16
‘Vertel eens wat meer over je jeugd. Waarom ben je zo jong het huis uitgegaan?’ vraagt Nicole.
Tot nu toe voelde ik me redelijk op mijn gemak tijdens ons gesprek, maar nu schuif ik de grendels ervoor. Ik zwijg.
‘Als puber was je ongelukkig,’ zegt Nicole. ‘Dat is duidelijk, anders loop je niet van huis weg. Maar hoe was het daarvoor, als klein meisje? Hoe was jouw kindertijd?’
‘Ik kon niet opschieten met mijn vader.’ Dat is het antwoord dat ik altijd heb gegeven, en het enige wat ik er ook nu over wil zeggen.
‘Waarom niet?’
‘Ik praat liever niet over hem.’
Nicole knikt langzaam, maar geeft het nog niet op. ‘Uit je teksten spreekt een grote eenzaamheid.’
‘Ja,’ zeg ik, en na een korte stilte: ‘Mijn liedjes zeggen alles. Daar heb ik niet zoveel aan toe te voegen.’
‘Dat begrijp ik.’ Ze buigt licht naar voren en glimlacht warm, waarschijnlijk om empathisch over te komen. ‘Maar je teksten zijn vrij cryptisch. Als je ernaar luistert, weet je nooit helemaal zeker wat je bedoelt.’
Ik glimlach haar toe. ‘Dat is ook de bedoeling.’
==
Ik miste Rob. Hoe vaak ik hem ook belde, mailde of appte, ik kreeg nooit een bericht terug. Ik kon niet geloven dat hij het contact vrijwillig verbroken had. Er moest hem iets zijn overkomen.
Het kon ook niet waar zijn dat er geen enkele aanwijzing was over de vraag waar Rob uithing. Zouden Niels of mijn ouders in zijn computer hebben gekeken?
Ik belde Niels om te vragen wat voor naspeuringen hij had gedaan. Hij zuchtte diep.
‘Ben je nou nog steeds met Rob bezig? Ik hou zijn Facebook-pagina en Twitter in de gaten. Hij post niets, maar hij heeft nooit veel met social media gedaan.’
‘Iemand die niet gevonden wil worden, post niet op social media. Maar hij moet wel een reisplan hebben gehad. Hij is toch niet vertrokken zonder iets te boeken? Hij wilde naar Afrika, daar ga je niet op de bonnefooi naartoe.’
‘Maak je niet druk, Romée. Hij heeft vorige week een mailtje naar mam gestuurd. Hij schreef dat we ons geen zorgen hoefden te maken, en dat hij wel zou zien wanneer hij terugkwam.’
Ik was zo verbluft dat ik geen woord kon uitbrengen. ‘Waarom zei je dat niet meteen? Heeft hij verteld waar hij zit?’
‘Ergens in Afrika. In Kaapverdië, geloof ik. Hij wilde een rondreis maken langs die eilanden.’
‘Ik wil dat mailtje zien. Kun je het doorsturen?’
‘Dat moet je aan ma vragen.’
‘Jij kunt het toch ook wel even doen?’
‘Oké,’ zei hij, opnieuw met een zucht. ‘Zodra ik tijd heb.’
De hele verdere dag was ik van slag. Waarom nam Rob geen contact met mij op? Wilde hij dat echt niet? Dat weigerde ik te geloven. Onze band was altijd zo goed geweest. Ik móest met hem praten.
Ik wachtte een paar dagen, maar Niels stuurde het mailtje niet door. Vervolgens belde ik mijn moeder. Ze leek overrompeld maar ook blij om mijn stem te horen. Zelf vond ik het ook fijn om haar te spreken. Ik vertelde haar dat het goed met me ging, maar dat wist ze al. Ze had de interviews gelezen.
We praatten een tijdje en toen bracht ik het gesprek op Rob, en op zijn mail. Vervolgens kreeg ik alleen maar vage antwoorden.
Mijn moeder wist niet meer precies wat er in dat berichtje stond. Iets over Kaapverdië, inderdaad. Daar zou Rob inmiddels wel zitten. Zijn mail was niet zo duidelijk.
‘Lees eens voor,’ zei ik.
Dat ging niet, ze had al haar mails per ongeluk verwijderd. Mijn moeder was niet erg handig op dat gebied. Met een vervelend gevoel verbrak ik de verbinding.
Een tijd lang zat ik voor me uit te staren. Niels deed vreemd. Mijn moeder deed vreemd. Hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat ze iets voor me verborgen hielden. Ze wisten waar Rob was, maar om de een of andere reden wilden ze het mij niet vertellen.
Als ik antwoorden wilde, moest ik terug naar huis. Er zat niets anders op.
==
Op de eerste vrije dag die ik had, stapte ik op de trein naar Anna Paulowna. Daar aangekomen nam ik de bus en ging er wat eerder uit om het laatste stuk te kunnen lopen.
Het was juni en schitterend weer. Opeens viel me op hoe groen en rustig het hier was. En hoe mooi. Dat had ik nooit zo in de gaten gehad.
Ik naderde mijn ouderlijk huis en de serene rust die over me neergedaald was, verdween. Met tegenzin liep ik het erf op.
Mijn moeder kwam net de schuur uit.
In films zie je in dit soort scènes dat de hoofdrolspelers elkaar in de armen vallen, maar mijn moeder bleef gewoon staan. Ik liep naar haar toe. Ze legde een hand op mijn schouder en zei: ‘Koffie?’
‘Waar is pa?’
‘Op het land.’
Ik knikte en volgde haar naar binnen.
==
De koffie stond dampend voor ons. We praatten met het ongemak van twee mensen die zorgvuldig ontwijken wat er gezegd moet worden. Vanaf de plek waar ik aan de keukentafel zat, kon ik mijn vader op de tractor heen en weer zien rijden over het land. Ik hield hem scherp in de gaten.
‘Het gaat goed met je, hè?’ zei mijn moeder. ‘In het dorp heeft iedereen het erover. Als ik bij de bakker kom, bij de slager, in de supermarkt, begint iedereen over jou.’
‘Vind je dat vervelend?’
‘Nee, natuurlijk niet. Ik ben juist trots op je. Vertel eens, hoe is dat zo gekomen met die single?’
‘Mazzel gehad. Een vriend van me stuurde een demo naar een platenmaatschappij. We verwachtten er niet veel van, maar we werden eruit gepikt. Uiteindelijk zijn ze met mij verdergegaan en mocht ik een single uitbrengen.’
Mijn moeder opende haar mond om iets te zeggen, maar sloot hem weer.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Niets.’
‘Zeg het nou maar gewoon, mam.’
‘Nou ja, je vader en ik vroegen ons af of dat filmpje nou echt nodig was.’
‘Welk filmpje?’
‘Dat op internet staat. Waarin je staat te zingen met die zwerver.’
‘Mahmoud. Hij heeft me heel goed geholpen.’
‘Dat dacht ik al.’ Ze speelde met het lepeltje van de suikerpot. ‘We zeiden al tegen elkaar dat het een truc was.’
Niet-begrijpend keek ik haar aan.
‘Om aandacht te krijgen,’ zei mijn moeder. ‘Ik kon me al niet voorstellen dat je echt op straat sliep.’
‘Dat heb ik wel gedaan.’
‘Maar waarom? Je kon toch naar huis komen?’
Ik staarde haar aan. ‘Dat meen je niet. Na wat pa gedaan had?’
‘Niet zo overdrijven, Romée.’
‘Overdrijven? Het is dat Rob hem bij me vandaan haalde.’
Er viel een stilte waarin mijn moeder van me wegkeek. Buiten was mijn vader van de tractor gestapt en hij liep nu over het veld, van het huis weg. Ik richtte me weer tot mijn moeder.
‘Hoe was het eigenlijk voor jou dat ik weggelopen was, mam?’
‘Vreselijk,’ zei ze. ‘Maar ik wist dat je je wel zou redden. Je bent altijd al heel zelfstandig geweest.’
De makkelijke manier waarop ze alle bezorgdheid en verantwoordelijkheid van zich afschoof trof me onaangenaam.
‘Dat moest ik wel zijn, omdat ik van jou totaal geen steun kreeg,’ zei ik, iets scherper dan de bedoeling was. ‘Rob was degene die me troostte als ik verdriet had, die luisterde naar mijn verhalen.’
‘Dat weet ik. Ik wist dat je het moeilijk had, maar…’ Ze keek naar haar hand, waarmee ze aan het tafelkleed friemelde.
‘Maar wat?’
‘Ik kon er niet altijd voor je zijn. Niet op de manier die jij wilde. Dat zou alles alleen maar erger hebben gemaakt.’
‘Hoe pa deed, bedoel je?’
Ze knikte. ‘Ik moest zijn kant wel kiezen. Als hij zo’n bui had, kon je beter met hem meepraten, maar jij ging juist tegen hem in.’
Het was natuurlijk weer mijn schuld. Met moeite hield ik me in. Ik was niet gekomen om ruzie te maken maar om informatie te krijgen. Ik stuurde het gesprek naar een veiligere richting. ‘Nou ja, dat zal ook wel. Vertel eens, hoe gaat het hier?’
Mijn moeder ging gretig in op mijn poging van onderwerp te veranderen. Het ging wat minder goed met het bedrijf, maar niets om je zorgen over te maken. Niels had besloten om het tuindersbedrijf over te nemen. Daar waren ze erg blij mee. Een hele zorg minder. Daarna waren we door de prietpraat heen.
Ik speelde met mijn armband. ‘Die mail van Rob, wat stond daar nou precies in?’
Ze ontweek mijn blik. ‘Wat ik al zei, dat hij op Kaapverdië zit.’
‘Mag ik je telefoon zien? Als je je berichten hebt verwijderd, staan ze nog in je prullenbak.’
‘Mijn telefoon doet het niet meer. Ik heb hem in de wc-pot laten vallen.’
Dat was de druppel. Ik geloofde er geen woord van. ‘Mam, wat houden jullie voor mij verborgen? Niels en jij weten iets, jullie doen zo vreemd. Waarom mag ik niet weten waar Rob is?’
Mijn moeder stond op, pakte de koffiepot van het aanrecht en schonk onze bekers nog eens vol.
‘Mam?’ zei ik tegen haar rug.
Ze draaide zich om, zette de bekers op tafel en ging zitten. ‘Ik hou helemaal niets voor je verborgen. Ik vind het ook niet leuk dat ik zo weinig van hem hoor. Ik zou zo graag zijn stem weer eens willen horen.’
Er verschenen tranen in haar ogen en ik legde mijn hand op die van haar, maar ondanks haar emotie geloofde ik haar nog steeds niet helemaal.
‘Ik moet gaan,’ zei ik. ‘Ik haal boven nog even wat kleren.’
‘Er staat een tas in je kamer.’
‘Ja, die was ik de vorige keer vergeten.’
Onverwacht keek mijn moeder me recht aan. ‘Ik ben blij dat je deze keer niet stiekem naar binnen bent gegaan.’
‘Ik wilde pa niet zien.’
‘Dat begrijp ik.’
Ik stond op. ‘Ik ga mijn spullen even pakken.’