1
De laatste tijd kan ik overvallen worden door een gevoel van vervreemding. Op zo’n moment kijk ik als een toeschouwer naar mezelf, alsof ik uit mijn lichaam ben gestapt. Dan ben ik de connectie met mezelf kwijt en vraag ik me af wie ik ben, wáár ik ben en hoe ik daar ben beland. Of ik daar wel wil zijn.
Zoals nu.
Ik sta voor het raam en kijk naar het besneeuwde gazon, en naar de hekken die de villa en de tuin afschermen van de buitenwereld.
Het is tien uur.
De verleiding is groot om de afspraak af te zeggen, het hele gesprek niet door te laten gaan. Wat bezielde me überhaupt om ermee in te stemmen?
Ik trek aan het elastiekje om mijn pols en laat het tegen mijn huid kletsen. Het zorgt voor een striem en een scherpe pijn die me bij de les houdt.
Focussen. Niet te veel vertellen. Wat mensen ook beloven, je kunt op niemand rekenen.
Waar blijft ze eigenlijk? Tien uur is tien uur. Van tevoren hebben we afgesproken anderhalf uur uit te trekken voor het gesprek. Dat is me eigenlijk te lang, ik heb mijn rust nodig.
Ik kijk naar het dunne laagje sneeuw in de tuin. Vorig jaar rond deze tijd lag er geen sneeuw. Het was een natte, zachte winter. Niet te geloven dat alles pas een jaar geleden begonnen is.
Mijn gedachten dwalen af, en ik draai me verschrikt om als de deur opengaat.
Met een vriendelijke lach en uitgestoken hand loopt Nicole naar me toe.
‘Goedemorgen,’ zegt ze. ‘Sorry dat ik wat later ben.’
Ik geef haar een hand. ‘Dat geeft niet.’
Ze wijst naar de stoelen bij het raam. ‘Zullen we daar gaan zitten? En zullen we elkaar maar tutoyeren?’
Dat is ook zo’n trucje. Door alle vormelijkheid te laten varen, ontstaat er een ongedwongen sfeer waardoor je snel te veel vertelt. Ik stem in, maar ben op mijn hoede.
Nicole zet het opnameapparaat aan.
Elles, de hulp, komt binnen met koffie en als ze de kamer verlaten heeft, begint Nicole.
Ze wil weten wat het met me heeft gedaan, de roem. Of een carrière als die van mij, waarbij je altijd in de spotlights staat, offers vraagt. En in hoeverre ik bereid ben die te brengen.
Dat is een goede vraag.
Beroemd zijn is niets voor mij, dat weet ik nu. Roem doet gekke dingen met je. Het verandert je persoonlijkheid, hoe je er ook voor waakt dezelfde te blijven. Natuurlijk verander je als iedereen je naam kent en je overal herkend wordt.
In het begin viel het nog wel mee. De eerste keer dat iemand verrast opkeek als ik mijn naam noemde, of dat een volslagen vreemde op straat zijn pas inhield en me aanstaarde, begreep ik het niet direct. Had ik een vlek op mijn jas? Zat er iets in mijn haar?
Een tijd lang kon ik mezelf wijsmaken dat het iets dergelijks moest zijn, maar toen dat steeds vaker gebeurde, begreep ik dat het gedaan was met de anonimiteit.
Ik vertel het aan Nicole, die aandachtig luistert.
‘Het is sowieso wennen als je beroemd wordt,’ zeg ik, ‘maar helemaal als het zo snel gaat als bij mij. Ik heb nooit om al die aandacht gevraagd. Ik wilde alleen maar zingen.’
‘Dat wilde je van jongs af aan, toch?’
‘Ja.’
‘Werd je gestimuleerd thuis?’
Ik lach kort. ‘Nee, niet echt. Mijn ouders vonden het maar niets. Ze hadden liever gezien dat ik was gaan studeren en een normale baan had gezocht.’
‘Het was natuurlijk een heel onzeker bestaan waar je voor koos. Ik neem aan dat je ouders je wilden beschermen. Zijn ze het er nu wel mee eens?’
Ik kijk van haar weg. ‘Geen idee. Ik heb geen contact meer met mijn familie.’
==
‘Ik hou van al mijn kinderen evenveel en ik ben op alle drie even trots,’ heeft mijn vader eens gezegd.
Over beide beweringen heb ik zo mijn twijfels.
Misschien komt het doordat ik het derde kind was, het kind waarop niet meer gerekend was. En een meisje bovendien. Mijn vader heeft zich eens laten ontglippen dat hij liever nog een zoon had gehad, in verband met het bedrijf. Eén van zijn kinderen moest dat later overnemen, en het was duidelijk dat ik dat als meisje niet zou zijn.
Wat mijn moeder betreft: ik heb altijd de indruk gehad dat ze niet zo goed raad met mij wist. Ik denk dat ze graag een echt meisje als dochter had willen hebben. In plaats daarvan kreeg ze mij, een druk kind dat veel aandacht vroeg en barbies stom vond. Ik spiegelde me aan mijn broers.
Met Niels scheel ik slechts een jaar, maar toch heb ik met hem altijd het minst contact gehad. Het was Rob, mijn oudste broer, die ervoor zorgde dat ik me geen buitenbeentje voelde.
Wij scheelden drie jaar, maar ik heb nooit de indruk gekregen dat hij me als een lastig zusje beschouwde. Als hij met zijn vrienden op zijn kamer zat te gamen stuurde hij me niet weg, maar mocht ik meedoen. Hij kwam als enige kijken naar mijn optreden in de eindmusical van de basisschool. Hij was degene naar wie ik toe rende als het ’s nachts onweerde. Hij was er voor me. Tot hij er niet meer voor me was.
==
Ik moet oppassen dat ik niet te veel vanuit mijn emoties reageer. Boosheid, verdriet, gekwetstheid, ze liggen altijd op de loer. Volgens mijn familie heb ik een kort lontje, zelf denk ik dat ik hoogsensitief ben. Daar heb ik eens een boek over gelezen en ik herkende er veel in. Bij hoogsensitieve mensen komen emoties en prikkels veel harder binnen.
Als kind zong ik alle stress en angst van me af. Alles wat me dwarszat, zong ik ’s avonds in bed weg, waarna ik opgelucht in slaap viel.
Ik heb altijd gezongen. In mijn kamer voor de spiegel, in de kerk, op de fiets, altijd en overal. Mijn broers stapten op een gegeven moment naar de bouwmarkt, haalden grote pakken isolatiemateriaal en maakten mijn kamer geluiddicht.
Maar ze moedigden me ook aan om mee te doen aan de talentenjachten waar we op televisie naar keken. Ik piekerde er niet over om me op te geven. Het leek me vreselijk om beoordeeld te worden.
Zingen was toen nog een liefhebberij voor mij. Meer leek me niet realistisch, tot ik de hoofdrol in de afscheidsmusical van groep acht kreeg. Ik zou er twee solo’s in mogen zingen.
Trots en blij kwam ik thuis en vertelde het aan mijn moeder, die aan het stofzuigen was. In plaats van dat ding even uit te zetten, zoog ze gewoon door, zodat ik boven het geluid uit moest schreeuwen. Het duurde even voor ze me had verstaan, ik moest het wel drie keer herhalen.
Met een verbaasd gezicht zette ze eindelijk de stofzuiger uit. ‘Echt waar?’
‘Ja! Juf Gerda zei dat ik een heel mooie stem heb.’
‘Dat heb je ook. Maar de hoofdrol…’ Mijn moeder keek bedenkelijk. ‘Weet je zeker dat je die wilt? Kun je dat wel aan?’
‘Natuurlijk, ik ga toch oefenen?’
‘Hm.’ Mijn moeder zette de stofzuiger weer aan.
Onder het avondeten praatten we erover door.
‘Het ging tussen Lisanne en mij,’ zei ik. ‘Lisanne kan ook heel mooi zingen, maar juf Gerda zei dat ik meer volume heb, en dat ik goed toneel kan spelen.’
‘Daar heeft ze gelijk in,’ zei Niels, op een toon die maakte dat ik een aardappel naar zijn hoofd gooide. Rob barstte in lachen uit.
‘Doe eens even normaal, Romée,’ zei mijn vader.
Er lag een klank in zijn stem die ik goed kende, en ik sloeg mijn ogen neer. ‘Sorry, papa.’
‘Jij vindt jezelf zeker heel wat, met die hoofdrol?’
‘Nee, hoor.’
‘Nee, hoor, wát?’
‘Nee, hoor, papa.’
‘O,’ zei mijn vader. ‘Dat blijkt anders niet uit wat je zegt. Als ik zo naar je luister, ben je er nogal trots op. En je weet wat ik van opscheppen vind.’
‘Ik wilde niet opscheppen, papa. Echt niet.’
Rob schoot me te hulp. ‘Ze vertelde alleen maar wat haar juf heeft gezegd.’
‘Bemoei je er niet mee.’ Indringend keek mijn vader hem aan en richtte zijn blik toen weer op mij. ‘Wat de juf heeft gezegd interesseert me niet. Mensen zeggen zoveel. Waar het me om gaat is wat jij daarmee doet.’
Ik had geen idee wat hij bedoelde, maar ik voelde dat dit gesprek de verkeerde kant op ging. Ongerust keek ik naar mijn moeder, die het erg druk had met vlees snijden.
‘Wat me niet bevalt, Romée, is dat toontje in je stem. Een toontje van “ik ben beter dan anderen”.’
Niemand zei iets, mijn moeder was nog steeds druk met het vlees.
‘Hou eens op,’ zei mijn vader tegen haar.
Met een lichte zucht legde ze haar mes neer. De anderen stopten met eten. Ik staarde naar mijn bord.
‘Je kunt misschien aardig zingen, maar wat ik absoluut niet wil, is dat jij praatjes krijgt, Romée. Ik heb een bloedhekel aan mensen met praatjes.’
‘Ja, papa.’
‘Dus wat ga je daaraan doen?’
Ik gluurde naar Rob. Hij trok een gezicht waaruit bleek dat hij ook niet wist wat mijn vader bedoelde.
‘Ik zal geen praatjes hebben,’ zei ik ten slotte.
‘Heel goed. En daarom ga jij morgen tegen juf Gerda zeggen dat je die hoofdrol niet wilt.’
Even was ik sprakeloos, toen raakte ik in paniek. Alleen al het idee dat ik de hoofdrol zou moeten afslaan, maakte me zo van streek dat ik begon te huilen.
‘Is dat niet een beetje overdreven, pa?’ zei Rob. ‘Waarom mag Romée die rol niet aannemen? Dat is toch leuk voor haar?’
‘Leuk? Leuk? Sinds wanneer is de wereld leuk? Waarom moet altijd alles léuk zijn? Het gaat hier om iets fundamenteels, iets wat ik Romée, als haar vader, moet bijbrengen. Dat is mijn plicht. Een mens moet niet altijd op de voorgrond willen staan.’
‘Overdrijf toch niet zo, Nico,’ zei mijn moeder. ‘Het is maar een schoolmusical. Wat kan dat nou voor kwaad?’
‘Dat zal ik je vertellen: je kweekt er heel egocentrische mensen mee. Wil jij dat je dochter egocentrisch wordt? Nou?’
‘Ik denk niet dat dat gaat gebeuren door een toneelstukje op school.’
‘Nee? Jij denkt van niet? Je hoorde toch wat ze net zei: “Lisanne kan ook mooi zingen, maar juf Gerda zei dat ik meer volume heb, en dat ik goed toneel kan spelen.”’ Hij bauwde me met een raar stemmetje na.
Ik had bittere spijt van die uitspraak en probeerde te redden wat er te redden viel.
‘Ik bedoelde het niet zo, papa. Ik zei alleen wat juf Gerda had gezegd, maar ik vind dat Lisanne veel mooier kan zingen.’
‘Is dat zo?’ Mijn vader keek me indringend aan. ‘Meen je dat?’
Ik knikte hevig.
‘Vind je het dan rechtvaardig dat jij die hoofdrol hebt gekregen en Lisanne niet?’
‘Maar de juf zei…’
‘Waar het om gaat, Romée, is dat je aan anderen denkt, en niet alleen aan jezelf.’
‘Nico…’ zei mijn moeder.
Mijn vader negeerde haar. ‘Dus wat ga je doen?’
‘Tegen juf Gerda zeggen dat Lisanne de hoofdrol mag spelen,’ zei ik zacht.
Onmiddellijk veranderde de uitdrukking op zijn gezicht. De strengheid verdween en zijn stem klonk tevreden toen hij zei: ‘Zo ken ik mijn meisje weer. Jullie kunnen dooreten.’