3
De avondschemering schoof over Las Vegas heen met inktzwarte nevelspiralen die tussen de gokhuizen kropen, voorboden van een naderend woestijnonweer. Ze bereikten de vallei terwijl bliksemschichten de amarantkleurige hemel doorkliefden en de zon in het westen doodbloedde boven het gebergte.
Tot dan had Travis in de nieuwe omgeving afleiding gevonden voor zijn lichamelijke toestand en de situatie thuis, maar tijdens het laatste deel van de reis hadden ze weer hun stempel op zijn gemoed gedrukt. Terwijl ze over de Strip reden, door de kermis van lichtreclames en vloekende architectuur, waar mensen op lakschoenen en in avondjurken onder paraplu’s samendrongen, sloeg de ongrijpbaarheid van de verloren jaren tussen 1989 en nu over hem heen. Ze waren voorbijgegaan als een zucht, zonder betekenis voor anderen. Leerling, tovenaar, vader en zoon. Travis besefte dat hij zijn plek niet kende, en dat de tijd om die te ontdekken zou verstrijken als er niet snel wat gebeurde. Maar hij was bang voor wat er moest gebeuren. Doodsbang, in feite.
Onder het baldakijn van het Mirage liet Green Kim en Travis uitstappen. De slagregen maakte een gesprek zonder te schreeuwen onmogelijk. ‘Jullie checken in, zorg dat de kamers in orde zijn. Leon en ik rijden als een gek naar het ziekenhuis. Als we die koppen mislopen hebben we een groot probleem.’
‘Nou, krijg geen rare ideeën, oké?’ zei Travis.
‘Maak je geen zorgen. Je hoeft niet bang te zijn voor je baan. Het is moeilijk om aan goede dieners te komen.’
‘Ik had het niet over mijn baan.’
Green schaterde het uit en blies sigarenrook uit het raampje. ‘Ha! Dat is grappig. Zoals ik al zei, het is moeilijk om aan goede dieners te komen.’
Travis snoof. ‘Ik dacht dat ik inmiddels een medisch vakman was.’
‘En de beste die er is. Neem de koelboxen mee naar de Magnolia Ballroom zodat we de hoofden morgenochtend kunnen klaarzetten. Laat je mobiel aan. Ik neem contact met je op. O, en zorg voor meer ijs!’
Hij reed weg. Een toesnellende piccolo hielp hen de koelboxen op een bagagekar te laden. Travis gaf hem een fikse fooi. ‘Ik heb ijs nodig. Veel ijs.’
‘Is een kannetje goed, meneer?’
‘Een stuk of twaalf, om mee te beginnen.’
Ze deden wat hun was opgedragen. Het was een lange weg naar de conferentiezaal, en Travis maakte zich zorgen dat er onderweg vragen zouden worden gesteld over de inhoud van de koelboxen, waar het symbool voor biologisch besmettingsgevaar op stond. Dat gebeurde niet. Ze reden de kar tussen de incheckende hotelgasten over de rode loper van de ontvangsthal door, stapten in de vrachtlift, doorkruisten de keuken op de tweede verdieping, waarbij de chef hen vriendelijk begroette, en lieten de koelboxen ten slotte achter onder de twintig glinsterende kroonluchters van de Magnolia Ballroom.
Terwijl Kim op de kamer douchte, nam Travis de tijd Sharon te bellen. Het was een gesprek dat een nasmaak van bedrog onder zijn tong achterliet. Naar eer en geweten zei hij dat hij haar miste en liever thuis zou zijn. Maar inwendig vroeg hij zich af welke rol tijdens haar laatste maanden voor hem was weggelegd. Hij besefte donders goed dat hij zelden de rol van echtgenoot had vervuld.
Veertig minuten later stond Green voor de deur en reed hen naar een crematorium in de wijk Spring Valley dat banden met zijn onderneming had. Hij had de sleutel en Travis en Kim konden hun werk ongestoord uitvoeren, de benodigde instrumenten waren voorhanden. In de tussentijd zouden Green en Leon in het Mirage hun zaken afhandelen met Carl Rosenberg, de organisator van het symposium.
‘Van het ziekenhuismortuarium heb ik nog drie lijken gekregen,’ zei Green. ‘We moesten ze ter plekke van hun hoofd ontdoen. Ontdooi ze, dan kunnen ze morgen met de rest op een dienblad met alcohol. Travis, kun je iets om hun nek doen, zodat het niet lijkt alsof ze met een kettingzaag zijn verwijderd?’
‘Hebben jullie dat dan gedaan?’
‘Nee, maar daar lijkt het verdomd veel op. De idioten! Het was een bende. De lichamen waren al een week bevroren, en toch presteerden ze het om er gehakt van te maken.’
‘Ik knap ze wel op. Dat lukt altijd.’
‘Geweldig. Ik wou dat ik er zo dertig had. Afijn, ik heb nog een lijk aan een begrafenisonderneming weten te ontfutselen en elk moment kan er een verdronken zwerver worden binnengebracht die ze uit een waterreservoir van de Colorado River hebben gevist. We hebben het gehaald!’
Travis keek bedenkelijk. ‘Hoe haal je een lijk weg bij een begrafenisonderneming?’
‘In een gesloten kist. O, en ik heb een verrassing voor je.’
‘Nog een?’
Green tastte in het handschoenenkastje. Hij haalde er een zaklamp uit tevoorschijn en reikte die Travis aan. ‘Je zult in het donker moeten werken.’
In het crematorium in Spring Valley bleek de bliksem te zijn ingeslagen en de elektriciteitsvoorziening ontregeld. Een oude noodgenerator kwam af en toe zuchtend tot leven, maar viel vervolgens weer uit tot hij voldoende was afgekoeld om een nieuwe poging te wagen. Green had een elektricien gebeld, maar voordat die arriveerde zouden ze in de weerschijn van bliksemschichten opereren.
Nog geen dertig tellen nadat Green hen met hun tassen en koelboxen in de beschutting van de portiek had achtergelaten, arriveerde een ambulance. Van een brancard werd een zware lijkenzak getild, die droop van het water. Als een dief in de nacht verdween de bezorgwagen weer in de regen. Het geluid van de motor ging verloren in de wind.
Een donderslag dreunde vlakbij terwijl Travis de sleutel in het slot omdraaide. Het gebouw trilde op zijn grondvesten. Nieuwsgierig liet hij de lichtbundel door de vestibule schijnen, waardoor zich een processie van schaduwen op de muren aftekende. Het crematorium lag ondergedompeld in duisternis en Travis kon menselijke as in de kieren en hoeken ruiken. Na enig zoeken vonden ze de trap die naar het mortuarium afdaalde.
Hij wendde zich tot Kim en zag haar bleek wegtrekken. ‘Zullen we die nieuwe eerst naar beneden brengen?’
‘Ik vind dit maar niks, Travis,’ zei ze.
Hij schonk haar een glimlach. ‘Hoor eens, we zijn geen grafschenders.’
‘Nee, maar zo denk ik er alleen over als het licht is. Kom, laten we aan het werk gaan. En waag het niet die zaklamp te laten vallen.’
Ze tilden de lijkenzak op, Travis aan het hoofdeind, waarbij hij de deur met zijn heup openhield en de zaklamp tussen zijn tanden klemde. Kim nam het voeteneind. De drenkeling in de lijkenzak scheidde een penetrante, moerasachtige geur uit. Gewend daarvoor zijn neus af te sluiten schuifelde hij achterwaarts de ingewanden van het gebouw binnen, nauwgezet Kims aanwijzingen volgend. Boven aan de trap overhandigde hij haar de zaklamp, zodat zij hem kon bijlichten terwijl hij op de tast de treden afdaalde. Heel even zag hij haar silhouet afgetekend in de omlijsting van het trapgat, ruw geschetst door het bliksemlicht.
‘Het lijkt wel of het hier spookt,’ mompelde ze.
Travis zette grimmig zijn gewicht onder de lijkenzak. ‘Wij zijn hier de enige spoken, lieverd.’
De metalen deur aan de voet van de trap leek in het licht van de zaklamp bepleisterd met opgedroogd bloed. Roest, bleek bij nadere inspectie. De loper morrelde stroef in het sleutelgat, alsof de deur al tien jaar op slot was.
Het eerste wat Travis opviel, was de zware geur die in het mortuarium hing: een mengsel van formaline, boenwas en onmiskenbaar de dood, alsof hier lang geleden iets was achtergelaten dat in staat van ontbinding verkeerde. Ze legden het lijk op de achterste obductietafel, waarna Kim met de lichtbundel door de ruimte scheen. Wie hier ook werkten, ze namen het niet zo nauw met de hygiëne als Travis in het Medical Centre gewoon was. De muren zaten vol roestvlekken en op de grond plakte opgedroogd bloed. Onder de spoelbakken lagen haren en een dood insect. In het licht van de zaklantaarn bood het geheel een griezelige aanblik, als het slachthuis van een waanzinnige.
Terwijl ze voor de derde keer de trap af gingen, Kim met de ene en hij met de twee andere piepschuim koelboxen onder zijn armen, kwam ergens diep in het gebouw de noodgenerator tot leven. De lichtbakken spuwden een bleek schijnsel door de dodenkelder. Prompt kreeg de ruimte een aards aanzicht en dat verbeterde hun stemming aanzienlijk. In vol licht hoefde je niet te fluisteren. Het bleef per slot van rekening een mortuarium, geen behekste graftombe.
Ze gingen aan het werk. Kim ritste de lijkenzak open en begon de drenkeling af te drogen terwijl Travis de snijvlakken van de drie losse hoofden bijwerkte. Nog geen paar minuten na het op gang komen van de generator viel het licht weer uit. Vanaf dat moment schenen ze elkaar bij als de stroom uitviel. In afwisselend licht en donker vorderde het werk gestaag en een uur later hadden ze een volledige preparatie op de vrouw van de begrafenisonderneming verricht. Ze borgen de resten in een doos bestemd voor crematie en masseerden haar hoofd in met Vicks VapoRub, zodat het de volgende ochtend onder het lamplicht een menthollucht zou verspreiden in plaats van de geur van oude kaas. Daarna wasten ze hun handen om de sandwiches op te eten die Kim uit het Mirage had meegenomen. Het liep intussen tegen tienen en Travis rammelde van de honger.
‘Green zit nu waarschijnlijk met Rosenberg aan de zalmcarpaccio,’ zei Kim op verongelijkte toon terwijl ze in haar plastic tas zocht, wat Travis gelegenheid gaf haar ongezien te observeren. Haar haardos deed hem denken aan zijn jaren op het strand. Ook Sharon had zulk weelderig haar gehad, blond in plaats van het vlammende rood van Kim, maar net zo levend, zo vol van kracht. Hij werd somber nu hij eraan terugdacht.
Kim haalde de kartonnen lunchdoosjes tevoorschijn en draaide zich abrupt om, waarbij ze per abuis het dienblad met instrumenten van de obductietafel stootte. Metaal kletterde met een hels kabaal op de vloer. Travis schoot haar te hulp, maar zij was hem voor. Terwijl ze bukte gleed haar heup langs zijn dijbeen en hij zag de strakke naden van haar jeans de rondingen van haar kont accentueren zoals dat alleen in jongensfantasieën kon.
Ze schonk hem een verontschuldigende glimlach toen ze overeind kwam en hem het blad voorhield. ‘Niet dat hij een infectie zal oplopen, of zo...’
‘Maar wij wel.’ Travis nam het over en liet de instrumenten in de sterilisatievloeistof glijden. De nuchterheid van die actie werkte neutraliserend op het klamme zweet dat in zijn handen stond. ‘Bacteriën kunnen de ontbinding versnellen, of erger, een nietsvermoedende toeschouwer infecteren. We werken lang genoeg met de doden om de levenden uit het oog te verliezen.’
Ze rolde met haar ogen. ‘Je hebt te veel naar Green geluisterd.’
‘Ik neem Green liever niet als voorbeeld.’
‘En jij bent nog wel zijn beste leerling.’
‘Ik ben goed in wat ik doe. Maar ik heb nooit begrepen wat jíj tussen de doden te zoeken hebt, Kim.’
Op dat moment sloeg de generator weer af en werd het pikkedonker. Haar woorden dreven hem vanuit het duister tegemoet: ‘Geloof jij in voortekenen?’
Travis lachte zenuwachtig. ‘Waar is de zaklamp?’
‘Doet dat ertoe?’
Hij reikte naar voren en raakte de stof van haar blouse. In het duister stelde het hem gerust te weten waar ze was. ‘Vertel me dan eens hoe het zit?’
‘Van elke dode heeft ooit iemand gehouden,’ zei ze. ‘Zelfs de zwervers hadden een moeder. De doden leren me meer over de liefde dan de levenden.’
‘Dat geloof ik niet. In deze business vind je geen liefde.’
‘Wat me vrij spel geeft.’
‘Om wat te doen?’
Opnieuw zochten zijn handen naar haar, maar nu vonden ze alleen maar lucht. Geruisloos als een kat had ze zich van hem vandaan bewogen. Nu was ze ergens daar, alleen verraden door haar stem. In het donker werd die stem vervormd, kwam los van haar fysieke aanwezigheid tot hij van iedereen kon zijn – of van niemand.
‘Ik wil een kans in dit leven,’ zei de stem.
‘Willen we dat niet allemaal?’ Travis kuchte hol in de duisternis. ‘Denk je dat ik het leuk vind mensen in stukken te hakken in slachthuizen?’
‘Ik heb niet de mogelijkheden gekregen die jij hebt gehad,’ zei ze. Als een dwaallicht zweefde haar stem door de ruimte, nu van achter hem. Hij draaide zich om en stootte zijn heup pijnlijk tegen de rand van de sectietafel.
‘Kim...’
Ze giechelde. ‘Wie is Kim?’
Hij likte zijn droge lippen en merkte dat hij bang werd. ‘Doe de zaklamp eens aan.’
Het bleef donker. Travis begon naar voren te schuifelen, in de richting van de deur, maar stootte iets omver. Op dat ogenblik begon zijn mobieltje in de zak van zijn jeans te zoemen en hij schrok op als door de bliksem getroffen. Vanuit het niets gleed een slanke hand zijn broekzak binnen en drukte de telefoon uit, waarna de hand tegen iets anders drukte.
‘Ik zie dat jij ook van de doden hebt geleerd,’ fluisterde ze. Vergeefs probeerde hij iets terug te zeggen, maar het lukte niet. Haar ademhaling maakte zijn oor vochtig. ‘Het maakt mij niet uit wie ik neuk of in stukken snij om een plaats voor mezelf te vinden.’
De druk van haar hand tegen zijn erectie was overweldigend, benam hem de adem. Zijn handen vonden haar heupen en trokken haar naar zich toe, of misschien bewoog zij naar hem toe, dat verhulde het duister. Een golf van adrenaline verspreidde zich als dodelijk gif door zijn aderen terwijl hun lichamen in een onzichtbare omhelzing versmolten.
Op dat moment brak zijn verzet en zochten zijn lippen wild, zonder tederheid, de hare. Met een onhandig gebaar vergewiste hij zich ervan dat de obductietafel waar hij tegenaan leunde de lege was en niet die waarop de drenkeling lag, om zich er vervolgens met haar in zijn armen op neer te vlijen. Haar tong gleed langs zijn verhemelte en vond de zijne in een hete aanraking, zo anders dan de vertrouwde beroering van Sharon. In de vijftien jaar dat hij met haar samen was had hij nooit met iemand anders het bed gedeeld, maar nu, in de anonimiteit van het duister, wilde hij deze vrouw van haar kleren ontdoen en zich onbekommerd verliezen in haar armen, de armen die de stem toebehoorden, want de stem was niets meer dan een geest in het donker. Zijn lust zocht een uitweg zonder dat ze elkaar in de ogen zouden hoeven kijken, ongeacht wat er zou gebeuren als het licht aanging en hij zou moeten accepteren tot wat voor mens dit hem maakte.
Verderop in de duisternis kletterde iets tegen de vloer en met een hartverzakking schoten ze overeind. De bak met sterilisatievloeistof en de instrumenten. Als er magie was geweest, dan was die nu verbroken.
‘Jezus christus!’ hijgde ze.
‘Wie is daar?’
Met ingehouden adem staarden ze blind in het niets. In het mortuarium heerste stilte. Hij voelde haar lichaam beven onder zijn handen.
Het volgende moment schoten de lampen aan en vloeibaar wit licht stroomde door het mortuarium. Alsof hij zich brandde aan een hete plaat, liet hij Kim los.
‘O, jezus...’
Onder de obductietafel waarop de geschoeide voeten van de drenkeling naar voren staken, lagen de instrumenten verspreid in de vloeistof, als in een doorzichtige plas bloed.
‘Wat was dat?’ vroeg Kim. ‘Ratten? Het zou me niets verbazen als hier ratten zouden zitten.’
‘Zou kunnen. O verdomme, Kim, wat hebben we gedaan?’
Haar ogen stonden groot en verward. ‘Ik... weet het eigenlijk niet zo goed.’
Maar Travis wist het wel en verlamd staarde hij voor zich uit, opnieuw niet bij machte adem te halen. Hij voelde de paniek door zijn aderen naar zijn hoofd stijgen en even kreeg hij het te kwaad. Haar tong had een onomkeerbare vloek op zijn verhemelte gebrand, niet uit te bannen door leugens en verdichtsels. En de weg die hij was ingeslagen, vreesde hij, was nu achter hem afgesloten.
Plotseling zei hij resoluut: ‘Het is beter als je gaat.’
‘Luister Travis, ik wilde niet...’
‘Ik maak die laatste wel alleen af. Bel een taxi, ga maar naar Green en Leon.’
‘Travis, het spijt me.’ Hij zag dat ze het meende, haar verwarring was niet gespeeld. Ze leek niet op de vrouw die ze in het duister was geweest, alsof slechts een belichaming van zijn wanhoop zijn lust had beantwoord. Of was dat ook een uitvlucht van zijn geest?
‘Het spijt mij nog meer,’ zei Travis. ‘Maar vertrek, alsjeblieft.’
Ze nam haar tas. In de deuropening draaide ze zich nog eenmaal om, zodat hun blikken elkaar ontmoetten. Het was alsof iets van de oude Kim verloren was gegaan, alsof iets in haar was gebroken en ze hem nu smeekte haar niet weg te sturen. Maar Travis sloeg zijn ogen neer en bleef alleen achter in de dodenkelder.