6
Veertig woensdagen later
Buster woonde in een afgelegen strandhuis van uitgeloogd cederhout aan de rand van het Estuary, een paar kilometer voorbij de laatste privécondo’s van Imperial Beach. Ze zaten op de overdekte veranda en keken uit over zee, de grauwe massa van het noodweer en de bliksemflitsen die het waanzinnige orkest van de donder dirigeerden. De regen vormde plassen op het strand die zich als donkere bloedvlekken in de richting van de nabijgelegen riviermond uitbreidden. Dit huis was waarschijnlijk het enige onderkomen dat over de Tijuana Sloughs uitkeek, maar nu waren ze in de nevels nauwelijks zichtbaar.
‘Het leven is als een vervuilde rivier die naar de zee stroomt,’ zei Buster. ‘Het besmet je als een ziekte met alles op zijn weg. Alleen de enkeling die het tot de monding en het heldere water van de oceaan redt en weet te overleven, kan terug de rivier op varen en de vervuiling aanpakken.’
De woorden hingen tussen hen in, zinderend. Ze vermengden zich met de rookspiralen die Buster uitblies en die tussen de balken van de overkapping bleven drijven. Hij had de peuk gedraaid van roodkleurige tabak die naar kruiden rook die Travis niet kende.
‘Ben je daarom hiernaartoe gekomen?’ vroeg Travis. Zijn moeder zou die nacht voor een werkafspraak in Los Angeles overnachten. Margaret had het nummer van het hotel op het prikbord geplakt en ze had hem verzekerd dat ze die avond zou bellen. Ze zou een boodschap moeten inspreken en zich misschien zorgen maken waar hij was. Hij vroeg zich af of ze boos zou klinken.
‘Die vraag had ik al verwacht.’ Buster legde zijn voeten op de balustrade en lachte. ‘Je moet je toch zijn gaan afvragen waarom een oude indianentovenaar zijn dagen op een surfplank aan de oceaan slijt.’
‘Een indianentovenaar? Ben je een sjamaan?’
‘Zo noemen jullie blanken het. Ik zeg liever “medicijnman” of “tovenaar”. Maar de naam doet er niet toe. Mijn volk woonde in de Yaqui-vallei in de Sierra Madre, in de streek die tegenwoordig Sonora heet. We noemden onszelf Yo’emem Tankahal, de mensen van het vuur.’
‘Was het mooi, jouw land?’
‘Het was prachtig,’ zei Buster. ‘Er was magie in de woestijn en in de bergen. Onder het licht van de zon en de maan leken het twee totaal verschillende werelden. Overdag boden de cactussen melk en ’s nachts waren het wachters van de vlakte. In de vallei verbouwden we maïs, en als de zon opging werd de rivier een zilveren lint dat het land bevruchtte. Dan hoorde je de maïs fluisterend de nieuwe dag aankondigen.’
‘Waarom woon je niet meer bij je volk?’
‘Omdat ze allemaal dood zijn,’ zei Buster. ‘Ik ben de laatste van mijn stam.’
Travis floot, aangedaan. ‘Dat moet een eenzaam gevoel zijn.’
Ze kenden elkaar nu nagenoeg een maand, maar hij bedacht dat hij eigenlijk bijzonder weinig over Busters afkomst wist. Travis was niet iemand die veel vroeg; doorgaans ging hij op zijn intuïtie af om mensen te doorgronden. Nu voelde hij plotseling een diep verlangen Buster te leren kennen en hem te omhelzen. De jongen was na maanden hongerig naar de aanraking van een volwassene.
‘Geen voorvaderen hebben voelde altijd aan alsof mijn geschiedenis was uitgewist,’ zei Buster. ‘Maar ik weet nu dat het verleden er niet toe doet. Door de golven te berijden controleer ik het leven in plaats van me erdoor te laten beheersen. Soms, als ik door een monsterlijke golf achterna word gezeten, heb ik het idee de dood voor te kunnen blijven. Daarom ben ik hier.’
De bamboe windvanger naast de deur begon hol te klateren. Travis kreeg plotseling de aanvechting om te gaan huilen. Hij knikte naar het zuiden, waar regen en storm de dood verhulden. ‘Heb jij ze bereden?’
‘Ik heb ze bereden, ja.’ Buster sprak de woorden zonder een spoor van zelfingenomenheid. ‘Een tijd geleden, maar ik heb ze bereden.’
‘Je had een zoon, nietwaar?’
Busters adem stokte.
‘Ik hoorde dat je het tegen mijn moeder zei.’
‘Dus je hebt ons afgeluisterd. Ach ja, dat merkte ik heus wel. Je hebt nog heel wat werk aan je camouflage, indiaan.’ Buster lachte, maar de lach werd verzwolgen door de donder en stierf weg boven de oceaan. Hij tikte de as van het laatste gloeiende eindje van zijn peuk. ‘Ik was een jager. Verbazend, nietwaar? Het leven kan je soms goed in de maling nemen. Als je zo lang hebt geleefd als ik weet je niet anders. Op een dag kwamen ze naar ons dorp; een andere beschaving, ook jagers, maar slechte mensen, verdorven tot op het bot. Ze wilden over ons dorp heersen en beloofden ons voedsel en bescherming als we voor hun meesters zouden werken. Ik was een van de onderhandelaars en we weigerden. O, dat hebben we geweten. Een paar dagen later was ik in de bergen aan het jagen toen ik de rook zag. Ik denk niet dat ik ooit banger ben geweest dan op dat moment. Ik begon te rennen, zo snel ik kon. De velden langs de rivier stonden in brand. De zoete geur van gebakken maïs hing in de lucht en nu fluisterde het gewas niet, maar hoorde je het krijsen. Het was een vreselijk geluid. Absoluut niet als het ploffen van popcorn.’ Buster glimlachte wrang. ‘Ik was te laat. Mijn huis stond ook in brand. Ze hadden het hele dorp aangestoken en zij die niet in de vlammen omkwamen werden voor hun huis opgewacht en vermoord. Maar ik moest erheen, begrijp je? Ik moest weten of mijn zoon nog leefde.’
Travis, ademloos, begreep het.
‘Ze stonden nog in een linie rondom het dorp, de aanstichters. Ik moest me een weg erheen vechten. Een aantal van hen reeg ik aan mijn mes. Ik kreeg wat klappen, maar ze waren niet in staat me te doden. Ik geloof niet dat wie ook me op dat moment had kunnen tegenhouden... Zoals ons volk het uitdrukte: ik was een wolf en ik ziedde.’
‘Ben je zo je pink verloren?’
Buster stak zijn linkerhand op en zijn blik verhardde. ‘Mijn pink ben ik kwijtgeraakt bij een ongeluk met een spiegel, lang geleden.’ Zijn stem klonk laag en hij sprak duidelijk met tegenzin. Het was een volmaakte snede, een beetje schuin, halverwege het eerste kootje, waardoor er nog een stompje van ongeveer een centimeter te zien was. Aan de buitenkant van Busters ringvinger zat een litteken, alsof iets scherps daar was afgeketst en de rest van zijn vingers had gespaard. Voordat Travis kon doorvragen trok Buster resoluut zijn hand terug en vertelde verder.
‘Mijn zoon was daarbinnen, in de vuurzee. Hij was nog maar negen. Ik heb hem niet eens meer gezien. Hij moet al dood zijn geweest voordat ik het huis wist te bereiken. Dat was nog het ergste van alles: dat ik hem niet meer met eigen ogen heb kunnen zíén of iets tegen hem heb kunnen zeggen.’
Door die woorden dwaalden Travis’ gedachten voor de zoveelste keer af naar zijn vader. Het gewicht van een lege kist was onvoorstelbaar. Hoe kon hij zeker weten dat het allemaal echt was gebeurd, als niemand erbij was geweest en niemand het met eigen ogen had gezien? Wat was er precies gebeurd, vorig jaar op 2 november? Wat had zijn vader gedacht, gedurende dat laatste moment? Had hij geweten dat hij zou sterven, had hij gehuild? Had een haai hem te pakken gekregen? Had hij Travis’ naam geroepen? Was zijn mooiste herinnering de geboorte van zijn zoon geweest? Was de gedachte door hem heen gegaan dat hij zijn belofte niet meer kon nakomen – ik zie je vanavond? Was al wat hij op dat laatste moment had gewild Travis in zijn armen houden? Het antwoord op al die vragen was verzwolgen door de oceaan. Die liet Travis alleen achter, als wrakhout op het strand, met enkel de kwellende wetenschap dat de dood van zijn vader altijd onopgelost zou blijven.
Buster vervolgde: ‘Ik vluchtte de bergen in voor ze me konden doden. Lange tijd zwierf ik rond. Gaandeweg ontstond er een diepgewortelde haat jegens alles wat leefde. Het bloed in mijn aderen kleurde zwart en ik wilde me wreken op de dood. De dood had de enige van wie ik ooit echt had gehouden van me afgenomen. Daar, in de Sierra Madre, ontmoette ik de oude tovenaar die mij leerde wat ik nu weet. Hij leerde me weer waardering te hebben voor het leven. Maar nooit, nooit heb ik mezelf vergeven dat ik heb geweigerd voor die schurken te werken.’
‘Maar je kon het niet weten!’ protesteerde Travis. ‘Je zou hun slaaf zijn geworden.’
‘Nee. Wil en strategie kunnen brute kracht overwinnen. Je moet je plan smeden, je krachten verzamelen, geduld oefenen. Misschien wel jaren. Tot de tijd rijp is om toe te slaan. Dat weet ik nu. Toen was ik een dwaas, en daar heb ik de hoogste prijs voor moeten betalen. En nu... nu moet ik wel een dwaas zijn om je dit allemaal te vertellen.’
Travis keek hem aan en zijn lip beefde. ‘Mag ik je ook wat vertellen?’
Buster glimlachte en nu was de warmte weer terug. ‘Als jij daar klaar voor bent.’
‘Ik geloof het wel, nu.’
‘Gaat het wel?’
‘Jawel.’
‘Echt waar?’
Travis kon zijn tranen niet langer bedwingen.
‘Zeg, indiaan,’ zei Buster en hij boog zich naar hem toe. ‘Kalm nou maar.’
Maar Travis voelde zich beter nu de tranen eindelijk kwamen en hij liet ze de vrije loop, want hij wilde leeg worden, helemaal leeg. Buster sloeg zijn armen om de jongen heen met de onhandigheid van iemand die te lang niet meer had omhelsd, maar dat maakte Travis niet uit. Hij begroef zijn opgezwollen gezicht in het dunne, katoenen shirt en voelde de spiermassa’s daaronder tegen zijn wang, terwijl de sterke handen van de man zijn klamme rug streelden. De tranen vermengden zich met de geur van Busters tabak, zeep, gelooid leer en iets kruidigs, iets ouds, als bejaard hout dat zijn sappen was verloren. De medicijnman begon snel te spreken in een taal die Travis niet kende en zijn stem – of misschien waren het de woorden zelf – werkte kalmerend.
Toen de huilbui over was ging Travis overeind zitten en wreef in zijn ogen tot hij vlekken zag. Hij was bezweet en schaamde zich. Toch voelde hij zich opgelucht en hij wist dat hij zich niet hoefde te schamen.
‘Wacht even.’ Buster stond op en opende de hordeur. Hij verdween naar binnen en toen hij een minuut later terugkwam, droeg hij een dienblad met daarop een fles tequila, twee lage glazen, een zoutvaatje en een schaaltje limoenpartjes in water. ‘Een echte añejo, honderd procent agave en drie jaar gerijpt,’ zei hij opgewekt. ‘Het wordt tijd dat je een man wordt.’
Hij zette het dienblad op de verweerde sinaasappelkist en ging zitten.
‘Geef me je hand.’
Travis deed wat hem gezegd werd. Op de rug van zijn hand strooide Buster wat zout, dat meteen wilde oplossen in het nat van zijn tranen. Vervolgens nam hij de fles en schonk twee bodempjes drank in. Het wervelde, een doorzichtige, karamelachtige amber, hypnotiserend helder.
‘Je likt het zout op, vervolgens sla je de tequila in één keer achterover en bijt je in een limoentje. Dat is de traditionele tequila cruda.’
Travis keek aarzelend naar zijn hand.
‘Toe maar, je hebt het nodig.’
De jongen haalde diep adem. Bij het zout vertrok hij zijn gezicht al, maar toen hij de drank door zijn keel goot, schoten de tranen opnieuw in zijn ogen. Een tintelende hitte steeg op uit zijn keel, ging via zijn verhemelte naar zijn neusholte en vulde hem met een warmte en een zo onnavolgbaar smerige smaak dat die hem volledig in beslag nam.
‘De limoen!’ schaterde Buster en hij gaf hem een partje. Travis beet erin en zoog de vezels leeg, voelde de frisse zurigheid van fruitsap in zijn mondhoeken en verbaasde zich hoe de smaak plotseling verrijkt werd, een onverwachte twist kreeg die tegelijk bluste en tintelde. Het maakte zijn hoofd wee en dat was eigenlijk helemaal niet onprettig.
‘Dit is gekker dan wat er gebeurt als je met mijn verzamelpunt klooit,’ zei hij ten slotte en hij schraapte zijn keel.
Buster lachte en sloeg zijn eigen glas achterover, zonder zout of limoen te nemen. ‘Zo hoort het eigenlijk – maar dat is te veel ineens voor je. Vertel nu, indiaan.’
‘Toen ik die dag uit school kwam, waren ze geen van beiden thuis, pap en mam bedoel ik, maar dat was niet vreemds,’ begon Travis. Zijn tong voelde dik aan maar zijn stem klonk vaster. De alcohol hielp hem zijn woorden te kiezen. ‘Ik kan me gewoon niet meer voorstellen hoe het was voordat het gebeurde, omdat alles daarna allemaal zo anders is geworden. Weet je, ik wist niet dat mij ook iets ergs zou kunnen overkomen. Natuurlijk gebeurden er wel vervelende dingen in de wereld, maar papa en mama kon niets overkomen. En ik, ik begon gewoon de kruiswoordpuzzel in de Union op te lossen, zodat die als papa thuis zou komen opengeslagen op de keukentafel zou liggen en hij wel trots op me móést zijn, maar ook een beetje jaloers, want hij wilde hem ook altijd maken. Hij plaagde me er altijd mee als ik hem niet helemaal kon oplossen. Later heb ik mezelf voor mijn kop geslagen, zo zinloos als het was. Als ik op dat moment naar mijn moeders werk had gebeld om te vragen of papa en ik alleen moesten eten, want dat moesten we soms en dan haalden we altijd een pizza bij Dario’s, zou ik hebben geweten dat ze een halfuur eerder door een politiewagen was opgehaald, dat er iets mis was. Dan had ik misschien wat kunnen doen. Maar aan de andere kant had ik dat misschien ook niet willen weten. Soms denk ik wel dat ik liever nog langer aan die puzzel had gewerkt, dat ik er nu nog steeds mee bezig zou zijn geweest. Ik weet het gewoon niet.’
‘Er zijn dingen die je liever nooit te weten zou komen,’ zei Buster.
‘Ik luisterde het antwoordapparaat af en er was een bericht van hem. Ik wist natuurlijk niet dat hij op dat moment al dood was. Hij moest schreeuwen om boven de wind uit te komen. Het was alsof er al aan hem werd getrokken, alsof hij al werd meegevoerd naar waar je ook heen gaat als je dood bent, maar alsof hij zich aan de telefoon probeerde vast te klampen om hoe dan ook zijn laatste boodschap aan mij te kunnen doorgeven. Want het bericht was speciaal voor mij en voor mij leefde hij op dat moment nog. Het was alsof hij wist wat er ging gebeuren, want achteraf gezien klonk het als een afscheid. Ook dat had ik toen moeten weten, als ik niet zo stom was geweest. Ook al zei hij: “Ik zie je vanavond.” Maar ik zag hem die avond niet. Ik heb hem nooit meer gezien.’
‘Wat erg voor je.’
‘Maar nu komt het ergste. Toen ik het bericht twee keer had afgespeeld keek ik op het display van het antwoordapparaat en zag de cijfertjes van 16:02 naar 16:03 verspringen. En toen deed ik het ergste wat ik ooit in mijn leven heb gedaan.’
‘Wat dan?’
‘Ik wiste het bericht,’ zei Travis.
Het bleef even stil.
‘Je wiste het bericht.’
‘Op dat moment ging hij echt dood.’
Buster kwam overeind en nam de jongen opnieuw in zijn armen. ‘En dat heb je nooit iemand kunnen vertellen?’
‘Nee.’
‘Lieve god.’
Nieuwe tranen kwamen. ‘Ik wou dat hij terug kon komen, Buster. Ik wou dat ik het ongedaan kon maken.’
Buster drukte hem tegen zich aan en zweeg.
‘Bedankt,’ fluisterde Travis tegen het dunne katoen van Busters shirt.