5

 

Gehuld in een azuren nevelkleed strompelde de vrouw over het strand, ineengedoken tegen al de krachten die haar konden stoppen. Blootsvoets volgde ze het spoor dat zich meters verderop in de regen verloor. Niemand zag haar, niemand kende haar doel. Wat in de storm verdween leek voor de wereld van weinig belang, maar was voor haar des te belangrijker.

Het noodweer geselde haar lijf en beet in haar botten. Hoofddoek, jas en rok waren doorweekt en snoerden om haar ledematen. De ongewone kou verlamde haar zintuigen. De storm trachtte haar terug de duinen in te blazen en was bij tijd en wijle zo sterk dat ze haar voeten in het zand moest schrap zetten om niet om te vallen.

Kanker was een venijniger tegenstander, van binnenuit opererend als een verrader in de nacht. Haar longen brandden op zoek naar zuurstof en ze rilde van de koorts. Erger was de stijfheid in haar benen en gewrichten. Ze worstelde om overeind te blijven. Rechtop staan. Herpakken. De vermoeidheid in haar spieren brak haar op. Een nieuwe stap. Pijn in haar knieën en heup.

Het was te veel, te zwaar. Travis, hij was het baken waarop ze zich moest oriënteren. Als hij nog te redden was. De gedachte aan hem perste haar kaken op elkaar en gaf haar de kracht voort te gaan.

Onderweg naar Imperial Beach was het weer verslechterd. Toen Sharon de onverharde weg door het reservaat insloeg, op de kaart de enige route die naar de Tijuana Sloughs leidde, waren de slagregens zo hevig dat rijden een hachelijke onderneming werd. Ze liep vanaf de plek waar het gehuurde Chevroletbusje de doorgang blokkeerde. Dat moest het zijne zijn! De bevestiging van haar vermoeden dat hij hierheen was gekomen gaf haar nieuwe hoop. Ze kon zich geen vergissing permitteren. Vanaf dat moment ploeterde ze door het zand, gedreven door vrees en vastberadenheid.

Zo bereikte ze het duinhuis. Het doemde als een gestrand scheepswrak op in de storm. Ze bleef staan, snakkend naar adem, en keek om zich heen. Er was geen spoor van leven in dit verlaten oord. Tweemaal riep ze zijn naam, toen werd haar roep beantwoord door een kreet van onder de ingezakte veranda, die het bloed in haar aderen liet bevriezen. Het klonk getergd, als de gil van een verdoemde. Katten, ratten, padden, geen enkele bewoner van een haveloos oord als dit maakte zulke geluiden. Een verlaten schip was nooit helemaal levenloos, maar dit huis voelde ze alleen dood uitwasemen.

Sharon strompelde om de verzonken gevel heen, bang het rotte hout aan te raken.

Daar stonden zijn schoenen, onder aan de verandatrap. Voetsporen die door het natte zand naar de branding liepen. God, hij ging het dus doen. Die gedachte vulde haar met een diep, intens verdriet. Geen woede. Hoe erg het ook was, ze begreep het. Don Fuego was zíjn kanker, zijn vader was zíjn kanker. Haar enige geluk was dat zij hem misschien nog wel beter kende dan hij zichzelf, en dit had voorzien.

‘Travis...’ prevelde ze, maar haar stem was niet meer dan gefluister. Ze trok haar sandalen uit en begon weer te rennen, biddend dat ze op tijd was.

De nevel braakte een kwalijke stank uit, de geur van rioolgassen en ranzige ontbinding afkomstig van het slijk op het strand, dat groene en bruine banen in de richting van de zee trok. Ze kokhalsde en moest zich in bochten wringen om zichzelf in de hand te houden. Concentreren op de voetsporen, dat was belangrijk. Alleen aan Travis denken, aan Travis, aan Travis.

Ze bereikte de vloedlijn kort nadat ze de golven kon ontwaren en speurde het water af. De oceaan was grimmig en schimmig en bulderde als een mythisch wezen tegenover het nietige figuurtje dat verloren aan zijn strand stond. Myriaden woeste schuimkoppen losten na vijftig meter op in de storm.

Daar was hij. Helemaal aan het eind van haar blikveld, nauwelijks te ontwaren tussen de duizelingwekkende golven, als een drenkeling die zich aan een stuk wrakhout vastklampte.

‘Travis!’ gilde ze. Haar zwakke stem ging verloren in het geweld van de natuur, ver buiten zijn bereik. Vanaf de Sloughs kwam het geraas als van vijftig watervallen. Hij vocht tegen de golven in een schuine lijn naar het zuiden. Recht eropaf.

Het zou zijn dood worden.

Travis!

Ze plensde door de branding en een golf sloeg tegen haar knieën, bracht haar uit haar evenwicht. Maar balancerend op de rand van paniek kreeg ook haar stem bovenmenselijke proporties en misschien was dat net voldoende, want hij keek om.

Travis! Kom terug!

Hij leek te aarzelen. Hij zag haar, dat was zeker. Ze rukte haar hoofddoek af en begon ermee te zwaaien. Ze kon zijn gezichtsuitdrukking vanaf deze afstand niet onderscheiden, ze zag alleen dat hij bleker weggetrokken was dan ooit.

‘Kom bij me terug,’ fluisterde ze met tranen in haar ogen. ‘Mijn boek is nog niet af.’

Hij verdween achter de deining en ze zocht verwoed het water af. Toen de oceaan hem weer prijsgaf, sloot een ijskoude hand zich om haar hart. Hij had zich omgedraaid en peddelde verder naar het zuiden.

Ze verzamelde al haar moed en met een kracht die niet de hare leek, bulderde ze: ‘De hoop is nog niet verloren! Don Fuego leeft misschien nog!’

Het duurde even, maar toen draaide hij zich opnieuw om en dobberde vertwijfeld op zijn plaats. Zo staarden ze elkaar aan, twee verloren zielen aan de rand van de dood.

En hij begon terug te zwemmen.

Hij zou het niet halen.

Afschuw beving haar, overmande haar, slokte haar op. Travis was te ver afgedreven en gevangen door de stroming, die hem ongenadig naar het rif zou sleuren. Ze besefte dat hij net als zij te zeer verzwakt was. Het begon haar te duizelen. Hij kon de oceaan fysiek niet de baas.

Travis!

Een golf sloeg over zijn hoofd. Hij kwam boven en ze zag dat hij, nog slechts een silhouet in de mist, een arm uit het water stak en naar haar reikte.

Help me.

Op dat moment veranderde er iets in Sharon. Plotseling stonden haar huid, haar spieren, haar ziel strak gespannen. De vastberadenheid die mensen in noodsituaties soms tot bovenmenselijke daden in staat stelt nam bezit van haar en liet geen ruimte voor paniek, zwakte of angst. Ze ging hem redden. Nu meteen.

Zwemmen was geen optie, ze zou verdrinken.

De roeiboot onder de veranda.

Ze had hem zien liggen toen ze schrok van die naargeestige kreet.

Travis, hou vol!

Ze zette het op een lopen, haar sporen terug volgend.

Eenmaal bleef ze staan. Steken in haar zij. Een hoestbui.

Angstbeelden trachtten haar vanuit de uithoeken van haar blinde wereld in te halen.

Verder, gedragen door vleugels, zwevend op haar laatste hoop.

Daar was het, het steile paadje door de duinen. Grashalmen. Ze hees zich eraan op. De met kelp begroeide schoren van de veranda, de roeiboot.

Het bootje lag op zijn kant, deels begraven in het zand, en had betere tijden gezien. Er zat een flink gat in de achtersteven, zeker twee vuisten groot, waar een plank was losgescheurd. Ooit had er verf op het hout gezeten, maar die was verschoten en afgebladderd. De elementen hadden het hout net zo aangetast als dat van het huis, maar hier moest ze het mee doen.

Ze ontwarde de vissersknoop waarmee het bootje aan de steunbalk vastlag. Er was geen beweging in de sloep te krijgen. Hij lag muurvast verankerd. Hoeveel woog een bootlading nat zand?

Ze moest hem omgooien, anders kreeg ze de boot nooit mee. Knarsetandend en met een schreeuw van inspanning zette ze haar gewicht onder de achtersteven en duwde, duwde met meer kracht dan nog in haar zat, duwde terwijl de pijn in haar schouders jankte, duwde tot elke spier in haar magere lichaam het uitschreeuwde. Met een krakende zucht gaf de sloep mee en rolde op zijn zijkant.

Sharon trok aan de boeg en het bootje schoof onder de veranda uit. Lieve god, het was zwaar! Hoe kon ze dit ooit naar de vloedlijn krijgen? Het stuk recht onder de veranda ging als vanzelf, steil naar beneden, maar daarna moest ze het op eigen kracht doen. Aan het touw sleepte ze het achter zich aan. Ze was de uitputting voorbij en de wrijving van bedaagd, rottend hout over het natte kristalzand drong tot in het diepste van haar ziel door. Als er een later kwam, zou ze zich kunnen afvragen hoe ze zich hier doorheen had gesleept. Haar kale hoofd, de pijn die haar spieren doorboorde, haar onafgebroken gehoest, het maakte allemaal niet meer uit. Zo was zij nu. Maar wát was ze? Dood of doodtarter? Kon zíj de dood tarten?

Ik zie een strijdbare vrouw, hoorde ze de stem van Simon zeggen, vechtend voor elke minuut die ze heeft. Ik zie een vrouw die door een diep dal gaat maar vecht vanwege de liefde voor haar gezin. Wat de toekomst ook zal brengen, dáár zie ik je voor vechten.

Hier sterven terwijl het regenwater haar huid week maakte en haar ogen vulde leek aantrekkelijk, maar de gedachte aan Travis en Luke overtrof al het andere. Haar wil groef dieper dan uitputting, dreef boven haar lichaam als een waanzinnige geest, vastbesloten haar voort te duwen terwijl zij het bootje voortsleepte.

Het was een onmogelijke opgave, maar op de een of andere manier slaagde ze erin de roeiboot in de branding te krijgen. Pas nu besefte ze dat ze geen riemen had om de sloep mee af te stoten. Er zaten dollen op de boorden maar zonder roeispanen waren die onbruikbaar. De zuigende kracht van de eerste de beste golf was echter zo groot dat het bootje werd opgetild en de branding in getrokken alsof het van een krant was gevouwen.

Sharon krabbelde aan boord, de planken van de sloep kraakten vervaarlijk. Meteen begon het schuim door het lek in de achtersteven naar binnen te borrelen. Ze gaf een ruk aan de dwarsspan die als bank fungeerde. Het hout was oud en gekrompen en de nagels verroest, zodat de plank onmiddellijk afbrak. Een betere peddel was niet beschikbaar. Nog voor ze zich had omgedraaid werd ze omvergesmeten doordat de volgende golf tegen de boeg brak en de voorsteven recht omhoog sloeg. Ternauwernood kon ze voorkomen dat het bootje kenterde door haar gewicht naar voren te verplaatsen.

Goddank was haar riem binnenboord gevallen, anders was ze verloren geweest.

Uit alle macht begon ze te roeien om de ondiepte achter zich te laten en door de branding te geraken. Sharon was een kind van de zee en wist hoe ze moest roeien, maar met twee riemen, niet met een enkele rotte plank.

De oceaan bulderde en de roeiboot schommelde over de schuimkoppen, klom en werd weer neergesmeten alsof de goden ermee speelden. Sharon liet de peddel aan weerszijden door het grauwe water ploegen. Rondom haar verrezen massa’s water die haar koud maakten van angst. Schuim spatte haar in het gezicht en verkleumde haar tot op het bot.

Lek of niet, algauw kwam het bootje in zijn element. Het spuugde water naar weerskanten van zijn haveloze boeg en bespotte de golven. Als de romp niet zou splijten, dacht Sharon, dan zat ze goed. En als het bootje maar niet zou omslaan.

Ze tuurde in de mist om een spoor van Travis op te vangen. Hij moest verder naar de Sloughs zijn afgedreven. Ze zette koers die kant uit, het geraas als haar gids. Woest deinde de kustlijn op en neer, werd verzwolgen door de regen. Nu was ze alleen met de zee.

Ze had zo ingespannen haar aandacht op het roeien gevestigd dat ze pas merkte dat de boot vol water stroomde toen de bijtende koude om haar kuiten gleed. Bij elke beweging die ze maakte gutste het water door het lek naar binnen. Haar voeten waren in feite al verdoofd, daarom had ze er aanvankelijk geen acht op geslagen.

Sharon voelde haar keel dichtslibben.

Ze liet de peddel voor wat hij was en begon water overboord te scheppen. Het stond inmiddels een decimeter hoog. De sloep, gevangen door de stroming, hotste over de golven en ze werd zijdelings tegen de dolboord gedrukt. Als hij nu zou zinken zou zij met het bootje vergaan. Ze keek over haar schouder om te zien of ze Tra–

Haaien.

Sharon liet haar urine lopen.

In de massieve deining aan weerszijden van de boot, zilveren vinnen die in dezelfde richting bewogen. Vier, vijf, zes stuks.

Waarschijnlijk gewoon nieuwsgierig, hield ze zichzelf voor. Nu niet in paniek raken. Je bent een rationeel mens. Denk aan wat je van haaien weet. Eten vis en zeehond, vallen zelden mensen aan. Het aantal aanvallen met dodelijke afloop in de Verenigde Staten is minder dan één per jaar. Aangetrokken door je gespetter, daarom zijn ze hier. Ze zullen je niks doen. Dat soort klotestatistieken is op het vasteland misschien geruststellend maar, o verdomme, niet als je er middenin zit!

Toen een verschrikkelijke gedachte: Travis zit er ook middenin.

‘O god, Travis!’ gilde ze. ‘Trávis!’

Hij had alleen zijn surfplank! Waar was hij? Hij moest in de buurt zijn, of was hij al de Sloughs in gesleurd? Verwoed begon ze weer te peddelen, de haaien uit het oog verloren. Voor haar doemde in de waternevels een wazige omtrek op. Naderbij gekomen zag ze dat het de rotsbarrière van het rif was, die zich als een halve maan naar weerszijden in de mist verloor. Huizenhoge golven sloegen er aan de andere kant tegenaan. Een enkele engte waar al het water naartoe gezogen werd, was de enige toegang tot de troggen daarachter, aan de voet van een grillige rotsmonoliet die als een kromme vinger de lucht in wees.

Een ongelooflijk gevoel van dreiging maakte zich van Sharon meester. Ze stond oog in oog met de poortwachter van de Tijuana Sloughs. Heel even leek het donkere water doorzichtig te worden. Ze zag de gladde lijven van de hamerhaaien met hun platte snuit als de zeskoppige Scylla onder het bootje door zwemmen en in de diepte verdwijnen.

Nu de keuze, erin of eruit. Ze kon nu misschien nog tegengas geven, anders zou de roeiboot op de klippen slaan. Erin of eruit.

De stroming zoog haar erin.

De romp schuurde over de rotsen terwijl ze door de engte voer en een van de planken spleet. Even was ze bang dat ze in de schaduw van de monoliet zou stranden, maar toen was ze erdoor.

Ze was in de Tijuana Sloughs.

Nee, in het dodenrijk. Alle goden van de wereld zouden haar niet van het tegendeel hebben kunnen overtuigen. Wat zich hier voor haar verhief was een dodelijke sculptuur van golven die als dolken tegen de lucht afstaken en alle verbeelding te boven gingen. Dit was de Styx, dit was het limbo. Nimmer had ze geweten dat de oceaan een stem had. Nu hoorde ze die, een laag, onaards gezang dat tot in het diepst van haar ziel binnendrong. Nevelspiralen stegen op en vermengden zich met de zwavelgeur van het rioolgif. Ze vervlogen in de woede van de storm. Als een stuk wrakhout werd het bootje van de engte weggesleurd en over de golven heen gesmeten, klom zo hoog dat haar riem door de lucht vloog en smakte weer neer met een klap die de spanten liet trillen. Dit was geen oord voor de levenden. Ze was er binnengedrongen om haar Travis terug te halen of om er zelf ten onder te gaan.

En daar was hij, versmolten met zijn surfplank, met minder kracht in zijn lijf dan een vod. Hij deinde op het kolkende water als een reddeloos verlorene.

‘Travis!’

Hij keek naar haar om, waarschijnlijk verbaasd dat hij nog leefde. Ze joeg de roeiboot zijn kant uit, op haar knieën grommend aan de peddel trekkend. Een wilde schuimmassa stroomde langsscheeps over haar heen en liet het bootje haast kantelen. Binnenboord bevond zich inmiddels een kuiplading water. Het karkas was danig gehavend en de romp had aanmerkelijke averij opgelopen in de engte, waardoor de sloep schuin naar achteren zonk en het niet lang meer zou duren voor ze naar de kelder zou gaan.

‘Sharon!’

Pak vast!

Ze stak de peddel naar hem uit en hij greep ernaar, maar ze zag dat hij niet genoeg kracht in zijn vingers had om zich naar haar toe te trekken. Zonder erbij na te denken stuurde ze de boot dichterbij en sleurde hem aan zijn kraag het water uit.

Proestend als een oude zeehond plensde hij aan boord. Ze pakte hem vast, bevoelde zijn lichaam om zich ervan te vergewissen dat hij het werkelijk was. Er zat nog leven in hem, maar onmiddellijk zag ze dat daar ook het meeste mee was gezegd.

‘Het lijkt wel alsof je twintig jaar ouder bent geworden...’

‘Spijt me...’ prevelde hij, en hij braakte een golf zout water uit. Hij werd van de ene kant van de boot naar de andere gesmeten. ‘De stroom was te sterk... Ik kon niet meer...’

‘Maakt niet uit, ik heb je gevonden!’

Ze merkte niet dat de tranen over haar wangen stroomden. Zijn borst ging hevig onder haar hand op en neer. Hij glimlachte.

‘Je bent me gevolgd,’ zei hij. ‘Je bent gek.’

‘Natuurlijk ben ik je gevolgd!’ Haar vingers gleden over zijn gezicht en ze lachte door haar tranen heen. ‘Er zijn nog zo veel lege bladzijden! Luister, je moet me helpen, alleen red ik het niet!’

‘Het heeft geen zin.’

Ze verstond hem nauwelijks bij het gebulder van de golven. ‘Wát zeg je?’

‘Zie je dat dan niet? We zijn in de Sloughs. Als je erin gaat kom je er niet levend uit.’

‘Maar...’

‘Kijk dan, het is niet erg!’

Waarom was hij zo rustig? Samen konden ze eruit komen. Ze was niet door de hel gegaan om hier samen met hem te verdrinken. Maar Travis sloeg zijn arm om haar schouder en wees naar het westen. Heel kort dacht ze daar, aan het eind van de Sloughs, tussen de woeste schuimkoppen door, een kalme oceaan van zuiver water te ontwaren.

‘Je hoeft niet bang te zijn,’ fluisterde hij. ‘Het is goed.’

Een deel van haar wilde toegeven aan het verlangen zich in zijn armen te nestelen en te wachten op het einde, maar in een flits dacht ze aan Luke. Nieuwe vastberadenheid ontbrandde in haar binnenste. Tegelijk stak een diepe pijn in haar hart, omdat ze begreep dat zíj voor hem niet langer het motief was om te vechten.

‘Er is nog een kans, Travis,’ zei ze, ternauwernood in staat haar tranen te bedwingen. ‘Don Fuego leeft misschien nog.’

Hij hees zich overeind. ‘Wat zeg je?’

‘Zijn hoofd is herkend, het was op CNN.’

‘Wát?’

‘De arts die in hem wilde snijden is gebeten. Toeval? Toeval bestaat niet, met die charlatan. Je moet overleven, voor Luke.’

Travis prevelde de naam van zijn zoon. ‘Sharon, we moeten hozen...’

Met plotselinge geestdrift krabbelde hij op zijn knieën, bond het koord om zijn enkels los en begon het water naar buiten te scheppen. Verscheurd door eenzaamheid keek ze toe hoe hij het water te lijf ging en vroeg zich af of de onzichtbare woorden in haar boek die hen samen hadden gebracht, niet altijd een illusie waren geweest. Ze viel het water aan met een geestdrift alsof het de oorzaak van alles was, alsof alleen het water hun noodlot kon veranderen. Ze dacht dat ze haar botten hoorde kraken, maar bleef het water naar buiten hozen met een furie waartoe ze zichzelf nooit in staat zou hebben geacht.

Zijn stem wekte haar uit haar roes. Pas op dat moment zag Sharon dat hij was opgehouden en ongelovig omhoogstaarde.

‘Moet je dat zien.’

Ze keek op en een gil bestierf op haar lippen. Een torenhoge muur van water, die elk voorstellingsvermogen te boven ging, rees aan alle kanten om hen heen op met een slurpend geluid dat haar adem liet stokken. Allengs begon het roeibootje te tollen, op de rand van een enorme kolk die hen in een kolossale spiraalbeweging naar beneden zoog. In de maalstroom zag Sharon de muil van Charybdis opengaan om hen, net zoals de oude zeevaarders, onverbiddelijk naar de kelder te sleuren. Ze wisselde een verlamde blik met Travis.

Op dat moment spleet de muur en er ontstond een doorgang die hun de mogelijkheid bood aan de neerwaartse zuiging te ontsnappen. Uit alle macht begonnen ze te peddelen, beseffend dat hun leven ervan afhing. Sharon gebruikte de plank en Travis beide armen. Achter hen rees de muur tot een hoogtepunt en begon te breken. Dit was een van de legendarische golven die de Tijuana Sloughs beroemd en berucht hadden gemaakt. De surfplank knapte in tweeën en werd verzwolgen in het schuim. De roeiboot vloog met angstwekkende vaart voor de golf uit en het water smeet complete stortzeeën over hen heen. Sharon hoorde dat Travis het uitschreeuwde, haar keel was uitgedroogd, anders had ook zij het uitgeschreeuwd. De kromme monoliet aan het eind van de Sloughs kwam in zicht en ze stuurden hotsend op de engte aan, voortgedreven door het bulderende schuim dat hen aan alle kanten inhaalde. Geen moment durfde ze te denken aan de mogelijkheid dat ze op de rotsgordel te pletter zouden slaan.

De schuimmassa klapte op het rif met een gebulder dat de monoliet op zijn grondvesten liet schudden. Genadig joeg het water hen door de engte heen. In de tegendraadse golfslag aan de andere kant kraakte de roeiboot gekweld en ging ten slotte overstag. Voor ze het besefte lag ze in het kolkende water.

Toen was er alleen nog de kou. De wereld bevroor onder water. Ze voelde haar laatste krachten wegvloeien uit haar spieren. Het gebulder van de oceaan kwam van ver, als de echo van een verloren storm. Het schuim en het vreemde, melkachtige licht van de mist verdwenen met de beelden van het grillige rif en de hamerhaaien en maakten plaats voor de gezichten van Luke en Travis. Sharon opende haar mond, zeewater drong haar longen binnen. Ze voelde geen pijn, er was alleen de gewaarwording van een uitgestoken hand die haar vanboven als een reddende engel vastgreep. Dit was hoe het einde kwam, dacht ze, geen redding maar verlossing. Zo zou haar ziel beginnen aan haar reis na de dood.

Maar onder de sluier van de nevel bleek de magie van de verlossing vergankelijker. Travis hees haar met zijn laatste krachten aan boord van het geraamte van de roeiboot.

Sharon voelde dat alle kracht uit haar lichaam was verdwenen. Slap als een vaatdoek opende ze haar ogen en zag hoe Travis zich over haar heen boog met een gezicht dat vertrokken was van ontzetting. Zijn handen beefden. Ze wilde ze in de hare nemen en zeggen dat het goed was, maar ze kon het niet. In plaats daarvan luisterde ze naar de woordenstroom die aan zijn lippen ontsnapte.

Ze waren aan de Tijuana Sloughs ontsnapt, maar Sharon had het gevoel dat ze er iets wezenlijks hadden achtergelaten. Zonder dat ze haar vinger kon leggen op wat het precies was, wist ze dat de prijs die ze ervoor hadden betaald, hoog was.

Eenmaal in rustig vaarwater loodste Travis hen naar de branding, waar ze het bootje op de golven lieten voortdrijven. Toen ze zich op het strand sleepten, begon een waterig zonnetje door de opstijgende guirlandes van damp door te breken.