10

In een andere, veel duisterder wereld, in een sterkere, veel zwaarder bewaakte burcht, een tijd en plaats waar het recht van het sterkste lijf en het beste wapen gold, en waar hoop niet langer duurde dan een vluchtige mistflard, hing een andere ontsnappingspoging aan een zijden draadje.

Grianne Ohmsford lag bewegingsloos op de vloer van haar cel. Een uitgeput, gebroken schepsel, luisterend naar het geluid van de zware ademhaling van een naderende Goblin. De wacht die hij zou aflossen was dood en in zijn plaats zat Weka Dart, op nog geen drie meter bij de celdeur vandaan en gekleed in zwarte cape met opgetrokken kap. Haar zogenaamde redder en het enige schepsel dat in die erbarmelijke wereld enig meegevoel had getoond, was ook haar verrader. Zo'n monsterlijke leugenaar dat ze het ene moment geen idee had wat hij het volgende moment zou gaan doen.

Grianne Ohmsford, Aartsrhys van de Derde Druïdeorde, was teruggeworpen op een plek in haar leven waar ze op zijn zachtst gezegd was overgeleverd aan verraders en leugenaars. Hoe het zover had kunnen komen, was haar nog altijd een raadsel, hoewel ze wist wie haar dat hadden aangedaan. Ze wist ook wat er op het spel stond. Van haar gezonde verstand en vernuft was niet veel meer over, ze moest acuut een uitweg uit die kerkers zien te vinden en naar haar eigen wereld zien terug te komen.

Zodra de Goblin de slecht verborgen Weka Dart in het oog kreeg - wat onvermijdelijk was zou er alarm worden geslagen en haar laatste hoop op ontsnapping de bodem in worden geslagen. Dat kon ze niet laten gebeuren. Hoezeer ze de Ulk-Zomp ook wantrouwde, hoezeer ze ook aan zijn loyaliteit twijfelde, hij was haar enige kans. Ze moest gokken op een grillig wezen dat ze nauwelijks begreep. Ze moest het ermee doen. Weka Dart was haar enige hoop.

Ze bewoog zich, trok met opzet de aandacht van de Goblin. Hij draaide zich naar haar om toen hij haar schuifelende geluiden hoorde, haar zachte gejank en haar plotselinge zuchten. Hij keek toe hoe ze van de vloer probeerde op te staan, waar ze het grootste deel van de afgelopen drie dagen had gelegen. Hij gromde, pakte de tralies van de cel vast, leunde naar voren en gluurde naar binnen. Voor hem was ze een attractie, amusement voor de komende, lange uren. Een bezienswaardigheid waar hij plezier aan kon beleven en die hij misschien zelfs een beetje kon jennen. Ze zag het in de ogen van de Goblin. Ze las het van zijn gezicht af.

Achter de verwrongen figuur glipte een schim, zo snel als rook in de wind, en de Goblin hapte scherp naar adem toen het lemmet van een mes door zijn keel werd gestoken en hij tegen de tralies werd gepind. Weka Dart hield de Goblin op zijn plek totdat hij verslapte. Toen liet hij hem op de grond van de kerker vallen en schopte zijn lichaam opzij.

'Zo zouden ze allemaal moeten gaan,' siste de Ulk-Zomp. Er lag een blik in zijn ogen die Grianne nog niet eerder had gezien en ze wist niet zeker of ze dat wel wilde.

Ze duwde zich van de vloer omhoog en hinkte naar de celdeur. Ze had een droge mond en haar hoofd bonsde. Ze zag slecht omdat ze lang geen eten en drinken had gehad en nauwelijks had geslapen. Ze was nog in de ban van de zware vuurproef met de furies, haar impulsen waren erop gericht om een van hen te worden, te miauwen, spugen en grommen. Ze vocht ertegen, maar daar werd ze doodmoe van.

'Doe de deur open, Weka Dart!' snauwde ze hem toe. 'Laat me eruit. Schiet op!'

Ze wilde niet snauwen, wilde niet dat ze zo wanhopig overkwam. Maar ze was ten einde raad en voor ze het wist schoot de waarheid eruit. Ze had er alles voor over om te kunnen ontsnappen. Ze had er alles voor over om aan die gruwel te ontkomen die ze als gevangene van de Straken Lord moest ondergaan.

In plaats van de deur open te doen, keek Weka Dart haar scherp aan, met een onzekere blik in zijn gele ogen.

'Waar wacht je nog op?' snauwde ze. 'Laat je me nou vrij of niet? Staat onze afspraak nog? Kom je die na, zoals je hebt beloofd?'

'Onze afspraak is niet compleet,' gromde hij. Hij stak zijn hand in zijn zak, haalde een ijzeren sleutel tevoorschijn en liet hem haar zien. 'Dit is mijn aandeel in de afspraak, de sleutel van je celdeur. Ik kan ook je toverband weghalen. Maar hoe staat het met jouw aandeel in de afspraak? Wat kan ik van jou verwachten?'

'Vergeving? Die heb je al. Ik heb je gezegd dat ik je zou vergeven als je me de waarheid zou vertellen. Ik heb geen zin in wraak. Als je me bevrijdt, zal ik je geen kwaad doen. Dat zweer ik je!'

Zijn vreemde, verweerde gezicht rimpelde nog meer en de gele ogen schitterden. 'Jouw vergeving was de prijs voor mijn waarheid. Die afspraak is nu geweest. Dit is een nieuwe afspraak, Grianne van de gevangenissen van de Straken Lord. Wanneer ik jou je vrijheid teruggeef - je uit deze cel en van de halsband bevrijdt - wil ik daar iets voor terug.'

Ze staarde hem aan en realiseerde zich plotseling dat ze niet wist waarom hij was teruggekomen. De Ulk-Zomp was haar heus niet uit teerharigheid te hulp geschoten. Hij had haar in de steek gelaten, haar als een gebruiksvoorwerp weggegooid toen ze een andere kant op wilde dan hij. Uiteindelijk was ze toch aan zijn kant beland. Maar daardoor had hij de kans gemist om nogmaals Tael Riverines Vanger te worden. Daardoor was hij dakloos geworden en werd hij door iedereen gemeden. Hij was teruggekomen om verhaal te halen.

'Ik heb je niets te bieden,' zei ze tegen hem. 'Ik heb niks.'

'Ah, Straken, nu onderschat je jezelf toch. Jij bent de enige die me kan helpen, dat is precies de reden waarom ik jou help. Een gunst voor een gunst. Ik vraag niet veel. Ik wil weinig meer dan jij. Vrijheid. Uit deze gevangenis en deze wereld. Ik wil dat je me meeneemt.'

Me meeneemt. Ze staarde hem aan. Hij bedoelde weghalen uit het Verboden Rijk. Hem mee terugnemen naar haar eigen wereld. Vrijwillig een schepsel loslaten dat door de Faeriewereld lang voor het ontstaan van de mensheid was opgesloten.

'Wil je met me mee?' vroeg ze, niet helemaal zeker of ze hem goed had verstaan. 'Je wilt het Verboden Rijk verlaten en meegaan naar mijn wereld?'

Hij likte langs zijn lippen en knikte geestdriftig. 'Als jij een manier vindt om weg te komen, dan moet je mij ook vrijlaten. Ik weet dat je tegen je wil hiernaartoe bent gebracht. Ik weet dat je in de val zit. Maar ik heb gezien waartoe je in staat bent. Ik denk dat je een manier weet om terug te komen, en als je dat nu niet weet, bedenk je er wel wat op. Ik heb gezien hoe vindingrijk je bent, veel meer dan welke Straken ook die ik ooit ben tegengekomen. Je kunt het misschien wel opnemen tegen Tael Riverine zelf!'

'Ik kan het tegen niemand opnemen,' kaatste ze terug. 'Ik weet niet of ik je kan helpen. Ik weet zelfs niet of ik dat wel moet doen.'

Bij die woorden zette hij zijn stekels op, hij stapte bij de celdeur vandaan en siste haar als een slang toe. 'Dan weet ik niet waarom ik hier mijn tijd nog sta te verdoen! Waarom ik sowieso de moeite genomen heb om te komen! Wil je liever in deze cel blijven en niet naar je eigen wereld ontsnappen? Wil je hier liever wegrotten? Liever dan iemand als ik helpen? Bedoel je dat soms? Dat ik de moeite niet waard ben, dat ik je hulp niet verdien?'

Hij spuugde naar haar. 'Zorg dan maar voor je eigen vrijheid!'

Hij draaide zich om en wilde weglopen. Ze had de grootste moeite zichzelf ervan te weerhouden hem na te roepen, hem te smeken terug te komen. Maar als hij dacht dat zij hem meer nodig had dan hij haar, dan had hij haar in zijn macht en dat kon ze zich niet veroorloven.

Halverwege de hal draaide hij zich weer om, zijn gezicht vertrokken van woede. 'Ik ben voor jou teruggekomen!' schreeuwde hij zo hard dat ze onwillekeurig een sprongetje maakte. 'Ik heb alles geriskeerd om terug te komen, om je te redden! En nu wil je me niet helpen? Ik vraag maar een klein dingetje van je, Straken! Eén klein dingetje!'

Hij rende terug, snikte onbeheerst met schokkende schouders. 'Dat betekent niets voor iemand met jouw macht! Niets! Waarom wil je dat niet?'

Ze haalde diep adem. 'Ik ben hier niet zeker van mijn macht. Ik weet niet precies wat ik moet doen. Stel dat ik je niet uit het Verboden Rijk kan krijgen? Dat mijn macht niet sterk genoeg blijkt te zijn?'

Traag schudde hij zijn hoofd, alsof ze onzin verkocht. 'Begrijp je het dan niet, Grianne van de kattengeluiden? Ik ben uit mijn stam verstoten omdat ik mijn kinderen heb opgegeten! Zij zullen me nooit terugnemen! Ik ben bij geen enkele Ulk-Zomp meer welkom! Toen ik de bescherming van Tael Riverine kwijtraakte, werden alle andere deuren ook dichtgeslagen. Nu is iedereen mijn vijand. Door alles en iedereen word ik gemeden als de pest. Ik kan nergens heen en bij niemand terecht. Ik kan nog beter dood zijn!'

'Waarom doe je zoveel moeite voor me, Weka Dart?' drong ze aan. 'Het is een kwestie van tijd voordat Tael Riverines demon mijn wereld de genadeslag geeft. Dan breekt hij uit het Verboden Rijk en ben je toch ook vrij?'

'Vrij waarvan?' gilde hij. 'Vrij van de ene gevangenis om in een volgende terecht te komen? Vrij van de ene wereld waarin ik een paria ben, zodat ik in de volgende verstoten kan worden? Ik wil niet dat de Straken Lord in zijn opzet slaagt! Ik wil niet dat het Verboden Rijk wordt vernietigd! Als jouw wereld net zo wordt als de wereld van Jarka Ruus, dan maakt het allemaal toch geen fluit meer uit?'

Hij drukte zijn gezicht tegen de tralies. 'Jij kunt me helpen, Straken. Als ik jou kan helpen, kun je mij ook helpen! Wat geeft het nou om mij mijn zin te geven? Voor iemand als jij is dat toch niet zo moeilijk?'

Ze wist het werkelijk niet. Wat was ervoor nodig om uit het Verboden Rijk te ontsnappen? Bestónd de door de Heksenmeester aangekondigde jongen wel? Zou hij haar komen bevrijden, of was zijn voorspelling slechts een wrede truc? Ze wist het niet zeker, maar het was haar enige hoop. De schim van Brona had niet gelogen over de werkelijke reden waarom ze naar Jarka Ruus was gestuurd, dat had Weka Dart bevestigd. Ze was hier opdat een demon kon worden bevrijd, een demon die de muur van het Verboden Rijk zou vernietigen. Als Brona's schim daarover de waarheid had verteld, was hij wellicht ook eerlijk geweest over de mysterieuze jongen.

Ze moest zich verlaten op het woord van een monster. Ze moest de mogelijkheid accepteren dat ze alleen kon ontsnappen met de hulp van een onbekende jongen. Weka Dart had net zo weinig hoop op ontsnapping als zij, bedacht ze. Daar was hij realistisch genoeg voor. Het stond haar bepaald niet aan om de Ulk-Zomp in haar wereld los te laten, maar wanneer ze zijn voorstel zou afwijzen, zou ze een gevangene blijven.

'Als jij me bevrijdt,' zei ze, 'probeer ik een manier te vinden om vanuit de wereld van Jarka Ruus terug te keren naar mijn eigen wereld. Als het binnen mijn macht ligt, neem ik je mee. Meer kan ik je niet beloven.'

'Op je erewoord?'

'Ja.' Ze stak waarschuwend een vinger op. 'Maar onthoud goed dat ik niet weet of ik voor ons beiden een weg terug kan vinden. Ik weet niet of ik ons allebei kan redden, zelfs als je me bevrijdt. Ik weet ook niet of ik de Moric kan tegenhouden wanneer hij het Verboden Rijk wil vernietigen. Ik heb geen idee.'

Hij stak de sleutel al in haar celdeur. 'Je bedenkt wel wat. Ik weet het zeker.'

Hij bevrijdde haar uit haar cel en haalde toen met een kleinere sleutel de toverband van haar hals. Hij deed een stap terug en gaf haar de band, zijn verweerde gezicht straalde van plezier.

'Ik heb de sleutels gehouden uit de tijd dat ik nog Vanger was,' zei hij tegen haar. 'Tael Riverine verwachtte totaal niet dat ik dat zou durven.'

'Hij heeft ons allebei verkeerd beoordeeld,' zei ze. Ze gooide de band weg. Zoiets zou ze nooit meer dragen en ze zou nooit meer iemands slaaf worden. 'Hoe komen we langs al die wachtposten en wolfdemonen?' vroeg ze toen ze tegenover elkaar in de gang stonden.

Hij grijnsde al zijn tanden bloot. 'Die kant gaan we niet op. Dat is een doodlopende weg. We nemen een andere route, die kent bijna niemand. Zo ben ik trouwens ook Kraalgrip binnengekomen. Ik ken geheimen, Straken. Ik ken vele geheimen.'

Daar twijfelde ze niet aan. Maar ze zei er niets over en gebaarde dat hij haar de weg moest wijzen. Ze was verzwakt door haar gevangenschap en gebrek aan voedsel, en ze vroeg zich af hoelang ze het zou volhouden. Op welk moment haar kracht haar volledig in de steek zou laten. Ze had geen idee hoelang ze half bewusteloos in die waandenkbeelden in de cel had gelegen, maar het moesten dagen zijn geweest. Al die tijd kon ze zich niet herinneren dat ze iets had gegeten of gedronken. Ze had nauwelijks geslapen, zat gevangen tussen waken en slapen in, werd belegerd door dromen en duistere beelden, nog steeds in de val van de door haarzelf opgeroepen drogbeelden om de beproeving in de arena met de furies te doorstaan.

Een deel van haat was daar nog steeds, wist ze, te midden van die katachtigen, niet in staat om het schepsel los te laten dat ze zo graag wilde zijn. Haar magie was oppermachtig en toen ze die in de arena had opgeroepen, kon ze alles zijn of doen wat ze wilde. Maar de na-effecten waren net zo machtig en dreigden aan haar geest te blijven kleven, als angstzweet na een nachtmerrie. Ze was weer Grianne Ohmsford. Ze was opnieuw de Aartsrhys van de Derde Druïdeorde. Maar ze was ook de Ilseheks, en alles wat de Ilseheks kon worden. Ze had een deur geopend die ze meer dan twintig jaar zorgvuldig op slot had gehouden, en ze wist niet zeker of ze hem weer kon afsluiten.

Ze liepen een gang vol deuren door met net zulke cellen als de hare. Sommige waren leeg, in andere lagen stapels botten opgeslagen, en kleine bundels die ze niet van al te dichtbij wilde bekijken. Het was stil en muf in de gang, er was geen teken van leven. Ze hoorde Weka Darts ademhaling en het schrapen van zijn laarzen, maar verder bewoog hij zich geluidloos voort, als een glijdende schim door de donkerste nacht.

De gang kwam uit op een smalle trap omhoog, maar Weka Dart nam haar mee naar de schaduwen erachter. In de rotswand zat een verroeste ijzeren deur. Hij bewoog de antieke grendel heen en weer, een zacht gekraak in de diepe stilte, en uiteindelijk ging de deur naar een muur van duisternis open.

'Heel donker hier,' kondigde de Ulk-Zomp plechtig aan.

Hij stak zijn hand in de duisternis, haalde een toorts tevoorschijn en stak de met pek besmeurde kop aan met een brandende toorts uit de gang achter hen. Hij gaf het vuur even de tijd om zich te verspreiden, grijnsde nogmaals en ging haar voor.

Ze volgde hem regelrecht de aarde in, langs trappen die door eeuwen van voetstappen en vocht waren uitgesleten, naar diepten zo koud dat ze de kilte tot op haar botten kon voelen. Ze liepen door klamme tunnels die naar grof metaal roken, en soms zag ze op de rotsen iets wat op vorst leek, maar wat in werkelijkheid vlekken korstmos waren dat met een vreemde, heldere glans opgloeide. Weka Darts toorts verspreidde een aanhoudende rook, hij vervuilde de lucht met zijn penetrante stank, waardoor ze moest hoesten en door de mouw van haar tuniek moest ademen. Er was geen ventilatie in de tunnels, en de geur van de brandende pek liep als een spoor achter hen aan. Als iemand hier de jacht op hen zou openen, had hij hen zo te pakken.

Weka Dart liep verder alsof er geen vuiltje aan de lucht was, hij keek zo nu en dan achterom om er zeker van te zijn dat ze hem bijhield, alsof hij bang was dat hij haar in de duisternis zou kwijtraken. En dat was inderdaad geen overbodige luxe. Ze had sowieso al moeite om hem bij te houden, terwijl hij niet eens afdwaalde, zoals hij tijdens hun eerdere tochten had gedaan. Haar hoofd stak van de kou en de rook, haar lichaam was uitgeput en beefde. Ze wilde dat ze iets te eten of te drinken had meegenomen, maar daar had ze niet eens aan gedacht, zo snel had ze uit de cellen weg willen komen. Ze had geen fatsoenlijke maaltijd gehad sinds ze in het Verboden Rijk was beland, en langzamerhand lekte haar energie weg.

De tijd verstreek, ze had er nauwelijks meer benul van, en er kwam geen eind aan de tunnels van Kraalgrip. Weka Dart was vast van plan hen er zo snel mogelijk doorheen te loodsen, hij stopte of vertraagde geen moment. Zo nu en dan haalde hij een nieuwe toorts uit een muurbeugel die zij helemaal niet had opgemerkt. Hij stak hem met de oude aan en liep dan verder. Hun tocht voerde over grove, in steen uitgehouwen traptreden, liep door smalle, kronkelige tunnels en door spelonken vol stalactieten waar mineraalrijk water vanaf drupte. Na een tijdje werd de lucht wat warmer en rilde Grianne niet meer zo. De tunnelvloer begon te stijgen, ze gingen naar de oppervlakte.

Maar het einde van hun reis was nog altijd niet in zicht.

Ten slotte, toen ze door de zoveelste diepe grot liepen, struikelde ze en viel. Ze bleef roerloos liggen, kon niet helder zien en haar spieren deden pijn. Ze was te moe om op te staan.

'Ben je gewond, Straken?' vroeg Weka Dart en hij probeerde haar tevergeefs overeind te trekken.

'Ik ben uitgeput,' zei ze tegen hem. 'Ik moet even uitrusten.'

Hij schudde zijn hoofd. 'Het is hier niet veilig.'

'Kan me niet schelen. Ik moet uitrusten.'

Ze kroop over de vloer van de grot naar een open plek waar ze languit kon gaan liggen. Haar moeizame, piepende ademhaling vulde de stilte van de spelonk. Het klonk zo intens dat ze er bang van werd. Haar hoofd tolde en ze had het gevoel dat ze geen kracht meer in haar lichaam overhad.

'Heb je iets te eten?'

Hij haalde een soort knol tevoorschijn. Zonder zich over de vreemde smaak te verbazen at ze er wat van en dronk toen wat water uit de kalebas die hij in zijn kleren had weggestopt. Het kon haar niet meer schelen waar het allemaal vandaan kwam, niets kon haar meer schelen, behalve een stukje voedsel en een beetje slaap.

'Ik heb vaak in deze grotten rondgestruind,' zei hij terwijl hij om zich heen de duisternis in keek. Hij zat in kleermakerszit voor haar en zette de toorts rechtop klem tussen twee stenen. 'Daardoor weet ik waar de toortsen hangen, zodat we onderweg licht hebben. De meeste heb ik zelf opgehangen. Vroeger ging ik via deze gangen ongezien de burcht uit, toen ik nog Vanger was voor Tael Riverine. Soms kon je maar beter in het geniep opereren.'

Hij haalde zijn schouders op. 'Natuurlijk verschuilen zich in deze gangen dingen waar je niets van wilt weten. Daarom zei ik dat het hier gevaarlijk is. Maar we hoeven ons geen zorgen te maken, hoor. Ik ken het gevaar en weet hoe we dat kunnen omzeilen. Meestal althans. Sommige schepsels zijn heel groot en andere heel klein. Sommige hebben geen ogen, die zijn hier al zo lang. Er zwerven ook wezens rond die niemand ooit heeft gezien, behalve ik.'

Haar ademhaling werd weer normaal, zodat ze hem kon antwoorden. 'Deze hele wereld zit vol dingen die ik nog nooit heb gezien.'

'Ja, dat zal wel.' Hij dacht een ogenblik na en wreef met zijn vingers over zijn gerimpelde gezicht. 'Ik zal er niet rouwig om zijn als ik deze wereld achter me kan laten,' zei hij plotseling. 'Ik zal er zelfs blij om zijn.'

Ze knikte, maar zei niets.

'Ik hoor hier helemaal niet thuis.' Hij schudde aandoenlijk zijn hoofd. 'Ik ben in deze wereld geboren, maar dat was een vergissing. Ik had in jouw wereld geboren moeten worden. Dan had ik heel veel dingen niet gedaan die ik hier wel heb gedaan. Dan had ik mijn kroost niet opgegeten. Dan was ik geen Vanger voor Tael Riverine geweest. Dan was ik iets belangrijks geweest.'

Hij glimlachte zijn angstaanjagende tanden bloot. 'Als ik in jouw wereld kan wonen, word ik een veel beter wezen, Grianne met het vriendelijke en goede hart. Daar zal ik jou dienen. Daar ben ik je vriend en helper, doe ik voor je wat je maar wilt. Ik ben goed in een heleboel dingen. Ik kan bijvoorbeeld heel goed zoeken. Daarom was ik ook zo'n goede Vanger. Daarom was ik in staat om jou op te sporen... beide keren. Niets kan nog aan me ontsnappen als ik er eenmaal mijn zinnen op heb gezet. Dat is een gave. En ik ben blij dat ik die heb.'

'Ik wil slapen,' zei ze.

'Wanneer ik in jouw wereld ben, doe ik geen slechte dingen,' vervolgde hij, haar kennelijk niet horend. 'Daar ga ik geen verboden dingen eten, of degenen kwaad doen van wie ik hou. Ik zal hard werken. Ik word daar je trouwste metgezel, want ik weet hoe belangrijk dat is. Ik heb nog nooit iemand gehad die ik kon vertrouwen. Ik heb zelfs nog nooit een vriend gehad. In de wereld van Jarka Ruus zijn vrienden moeilijk te vinden. Meestal sluiten we een bondje: ik bescherm jou of jij beschermt mij. Hier is het jagen of gejaagd worden. Het is niet veilig om er vrienden op na te houden.'

Ze lag languit op de vloer en hoorde nauwelijks wat hij zei. Ze voelde dat hij haar arm aanraakte. 'Maar jij bent mijn vriend, kleine Straken. Wij zijn vrienden, jij en ik. We zullen altijd vrienden zijn.'

Een tel later was ze diep in slaap.

Ze droomde van donkere schepsels en eindeloze achtervolgingen, dat ze meedogenloos werd opgejaagd. Elke jacht eindigde in een tuimeling naar de volgende. Ze wist nooit zeker waar ze was. Ze wist nooit precies wat achter haar aan zat. Ze ving een schimmige glimp op van haar omgeving en van de dingen die achter haar aan zaten, maar hun vorm en omvang veranderden zo vaak dat ze er geen wijs uit kon worden.

Ze werd versuft en gedesoriënteerd wakker terwijl Weka Dart haar door elkaar schudde. 'Wakker worden, kleine Straken!' siste hij. 'Er komt iets aan!'

Ze hoorde angst in zijn stem en was onmiddellijk klaarwakker. 'Wat is het?'

'Een Graumth! Een grotworm!' Hij keek snel achter zich en toen weer naar haar. 'Die heeft zich jarenlang niet in de tunnels laten zien. Normaal leven ze veel dieper onder de grond, ze komen hier nooit. Maar deze heeft ons geroken. Hij komt naar ons toe!'

Ze krabbelde overeind, nog steeds duizelig, pijnlijk en uitgeput. Ze nam even de tijd om haar gedachten te ordenen en haar evenwicht uit te proberen. 'Wat moeten we doen?'

Zijn rij tanden blikkerden. 'Rennen voor je leven! Als hij ons te pakken krijgt, eet hij ons op. Heb je ooit een grotworm gezien? Heel groot Nergens bang voor. Ik heb er ooit één een hele compagnie Goblins zien verzwelgen. Toen hij klaar was met zijn feestbanket, was er niets anders over dan hun wapenrusting en hun wapens. Kom op!'

Verdere aansporing had ze niet nodig. Weka Dart liep al met de toorts weg en zij haastte zich achter hem aan. Ze liepen de grot door en stortten zich in een nieuwe reeks tunnels. Ze gingen weer terug de aarde in, ze realiseerde zich dat de Ulk-Zomp gedwongen was een alternatieve ontsnappingsroute te nemen om de Graumth links te laten liggen. Ze nam aan dat ze daar niet veel aan kon doen, maar ze wist niet zeker of ze dit wel zou kunnen volhouden. Het moest niet te lang duren. Haar hoofdpijn was terug en ze voelde zich weer gedesoriënteerd. Het voedsel, water en de slaap hadden wel wat geholpen, maar zichzelf was ze nog niet.

Ze hoorde achter zich iets reusachtigs snuiven, als een woedende stier of een stoomuitbarsting. Alleen veel, veel harder.

'Is dat ding groot?' vroeg ze hijgend.

'Heel groot.'

'Dan kan het niet in de kleinere tunnels komen, toch? Dan zijn we daar veilig!'

Hij keek om, zijn ogen glommen in het toortslicht. 'Graumths kunnen tot een kwart van hun omvang krimpen en zich door kleine ruimtes wurmen. We zijn nergens veilig, Straken.'

Ze haastten zich voort, renden niet echt, maar wel bijna en dat was onder de gegeven omstandigheden al gevaarlijk genoeg. Zelfs bij toortslicht was de weg verraderlijk, bezaaid met hobbels en kuilen, er zaten uitsteeksels en obstakels in de rotsachtige ondergrond, en zo nu en dan viel die zomaar weg. Rennen was gevaarlijk en het ging de Ulk-Zomp beter af dan haar. Ze was lang niet zo behendig en sterk als hij. Ze wankelde op haar benen en merkte al snel dat ze hem niet kon bijhouden.

'Weka Dart!' riep ze. 'Niet zo snel!'

Uit het duister achter haar antwoordde de Graumth met een stomende uitbarsting, in zo'n onverwachte golf dat ze het bijna uitschreeuwde. Hij was al een stuk dichterbij gekomen en de afstand tussen hen werd snel kleiner.

Weka Dart rende naar haar terug en greep haar bij de arm. 'Als hij ons te pakken krijgt, Grianne van de slimme trucs, dan heb ik geen wapens waarmee ik het tegen hem kan opnemen! Kun je je Strakenmagie niet in de strijd werpen?'

Eerlijk gezegd wist ze dat niet. Ze had haar magie niet opgeroepen sinds haar beproeving met de furies, en ze was niet zeker hoe die in haar huidige toestand zou reageren.

'Blijf doorrennen!' zei ze en ze duwde hem naar voren.

Ze liepen de smallere tunnel uit en kwamen uit in een bredere waarvan het plafond wel zeven meter hoog was. Voor hen werd de tunnel wijder, de opening naar een volgende spelonk. Ze hoorden nu iets achter zich bewegen, een soort sissend geschraap dat op iets zwaars en glibberigs duidde. Het gesnuif was nu overal om hen heen, een zwaar en gulzig ademen.

Ze renden de bredere tunnel door naar de ingang van de grot, toen greep ze Weka Dart bij de arm en draaide hem met een ruk om.

'Hier moeten we hem zien tegen te houden.'

Ze kon niet meer. Er zat niets anders op. Ze duwde hem achter zich en riep haar Druïdemagie op. Die kwam niet. De magie weerstond haar oproep, zat diep in haar weggestopt en weigerde zich te verroeren. Dat was haar sinds haar jeugd niet meer overkomen, ook niet tijdens haar opleiding bij de Morgawr, in haar beginjaren als Ilseheks.

Achter hen bewoog de Graumth zich snel in de duistere tunnels voort, hij voelde hun aanwezigheid. Een ogenblik lang raakte ze in paniek.

'Straken!' siste Weka Dart plotseling en hij wilde haar de toorts toegooien. 'Gebruik dit! Het kan niet zien in het licht! Graumths leven in het donker en zien de zon nooit. Misschien kan de toorts.

'Hou hem vast!' beet ze hem toe, woedend omdat hij haar stoorde en haar concentratie compleet doorboorde. 'Gebruik hem zelf wanneer hij langs me weet te komen!'

Ze probeerde opnieuw de magie op te roepen, ze groef diep in zichzelf en haalde een voor een de barrières weg. Ze was bang om opnieuw in een furie te veranderen, daar zat het grootste obstakel. Die angst sloot zich om haar heen terwijl ze de weerbarstige magie probeerde te bereiken. Ze dreigde compleet de controle te verliezen. Ze begreep haar macht. Ze moest koste wat het kost vermijden dat ze weer in een furie zou veranderen, er alles aan doen om te ontsnappen aan die verschrikkelijke waanzin waaraan ze ten prooi zou vallen als ze opnieuw zo'n kat werd. Dan was er geen weg terug meer, daar was ze van overtuigd. De waanzin zou bezit van haar nemen en dan was ze verloren. Die angst drong dwars door haar heen, maar ze móést haar magie zien op te roepen en leek de angst niet te kunnen uitbannen.

'Straken!' riep Weka Dart uit.

In het donker barstte de Graumth wriggelend en kronkelend door de smallere tunnel. Het was een reusachtig insectachtig wezen, overdekt met beenachtige schubben die glansden als een olieachtige smurrie. Midden in zijn platte, gezichtsloze kop klapten een paar kaken op elkaar. Zijn korte, stekelige poten gingen over in reusachtige klauwen waar zijn smalle, soepele lijf op steunde. Hij leek voor haar ogen te groeien, de voorkant van zijn lichaam stak boven de ondergrond van de spelonk uit, vulde de tunnel met zijn kolossale gestalte en golfde naar voren.

Ze worstelde om haar magie naar boven te halen, en Weka Dart verloor zijn zelfbeheersing. Misschien uit angst of paniek, of omdat hij door wanhoop werd overmand, maar hij raakte volkomen de weg kwijt. Met een afschrikwekkende kreet stortte hij zich langs haar, zwaaide wild met de toorts naar de Graumth waarbij de vonken van de vlammen lange, karmozijnrode strepen trokken. De Ulk-Zomp stormde recht op het monster af, een lastig insect dat vermorzeld moest worden. De Graumth slaakte het vertrouwde, snuivende geluid en deinsde terug voor zijn kleine aanvaller, hij had duidelijk last van de toorts.

'Niet doen!' schreeuwde Grianne.

Weka Dart stond nu recht onder het monster, viel naar hem uit en trok zich weer terug. Hij zwaaide met de toorts alsof hij degene was met de magische krachten, joelde alsof hij de magiër was die ze tot leven kon wekken.

Op dat moment, uit angst om de kleine Ulk-Zomp en woede om haar eigen onmacht, brak ze door de laatste weerstand van haar magie heen. Ze ging dwars door haar vertwijfeling en weerzin heen, scheurde haar angsten en twijfels weg, worstelde de magie vrij en bracht haar in stelling. Het wenslied, door erfenis verkregen en al generaties lang in haar familie een zegen en een vloek - niet in de laatste plaats voor haarzelf- kwam aan de oppervlakte.

Als een vloedgolf.

Bevrijd me!

Doodsbang voor de plotselinge overmacht, door de reusachtige kracht, vocht ze om haar onder controle te houden. Deze krachtige magische reactie was nieuw voor haar, volkomen anders. Ze kolkte als stormachtige windvlagen binnen in haar, vaagde alles op haar pad weg, dreigde tot volslagen vernietiging door te slaan. Ze sloeg haar beide armen om zich heen en probeerde de magie in banen te leiden, haar binnen te houden totdat ze er weer macht over kreeg. Ze had hier net zomin controle over als over haar furie-zelf. Ze werd erdoor omhuld. Erdoor verzwolgen.

Bevrijd me!

Ze kon het niet tegenhouden. De magie baande zich een weg naar buiten. Ze reageerde instinctief op haar wensen, sloeg als een hamer door de duisternis en nevel, beukte in op de Graumth, sloeg hem met zo'n kracht dat het schepsel van zijn kromme poten werd getild en tegen de rotswanden van de tunnel werd geworpen. Het effect was onmiddellijk en verbijsterend. De Graumth viel door de klap niet alleen neer, maar spatte compleet uiteen. Schubben, poten en lichaamsdelen vlogen in het rond, totdat er in het vage licht van Weka Darts flakkerende toorts slechts zacht stuiptrekkende stukken en brokken overbleven.

Toen verdween de magie, zonder een spoor achter te laten.

Uitgeput en verbijsterd hoe haar lichaam op die meedogenloze magische golf had gereageerd, zonk Grianne Ohmsford op haar knieën. Het wenslied was machtiger dan ze ooit had meegemaakt, was uit haar geëxplodeerd. Het was alsof ze het al die weken lang in haar binnenste had weggestopt, waar het zich had opgebouwd en opgekropt, op bevrijding had gewacht. Het wenslied was jarenlang ontelbare malen beproefd, maar zo had ze het nooit meegemaakt.

Wat was ermee gebeurd?

Weka Dart stond voor haar, zijn gerimpelde gezicht straalde van verrukking en er gloeide een wilde glans in zijn ogen. Hij stak de toorts als in een saluut omhoog en boog zijn hoofd in een onbeholpen knieval.

'Strakenkoningin,' fluisterde hij met onmiskenbaar ontzag in zijn stem. 'Jij bent de allermachtigste. Jij hebt de allerhoogste magie. Ik buig voor jou. Ik eer je. Niemand kan aan je tippen.'

Ze sloot haar ogen tegen de gevoelens die in haar opkwamen en gaf geen antwoord. Ze probeerde niet de omvang van haar macht te begrijpen, zo kolossaal was die geweest. Maar ze wist dat de kracht haar aan de Straken Lord had verraden en dat hij in een oogwenk bij haar zou zijn om de proef op de som te nemen.