doen. Ik kan het niet,’ stotterde ik en draaide me toen om en holde de zitkamer uit, door de voordeur naar buiten en de trap af.

Haar geschreeuw stierf weg toen de deur dichtviel. Ik aarzelde geen seconde en keek niet achterom. Ik holde over het gras naar het bos en ging steeds harder lopen, alsof ik achtervolgd werd. Ik was volkomen in paniek. Ik lette niet op de struiken en de jonge boompjes. Ik rende er dwars doorheen en voelde dat ik mijn rechterwang schaafde, maar ik bleef niet staan.

Toen ik uit het bos kwam en weer op ons eigen terrein was, bleef ik in een snel tempo doorlopen, telkens achteromkijkend of ze me niet volgde. Ik besefte dat ik huilde, ik beefde over mijn hele lijf; ik had het gevoel dat ik uit mijn lichaam was getreden en naar mezelf keek. De kras op mijn wang deed pijn toen de tranen eroverheen stroomden. Voor ik bij het huis was, kwam mama naar buiten en bleef op de veranda staan, met over elkaar geslagen armen, omhooggeheven hoofd en strakke lippen. Haar omlaaggetrokken mondhoeken zagen wit.

‘Waar ben je geweest?’ vroeg ze.

Ik streek een paar twijgjes uit mijn haar en veegde de tranen van mijn wangen. Ik durfde geen antwoord te geven. Ze stapte van de veranda af en bleef met een woedend gezicht voor me staan. Toen knipperde ze met haar oogleden en keek een ogenblik verbaasd. Ik probeerde te slikken, maar het leek of er een brok harde kandij in mijn keel zat. Plotseling bracht ze haar gezicht vlak bij het mijne en ik hoorde haar snuiven.

Ze deinsde achteruit als iemand die de dood had geroken. ‘Wat heb je gerookt? Waar was je? Geef antwoord!’ schreeuwde ze en pakte mijn schouders beet. Ze schudde me hard door elkaar en ik begon weer te huilen. ‘Vertel op!’ eiste ze. ‘Je moet me alles vertellen. Onmiddellijk!’

Ik brabbelde tussen mijn snikken door, bekende alles, elk detail, elk moment. Ik vreesde wat er nu zou gaan gebeuren. Ze zou me natuurlijk weer in mijn kamer opsluiten en me voor straf laten vasten, maar toen ik uitgesproken was, verraste ze me door te glimlachen en me liefdevol over mijn haar te strijken voor ze me omhelsde en me heen en weer wiegde.

‘Mijn Noble, mijn lieve, flinke Noble.’

Ik sloeg mijn ogen naar haar op. Ik was nog erg bang, maar ook verward.

‘Begrijp je het niet, kindlief, je was eerlijk. Je was bereid al het kwaad uit je te verwijderen. Je hebt het zo goed als uitgespuwd. Je bekentenis is je zuivering. Je hoeft verder niets te doen dan te bedanken. Waarom denk je dat je naar huis bent gehold, die poel van verderf hebt verlaten? Ik ben zo trots op je.’

Ik hield op met huilen en beven. Ze hield mijn schouders nog stevig vast, maar haar aandacht werd afgeleid van mijn gezicht en ging naar het bos. Haar lippen vertrokken van woede, en toen sloot ze haar ogen en knikte.

‘Maak je geen zorgen,’ zei ze. ‘Ik zal verder voor alles zorgen. Ga naar binnen en knap jezelf wat op. Ik kom straks wat op die lelijke kras op je gezicht doen. Ga maar,’ zei ze.

‘Wat ga je doen, mama?’ vroeg ik.

In gedachten zag ik haar op het kerkhof, biddend tot een leger van geesten, hun smekend om wraak. Ik vreesde voor Elliot en de meisjes. Er zou iets verschrikkelijks met ze gebeuren. Ik twijfelde er niet aan of mijn moeder had de macht ertoe.

‘Maak jij je daar nou maar geen zorgen over,’ herhaalde ze. ‘Toe dan. Doe wat ik zeg.’

Ze liet me los en deed een stap achteruit.

Ik keek even naar het bos en ging toen naar binnen. Ik trok mijn kleren uit en gooide ze in de wasmand. Daarna verwijderde ik het korset en nam een douche. Terwijl ik me afdroogde kwam mama met de beloofde zalf en smeerde wat op mijn geschaafde wang.

Vervolgens gaf ze me een van haar kruidenpillen om me te helpen me te ontspannen.

‘Ik wil dat je even gaat liggen, Noble. Ik wil dat je goed uitrust en lang slaapt. Ik ga even weg. Neem de telefoon niet op en ga niet naar de deur. Begrepen?’

‘Waar ga je naartoe?’

‘Ik moet een boodschap doen. Doe nou maar wat ik zeg, dan komt het allemaal goed.’

Ze gaf me een zoen op mijn voorhoofd en liet me alleen. Ik was moe. Alles in mijn lichaam deed pijn. Ik had mezelf vreselijk opgefokt toen ik uit dat huis naar het bos vluchtte. Nu schaamde ik me een beetje voor mijn paniek. Had ik niet op een iets elegantere manier kunnen vertrekken?

Ik kroop onder de deken en omklemde het kussen. Een ogenblik later sliep ik en toen ik mijn ogen opendeed was het donker.

Het bracht me in de war, en even kon ik me niet herinneren wat er gebeurd was. De pil die mama me gegeven had moest wel heel sterk zijn geweest, dacht ik, toen ik de gebeurtenissen weer in mijn geheugen terugriep. Ik ging rechtop zitten en luisterde. Ik hoorde muziek. Mama speelde piano. Nieuwsgierig stond ik op en trok mijn badjas en slippers aan. Toen ging ik naar beneden.

Ze speelde net iets melancholieks. Het was een krachtige melodie, en toen ik naar binnen keek, zag ik dat haar handen energiek over de piano bewogen; haar haar wapperde om haar gezicht terwijl ze gebogen over de toetsen zat. Meestal voelde ze mijn aanwezigheid als ze speelde, maar als ze dat deze keer deed, liet ze niets merken tot ze beëindigd had wat ze wilde beëindigen. Toen leunde ze achterover, uitgeput maar voldaan. Ten slotte draaide ze zich naar me om en lachte.

‘Hoe gaat het lieverd?’ vroeg ze.

‘Ik heb zo lang geslapen.’

‘Dat was ook de bedoeling. Heb je honger?’

‘Een beetje.’

‘Mooi. Ik heb wat koude kip en een heerlijke aardappelsalade en snijbonen voor je,’ zei ze terwijl ze opstond. Ze kwam naar me toe en draaide mijn hoofd om, zodat ze naar mijn geschaafde wang kon kijken. ‘Over een paar dagen is het genezen,” mompelde ze, meer tegen zichzelf dan tegen mij, dacht ik.

Ze liep naar de keuken.

‘Waar ben je geweest, mama? Wat heb je gedaan?’ vroeg ik.

Ze draaide zich om bij de deur en glimlachte naar me.

‘Ik heb je gezegd dat je je geen zorgen moest maken.’

‘Maar dat doe ik wél. Ik kan er niks aan doen.’

‘Hm,’ zei ze knikkend. ‘Waarschijnlijk niet, nee. Dat is niet meer dan natuurlijk.’ Ze zweeg even en zei toen: ‘Ik ben die man gaan opzoeken.’

‘Welke man?’

‘De man die dat huis gekocht heeft, die met dat misbaksel van een zoon. Ik heb hem op zijn werk opgezocht en hem terzijde genomen en hem alles verteld wat je mij hebt verteld. Hij viel bijna flauw. Ik heb nog nooit een volwassen man zo bleek zien worden. Ik moest hem troosten. Kun je je zoiets voorstellen? Dat ik hém de troost bood die ik van hem had moeten krijgen. Hij ging er maar over door hoe moeilijk het voor hem was om in zijn eentje twee tieners op te voeden.

‘Natuurlijk kon hij me niet genoeg bedanken. Hij stond als een idioot te brabbelen, verontschuldigde zich dat hij zich niet was komen voorstellen, dat hij naar dat stomme geklets over ons had geluisterd. Het begon gewoon pijnlijk te worden. Wat mis ik een man als je vader, een man met een krachtige geest. Deze mensen hebben kinderen, en ze versplinteren als broos glas. Wat eens een gezin was verbrokkelt tot scherven van egoïstische stupiditeit,’ zei ze. ‘Ik dacht dat hij in tranen zou uitbarsten.

‘Hij gaf de schuld aan zijn vrouw.’ Ze wendde haar hoofd af en draaide ze zich toen met een felle blik in haar ogen naar me om. ‘Ze is niet dood. Dat was een flagrante leugen. Die vrouw heeft hen verlaten. Ze heeft haar eigen kinderen in de steek gelaten. Ze was zo egocentrisch, dat ze het idee niet kon verdragen om gebonden te zijn door haar kinderen. Ze is er met een of andere minnaar vandoor gegaan en heeft dat wat je van een man achtergelaten met de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van twee jonge kinderen.

‘Nou, het is duidelijk dat hij er een puinhoop van heeft gemaakt. Hij vertelde me meer dan ik wenste te weten. Blijkbaar is zijn dochter een nog groter probleem dan die jongen die jou in verleiding bracht.

‘Maar,’ ging ze verder, haar woorden onderstrepend door met haar vuist in de lucht te stompen, ‘dat ligt nu allemaal achter ons, achter die prachtige muur die ons beschermt. Dat denkbeeldige kasteel met de slotgracht dat jij vroeger met Celeste gebouwd hebt, is er weer, Noble. Je hoeft niet bang te zijn. Morgen is weer een gewone dag, een nieuwe, heerlijke dag voor ons beiden.

‘Ik zal nu je eten halen,’ eindigde ze en liep weg, terwijl ik bevend over mijn hele lichaam bleef staan.

Na gehoord te hebben wat ze had gedaan en wat er nu zou volgen, was mijn eetlust verdwenen. Maar mama stond vlak naast me, dus dwong ik me mijn bord leeg te eten.

‘Ik wil dat je het een paar dagen rustig aan doet, Noble. Je hebt verschrikkelijke dingen meegemaakt. Concentreer je maar op de boeken die ik je heb gegeven en op je schei- en natuurkundewerk. Maak je geen zorgen over de kippen of een van onze taken op de boerderij,’ zei ze.

Ik deed wat ze vroeg, maar het was heel moeilijk om zo beperkt te zijn in mijn bewegingen. En ik miste Cleo heel erg. Alles werkte samen om me een nog eenzamer gevoel te geven, ’s Avonds als ik luisterde naar mama die pianospeelde of als ik naar mijn kamer ging om te lezen, kon ik de stroom van beelden niet stoppen die door mijn hoofd gingen. Herhaaldelijk zag ik hoe Roberta haar beha uittrok. Ik beleefde opnieuw die zoen. Het maakte me misselijk, maar tegelijkertijd, al begreep ik niet waarom, prikkelde het me en deed het me meer en meer denken aan mijn eigen seksualiteit.

Doodsbang dat ik zou worden betrapt, maar niet in staat het te beletten, ging ik naar de badkamer en staarde naar mijn blote borsten. Natuurlijk waren die lang zo groot niet als die van Roberta, maar ze werden voller en ronder. Het zou niet lang meer duren of het zou heel moeilijk worden mijn borst voldoende te pletten om mama tevreden te stellen, dacht ik. Het vooruitzicht van de dag waarop ze met een enorme teleurstelling naar me zou kijken, was angstaanjagend. Wat zou ze dan doen? Zou ze me meer laten eten, zodat ik dikker zou worden, en elke mogelijke ronding zou worden gecamoufleerd? Zou ze de rondingen in mijn hoofd ook zo gemakkelijk kunnen uitwissen?

Ik trok mijn aangepaste korset weer aan. Ik knipte zelf mijn haar. Ik zette de herinneringen van me af aan de make-up en wat die voor mijn gezicht zou doen, en voor de ogen en lippen van Betsy en Harmony en Roberta hadden gedaan. Ik bedwong elke aandrang om Celeste te zijn en zette me met nieuwe vastberadenheid aan het werk. Ik hervatte de zware taken, zwaaide krachtig met mijn bijl, harkte, spitte, hamerde tot mijn schouders zo’n pijn deden dat ik moest ophouden. Mama leek elke avond weer blij als ik uitgeput was.

‘Je bent een flinke jongen,’ zei ze dan. ‘Het zal goed met je gaan. Het zal goed met ons beiden gaan. Ons huis is weer gewijd.’

Ik hoopte dat ze gelijk had. Ze leek zelf weer fit en klaagde niet langer over hoofdpijn en dutte niet zo vaak meer in. Ik keek uit naar haar geesten, de geesten die ik vroeger zo gemakkelijk leek te kunnen zien, en ik wachtte op het moment dat papa uit de schaduw naar me zou fluisteren dat alles in orde was. Ik was verlost, en zoals mama had gezegd, alles zou goed komen.

Maar alles wat ik ten slotte hoorde waren Elliots woede en dreigementen.

Hij schoot uit het bos tevoorschijn alsof hij dagenlang achter een boom had staan wachten om bij de eerste de beste gelegenheid naar me toe te komen. Ik was net klaar met het voeren van de kippen en het repareren van een hek, toen hij over de weide aangehold kwam. Ik dacht dat hij me aan zou vliegen, maar hij bleef op een paar meter afstand staan, met zijn handen op zijn heupen.

‘Je bent niet normaal,’ begon hij. ‘Waarschijnlijk ben je een homo. Ik weet niet waarom ik geprobeerd heb je vriend te zijn.’ Hij zwaaide met zijn vuist naar me. ‘We krijgen je nog wel.’

‘Hoor eens, het spijt me dat mijn moeder naar je vader is gegaan, maar ik wilde niet met Roberta samen zijn. Ze is weerzinwekkend.’

‘Weerzinwekkend? Waarom? Omdat ze seks met je wilde? Is dat weerzinwekkend? Is dat wat je moeder je leert? Ik heb medelijden met je, zelfs nog meer dan met mezelf, al heeft mijn vader me dankzij jou mijn auto afgenomen en me een week huisarrest gegeven.’

‘Het was niet mijn bedoeling dat dit je zou gebeuren, Elliot.’

‘Ja, goed, hoor. Doe maar geen moeite om met iemand in het dorp vriendschap te sluiten. Tegen de tijd dat ik klaar ben met het verzinnen van verhalen over je, zal niemand ook maar iets met je te maken willen hebben,’ dreigde hij. ‘Je bent een armzalig soort mens,’ voegde hij eraan toe, waarop hij zich omdraaide en met gebogen hoofd terugliep naar het bos.

Ik voelde tranen branden in mijn ogen. Ik wilde hem roepen, me op een of andere manier verontschuldigen, maar mijn keel zat zo dichtgeknepen, dat ik geen geluid kon uitbrengen. Ik keek hem na toen hij in het bos verdween.

Toen draaide ik me om en liep net als hij met gebogen hoofd weg, terug naar huis.

Toen ik opkeek, zag ik mama met over elkaar geslagen armen op de veranda staan. Ze had geen jas aan, alleen een blouse en rok, maar de kou scheen haar niet te deren. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat ze glimlachte. Ik wist zeker dat ze mijn confrontatie met Elliot had gezien.

‘Heb je dat gezien?’ vroeg ze.

‘Wat?’

‘Hij kon niet bij je in de buurt komen. Hij kon niet dicht bij je komen. Hij moest op een afstand blijven en kon alleen met zijn vuist schudden, en ik weet zeker dat hij stomme dreigementen uitte.’

Ze wendde haar blik af en keek naar het bos.

‘Er is een muur tussen ons en hen, Noble; voor eeuwig en altijd zal er een muur zijn.’

Ze keek me aan. ‘Je bent veilig,’ zei ze. ‘Je zult altijd veilig zijn.”

Ze stak haar armen naar me uit. Ik liep de veranda op, en ze omhelsde me. Samen liepen we naar binnen. Ik bleef slechts een seconde staan om achterom te kijken naar de plek waar Elliot het bos was ingegaan en verdwenen.

Hij verdween als een droom zou doen als ik wakker werd.