1
In de kleine uurtjes reed Travis in de gestolen Ford Galaxie langs de marmeren façade van het Clark County Mortuary tegenover het sluimerende paviljoen van het Valley Hospital Medical Centre. Voor het geval de bewakingscamera’s van het ziekenhuis hem zouden registreren, droeg hij de leren overjas die in de Caprice van de oude vrouw had gelegen en een van een panty vervaardigd masker.
Travis wist evenveel van het stelen van auto’s als van vuurwapens en had zich de vorige nacht uur na uur in de schaduw van een parkeerplaats langs de Interstate 15 verborgen, tot een argeloze voorbijganger halt hield voor een plaspauze en zijn sleutels in het contact liet. Zijn schuld verbijtend vluchtte hij in diens Galaxie naar een slapend industrieterrein in Escondido en verwisselde de nummerplaat voor die van een oude Buick van een sloopbedrijf. Dat moest voldoende zijn om ze althans even op een dwaalspoor te brengen, zo redeneerde hij, zich bewust van zijn naïviteit.
’s Nachts had hij gereisd, overdag had hij geslapen, niet ver van Las Vegas. De hitte was bij het vallen van de avond als een stoffige deken boven de woestijn blijven hangen. Vanavond had hij gewacht.
Toen hij zijn zenuwen niet langer kon bedwingen, raapte hij zijn moed bij elkaar en stapte uit de auto, zijn hand gespannen om het pistool in zijn jaszak. Hij rende over de leistenen naar de entree van het lage gebouw.
De nachtwacht keek op toen Travis de receptie binnendrong en zijn groet bestierf op zijn lippen. Travis richtte het pistool op hem.
‘Als ik het op een vriendelijke manier vraag staat u het me vast niet toe, dus slaan we dat gedeelte over. Breng me naar het hoofd van Don Fuego.’
De nachtwaker staarde met grote ogen in de loop van het wapen en stamelde: ‘Ik begrijp niet...’
‘Het hoofd van Don Fuego,’ herhaalde Travis. ‘U gaat me niet vertellen dat u niet weet waar ik het over heb. Het is de hele week in het nieuws. Kom op, breng me erheen.’
‘U wilt zijn hóófd hebben?’
‘Correct.’
Zijn verbijstering sloeg om in weerzin. ‘U bent ziek.’
‘En u dood, als u me niet snel naar hem toe brengt.’
Travis spande de slagpin en de nachtwaker aarzelde niet langer. Met de druk van de loop tegen zijn achterhoofd ging hij hem voor door de gang. Die was ondergedompeld in duisternis en zelfs de overheersende lucht van formaline en boenwas kon de lijkenlucht niet verhullen. Travis volgde de nachtwaker door een labyrint van koelcellen vol menselijke lichamen, tot hij halt hield bij een zinken koelbox, overspannen met linten van het Clark County Coroner’s Office.
‘Hier is het,’ zei de nachtwacht grimmig. ‘U begrijpt toch dat u hier nooit mee gaat wegkomen?’
‘Maak open.’
Gedwee volgde de man zijn bevel op en toen de vergrendeling van het deksel werd ontsloten, ontsnapte er een intense kou. Travis vergat adem te halen. Zijn handen trilden zo heftig dat hij voor een moment de grip op het pistool leek te verliezen. Desondanks slaagde hij erin zichzelf te vermannen en keek naar het blauwe, stijfbevroren hoofd van Don Fuego. Er zaten ijskristallen op zijn wang, waar de dokter op het symposium de incisie had gemaakt. Het hoofd gaf geen teken van leven. Als het nu zijn ogen zou openen, wist Travis, zouden de bevroren oogleden meteen afbreken met het ritsende geluid alsof je een poot uit een gebraden kip trok.
Travis wendde zich tot de nachtwaker. ‘Is er een koelcel die niet in gebruik is?’
De nachtwaker wees op een deur en hield zijn lippen stijf op elkaar. Travis spoorde hem aan de deur te openen.
‘Ga naar binnen.’
‘Pardon?’
‘U hoorde me. Ik kan ook een werkende koelcel kiezen. Schiet op.’
‘U kunt me niet zomaar...’
‘U moest eens weten wat ik allemaal kan.’
‘Jullie gestoorde newagefans!’
Travis beroofde de nachtwaker van zijn sleutelbos en mobiele telefoon en sloot hem zonder verdere omhaal op. Alleen in de dodenstad voelde hij zich opgelaten en vlug deed hij het hoofd van de sjamaan in een piepschuim koelbox. Achtervolgd door de echo van zijn voetstappen snelde hij door de gangen en tegen de tijd dat hij de receptie bereikte, was hij nauwelijks nog bij machte zijn paniek te bedwingen. Met de koelbox onder zijn arm geklemd smeet hij de sleutels en de telefoon over de balie en vluchtte het gebouw uit.
Toen de ochtendploeg de nachtwaker enkele uren later uit zijn cel bevrijdde en er alarm werd geslagen, was Travis de staatsgrens met Arizona gepasseerd en begon het ontdooiende hoofd van Don Fuego de kwalijke stank van ontbindend mensenvlees af te scheiden.
Terwijl Travis op weg naar Las Vegas onrustig op de voorbank van de Ford Galaxie sliep en schimmen zijn dromen bevolkten, ontwaakte Sharon in een bad van licht dat door het slaapkamerraam naar binnen viel. Simon Bates zat in gedachten verzonken aan haar bed en leek opgelucht dat ze bij haar positieven was, maar zelfs in haar verwarring kon ze zijn ongerustheid bemerken. Een tweede, onbekende man met een penetrante eau-de-toilettegeur tuurde uit het raam.
‘We begonnen ons al zorgen te maken,’ zei Simon. ‘Schrik niet van onze aanwezigheid. De politie heeft vannacht een inval gedaan.’
‘Waarom gaat u niet even een kop runderbouillon voor mevrouw klaarmaken, dokter Bates?’ stelde de onbekende aan de arts voor. Sharon voelde zich onmiddellijk onbehaaglijk onder de indringende blik van de onbekende.
‘Nog geen seconde laat ik u met haar alleen,’ siste Simon.
‘Kom, kom, dokter, niet zo laatdunkend!’
‘U weet heel goed dat terminale patiënten recht hebben op medische en juridische bijstand en aangezien u niet voor dat tweede heeft gezorgd, zal ik voor beide garant staan. U kunt desnoods een bevelschrift gaan halen.’
Ze probeerde overeind te komen maar de slapte in haar spieren dwong haar terug. ‘Wat is er aan de hand, Simon? Wie is dat?’
‘Samuel Speck, FBI’ was de man hem voor. ‘Ik zou u graag twee vragen willen stellen.’
‘Waar is Travis?’
‘Juist, dat was de eerste.’
‘Travis wordt gezocht, Sharon,’ zei Simon. ‘Vannacht is Sheldon Green doodgeschoten en Travis was daar getuige van. Volgens de SDPD is hij op de vlucht geslagen.’
Ze werd lijkbleek. ‘Green, dóódgeschoten?’
‘De zaak is zo uit de hand gelopen dat de staatspolitie er inmiddels van uitgaat dat Lauper medeplichtig is, maar persoonlijk twijfel ik daaraan. Vaststaat dat hij de dader kende.’
Het begon haar te duizelen. ‘Wat is er in vredesnaam gebeurd?’
‘Mag ik daaruit concluderen dat u uw man sinds gisteravond negen uur niet meer hebt gezien?’
‘Dat klopt.’
‘Dat vermoedde ik al. Lauper was op ons verzoek naar Green gegaan in verband met het onderzoek naar GenTech. Hij droeg een zendertje. Luistert u eens naar het volgende.’
Speck haalde een recorder uit de zak van zijn colbertje en speelde de tape af. De opname bleek van een verrassend goede kwaliteit en schetste een confrontatie tussen Travis en Green, gevolgd door het gerucht van een schermutseling. Een deur die gesloten werd, ritselende kleding, hijgende ademhaling. Plotseling twee pistoolschoten, blikkerig maar oorverdovend. Maar de echte schok kwam bij het horen van de stem na Travis’ onderdrukte schreeuw.
Hij wás het. Ze sloeg haar handen voor haar mond.
‘U lijkt geschokt,’ zei Speck, nadat hij de recorder had afgezet. ‘Herkent u deze stem?’
Nauwelijks in staat haar verbijstering te verhullen, schudde ze haar hoofd.
‘Weet u dat heel zeker? Uw man namelijk wel.’
‘Ik ken hem niet,’ fluisterde ze.
De rechercheur bestudeerde haar gezicht. ‘Ik heb vaker stervenden gezien, mevrouw Lauper. Persoonlijk maak ik geen enkel onderscheid. Ik kan er erg slecht tegen als mensen tegen me liegen.’
Simon kwam fel tussenbeide. ‘Ik kan niet toestaan dat u mijn patiënte op een dergelijke manier bejegent. Ze is overstuur, begrijpt u dat niet? U hebt uw twee vragen gesteld, maak nu dat u wegkomt, voor ik niet langer voor mezelf insta.’
Specks ogen bleven minachtend op de dokter gericht. ‘Er blijft een wagen voor het huis staan om de boel in de gaten te houden, tot we Lauper hebben. Jullie horen nog van me.’
‘Zij zal geen enkele vraag beantwoorden zonder dat ik daar bij ben,’ riep Simon hem na, maar de voetstappen van de rechercheur stierven al weg in het trapgat. Simon liep hem na om er zeker van te zijn dat hij het huis had verlaten en kwam even later weer terug. Zijn gezicht stond bezorgd.
‘Op een gegeven moment zul je me de waarheid moeten vertellen, Sharon. Ik heb mijn carrière op het spel gezet door te liegen in een moordzaak.’
Ze keek hem verrast aan. Simon ging op de zijkant van het bed zitten en zei zacht: ‘Travis was vannacht bij me. Hij was op de vlucht. Hij zei dat hij weg moest en vroeg me voor jou en Luke te zorgen. Niemand mocht van zijn bezoek weten, dus heb ik dat tegen de politie verzwegen, omdat ik jullie als vrienden beschouw en niet geloof dat Travis kwade bedoelingen heeft. Maar Sharon... waar zijn jullie toch in hemelsnaam in verwikkeld geraakt?’
‘Je hebt het recht om het te weten, Simon. En ik zal het je vertellen, als het juiste moment gekomen is.’ Ze staarde verslagen in de leegte, te moe om nog te huilen. ‘Travis heeft me alleen gelaten en ik ben er vrij zeker van dat ik hem nooit meer zal zien, maar ik begrijp hem.’
Simon keek op haar neer met een mengeling van onbegrip, frustratie en nieuwsgierigheid, maar bedwong zijn neiging haar met nog meer vragen te bestoken. Ten slotte zuchtte hij. ‘En nu? Als je wilt bel ik de Sharp Grossmont-kliniek.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Ik zie af van verdere behandeling. Als het einde dan toch komt, dan liever hier.’
‘Maar er komt een moment dat je te zwak zult zijn om voor jezelf te zorgen, laat staan voor Luke.’
‘Dat weet ik, maar dat is nu nog niet het geval. Als het zover is willen mijn vriendin Rosie en jij me vast helpen, maar tot die tijd wil ik Luke zo veel mogelijk om me heen. Bovendien is er nog iets wat ik moet afmaken.’
Simons ogen zochten de hare, op zoek naar woorden die er niet waren. Wat ze wel vonden waren ogen die zelfbewust de hoop hadden laten varen, het begin van de aanvaarding dat ze ook het leven moesten laten gaan.
‘Dit is het dan,’ zei ze. ‘Ik ben alleen.’