3
Hij begreep pas dat hij weer bij bewustzijn was toen hij besefte dat het tikken van de regen door het ingestorte dak niet het suizen in zijn oren was. Er werd op de buitendeur gebonkt. Een mannenstem verloor zich in de wind. Travis opende gedesoriënteerd zijn ogen, voelde de kilte van zijn natte kleding.
Op hetzelfde moment sprong de deur uit zijn voegen en struikelde een tot op het bot doorweekt heerschap over de drempel. Hij ging weggedoken in een oliejas met visserskap.
‘Goeie hemel,’ zei de onbekende, terwijl hij plompverloren naar de deur aan zijn voeten staarde. ‘Die kreeg ik met geen mogelijkheid open. Nou zou ik toch hebben gezworen dat die deur ontwricht was.’
Travis probeerde te bedenken hoe lang zijn black-out had geduurd. Hij had werkelijk geen flauw idee. Eerlijk gezegd stond hij nog te trillen op zijn benen. Hij nam de man zijdelings in zich op en probeerde een excuus te bedenken om zich zo spoedig mogelijk van het onverwachte gezelschap te ontdoen.
‘Sloughs Corners speelt weer met ons, dat zeg ik je.’ De man sloeg zijn kap naar achteren en legde zijn regencape af. Hij bleek een kwieke zestiger met zachte trekken en een parmantige snor, omgeven door het aroma van pijptabak. Wie met dit weer zijn humeur bewaarde, moest wel een geboren optimist zijn. ‘Goeiendag, meneer, zelfs op een dag als deze. Ik ben Jack Trout, parkopzichter van het Tijuana Estuary-reservaat. Ik zag u voorbijrijden, dus besloot ik eens poolshoogte te gaan nemen.’
Travis’ hart sprong op in een flits van herkenning. Jack Trout, waar kende hij die naam van? ‘Het spijt me, ik wilde u niet tot last zijn.’
‘Ik had je meteen kunnen vertellen dat je zonder four-wheeldrive niet ver zou komen, kerel. Mag ik vragen wat je hier brengt?’
‘Ik... ik zocht hier iets van vroeger. Ik kwam hier als kind vaak.’
‘O?’ De opzichter keek hem onderzoekend aan. Plotseling brak zijn gezicht open. ‘Grote goden! Jij bent Travis Lauper, nietwaar? De zoon van Steamboat Steve!’
Op dat moment viel ook bij Travis het kwartje. Hij stond oog in oog met Jack Trout, de man die zijn moeder en hem die fatale dag op het politiebureau in tranen had verteld dat zijn vader niet uit de mist was teruggekomen en in de Sloughs moest zijn omgekomen.
‘Krijg nou wat.’
‘Lieve god, Travis Lauper!’ Trout schudde hem hartelijk de hand en sloeg hem op zijn schouder. ‘Wat heeft de tijd met jou gedaan! Je moet achttien zijn geweest toen ik je voor het laatst in de krant zag.’
‘De Jack Trout die ik me herinner had al zijn haar nog,’ kaatste Travis terug en Trout schaterde het uit.
‘Precies je vader! Wel Travis, ik kan helaas niet zeggen dat je er al te florissant uitziet.’
Travis voelde zich leeglopen, plotseling brandden de tranen op zijn netvlies. ‘Daarom ben ik hier.’
‘Om iets van vroeger te vinden, nietwaar?’
‘Het verleden is al wat ik nog heb.’
Niet wegkijken van die begripvolle, warme ogen was ongelooflijk moeilijk en tegelijk heel simpel. Ze waren oude bekenden, maar met enkele woorden was er ontegenzeggelijk een nieuwe band van vertrouwen gesmeed. Nu stond hij eindelijk oog in oog met het verleden en wist hij niet meer wat hij wilde vragen.
‘Nou, de vervuiling rukt nog steeds op,’ zei Trout. ‘Je hoeft je neus maar op te halen en je ruikt het. Je vader streed voor een schone maar verloren zaak. Als het zo doorgaat is het reservaat straks dood, vergiftigd als een rat.’
‘Is het zo erg?’
‘Erger. Er is geen houden aan. Tijuana is een stad van twee miljoen mensen en elk jaar komen er tachtigduizend bij. Ze leven in colonias, krottenwijken op de kale mesa’s, zonder enige vorm van riolering. Hun septische tanks lopen over en hun stront stroomt regelrecht de Tijuana River in. Geloof me, na een storm als deze ligt het rioolslib op onze stranden. Het is alleen omdat er nog geen epidemie is geweest, dat de overheid er niets aan doet.’
‘Soms is vervuiling niet op te lossen,’ mompelde Travis.
‘Natuurlijk is het dat wel. Je moet alleen de manier vinden waarop. Maar hoor me nu toch eens reutelen. Mijn vrouw zegt altijd dat ik op de staatsbegrafenis van de president mijn mond nog niet zou houden. Jij bent niet teruggekomen om onze milieuproblemen te aanhoren. Het is belangrijk voor je, hè?’
Travis knikte.
‘Als gastheer stel ik weinig voor, vrees ik. Ik kan je helaas niks sterks aanbieden. Je ziet eruit alsof je het kunt gebruiken.’
‘Het gaat wel. Is dit huis van u?’
‘Nou en of. Zeg, laten we een paar van die sinaasappelkisten pakken en op de veranda gaan zitten, dan kunnen we bijpraten. Hierbinnen krijg ik altijd de kriebels.’
Zo ontmoette hij Jack Trout. Onderweg naar buiten zag hij dat er in de vestibule helemaal geen telefoon hing, alleen maar een snoer dat lang geleden was afgesneden. Van de windvanger ontbrak elk spoor.
‘Jij hebt een verhaal te vertellen,’ zei Jack Trout. ‘Ik zie het aan je gezicht.’
‘Ik...’
‘Nee, je hoeft het niet te vertellen. Je bent hier met een reden, niet om een oude man je lief en leed toe te vertrouwen. Vraag maar, misschien kan ik je wel helpen.’
‘Kunt u ervoor zorgen dat alle dagen van de week alleen nog maar maandagen zijn?’
‘Een hoogst merkwaardig verzoek, mag ik wel zeggen.’
‘Ik... ik weet niet hoe ik erbij kom, het schoot me ineens te binnen. Dat zei ik vroeger altijd als iemand aanbood me te helpen, omdat maandagen de minst slechte dagen van de week waren. Na mijn vaders dood, bedoel ik. Maar tegenwoordig lijkt het allemaal niets meer uit te maken. Wat voor dag is het vandaag?’
‘Woensdag.’
‘Geen wonder.’
De duizendvijfendertigste woensdag, dacht hij. Duizendvijfendertig woensdagen, duizendvierendertig maal had hij de secondewijzer van zijn Swatch polshorloge traag de 16:03 zien passeren, en verder kruipen naar 16:03:01, 16:03:02, waarna hij in gedachten begon terug te tellen: 16:03:01, 16:03:00, 16:02:59...
Jarenlang had hij er niet bij stilgestaan dat hij dat automatisch had gedaan. Maar de tijd had nooit stilgestaan.
‘Ik benijd je niet, beste vriend,’ zei Trout. ‘Soms bijten de dingen in je kont en laten ze je niet meer los eer je de juiste bezwering hebt uitgesproken.’ Hij stak de brand in zijn pijp en hulde zijn gezicht in blauwe rook.
‘Zegt de naam Buster Chavez je iets?’
‘Buster Chavez! De Board-Buster Man. Die herinner ik me nog wel. Hij was mijn laatste huurder.’
Travis keek verrast op. ‘Huurde hij dit huis van u?’
‘Yep. Tot hij op een dag zomaar verdween. Terug naar zijn origine, zeiden sommigen; hij zou familie bij deze of gene stam in Mexico hebben. Anderen dachten dat hij het eindelijk in zijn kop had gehaald de Tijuana Sloughs te berijden en was verdronken. Wie zal het zeggen?’
‘Had hij de Sloughs niet al op zijn naam staan?’ vroeg Travis scherp.
Trouts ogen glommen; zijn passie kwam aan de oppervlakte als opgegraven sediment. ‘Het zal altijd wel een van de grote mysteries onder surfers blijven, of je een man die zegt de Sloughs te hebben bereden op zijn woord kunt geloven. Mensen pochen, weet je. ’s Avonds, met land onder de voeten en een pint bier in de hand, gaat de tong sneller dan de hersenen. De Sloughs, dat is een wild beest, zelfs vanaf hier hoor je het grauwen in de mist. De golven zijn er misschien niet zo hoog als op Hawaï, maar gevaarlijker. Heeft iets met de onderstroom te maken, de vorm van het rif. Ik heb me laten vertellen dat de Yuma-indianen geloofden dat hier het eind van de wereld was en zij hun doden de rivier af lieten drijven, op weg naar de volgende wereld. Wat de Sloughs betreft vertrouw ik iemand niet verder dan ik hem zie. Slechts van één persoon weet ik zeker dat hij ze heeft bereden, omdat ik het met eigen ogen heb gezien. Die iemand was jouw vader, Steamboat Steve.’
‘Ging u niet mee?’
‘Ik stond op het strand en ik scheet in mijn broek. En ik zag het hem doen. Als je me zou vragen hoe het was, zou ik je vragen of je ooit een mens hebt zien vliegen. Het was magie. Je vader vloog.’
‘De achtbaanrit van zijn leven.’
‘Zo was het precies. Ik dacht dat ze hem zouden verslinden, maar hij kwam er levend uit. Vanaf dat moment was hij mijn held, vooral omdat ik hem er nooit met een woord over heb horen reppen. O, het verhaal deed toch wel de ronde, maar dat was vooral aan mijn loslippig ontzag toe te schrijven. Eeuwig zonde dat ze hem uiteindelijk toch hebben verzwolgen. Misschien was dat wel de prijs die hij moest betalen.’ Trout trok aan zijn pijp. ‘Ik zeg je dit niet omdat ik denk dat het je goed zal doen, maar omdat het een van de dingen is die me het meest van hem zijn bijgebleven. Die vader van jou was apetrots op je, Travis. Zijn grootste wens was dat jij ooit in zijn voetsporen zou treden en de Sloughs zou berijden. Dát dreef hem om de rivier te zuiveren.’
‘Ik won alle wedstrijden. Ik had het gekund. Maar op mijn negentiende was ik het kwijt.’
‘Ben je daarom hier?’
‘Misschien wel.’
In de nevelschemer onder de overkapping ging Trout op zijn sinaasappelkist verzitten. ‘Maar wat Buster Chavez betreft...’ peinsde hij. ‘Hij was een verdienstelijk surfer, de plaatselijke held. Won heel wat prijzen. Zijn trofeeën zijn het enige wat ik na zijn verdwijning heb bewaard, ze moeten hier nog steeds ergens in een doos liggen. Maar om eerlijk te zijn, ik denk niet dat hij de Sloughs ooit heeft bereden. Ik denk dat hij bang voor ze was, net als iedereen. Doodsbang, in feite.’ Hij liet de stilte een poos hangen. Ten slotte vroeg hij met geveinsde onverschilligheid: ‘Mag ik weten waarom je zo geïnteresseerd bent in Buster Chavez?’
Travis overwoog wat hij moest zeggen, maar in gedachten was hij bij Buster. Nog meer leugens. De klootzak. ‘Hij bracht me weer aan het surfen,’ zei hij, ‘nadat mijn vader was overleden.’
‘Heus? Dat moet dan vlak voordat hij verdween zijn gebeurd.’
‘Heeft dit huis negentien jaar leeggestaan? Waarom hebt u het nooit meer verhuurd?’
De rook die Trout uitblies verhulde nauwelijks het flauwe glimlachje rond zijn lippen. ‘Dat is nogal een vreemd verhaal. Voor Chavez kwam, waren de huurders niet weg te slaan. Sloughs Corners, noemden we het hier. Een magische plek. De indianen noemden de streek “aan het eind van de wereld en het begin van je dromen”. Ik begrijp heel goed waarom. Allerhande mensen kwamen hier hun geluk zoeken: surfers de golven, schrijvers hun inspiratie en anarchisten nieuwe energie voor hun rebellie. Ze bleven een tijdje en vertrokken dan weer. Tussen twee huurders in liet ik het dikwijls opzettelijk leegstaan, om er zelf een tijdje te wonen. Dicht bij de oceaan, weet je wel? Dicht bij waar ik van hou. Maar op een dag kwam Buster Chavez en toen veranderde alles. Chavez was een prettige huurder: betaalde altijd op tijd, nooit rotzooi. Hij kwam uit het noorden, had al naam gemaakt in Ocean Beach en Corona. Ik kende hem uit de krant, zoals iedere amateur-beoefenaar van een sport of kunst zijn helden kent. Welnu, een man zijn zaken zijn een man zijn zaken: ik bemoeide me niet met wat de huurders bezighield. Maar Buster Chavez verdween spoorloos en liet iets achter, waardoor Sloughs Corners onbewoonbaar werd.’
‘Neem me niet kwalijk, maar wat bedoelt u daarmee?’
‘Als je gelooft in de magie van een plek, is het ook te verdedigen dat een plek soms verzuurd kan raken. De grond bederft, mensen krijgen er onbewust een afkeer van. Ze voelen het in hun botten. Iets van vroeger is hier blijven hangen. Het jaagt mensen weg. Dat gebeurde er met Sloughs Corners: het werd een kwalijke plek.’
Travis was sprakeloos. ‘Hebt u het nooit opnieuw proberen te verhuren?’
‘Natuurlijk wel,’ zei Trout. ‘De meeste huurders hielden het een paar dagen uit. Ze klaagden meestal over kinderen die ’s nachts herrie maakten rondom het huis. Maar ik ben al veertig jaar eigenaar van dat huis en heb hier nooit kinderen uit de stad gezien. Het is te afgelegen, te ver van de bewoonde wereld. Er gebeurden vreemde dingen, ze verzwegen iets. En dan was er altijd een sterfgeval in de familie, of een nieuwe baan aan de andere kant van het land, waardoor ze halsoverkop moesten vertrekken. Ze voldeden zonder mokken de resterende huur, zolang ze maar niet nog een nacht in het huis door hoefden te brengen. Iets in de duinen had hun de stuipen op het lijf gejaagd.’
Travis probeerde na te gaan of Jack Trout hem in de maling nam, maar kon geen enkele reden bedenken waarom hij dat zou doen. ‘Hebt u zelf ooit iets vreemds gezien of gehoord?’
‘Continu. Het is een rusteloze plek, het huis slaapt nooit. Als het even kan, mijd ik het hier. Nadien heb ik het huis alleen nog gebruikt voor opslag. Er staan binnen wat oude surfplanken, vishengels en reddingsvesten te wachten tot een springvloed ze op een dag mee de golven in sleurt, samen met de rest van het huis. Dat zou misschien beter zijn. Ik krijg er gewoon de kriebels van, je vóélt dat er iets niet deugt. Toen jij straks binnen was, heb ik als een gek aan die deur staan rammelen, maar hij zat potdicht. Je kunt me een dwaas noemen, maar ik verbeeldde het me niet. Die deur hangt al jaren uit zijn voegen en sluit niet.’
Travis dacht aan de windvanger en de telefoon en begreep wat Trout bedoelde. Wat kon Buster hier hebben achtergelaten? Zelfs negentien jaar na dato herinnerde hij zich dat de tovenaar zijn magie steevast een praktische zaak had genoemd, meer ambacht dan gave, gebaseerd op een toetsbare kosmologie van energie. Het verhaal van Trout leek meer weg te hebben van een klassiek spookverhaal.
‘Hebt u hier nooit de nacht doorgebracht?’
Trouts gezicht kreeg een weerbarstige uitdrukking. Met niet te miskennen tegenzin zei hij: ‘Eén keer. De laatste huurder bleef een week. Het was een kunstenaar uit San Francisco. Toen ik hem hier aantrof kroop hij op handen en voeten langs de muur, op de plek waar tijdens die najaarsstorm van ’96 het dak instortte. Hij was naakt als op de dag waarop hij was geboren. Zijn lichaam was uitgemergeld en zijn knieën lagen tot bloedens toe open, dus misschien had hij al dagen zo heen en weer gekropen. Er stond een aantal doeken op schildersezels. Ik kan nauwelijks beschrijven wat hij had gemaakt, maar er sprak zo’n leegte uit, zo’n duisternis... Het was alsof die man zijn eigen geest op het doek had overgebracht, vlak voordat die stierf. Want vanbinnen was hij al dood, snap je? Dat zag ik toen ik hem in de ogen keek. Zijn lichaam was niets meer dan een omhulsel... een omhulsel om niets.’ Trout rilde en besloot: ‘Ze hebben hem naar een gesloten inrichting in Anaheim gebracht en voor zover ik weet zit hij daar nu nog.’
‘En u werd nieuwsgierig.’
‘Precies, ik werd nieuwsgierig. Naar wat hem zover had gedreven. Naar wat hem zijn verstand had laten verliezen.’
‘Wat zag u die nacht?’
‘Daar wens ik niet over te praten.’ Misschien was de herinnering te veel geweest, maar Trouts welwillendheid had plaatsgemaakt voor haast. ‘Zeg, het loopt tegen twaalven. Mijn vrouw wacht met de lunch. Kan ik je misschien uitnodigen een hapje mee te eten, dan praten we nog wat over vroeger.’
‘Dat is vriendelijk van u, maar ik maak liever een wandeling over het strand. Mijn gedachten vrijmaken. Zou ik u nog één vraag mogen stellen?’
‘Allicht.’
‘Die dag dat mijn vader stierf belde hij op en sprak een boodschap in op het antwoordapparaat. Ik vermoed dat hij van hier belde. Maar u was erbij en misschien kunt u het zich nog herinneren. Kunt u bevestigen dat u en hij die dag bij Buster Chavez binnen zijn geweest, voordat jullie de zee op gingen?’
‘Beslist niet!’ zei Trout. Zijn ogen verzachtten en er verscheen iets van medelijden in. ‘Je vader en ik zijn die dag inderdaad binnen geweest, om de meetapparatuur die we hier bewaarden op te halen. Het is best mogelijk dat hij je van hier heeft proberen te bellen, hij was verzot op je. Maar Chavez woonde hier toen nog niet.’
Travis trok bleek weg. ‘Wát zegt u?’
‘Buster Chavez kwam pas het volgende voorjaar naar Imperial Beach. Voor zover ik weet heeft hij je vader nooit ontmoet.’
Travis merkte dat zijn stem trilde. ‘Weet u dat absoluut zeker?’
‘Zo waar als ik hier sta. Sterker nog, Chavez was niet eens op het vasteland, de dag dat het gebeurde. Wacht maar eens.’
Jack Trout stond op en liet Travis alleen op de veranda achter. Het duizelde hem, hij had het gevoel alsof al zijn resterende connecties met de werkelijkheid in één haal waren doorgesneden. Negentien jaar had hij in de waan geleefd dat er een verband tussen Buster Chavez en zijn vader bestond, dat Buster op een of andere manier zijn dood had veroorzaakt. Nu bleek het enige bewijs dat hij daarvoor had in rook op te gaan. Negentien jaar had hij met een hersenschim geleefd die met de eenvoud van enkele woorden uit elkaar was gespat. Travis was met stomheid geslagen.
Enkele minuten later kwam Trout terug. Hij had een zilveren trofee in zijn handen, een surfer bedekt met een laag stof. ‘Ik wist het nog omdat het de dag was dat Steve overleed,’ zei hij. ‘Het was even zoeken, maar de doos stond er nog.’
Hij overhandigde Travis de trofee. Op het voetstuk stond in vergulde letters gegraveerd:
1e prijs Pipeline Crown Contest,
Oahu Beach, Hawaï, 2 november
1988
Buster Chavez