13. Door een kijkgaatje
’s Avonds leek mama weer wat beter, al bleef ze zich in de dagen daarop langzamer bewegen en deed ze vaker een dutje. Ze viel geregeld in slaap in de zitkamer. Soms als ik haar zag slapen, merkte ik dat haar ogen krampachtig bewogen en haar lippen trilden. Eén keer werd ze met een schok wakker en keek om zich heen alsof ze niet wist waar ze was of hoe ze daar was gekomen.
‘Wat is er?’ vroeg ze toen ze zag dat ik naar haar stond te staren. ‘Is er iets?’
‘Niets,’ antwoordde ik gauw.
Ze keek achterdochtig en wikkelde zich in haar sjaal.
‘Ga weer aan je werk,’ beval ze, en later betrapte ik haar erop dat ze naar mij staarde. Ik weet niet wat ze verwachtte te zien, waarop ze dacht me te kunnen betrappen. Het maakte me zenuwachtig. Ik vroeg me af of ik op de boerderij soms gevolgd werd door iets duisters en dreigends, iets wat ik zelf niet kon zien.
De zomer begon dit jaar snel te verdwijnen. De nachten waren kouder dan gewoonlijk en de bladeren begonnen eind augustus al te verkleuren. Ook kregen we al vroeg nachtvorst, en dat was slecht voor de late maïs en andere groenten. Mama klaagde zelfs over haar kruidentuin en het effect van de vroege kou op die planten. Het scheen dat haar spirituele adviseurs gelijk hadden toen ze haar verleiden dat het een langere, strengere winter zou worden dan gewoonlijk.
Ik vermeed het bos en ging niet vissen. Nu en dan wist ik zeker dat ik Elliot zag aan de rand van het bos, starend naar mij en ons huis, maar ik negeerde hem, en hij bleef in de schaduw of achter een paar bomen. Door alle verhalen die hij over ons gehoord had, was hij waarschijnlijk bang genoeg voor mama om hem te beletten naar mij of ons huis toe te komen. Na een tijdje zag ik hem niet meer, en toen wist ik natuurlijk dat de school begonnen was. Hij zou bezig zijn en trouwens nu ook wel nieuwe vrienden hebben gemaakt.
Mama ergerde zich omdat ze een nieuw onafhankelijk leerplan moest opstellen en dat voorleggen, maar volgens de wet was ze daartoe verplicht. Deze keer ging ze zonder mij naar school om het leerplan af te geven, en toen ze thuiskwam mopperde ze over de arrogantie van dr. Camfield en al die onderwijsdeskundigen die zichzelf op zo’n voetstuk plaatsten.
Half oktober begon het te regenen. Lange, hevige plensbuien, zo erg dat voor de maand ten einde was het grootste deel van de mooie gele, bruine en oranje bladeren van de boomtakken waren gevallen en op de grond in het bos lagen. De regendruppels leken spijkers waarmee de bladeren aan de grond waren genageld. Er verschenen weer geraamten. Doffe, donkere, kale takken, lelijk en ineengedraaid, maakten hun opwachting in de schemering. Hun grauwheid was als een enkele, loodzware klank die rond ons huis dreunde. De vogels die nog niet naar het zuiden waren gevlucht leken gedeprimeerd, vlogen nauwelijks rond en zongen zelden. Soms leken ze meer op opgezette vogels dan op levende.
Mama begon er een gewoonte van te maken om urenlang in haar eentje door het raam van de zitkamer naar de duisternis te turen, die ondoordringbaar was omdat de lucht vrijwel altijd zwaarbewolkt was. Ze zei niet veel over een spirituele aanwezigheid. Ze sprak nooit meer over papa. Het was een feit dat ze zich gedroeg of ze eenzamer was dan ik en daarom maakte ik me steeds ongeruster over haar.
We bleven ons werk doen en hielden ons bezig. Ik leerde alle lessen die ze me opgaf, en zij speelde op haar piano, zij het minder dan anders, en de muziek die ze uitzocht was zelden luchtig of vrolijk. Ze scheen te verdrinken in een poel van melancholie. Ze klaagde over de uitwerking van het koude weer op haar handen en kermde over de slechte kwaliteit tegenwoordig van sommige van haar remedies. Maar ze ging door met haar borduurwerk en hield het huis schoon als altijd, zo niet schoner.
Ik voerde een constante strijd met mijn bijna onbedwingbare nieuwsgierigheid, die me bij de hand wilde nemen en me terugvoeren om Elliot en zijn vader en zus te bespioneren. Een andere wereld, een gezin waar een lach en een traan, woede en vreugde, heersten was zichtbaar door het eiland van bomen tussen ons in. Ik speelde met het idee hun huis te benaderen vanaf de weg in plaats van door het bos. Soms bleef ik rondhangen aan de rand van onze boerderij en daagde mezelf uit om door te lopen, maar ik aarzelde altijd lang genoeg om die aandrang te overwinnen en terug te keren naar mijn eigen wereld.
En toen, begin november, toen ik op een dag aanmaakhout sprokkelde aan de rand van het bos, hoorde ik dat Elliot me riep. Ik draaide me om en zag hem zelfvoldaan tegen een esdoorn leunen, met een ondeugende glimlach om zijn glanzende lippen. Hij droeg een rood jasje en een honkbalpet met new york yankees. Ik hoorde sleutels rinkelen en zag dat hij een sleutelbos omhooghield en ermee rammelde.
‘Raad eens wat dit is,’ zei hij.
Ik keek eerst naar ons huis om te zien of mama buiten was, toen liep ik naar voren, met het aanmaakhout in mijn armen.
‘Geen idee,’ zei ik, en probeerde voor te wenden dat ik ook geen belangstelling had, al had ik die natuurlijk wel.
‘Van mijn auto, stommerd. Ik heb mijn rijexamen met gemak gehaald, en mijn vader kon niet anders dan doen wat hij beloofd had. De auto is vier jaar oud, maar perfect onderhouden. Hij is zwart, metallic, met verchroomde velgen.’
‘Ik ben blij voor je,’ zei ik, en wilde me omdraaien om het hout naar huis te brengen.
‘Hé, wacht even. Wil je niet weten wat ik al die tijd gedaan heb?’
Ik bleef staan.
Nee,’ zei ik.
‘Liegbeest. Ik heb nu en dan bij de beek naar je uitgekeken, maar je was er nooit. Waarom niet? Bang dat je weer in het water zou vallen?’ vroeg hij lachend.
‘Nee. Ik ben nergens bang voor. Ik heb het druk gehad, dat is alles Er is een hoop te doen hier, en ik heb te weinig tijd om die te verspillen aan praatjes met jou.’
Precies, de kippen voeren bijvoorbeeld. Ik ga naar school, weet je. Ik heb een paar vrienden gevonden. Het is minder erg dan ik had gedacht. Er zijn zelfs een paar meisjes die heel cool zijn.’
Mooi. Ik ben blij voor je.’
‘Oké, oké,’ zei hij, nu serieus. ‘Het spijt me dat ik je zo ruw behandeld heb.’
‘Dat kon me niet schelen,’ snauwde ik terug.
‘Best. Wil je een eindje met me gaan rijden?’
‘Nee.’
‘Waarom niet? Jee. We rijden wat rond, gaan de buurt verkennen. Ik zal je voorstellen aan een paar andere jongens van onze leeftijd en misschien ook aan een paar meisjes. Je hoeft zelfs niet bij te dragen aan de benzine.’
‘Ik wil de buurt niet verkennen. Daar is niets en niemand te vinden die me interesseert. Veel plezier met je auto,’ zei ik en liep haastig weg.
‘Zelfs mijn zus niet? Interesseert zelfs zij je niet?’ riep hij me achterna.
Ik hoorde hem lachen, maar bleef niet staan. Ik liep door naar huis zonder me om te draaien en ging naar binnen. Even bleef ik bij de deur staan. Toen tuurde ik door het raam naar het bos waar hij had gestaan. Hij was verdwenen.
Maar ik voelde me niet opgelucht.
Ik voelde me teleurgesteld.
Een paar dagen later viel er vroege sneeuw. Het was een welkome aanblik, omdat de witte deken de grauwe, sombere bomen en het vale gras en struikgewas bedekte. Zelfs de vogels die de winter met ons doorbrachten leken blij en energieker. Maar de dag erna was het weer warm en de onbewolkte lucht gaf de zon de kans de sneeuw snel te doen smelten. De wereld glinsterde, vooral in de maanverlichte avond als de temperatuur tot het vriespunt daalde. De stammen en takken van de bomen blonken alsof iemand alles met een glimmend vernis had bedekt.
Die middag had ik vrij. Mama was weer in slaap gevallen na ’s ochtends het huis te hebben schoongemaakt, dit keer nog grondiger dan gewoonlijk. Ze scheen vuil te zien waar het niet was, vlekken waar ze niet waren. In de late ochtend ging ze naar de torenkamer om te stoffen en te boenen. Ik kon horen hoe ingespannen ze aan het werk was, en het verbaasde me niets toen ze na de lunch praktisch ineenzakte op de bank en indutte.
Een afschuwelijk nieuw gevoel van eenzaamheid overviel me. Het was zo lang geleden dat ik gezelschap had. Ondanks de schijn die ik ophield voor Elliot, vormde werk, al was het nog zo zwaar en langdurig, geen compensatie. Ik wist geen manier meer te bedenken om mijn geest bezig te houden, en de lessen die mama opgaf waren gemakkelijker dan ik had verwacht. Eigenlijk dacht ik bij mezelf dat Celestes schoollessen een grotere uitdaging zouden zijn geweest, maar dat durfde ik niet hardop te zeggen.
De waarheid was dat ik mijn agitatie niet kon negeren. Zelfs zonder spiegels vond ik manieren om mijn spiegelbeeld te zien, soms in een ruit, soms in een stuk glanzend zilver. Het gezicht dat me aankeek intrigeerde me. Het was niet het gezicht dat van mij was. Het leek meer op een masker. Waar ben ik, de ware ik? vroeg ik me af. Waar ben ik gebleven?
Ten slotte bracht een Griekse mythe die ik had gelezen me terug naar het water, naar de plek waar het water werd tegengehouden en rondcirkelde tot een soort vijver. Jaren en jaren geleden, toen papa nog leefde, nam hij ons mee naar de vijver om te zwemmen. De mythe die mijn hersens prikkelde, was de mythe van Narcissus, die in het water keek en verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld. Toen hij besefte dat het slechts een weerspiegeling was, stierf hij. Mama wilde dat ik het las, zodat ik zou leren onbaatzuchtig te zijn en niet te veel zou geven om dingen die er niet toe deden. Dat begreep ik allemaal wel, maar toch verlangde ik ernaar iets moois in me te zien. Was dat slecht?
Cleo was door het dolle heen omdat ik terugging naar het bos. Zijn ogen glansden en hij rende heen en weer. Ik moest lachen om zijn ongeremde energie. Ik probeerde hem te kalmeren, maar het was of je probeerde de wind tegen te houden. Hij draafde door struiken, groef in de grond, blafte, joeg achter elke vogel aan, en rende in grote cirkels voor me uit. Toen we bij de vijver kwamen sprong hij naar het water en dook er halsoverkop in, zwom naar de overkant en terug. Zijn kop dobberde op en neer alsof zijn hals een enorme veer was. Ik moest weer om hem lachen.
Toen ging ik op een kei zitten en keek in het water om naar mezelf te staren. Mama had mijn haar heel kort geknipt, nog korter dan Nobles haar vroeger. Mijn extra gewicht maakte mijn gezicht ronder dan ik wilde, maar mijn lippen werden niet dikker, en ondanks al het zware werk dat ik had verricht, had ik nog steeds fijne gelaatstrekken. Ik ben bijna mooi, dacht ik.
‘Hé, als we daar de kluizenaar niet hebben,’ hoorde ik. Ik maakte bijna een luchtsprong.
Elliot kwam uit het bos naar me toe.
‘Waar ben jij mee bezig? Wacht je de hele dag om te zien of ik in het bos ben?’ vroeg ik, geërgerd dat hij me betrapt had.
‘Nauwelijks. Maar ik hoorde de hond blaffen, en ik weet dat jij de enige bent hier die een hond heeft. Er was niet bepaald een hersenoperatie voor nodig. Waar is je hengel?’
‘Ik ben hier niet gekomen om te vissen.’
‘O?’ Hij keek om zich heen. ‘Nou ja, je bent kennelijk ook niet hier om te zwemmen, hè? Dat water is waarschijnlijk koud genoeg om je snikkel te bevriezen.’
‘Snikkel?’
‘Ik weet dat je weet wat dat is,’ zei hij lachend. Ik voelde me verstijven.
‘Nee, ik ben niet hier om te zwemmen. Soms vind ik het gewoon prettig om door het bos te wandelen. En ik moet Cleo ook wat lichaamsbeweging geven.’
‘Precies, lichaamsbeweging,’ zei hij en keilde een platte steen over het water.
‘Waarom rij je niet rond in je auto?’ vroeg ik. Hij keek naar me met een cynische grijns. ‘Nou?’ drong ik aan.
‘Ik heb een maand huisarrest. Ik had een boete voor te hard rijden. Wie denkt er nou in vredesnaam aan dat ze snelheidscontrole houden in zo’n gat als dit? Mijn vader ging natuurlijk over de rooie. Net mijn rijbewijs, en meteen een bon voor te hard rijden. Hij zegt dat het de verzekeringspremie verhoogt.’
Hij lachte en zei: ‘Gelukkig kan mijn nieuwe vriendin rijden.’
‘Nieuwe vriendin.’
‘Ja. Ze heet Harmony Rose. Haar ouders zijn gescheiden en ze woont bij haar moeder, met haar jongere zusje Tiffany. Haar moeder is assistente van een vooraanstaand advocaat. Ze is een spetter. Harmony en zij lijken meer zussen dan moeder en dochter. Harmony’s moeder heeft een vriend, een bankdirecteur, dus heeft Harmony het huis vaak voor zich alleen. Ze heeft me alles verteld over zichzelf en haar familie. Haar vader en moeder zijn gescheiden toen ze pas vijf was, en hij heeft niets meer met ze te maken, maar ze hebben genoeg geld en zij heeft het huis. Het is een heel mooi huis.’
Hij lachte.
‘Het was de eerste keer dat ik met een meisje vrijde in haar eigen bed.’
Ik staarde hem aan.
‘Geloof je me weer niet?’
‘Waarom zou ik je niet geloven,’ zei ik en wendde mijn hoofd af.
‘En we deden het al tijdens ons tweede afspraakje,’ schepte hij op.
Ik stond op en klapte in mijn handen om Cleo te roepen.
‘Ik heb haar over jou verteld,’ ging hij verder, en ik draaide me met een ruk om.
‘Wat bedoel je, je hebt haar over mij verteld?’
‘Kalm maar. Ze was nieuwsgierig, en toen ze het de volgende dag aan haar vriendin Roberta vertelde, toonde die erg veel belangstelling. Ze vinden je fascinerend,’ voegde hij er met een spottend lachje aan toe. ‘Natuurlijk heb ik het een beetje aangedikt.’
‘Dat geloof ik graag,’ zei ik.
‘Kan geen kwaad. Bovendien kon ik er zelf over opscheppen.”
‘Waarom?’
‘Waarom? Niemand weet feitelijk iets over je. Je wordt bijna nooit ergens gesignaleerd. Ik had ze kunnen vertellen dat je hoorntjes op je hoofd hebt, en ze zouden me geloofd hebben.”
‘Ze kunnen geloven wat ze willen,’ snauwde ik en liep weg.
‘Kalm nou maar. Ik heb niets ergs gezegd,” verzekerde hij me en haalde me snel in. ‘Ik heb je zelfs heel goed afgeschilderd. Ik heb ze verteld dat je een heel aardige knul bent en allerlei interessante dingen weet over het bos, de dieren, een jongen die in de natuur leeft en met de vogels kan praten. Roberte stond gewoon te popelen van ongeduld. Ze wil je zo gauw mogelijk leren kennen. En je zult me dankbaar zijn als je haar ontmoet. Ik heb het pad naar de glorie voor je geëffend.’
Ik bleef staan en kneep mijn ogen samen.
‘Wat bedoel je?’
‘Ze zal je je zin geven zonder dat je er veel moeite voor hoeft te doen. Alleen maar om bij je te kunnen zijn, kluns.’
‘Hoe weet je dat ik bij haar wil zijn?’ vroeg ik, gedeeltelijk uit nieuwsgierigheid. Hoe zou hij dat kunnen weten?
Hij trok zijn wenkbrauwen op en lachte.
‘Over het figuur van mijn zus gesproken… Wacht maar tot je Roberta Beekman ziet. En naar wat ik erover gehoord heb, is ze een makkie, na een borrel of een joint.’
‘Joint?’
‘Marihuana, stommerd. Weleens van gehoord?’
‘Ja, ik heb erover gehoord.’
‘Dus. Dat, en een paar zoentjes in de hals, en het is sesam open u.’
‘Wie zegt dat ik haar wil leren kennen?’
‘Hou toch op. Natuurlijk wil je dat. Ik heb besloten je te helpen,’ ging hij op grootmoedige toon verder. ‘Wat heb ik aan al mijn ervaring als ik een maat er niet mee kan helpen?’
Ik hield sceptisch mijn hoofd schuin.
‘Nu ben ik plotseling je maat?’
‘Hé, wij jongens moeten één lijn trekken in deze wereld.’
‘Hoe komt het dat twijfels als bijen om mijn hoofd zoemen?’ vroeg ik.
Hij begon te lachen, maar werd toen weer serieus.
‘Wacht eens even,’ zei hij, terwijl hij mijn arm vastpakte. ‘Dit is voor ons allebei een goeie kans. Ik kan ze dit weekend bij mij thuis laten komen. Dan maken we er een feestje van.’
‘Nee,’ zei ik, en deed mijn best niet paniekerig te klinken. ‘Geen belangstelling.’
‘Waarom niet? Je zei dat je geen homo bent,’ protesteerde hij kwaad. ‘Ik heb niks slechts over je gezegd. Integendeel, alleen maar goeie dingen. Ik heb het allemaal voor ons uitgestippeld.’
‘Daar heb ik je niet om gevraagd.’
‘Nou, ik heb het gedaan.’
‘En?’
Hij staarde me aan, draaide toen zijn hoofd om, en keek me daarna weer aan.
‘Oké, oké, ik heb niet de hele waarheid verteld,’ bekende hij plotseling.
‘Wat dan?’
‘Harmony is niet echt mijn vriendin, en ik heb niet met haar in haar kamer geslapen. Tenminste, nog niet, maar ik ben het vast van plan. Ze is het mooiste meisje van school, geloof me, en Roberta is ook echt een knappe meid. De waarheid is dat ze onafscheidelijk zijn. Ze gaan eigenlijk alleen maar samen naar afspraakjes. Ik heb hun belangstelling weten te wekken door over jou te praten.’
‘Dat is jouw probleem, niet het mijne,’ zei ik en liep weer weg. Opnieuw pakte hij me bij mijn arm. ‘Hou op,’ zei ik.
‘Wacht even. Misschien kunnen we een deal maken.’
‘Wat voor deal?’
‘Stem er alleen in toe ze bij mij thuis te ontmoeten, meer niet. Je kunt over vissen praten of zoiets of takken afsnijden voor mijn part, als je er maar bent en Roberta bezighoudt terwijl ik me om Harmony bekommer.’
Ik wilde mijn hoofd schudden.
‘Je hebt gewoon een beetje aanmoediging nodig, dat is alles. Ik weet dat je verlegen bent en dat je niet veel hebt gezien of gedaan.’
‘Nee, dank je.’
‘Weet je,’ zei hij smekend; hij klonk bijna wanhopig. ‘Ik zal je iets laten zien dat je graag wilt zien als je erin toestemt de meisjes samen met mij te ontmoeten. Je hoeft niets te doen wat je niet wilt. Je hoeft er alleen maar te zijn.’
‘Wat zou je me willen laten zien?’
‘Je wilt mijn zus toch naakt zien?’
Even kon ik geen antwoord geven. Toen wilde ik ontkennen en hij begon te lachen.
‘Probeer het maar niet te ontkennen. Je kwam die avond naar ons huis om naar haar te gluren.’
‘Dat is niet waar.’
‘Nou, ja, niks aan de hand, toch?’
‘Zou je je zus zoiets aandoen?’
‘Kan mij wat schelen. Ze loopt er trouwens toch mee te pronken. Zal ik je eens wat zeggen? We hebben boven kamers naast elkaar, en er hing vroeger iets aan de muur in mijn kamer dat nu weg is, maar er is een gaatje achtergebleven dat dwars door de muur naar haar kamer loopt. Als je in mijn kamer staat, kun je naar haar kijken zonder dat ze het weet.’
‘Dat zou ik nooit doen,’ zei ik schor fluisterend.
‘O, jawel, dat zou je wel. Ze loopt daar naakt rond, en soms… soms doet ze dingen.’
Het leek of mijn hart stilstond. Mijn borst voelde hol aan. Ik maakte weer aanstalten om weg te lopen, maar hij volgde me.
‘Je weet wat ik bedoel als ik zeg dat ze dingen doet?’
‘Nee.’
‘Ze windt zichzelf op. Geweldig, als je dat ziet. Ik dacht dat alleen jongens dat deden, maar dat is niet zo. Ik moet eerlijk bekennen dat ik nogal geil werd toen ik het haar de eerste keer zag doen. Als ze wist dat ik haar had gezien, zou ze het besterven.’
Ik probeerde te slikken, maar het lukte niet. Ik had het zo heet, dat ik me afvroeg of hij de hitte van me kon voelen afstralen. Hij liep naast me. Cleo rende van zijn kant naar mijn kant terwijl we door het bos liepen.
‘Ik weet zeker dat je, zonder televisie, zonder films, alleen met wat je van je moeder al dan niet mag hebben en doen, echt nog niks hebt gezien of meegemaakt, Noble. Als dat eenmaal gebeurt, zul je me dankbaar zijn, en daarvoor hoef je alleen maar toe te stemmen in een afspraakje met de meisjes. Ze willen je zo graag leren kennen. Het móét je toch wel interesseren. Anders is er iets raars aan de hand, gebeurt er is vreemds bij jullie thuis. Misschien doet je moeder iets om te zorgen dat je geen belangstelling krijgt voor meisjes. Dat horen de mensen te weten,’ zei hij met een licht dreigende klank in zijn stem.
Ik bleef staan en keek hem scherp aan. Hij gaf geen duimbreed toe.
‘Hoe bedoel je?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Ik kan de mensen alles vertellen wat ik wil en ze zouden me geloven. Ik hoef zelfs niets uit mijn duim te zuigen. Kijk maar eens naar al die dingen die je moeder doet. En ik kwam een keer langs toen ze stond te zingen op dat kerkhof. Wie ligt daar trouwens begraven?’
‘Gaat je niks aan.’
‘Je hebt gelijk,’ zei hij. ‘Dode mensen interesseren me trouwens toch niet.’ Toen verzachtte zijn stem. ‘Kom nou, we maken gewoon een beetje plezier. Je zult er echt geen spijt van hebben. Nou, wat zeg je?’
‘Ik…’
‘Kom vanavond om een uur of acht. Om acht uur gaat ze in bad en is ze in haar kamer. Mijn vader werkt vanavond. We zijn maar met ons tweeën. We zullen zelfs Betsy niet laten weten dat je in huis bent. Nou? Wat zeg je ervan?’
Was het de macht van het kwaad? Was het een duistere kracht die bezit van me nam? Ik voelde dat ik instemmend knikte.
‘Goed zo.’ Hij glimlachte, maar plotseling verdween zijn glimlach. ‘Ik zou maar komen als ik jou was, Noble. Als je niet komt, zweer ik je dat ik je kom halen.’
Ik liep weg.
‘Zorg dat je komt!’ riep hij me achterna.
Ik liep snel door, mijn hart bonsde zo hard als nooit tevoren. Wat had ik beloofd? Toen ik bij de weide kwam holde ik de rest van de weg naar huis en bleef bij de deur staan. Ik hijgde net zo erg als Cleo soms deed. Wanhopig probeerde ik mezelf tot kalmte te dwingen. Als mama me zo zag…
Ten slotte ging ik naar binnen. Ik hoorde haar in de keuken. Het eerste wat ze deed toen ze me zag was gillen dat Cleo vuile poten had. Ik droeg hem naar buiten en maakte hem schoon. Toen ik terugkwam, waren haar ogen nog opengesperd, en haar haar zat in de war. Ze zag eruit of ze iets verschrikkelijks had gezien.
‘We moeten het huis brandschoon houden,’ zei ze. ‘We moeten ons huis als een gewijde plaats beschouwen. Anders komen ze niet. Laat voortaan je schoenen voor de deur staan. Er zal ook een emmer staan met water en zeep en een washandje. Was je handen voor je naar binnen gaat. Begrijp je? Begrijp je me goed?’
‘Ja,’ zei ik haastig.
‘Goed. Goed. Het is belangrijk. Alles is belangrijk,’ mompelde ze en ging verder met koken.
Ze was ongewoon zwijgzaam aan tafel. Van tijd tot tijd hield ze op met eten en keek me doordringend aan, met gefronste wenkbrauwen, alsof ze gebukt ging onder een diepe, sombere gedachte. Soms staarde ze voor zich uit, zonder te kauwen, zonder zich te verroeren. Uiteindelijk kwam ze weer tot bewustzijn door iets wat ik deed, of door een of ander geluid, en at ze weer verder.
Na het eten waste ze af en maakte de keuken schoon en liet mij de vuilniszak naar buiten brengen. Toen ik terugkwam stond ze bij de deur te wachten.
‘Trek je schoenen uit,’ zei ze en overhandigde me het washandje. ‘Denk eraan dat je jezelf altijd schoonmaakt voor je onze tempel binnenkomt, want dat is wat ons huis is, een tempel, een heiligdom voor hen.’
Ik deed wat ze vroeg, en toen ging ze terug naar de keuken. Even later liep ze naar boven. Ik wachtte tot ze weer beneden zou komen, maar ze kwam niet, en toen ik naar boven liep om te gaan kijken, zag ik dat ze met haar kleren aan in slaap was gevallen. Ik legde de deken over haar heen, maar ze bewoog zich niet.
Ze is gewoon uitgeput, dacht ik. Al die verantwoordelijkheid, die zorgen, hebben hun tol van haar geëist. Ze moet gewoon eens een nacht goed slapen.
Ik was van plan zelf ook vroeg te gaan slapen, maar Elliots uitnodiging bleef door mijn hoofd spoken. Hoe ik ook mijn best deed, ik kon de beelden, de woorden, niet uit mijn gedachten bannen. Redenerend dat als ik niet naar zijn huis ging, hij zijn dreigement ten uitvoer zou brengen en mama en mij nog meer problemen zou bezorgen, glipte ik het huis uit, trok mijn schoenen aan, en holde met Cleo naast me over het slingerpad naar de rand van het land van Elliots familie.
Eenmaal daar, aarzelde ik en keek naar de verlichte ramen. Het was bijna acht uur. Plotseling hoorde ik de achterdeur van het huis opengaan en zag ik hem op de achterveranda staan kijken in de richting van het bos.
Ik stapte naar voren en liep langzaam over het veld, met Cleo naast me.
‘Moet je die hond overal mee naartoe nemen?’ vroeg hij.
‘Als ik dat niet doe, blijft hij blaffen en zou mijn moeder zich afvragen waar ik was,’ antwoordde ik.
‘Nou, hij kan niet binnenkomen. Mijn zus zou hem horen.’
‘Dan gaat hij blaffen,’ waarschuwde ik.
‘Oké,’ gaf hij toe. ‘Verdraaid, ik voel me net een kind als ik bij jou ben.’
‘Doe dat dan niet. Ik ga wel naar huis,’ zei ik.
‘Alsjeblieft, ik heb niks gezegd. Je hebt de langste tenen van iedereen die ik ken.’ Hij lachte. ‘Kom mee. Ik houd me altijd aan mijn afspraken.’
‘Dit is waarschijnlijk geen goed idee,’ merkte ik op.
Lachend hield hij zijn hoofd schuin. ‘Vertrouw me maar, je zult niet teleurgesteld worden.’
‘Dat bedoelde ik niet,’ zei ik, maar hij had zich al omgedraaid en deed de deur open.
‘Zachtjes; waarschuwde hij fluisterend en wenkte me hem te volgen.
We gingen via de keuken naar binnen. Cleo volgde ons, overal snuffelend. Aan de voet van de trap bleef Elliot staan.
‘Haal de hond,’ beval hij.
Cleo was de andere kamers gaan verkennen. Ik knipte met mijn vingers, trok zijn aandacht en hij volgde ons de trap op. Boven namen we een scherpe bocht en haastten ons naar Elliots kamer. In tegenstelling tot mijn kamer stond die van hem vol met allerlei dingen, waaronder posters van zijn favoriete zangers en bands en films. Overal lagen boeken en tijdschriften. Het bed was niet opgemaakt, en hemden en broeken hingen over stoelen en lagen zelfs op de grond. Cleo vond onmiddellijk een paar sokken en pakte die in zijn bek.
‘Ik snap niet waarom, maar hij is gek op sokken,’ zei ik. Ik probeerde de sokken te pakken te krijgen, maar Cleo draaide en kronkelde om het me te beletten.
‘Laat die hond toch. Wat kunnen die sokken je nou schelen?’
Met een wellustig lachje liep hij naar een van zijn rockbandposters en haalde die voorzichtig van de muur. Daaronder zat een gaatje, precies zoals hij gezegd had. Hij hield zijn oog ervoor en keek, en toen draaide hij zich naar mij om.
‘Ze is er nog niet,’ zei hij.
‘Voel je je echt niet schuldig dat je dit doet?’ vroeg ik. ‘Ze is je zusje.’
‘Nou en? Wat niet weet, wat niet deert, en zoals ze zich kleedt en rondparadeert, loopt ze er de meeste tijd praktisch naakt bij. Ze bezorgt mijn vader elke dag een kleine hartaanval. Niemand zegt er iets van, maar hij geeft haar de pil. Hij legt ze gewoon in haar kamer, zoals iemand een muizenval zet.’
Ik bleef staan luisteren, geboeid door de intieme details van andermans gezinsleven.
‘Je kunt natuurlijk wel raden wat er gebeurde,’ ging hij grijnzend verder. Ik zei niets, en hij draaide zich om en tuurde weer door het gat. Toen deed hij een stap achteruit, glimlachte en knikte naar me.
‘Ga je gang,’ zei hij met een gebaar naar de muur.
Ik verroerde me niet.
‘Toe dan. Je moet naar binnen en naar buiten zonder dat iemand het merkt,’ zei hij. ‘Mijn vader komt over ongeveer veertig minuten thuis.’
Langzaam, met snel kloppend hart, liep ik naar de muur. Onwillekeurig kreeg ik het gevoel dat ik een uitnodiging accepteerde van de duivel zelf, maar mijn nieuwsgierigheid was zo groot, dat ik me niet kon bedwingen. Ik legde mijn oog voor het gat in de muur en keek er doorheen.
Het was de eerste keer in mijn leven dat ik een meisjesslaapkamer zag. Sinds papa’s dood had mama weinig gedaan om wat hun beider slaapkamer was geweest te veranderen. Zijn kleren hingen nog in zijn kast. Maar het was nooit een volledig vrouwelijke kamer. Mijn eigen kamer, die ik vroeger deelde, was nu zoals Noble het zou willen, en alles wat van Celeste was geweest, was weg, begraven.
Betsy’s kamer had roze muren en een hemelbed met een dun gordijn van roze tule. Het bed was nog keurig opgemaakt, en op de kussens lagen twee poppen naast elkaar. Ik kon ze niet goed thuisbrengen, maar ze hadden allebei lang haar en een weelderig figuur met ronde vormen.
Ook aan haar muren hingen posters, een van een rockzanger met ontbloot bovenlijf en iets wat eruitzag als een fietsketting om zijn hals. Hij hield een gitaar onder zijn middel. Als zijn broek nog iets strakker was, zou die een tweede huid zijn. Ik zag iets bewegen en keek naar rechts, waar Betsy voor de spiegel van een toilettafel zat. Ze was spiernaakt.
Ik keek gefascineerd toe terwijl ze begon te experimenteren met make-up; ze kleurde haar wenkbrauwen bij en deed iets op haar wimpers om ze langer te laten lijken. Ze wreef wat crème op haar wangen en onder haar mond. Toen veegde ze die er weer af en probeerde drie verschillende lippenstiften, bestudeerde het effect op haar uiterlijk.
‘Wat doet ze nu?’ vroeg Elliot achter me.
‘Ze maakt zich op,’ zei ik.
‘O, vervelend.’ Hij stond op. Ik keek weer door het gaatje. Ik vond het allesbehalve vervelend. Ik had dit niet meer gezien sinds mama het deed, maar ze had het al zo lang niet meer gedaan.
Eindelijk stond Betsy op, draaide zich om en bekeek zichzelf in de spiegel. Ze legde haar handen om haar grote borsten en staarde naar haar spiegelbeeld. Toen liep ze naar haar kast, haalde er een paar blouses uit, paste ze stuk voor stuk en keek hoe ze eruitzag.
‘Speelt ze met zichzelf?’ vroeg Elliot.
‘Ze past kleren,’ zei ik.
Hij kreunde.
‘Daar is ze urenlang mee bezig. Laat maar,’ zei hij.
Ik aarzelde. Ik wilde elke trend, elk kledingstuk zien.
‘Hé,’ zei Elliot. ‘Kom. Je hebt nu genoeg gezien, en mijn vader komt straks thuis.’
Met tegenzin ging ik achteruit.
‘Lekker geil geworden?’ vroeg Elliot.
Ik gaf geen antwoord, maar liep naar de deur, spoorde Cleo aan me te volgen.
‘Nu zul je Roberta Beckman weten te waarderen,’ zei hij toen we de trap afliepen. ‘Ik zal het regelen voor zaterdagavond, oké?’
‘Ik weet het niet,’ zei ik.
‘Wat bedoel je? We hadden een deal. Afspraak is afspraak, en afspraken hoor je na te komen,’ zei hij scherp.
‘Mijn moeder vindt het misschien niet goed dat ik hier kom.’
‘Doe dan wat je vanavond hebt gedaan. Sluip stilletjes hiernaartoe. Ik weet dat je het kunt, Noble, dus maak me niet kwaad,’ zei hij en kneep zijn ogen dreigend samen.
‘Ik zal wel zien,’ zei ik en deed de deur open. Hij volgde Cleo en mij naar buiten.
‘Je zorgt maar dat je hier bent, Noble,’ zei hij. ‘Laat me geen pleefiguur slaan en bederf mijn kansen bij Harmony niet. Ik zal het je niet vergeven als je dat doet,’ riep hij toen ik in de richting van het bos liep.
Toen ik daar was, zette ik het op een draf en holde naar huis. Ik trok mijn schoenen uit, maakte Cleo schoon en waste mijn handen. Het was heel stil in huis, dus ik vermoedde dat mama nog lag te slapen, maar toen ik door de gang liep, zag ik dat ze was opgestaan en beneden was, waar ze opnieuw in slaap was gevallen in overgrootvader Jordans stoel. Ik bleef in de deuropening naar haar staan kijken, wachtend om te zien of ze wakker zou worden. Dat was niet het geval, dus ging ik naar boven. Maar in plaats van rechtstreeks naar mijn kamer te gaan liep ik door naar haar kamer.
Op mijn tenen liep ik naar binnen naar haar toilettafel. Bijna al haar make-up, lippenstiften en crèmes waren heel lang niet aangeraakt, maar nu ik Betsy aan haar toilettafel had gezien, was mijn belangstelling gewekt. Ik ging zitten en staarde naar mezelf in de spiegel. Mijn wenkbrauwen waren te dik. Ik wou dat ze net zo smal waren als die van Betsy.
Eén keer maar, toen ik nog heel klein was, had ik lippenstift opgedaan. Noble en ik speelden vadertje en moedertje, en ik was de moeder. Ik maakte er een puinhoop van, maar mama was niet kwaad op me. Ze lachte en riep papa, die naar me keek en toen een hysterische lachbui kreeg.
Langzaam schroefde ik een van haar lippenstiften open. Hij zag er nog goed uit, dus bracht ik hem aan op mijn lippen, volgde zorgvuldig de contouren van mijn mond en drukte mijn lippen op elkaar zoals ik Betsy in haar kamer had zien doen. Ik glimlachte bij het zien van die helderrode lippen in mijn gezicht. Aangemoedigd maakte ik een van haar potten crème open, wreef mijn wangen en kin ermee in. Mijn vingers voelden ruw aan op mijn huid, dus moest ik heel zachtjes wrijven.
Daarna opende ik een van de potjes make-up en begon te experimenteren met kleur, zoals ik Betsy had zien doen. Toen ik dat had gedaan, vond ik een wimperborsteltje en begon mijn wimpers zwart te maken. Ik was er bijna mee klaar toen ik mama’s schrille kreet hoorde. Ik was zo in mij werk opgegaan, dal ik haar niet de trap had horen opkomen. ‘Wat doe je daar?’ schreeuwde ze. Ze holde naar me toe en rukte het wimperborsteltje uit mijn hand. Ze keek me met wijdopen ogen aan. ‘Wat doe je daar?’
Ze pakte een handdoek en, met haar linkerhand tegen mijn achterhoofd gedrukt, begon ze ruw de lippenstift en make-up weg te vegen, zo hard en fel dat ze mijn huid er bijna afscheurde.
‘Ik wilde alleen maar…’
‘Je bent besmet,’ zei ze. ‘Je bent bezeten. Ga onmiddellijk naar je kamer.’ Ik stond haastig op en liep naar mijn slaapkamer. ‘Kleed je uit en ga naar bed,’ zei ze. Ze knikte naar me. ‘Dit zal tijd kosten.’ Met die woorden liep ze de kamer uit en deed de deur dicht.
Wat bedoelde ze daarmee? vroeg ik me af.
Voordat ik me helemaal had uitgekleed, hoorde ik haar weer bij de deur, een sleutel erin steken en omdraaien. Het slot klikte dicht.
‘Mama?’ riep ik en liep naar de deur. Er was geen beweging in te krijgen.
‘Hier is tijd voor nodig,’ hoorde ik haar zeggen, en toen hoorde ik haar de trap aflopen.
Ik kon niets anders doen dan gaan slapen. Ik droomde dat ik in Betsy’s kamer was, alleen was het mijn kamer. Ik zat achter de toilettafel en maakte mezelf heel mooi. Maar toen ik me omdraaide en naar de muur keek, zag ik mama’s oog in het gat en werd met een schok wakker. Ik rook iets, dus ging ik rechtop zitten en zag een kaars branden bij de deur. Het vlammetje flakkerde zachtjes. Ik luisterde ingespannen en hoorde iets ritselen. Ik keek op en zag dat mama bij het raam zat, haar lichaam afgetekend tegen het naar binnen schijnende licht van de sterren en de halvemaan.
‘Mama?’
‘Ga weer slapen, Noble,’ zei ze. ‘Je zult al je kracht nodig hebben. We hebben veel te doen.’
Ze stond op en trok mijn deken omhoog toen ik ging liggen en raakte even mijn voorhoofd aan voor ze wegging. Ik hoorde de sleutel weer omdraaien in het slot.
De slaap was als een blad in de wind, centimeters van mijn vingertoppen vandaan, maar altijd buiten bereik, tot het eerste ochtendgloren. Het verbaasde me dat ik zo lang geslapen had en dat Cleo niet in de kamer was. Suf stond ik op, waste me en kleedde me aan, maar toen ik naar buiten wilde, merkte ik dat de deur nog op slot was.
‘Mama!’ riep ik. ‘Ik ben wakker en kan beneden komen om te ontbijten. Mama!’
Ik hoorde niets. Ik rukte aan de deurknop en bonsde op de deur en wachtte.
Stilte was het enige antwoord. Waar was Cleo? Waarom blafte hij niet om me? Ik bleef mama roepen, kloppen, aan de deurknop rammelen. Ik hoorde geen voetstap. Ik deed mijn raam open en keek naar alle kanten of ik haar zag, maar ze was nergens te bekennen. Ik riep haar en wachtte, liep toen terug naar de deur en klopte en gilde weer.
Uitgeput ging ik op mijn bed zitten.
De klok tikte verder. De ochtend ging over in de middag. Ik hoorde de stofzuiger beneden en wachtte tot hij zou stoppen. Het duurde zo lang, dat ik dacht dat het lawaai nooit meer op zou houden, maar eindelijk werd het stil, en toen begon ik haar weer te roepen. Ze reageerde niet. Mijn keel was droog, dus ging ik naar de badkamer en dronk water uit de kraan.
Ze kwam nog steeds niet terug naar mijn kamer. Mijn geroep werd niet beantwoord. De middag maakte plaats voor de vroege avond. Ik had zo’n honger dat mijn maag rammelde. Ik probeerde te slapen om er niet aan te denken. De duisternis was ondoordringbaar. Ik luisterde en hoorde heel weinig, en toen hoorde ik haar zingen en holde naar het raam. Het kwam van rechts, van het kerkhof. Ik wachtte tot ze zweeg en toen gilde ik naar haar.
Ik wachtte bij de deur om naar haar voetstappen te luisteren, en eindelijk hoorde ik ze. Ik bonsde nog harder en riep haar. Ik kon haar horen naderen.
‘Goddank,’ mompelde ik.
Maar er gebeurde niets. Ik wachtte. Een nieuwe paniek begon zich van me meester te maken.
‘Mama?’
‘Rust nu maar, Noble,’ hoorde ik haar door de deur fluisteren. ‘Je moet vasten. Je moet jezelf reinigen.’
‘Ik heb honger, mama. Ik heb enorme honger.’
‘Je moet jezelf reinigen,’ herhaalde ze. ‘Drink gewoon water. Dat hebben ze me gezegd.’
Ik hoorde haar weer weglopen.
‘Mama!’ gilde ik en luisterde.
De deur van haar slaapkamer viel dicht en het werd stil.
‘Waar is Cleo?” schreeuwde ik. Ik liep naar het raam om te luisteren. Als ze hem buiten had gelaten, zou hij nu wel blaffen, dacht ik. Maar ik hoorde hem niet en ik kon de stilte niet verdragen. Ik legde mijn handen op mijn oren en luisterde naar het gedaver in mijn hoofd.
Volkomen uitgeput ging ik weer naar bed. Die nacht sliep ik onrustig en met tussenpozen. Toen het licht begon te worden, werd ik wakker en luisterde hoopvol of ik mama hoorde. Ik hoopte dat wat het ook was dat ze meende te moeten doen, nu wel gedaan was.
Nog niet blijkbaar. Ik bracht de dag door zoals de dag daarvoor, en hetzelfde gold voor de nacht. De derde dag was ik zo moe en verzwakt, dat ik geen moeite deed om op te staan. Ik bleef liggen wachten, luisteren, viel nu en dan in slaap. Ik dacht dat ik het geluid hoorde van onze auto die startte, maar ik wist het niet zeker.
De dag ging voorbij en het werd nacht.
En toen, de volgende ochtend, hoorde ik de deur opengaan. Mijn oogleden leken op elkaar geplakt, maar met moeite kreeg ik ze open. Mama stond met een blad in haar handen glimlachend voor me. Op het blad zag ik een beker met een van haar kruidentheeën, een kom havermout en wat toast en jam.
Ik probeerde overeind te komen. Ze zette het blad op het nachtkastje en hielp me rechtop te gaan zitten, schudde mijn kussens op en schikte ze in mijn rug. Toen plaatste ze het blad op mijn schoot en deed een stap achteruit.
‘Het is voorbij,’ zei ze. ‘Alles komt weer goed.’