5
De Magnolia Ballroom blaakte in het zonlicht dat door de glazen koepel naar binnen gleed en de twintig plafonnières van geslepen glas in schittering hulde. Het was de grootste en meest luxe congreszaal van het Mirage, een weelde van architectonische rijkdom met guirlandes van natuurlijk licht en façades van gelakt houtwerk. Speciaal voor deze gelegenheid waren de conferentietafels en zetels weggehaald zodat een open ruimte was ontstaan waar de genodigden in galakleding in groepjes samendromden. De mannen droegen flamboyante jacquets en lakleren schoenen, de vrouwen elegante corselets of moderne jasjes. Een enkeling op de gastenlijst droeg een chirurgentuniek en -handschoenen.
Dit auditorium was omgeven door een galerij die naar de marmeren vestibule leidde, waar hapjes genuttigd konden worden en zelfs op dit vroege uur al dure Guigal Châteauneuf werd geschonken. Die middag zou er een lunch worden geserveerd en ’s avonds was er een diner dansant. Eten was in de zaal verboden en daar hield iedereen zich keurig aan. De penetrante menthollucht die daar door de ventilators werd gecirculeerd was toch niet bevorderlijk voor de eetlust van de op haute cuisine afgestemde smaak van de gasten. Wel kon er in de zaal worden gedanst, rondom dertig navelhoge zuilen die als altaars de pronkstukken van die dag droegen: dertig afgehakte menselijke hoofden, naar het licht van boven gericht, de ogen gesloten als in overgave aan deze ultieme schending van hun waardigheid.
Sheldon Green nipte in de vestibule van zijn wijn in gezelschap van Carl Rosenberg, organisator van het symposium, en Donald Bloom, directeur van Facette en een zelfingenomen miljonair. Normaal gesproken gezelschap waarbij hij zich prima thuis voelde, maar op dit moment smaakte de wijn hem als slootwater.
Green mocht dan een anarchist zijn, gevoelloos was hij niet. De duistere wending die de vorige avond had gekregen, had hem diep geraakt. Er was een fout gemaakt die een naamloze ziel noodlottig was geworden. Travis had ervan geweten en hen te laat gewaarschuwd. Waarschijnlijk was dat de reden dat hij op de vlucht was geslagen, bang als medeplichtige te worden aangewezen. Begrijpelijk, maar nodeloos. Green had meermaals geprobeerd hem te bellen om hem aan het verstand te brengen dat er geen politie aan te pas zou komen, maar Travis nam zijn mobiele telefoon niet op.
Vanuit de balzaal klonk gedempt de stem van de spreker die de werkwijze met het nieuwe instrumentarium uitlegde. De spreker maakte grapjes en het gezelschap lachte hartelijk; dit was per slot van rekening Las Vegas. Het snijwerk mochten de specialisten zelf doen. Kim en Leon waren aanwezig in uniform, om te assisteren waar nodig. Goddank waren ze gisteravond in vrijetijdskleding geweest en niet in hun GenTech-uniform.
In feite hadden ze de perfecte moord gepleegd. Ze hadden iemand gedood die officieel al dood was verklaard voordat de misdaad werd begaan. Bovendien betrof het een zwerver, waarschijnlijk een alcoholist, zonder familie. Hij moest door zuurstofgebrek in coma zijn geraakt, maar hij had nog geleefd, want bloed spoot niet uit een halsslagader wanneer het niet werd rondgepompt. Nu was hij dood en daar was niets meer aan te doen. De verstolen waarheid was dat niemand lont zou ruiken.
Het had hem al zijn overredingskracht gekost om Kim te overtuigen. Het arme kind was hysterisch geweest, en geen wonder. Ze stond daar in de duisternis als een spookachtige zuil van bloed die niet onderdeed voor de verschijning van Sissy Spacek op het schoolpodium in Carrie. Leon had haar uiteindelijk met een klap in haar gezicht tot bedaren gebracht. Na overleg vernietigden ze het bewijs. Green, het minst bebloed van allemaal, spoelde zijn gezicht en handen schoon, hulde zich in Leons overjas en vertrok naar het Mirage om voor iedereen schone kleren te halen. Hij was genoodzaakt een taxi te nemen, omdat Travis Greens eigen jas met de autosleutels had meegenomen en in de Chevy was gevlucht. Onderwijl had hij Leon en Kim opgedragen een volledige preparatie uit te voeren op het zojuist door hen gedode, leegbloedende lichaam.
Basta, fini. Het kostbare weefsel was net als dat van de andere kadavers in keurige FedEx-pakketjes op weg naar klanten in het hele land, zijn resten waren samen met hun kleren verast in de crematieoven en zijn hoofd stond tussen de negenentwintig andere in een dun laagje alcohol tentoongesteld in de Magnolia Ballroom.
Green had zich eigenlijk opgelucht moeten voelen. Het symposium was een succes, de bobo’s likten zijn reet en de tegenslagen waren het hoofd geboden, om maar eens een flauw grapje te gebruiken. Maar een onbestemd voorgevoel knaagde aan zijn geweten. Alles was dik voor elkaar, maar Travis... die snuiter kon wel eens roet in het eten gooien. Het feit dat hij Travis niet kon bereiken baarde hem zorgen.
Als hij nou maar niet zo stom was geweest het busje te stelen.
In de zaal kondigde de spreker aan dat de chirurgen naar voren konden komen om te beginnen met snijden.
De dood van de drenkeling baarde hem geen zorgen. Er waren andere redenen waarom Green de politie liever meed. Hij wist hoe gevoelig de lichaamsdelenhandel bij autoriteiten, media en massa lag. In deze kapitalistische maatschappij opereerde een dergelijke controversiële bedrijfstak in de schaduw van de wet, op de grens tussen het legale en het morele. GenTech was hier diep in verwikkeld en Green wilde in geen geval onvoorzichtig te werk gaan. Hij kon geen politie gebruiken die in de catacomben van GenTech zou gaan graven. Hij wist maar al te goed hoe luid het publieke protest zou weerklinken en wie aan de schandpaal zou worden genageld.
In de zaal klonk rumoer. Hij schrok op uit zijn gedachten. Er klonken kreten van ontzetting. Rosenberg en Bloom wisselden een blik en snelden door de galerij naar het auditorium. Voor ze daar arriveerden werden de dubbele deuren opengegooid en kwam een groep chirurgen hen tegemoet. Een van hen was gewond.
‘Wasbakken! Waar zijn de sanitaire voorzieningen?’ vroeg een van hen. Een beveiligingsbeambte van het Mirage schoot toe en ging hen voor door de vestibule.
De gewonde man was lijkbleek en werd ondersteund door twee collega’s. Hij hield zijn bloedende linkerhand voor zijn lichaam. Er zat een gapende wond aan de buitenkant en Green zag zijn pink er aan een gescheurde pees bij bungelen.
‘Ben je ingeënt?’ vroeg een van de collega’s bezorgd.
De man knikte. ‘Tegen hepatitis. Maar verdomme niet tegen rabiës...’
‘We gaan naar het ziekenhuis.’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Green.
De arts keurde hem in het voorbijgaan nauwelijks een blik waardig. ‘Post mortem spiercontractie van de kaken.’
‘Wat?’
Hij draaide zich om en keek hem nijdig aan. ‘Een van uw hoofden heeft hem gebeten, nou goed?’