***
Hoofdstuk 12
De koets werd door vier sterke paarden getrokken. Hij reed om
het hardst zuidwaarts, dwars door het verstilde landschap dat in de
ijzige greep van de winter was bevroren.
Diep weggedoken in de leren kussens en ingepakt in de warmte
van zacht bont en zijden omslagdoeken en met hete, in flanel
verpakte bakstenen onder haar voeten zag Helena de ijskoude wereld
aan zich voorbijgaan. Aanvankelijk had ze geprobeerd met een
kaarsrechte rug rechtop te zitten en niet aan de verleiding toe te
geven tegen Sebastian te leunen die onbeweeglijk als een huis naast
haar zat. Maar bij het verstrijken van de uren begon ze te
knikkebollen en soesde weg terwijl de koets zijn weg vervolgde. Ze
werd wakker met haar wang op Sebastians borst en zijn arm stevig en
geruststellend om haar heen om te voorkomen dat ze op de vloer zou
belanden.
Ze deed haar ogen iets open en keek naar de overkant, waar
Phillipe in een hoekje zat te slapen.
Ze liet haar ogen weer dichtvallen, nestelde zich tegen
Sebastian aan en viel weer in slaap.
En droomde. Een verwarrende opeenvolging van beelden die
nergens op sloegen maar vol met wanhoop waren, en toenemende hoop,
en een gevoel van onontkoombaar noodlot en een vage angst.
Ze werd wakker door het gekletter van hoeven op kinderkopjes,
ging rechtop zitten, wierp een blik naar buiten en kreeg een
verzameling winkels en huizen te zien.
'Londen.'
Ze draaide zich om en keek Sebastian aan. Ze zag dat Phillipe
vol belangstelling naar de straten zat te kijken. 'Moeten we door
Londen?'
'Helaas wel. Newhaven ligt vlak bij Brighton, dat pal in het
zuiden ligt.'
Haar mond vormde een 'O'. Ze keek naar de huizen en probeerde
haar ongeduld te onderdrukken.
Ze probeerde ook het idee weg te drukken dat ze. nu ze eenmaal
onderweg waren, zo snel mogelijk zouden moeten opschieten want dat
anders hun plan zou mislukken. Dat snelheid van het grootste belang
was.
Sebastians hand sloot zich om de hare en hij gaf haar een
geruststellend kneepje. 'Er is geen schijn van kans dat Louis
Fabien tijdig zal kunnen waarschuwen.'
Ze keek hem onderzoekend in de ogen, knikte, en keek toen weer
naar de huizen.
Een paar minuten later begon Sebastian met Phillipe te praten.
Hij vroeg naar bepaalde Franse adellijke families. Daarna
verplaatste het gesprek zich naar de zwakke punten van het Franse
hof. Phillipe deed een beroep op Helena. Al snel namen ze
geanimeerd en zonder aanziens des persoons het huidige politieke
klimaat en de tekortkomingen van degenen die zogenaamd aan het roer
stonden, onder het mes. Pas toen ze in de gaten kreeg dat er steeds
minder bebouwing was te zien, merkte Helena hoeveel tijd er was
verstreken.
Ze wierp een blik op Sebastian en zag zijn blauwe ogen onder
de halfgeloken oogleden fonkelen. Ze keek weer naar buiten, schudde
inwendig het hoofd en liet het gesprek verder aan zich voorbijgaan.
Hij mocht dan niet langer de spelletjes van Fabien spelen, maar ze
twijfelde er eigenlijk geen moment aan dat hij er nog net zo
bedreven in was.
En evenmin aan het feit dat ze, nu ze de zijne was, nu hij
haar als zodanig beschouwde, aan dit soort manipulaties zou moeten
wennen - aan het zachte aanhalen van de teugels - alles voor haar
eigen bestwil natuurlijk.
Ze had nooit kunnen geloven dat ze zo bereidwillig zou zijn om
een dergelijke prijs te betalen, maar voor haar vrijheid, en voor
hem...
Om de zijne te zijn, veilig, beschermd, en toch vrij te mogen
zijn. Om vrij te zijn haar leven te leiden zoals zij dat wilde. Om
haar voorbestemming als hooggeplaatste dame, als de vrouw van een
machtig man, te mogen vervullen.
Hoeveel was zo'n droom waard?
Ze doezelde weer weg terwijl de koets verder zuidwaarts
snelde. Pas in de avond, toen de schaduwen overgingen in de nacht,
stopte de koets voor een herberg aan de kade. Sebastian kwam in
beweging en stapte uit. Helena zag hem met een zeeman praten die
was komen aansnellen. Het geluid van de golven die in een
regelmatig tempo op de kust stuksloegen en de geur van het zilte
nat hingen zwaar in de lucht. De zeeman bleek in dienst van
Sebastian te zijn; nadat hij zijn bevelen had gekregen, trok hij
aan zijn lok haar en ging weer weg.
Sebastian keerde naar de koets terug. Hij deed het portier
open en wenkte hen. 'Kom, we hebben nog tijd om te dineren voordat
het tij keert.'
Hij hielp haar omlaag en Phillipe kwam achter haar aan. Ze
liepen over de kinderkopjes naar de deur van de herberg. Binnen was
het lekker warm. De herbergier straalde en begeleidde hen buigend
naar een privé-vertrek. De tafel was voor drie personen gedekt.
Zodra ze zaten kwamen twee dienstbodes binnen met dampende
schalen.
Helena wierp een blik op Sebastian.
Hij ving haar blik op en sloeg toen zijn servet uit. 'Ik heb
aan het begin van de dag een ruiter vooruitgestuurd. Alles staat
klaar. We kunnen op tijd uitvaren.'
Ondanks haar opluchting en ondanks zijn voorbereidingen kon ze
maar weinig eetlust opbrengen. Ze viel ten prooi aan zorgen die ze
niet met name wist te noemen. Sebastian drong erop aan dat ze
tenminste iets van de soep nuttigde, en een paar stukjes kip. Ze
deed wat hij vroeg. Hij en Phillipe verzwolgen de rest.
Toen ze klaar waren nam Sebastian haar door de herberg mee
naar buiten en naar de kade. Zijn jacht, een slanke sloep die
helemaal klaar leek om het water te doorklieven, lag dansend aan
strak gespannen kabels te wachten. Het deed haar aan een paard
denken dat niet kon wachten aan de wedstrijd te beginnen. Alles was
in gereedheid, deelde de kapitein hen mee terwijl hij haar over de
loopplank aan boord hielp.
Sebastian gaf de opdracht uit te varen en nam haar vervolgens
mee naar beneden.
Ze was net van de korte ladder afgestapt en in het smalle
gangetje gekomen toen de boot op een golf werd meegenomen en
vooruit schoot. Dat gevoel van kracht, van vooruit te worden
gestuwd - naar Frankrijk, naar Ariele - was enorm vertroostend. Ze
bleef heel even staan toen ze de hoop voelde opvlammen. Ze liet
zich erin opnemen.
In het besef dat Sebastian was blijven staan en over zijn
schouder naar haar keek en dat Phillipe stond te wachten om naar
beneden te komen zette ze glimlachend een stapje naar voren en liet
zich door Sebastian meenemen naar de weelderige hut aan het einde
van de gang.
Het was een kleine hut die toch voldoende ruimte bood omdat
het er zo ordelijk was. De weelderige inrichting, het brede bed dat
aan de wand was vastgemaakt, de gloed van de eikenhouten
betimmering, het fraaie linnengoed, het droeg allemaal het stempel
van zijn rijkdom.
Hij liep terug naar de gang; ze hoorde hoe hij Phillipe naar
een andere hut verwees. Ze hoorde hoe ze de vermoedelijke tijd van
aankomst bespraken. Ergens in de ochtend, zei Sebastian. Phillipe
was onder de indruk; hij vroeg naar de boot, naar het ontwerp.
Helena luisterde niet meer.
Ze duwde de grote capuchon van haar mantel naar achteren en
bracht haar vingers naar de koorden aan haar hals. Er stond maar
een bed. Ze twijfelde er niet aan dat Sebastian verwachtte dat ze
het deelden. Maar hoe ze dan nog wat zou kunnen slapen...
In gedachten rezen de muren van Le Roc kil en onheilspellend
voor haar op. Zelfs de omringende boomgaarden en parken konden de
hardvochtige, heerszuchtige lijnen niet verzachten.
Wat was Ariele aan het doen? Wat ging er in haar hoofd om? Was
ze diep in slaap, met dat kleine lachje om haar mond? Sliep ze de
slaap der onschuldigen - vol vertrouwen, naïef...?
Ze werd opgeschrikt door een geluidje uit de gang. Ze keek
omlaag, en trok de koorden los op het moment dat de deur achter
haar open ging en weer dicht. Ze hoorde een dof gerinkel en besefte
dat Sebastian zijn zwaardgordel en zwaard op een stoel had gelegd.
En toen voelde ze hem achter zich, en voelde haar hartslag
versnellen, zoals altijd wanneer hij in de buurt kwam. Hij aarzelde
maar overbrugde toen de afstand totdat zijn borstkas haar schouders
raakten, en zijn dijen haar billen. En ze voelde zijn erectie in
haar onderrug drukken.
Ze had het niet verwacht. 'Ik... ik maak me zorgen.'
'Dat weet ik.'
Zijn handen sloten zich om haar middel. Hij boog het hoofd en
liet het puntje van zijn tong over de rand van haar oor glijden.
Toen ze rilde en haar hoofd achterover liet vallen, liet hij zijn
lippen naar het kloppende plekje onder aan haar hals gaan.
Ze werd door haar gevoelens overspoeld toen hij zijn handen
verplaatste en ze omhoog liet komen om ze bezitterig om haar
borsten te vouwen. Ze zoog haar adem in toen hij ze kalmpjes begon
te kneden, en daarna traag de gezwollen knopjes kneedde.
Ze deed haar best om de vloedgolf tegen te houden, maar dat
lukte haar niet. Haar borsten zwollen, werden harder, en
verhitter... en haar gedachten versplinterden.
'Het is te koud om je helemaal bloot te hebben.'
Zijn diepe gemurmel maakte haar duidelijk dat hij haar liever
op die manier had.
Ze wist wat lucht binnen te krijgen maar kon zich niet
losmaken uit de verslavende sensualiteit die in zijn stem en in
zijn aanraking doorklonk. Ze kon zich niet uit zijn betovering
losmaken. 'Hoe dan?'
'Til je rokken en onderrokken aan de voorkant op. Tot boven je
knieën.'
Ze wist nog net genoeg verstand op te brengen om hem te
gehoorzamen. Zijn handen zakten naar haar middel en grepen haar
vast. Ze snakte naar adem toen hij haar optilde en haar op haar
knieën op de rand van het bed zette.
'Sst.' Zijn lippen keerden terug naar haar keel, naar het
gevoelige plekje onder haar oor. 'Phillipe zit in de hut
hiernaast.'
Hen van zijn handen was weer omhooggegaan om haar borsten te
strelen. Ze kon de andere achter zich voelen die zich tussen haar
kleren bewoog. En toen voelde ze zijn lid hard tegen haar aan
drukken. En voelde hoe hij de achterkant van haar rokken
omhoogschoof.
'Ik weet niet of ik wel kan...'
Zijn hand had haar blote billen gevonden en begon die te
strelen; ze kreunde.
En wist dal ze het wel kon.
En wist dat ze het zou doen.
Hij tilde haar rokken op en gleed in haar zachtheid - en de
wereld viel weg. Hij bewoog zich langzaam en op zijn gemak; het
verlangen rees als een zachte golf die haar mee omhoog nam naar een
plek die alleen hier en nu bestond, in dit ogenblik van lust en
hartstocht. Een met gevoelens doordrenkte vlakte waar het genot
stap voor stap en onverbiddelijk toenam, totdat uiteindelijk de
torenhoge golf stuksloeg, door haar heen spoelde, haar in duizenden
stukjes verbrijzelde en haar uitgeput achterliet... te uitgeput om
nog te kunnen denken.
Ze was zich er maar vaag van bewust dat hij haar japon uittrok
en haar toen op bed legde. Hij trok zijn kleren uit en ze krulde
zich instinctief tegen zijn warmte en zijn kracht aan.
Zijn arm kwam om haar heen en hield haar stevig vast.
Ze zuchtte en zakte in slaap.
Ze werd wakker door een onverwachte schok.
Helena keek om zich heen, herinnerde zich weer waar ze was -
en besefte dat ze alleen was en dat een zwak licht het kringetje
hemel oplichtte dat door de patrijspoort zichtbaar was.
Frankrijk!
Ze wilde de dekens van zich afwerpen, maar dat lukte
niet.
Het volgende moment maakte het jacht angstaanjagend slagzij,
bleef een seconde onbeweeglijk hangen en kwam toen weer met een
harde klap overeind.
Dat was wat haar wakker had gemaakt. Ze trok aan de deken en
besefte toen dat Sebastian haar zo stevig had ingestopt dat ze niet
van het bed zou rollen. Toen ze probeerde zich uit de dekens te
worstelen maakte het jacht weer slagzij zodat ze zich aan de
zijkant van het bed moest vastgrijpen om te voorkomen dat ze dwars
door de hut zou worden geworpen.
Ze wist met de grootste moeite haar japon aan te trekken en
die dicht te rijgen - helemaal in haar eentje terwijl ze wankelend
door de hut liep in een poging op de been te blijven. Ze vloekte.
Binnensmonds. In het Frans.
Maar toen ze de hut verliet en de korte ladder beklom en naar
buiten keek, naar de zee en de hemel, kon ze geen woord meer
uitbrengen.
Aan de hemel kolkten donkergrijze, bijna zwarte wolken. Onder
haar kwamen de golven met witte koppen aangesneld en sloegen stuk
op de boeg van het jacht voordat ze verder stormden. Dwars door het
schuim dat uit de kokende zee omhoog werd geworpen, aangewakkerd
door de gierende wind, kon ze lage klippen onderscheiden; ze kneep
haar ogen toe en kon met moeite een stukje verderop een groepje
gebouwen aan het uiteinde van de inham onderscheiden.
'Sacredieu,' wist ze uiteindelijk uit te brengen. Ze had een
kruis geslagen als ze het erop had durven wagen de reling los te
laten waaraan ze zich vastklampte.
Ze stond met haar gezicht naar de boeg; de brug en hel roer
bevonden zich achter haar. Langzaam verminderden de klappen waarmee
de golven tegen het schip sloegen en namen ze het schip in hun
deining op. Bibberend liep ze langs het luikgat, wilde zich
omdraaien - en kreeg de zee achter de boeg in de gaten.
Ze zag een nieuwe reeks van kolkende golven komen
aanrollen.
De eerste sloeg tegen het schip en het dek helde. Ze wist een
bolder te pakken te krijgen en hield zich er stijf aan vast.
Het dek was nat; de tweede golf sloeg op het schip. Haar voet
gleed onder haar weg.
Ze keek doodsbang om zich heen - en ontdekte dat ze klein
genoeg was om onder de reling door te kunnen glippen. Ze hield zich
met alle macht aan de bolder vast.
Toen de derde golf tegen het schip sloeg, ging ze onderuit. Ze
gilde en voelde haar vingers over het gladde, natte oppervlak
glijden. Ze hoorde iemand schreeuwen, gevolgd door een vloek.
Vlak daarop, op het moment waarop de volgende golf doel trof
en haar vingers hun greep verloren, werd ze opgepikt en tegen
Sebastians harde borstkas omhooggetrokken. Zijn arm knelde om haar
middel en hield haar stijf tegen zijn borst geperst en met zijn
andere hand hield hij zich aan een kabel vast terwijl het jacht de
golf overmeesterde.
Zodra dat was gebeurd, schoot hij naar het luik, vond de
ladder, en nam haar mee naar beneden.
Ze kende niet zoveel Engelse vloeken, maar de klank van zijn
stem liet er geen twijfel over bestaan dat hij haar stond uit te
vloeken.
'Het spijt me.' Ze draaide zich naar hem om toen hij haar in
het smalle gangetje op haar voeten zette.
Zijn ogen brandden met een blauw vuur en zijn lippen waren
samengeknepen terwijl hij halverwege de ladder bleef staan en de
toegang blokkeerde. "Vanaf dit moment zul je een ding goed voor
ogen moeten houden. Ik heb erin toegestemd je zuster te redden, en
dat zal ik ook doen. Maar tegen beter weten in heb ik erin
toegestemd je met me mee te laten gaan. Als jij niet beter op
jezelf en je eigen veiligheid gaat passen, ben ik heel goed in
staat om van gedachten te veranderen.'
Ze zag in zijn ogen en in de keiharde vastberadenheid op zijn
gezicht dat hij het meende. Smekend stak ze haar handen uit met de
handpalmen omhoog. 'Ik heb al gezegd dat het me spijt, en dat is
ook zo - ik besefte niet...' Met haar gebaar omvatte ze de storm
die daarbuiten woedde. 'Kunnen we niet binnenvaren?'
Hij aarzelde en toen ontspande zijn gezicht. Hij wilde naar
beneden komen maar de wind joeg een vlaag water door het luik op
zijn hoofd. Hij draaide zich grommend om, klom naar boven, smeet
het luik dicht en kwam weer naar beneden. Hij schudde het hoofd
waardoor de druppels in het rond vlogen. Hij wees naar achteren.
'Naar de hut.'
Ze liep naar achteren en hij ging achter haar aan. Binnen ging
ze naar een kleine kleedtafel die aan de muur was geschroefd, trok
er een handdoek van de stang, liep naar hem terug en gaf hem
die.
Hij pakte hem aan - en toen sloeg de volgende golf tegen het
schip en smeet haar tegen hem aan. Hij ving haar op en hield haar
tegen zich aan gedrukt. Ze voelde hoe gespannen hij was, hoe hij
zich moest inhouden om niet in woede uit te barsten. En toen
slaakte hij een zucht. De spanning sijpelde weg en verdween
uiteindelijk helemaal. Hij boog het hoofd, drukte zijn gezicht in
haar krullen en haalde diep adem. 'Doe nooit meer zoiets
stoms.'
Ze hief het hoofd en keek hem recht aan. Ze zag heel duidelijk
de kwetsbaarheid achter die woorden, maar alleen omdat hij dat
toeliet. Ze hief verwonderd haar hand en raakte zijn magere wang
aan. 'Ik zal het nooit meer doen.'
Ze ging op haar tenen staan en raakte zijn lippen met de hare
- ze nodigde hem uit tot een kus en gaf die terug.
Heel even welde die zoete macht weer tussen hen op, maar toen
hief hij het hoofd. Ze gingen van elkaar; hij bracht haar naar het
bed terug en zij probeerde rechtop te gaan zitten. Hij liep langs
het bed naar de patrijspoort en keek naar buiten terwijl hij
ondertussen zijn haar droogde.
Ze vroeg het niet nog eens maar bleef gewoon afwachten.
'We kunnen niet binnenvaren, niet met deze zeegang. Niet tegen
de wind.'
Dal had ze al vermoed. Haar hart zakte haar een beetje in de
schoenen, maar ze bleef vastbesloten. 'Kunnen we niet voor de wind
ergens anders aanleggen?'
'Dat zal niet zo gemakkelijk zijn. De wind zal ons
waarschijnlijk op de rotsen werpen.' Hij keek haar even aan.
'Bovendien,' zei hij met een knikje naar de patrijspoort, 'is dat
daar Saint-Malo. Het is de dichtstbijzijnde en meest geschikte
haven bij Le Roc. Wanneer we hier aan land gaan zal het ons nog een
dag kosten om Montsurs te bereiken, of misschien iets meer.' Hij
keek haar weer aan. ik meen te hebben begrepen dat het vlak bij Le
Roc ligt?'
'Hooguit een halfuurtje.'
'Goed... deze stormen duren nooit lang. Het is bijna
middag...'
'Middag?' Ze staarde hem verbijsterd aan. ik dacht dat het nog
maar net dag was geworden.'
Hij schudde het hoofd. 'We voeren bij het aanbreken van de dag
nog ten noorden van de eilanden en maakten goede vaart. Pas toen we
in de golf belandden brak de storm los.' Hij liet de handdoek op
het bed vallen en kwam naast haar zitten. 'We moeten onze kansen
dus afwegen. Om uit de storm te komen zouden we naar het noorden
moeten varen en bidden dat de storm verder langs de kust eerder is
uitgewoekerd - wat lang niet vaststaat - of we zouden naar het
westen moeten zeilen en in feite heel Bretagne moeten omzeilen om
in Saint-Nazaire aan te meren. Beide opties brengen ons veel verder
weg van Le Roc dan hier in Saint-Malo.'
Ze dacht er even over na, haalde diep adem en voelde de knoop
in haar borst. 'Jij zegt dus dat het het beste zou zijn om hier te
blijven wachten totdat de storm is uitgeraasd.'
Hij knikte. Even later voegde hij eraan toe: ik weet dat je je
zorgen maakt, maar we moeten elk uur zorgvuldig afwegen.'
'Vanwege Louis?'
Hij knikte weer, dit keer wat meer kortaangebonden. 'Zodra hij
zich realiseert dat we weg zijn en hij van Somersham vertrekt,
weten we precies welke route hij zal volgen. Hij zal naar Dover
gaan en vandaar oversteken naar Calais. Het lijkt niet
waarschijnlijk dat hij met deze storm te maken krijgt.'
Ze liet haar hand in de zijne glippen. 'Maar dan zal hij
zuidwaarts naar Le Roc moeten rijden, en dat zal hem weer
ophouden.'
'Ja, en daarom denk ik dat we vandaag beter hier kunnen
blijven. Louis kan pas vanochtend uit Somersham zijn vertrokken -
hooguit een paar uur geleden. Hij zal niet eerder hebben kunnen
vertrekken, omdat er veel te veel mensen zijn die hem proberen op
te houden.'
Ze dacht erover na en woog de mogelijkheden tegen elkaar af.
Toen knikte ze zuchtend. 'We hebben dus nog tijd.' Ze wierp een
blik op Sebastian. 'Je hebt gelijk - we kunnen beter hier de tijd
afwachten.'
Hij ving haar blik, keek haar onderzoekend in de ogen en
bracht een hand omhoog die hij om haar gezicht legde. Hij boog het
hoofd en liet zijn lippen over de hare strijken. 'Vertrouw me maar,
mignonne. Ariele zal veilig zijn.'
Ze vertrouwde hem volledig. En diep vanbinnen wist ze dat
Ariele inderdaad veilig zou zijn. Nu zij tweeën samenwerkten en
vastbesloten waren hoe het zou uitpakken, kon ze zich niet
voorstellen dat ze haar zusje niet zouden kunnen redden.
Maar onder het wachten, terwijl de uren voorbijgleden, stak
een andere zorg de kop op. Sebastian was een Engelsman die bereid
was midden in het hart van Frankrijk door te dringen en een jonge
Franse edelvrouw vanonder de neus van haar wettelijke voogd te
kapen - en dat zou hij allemaal omwille van haar doen. Veronderstel
eens dat hij werd betrapt?
Zou zijn titel hem beschermen?
Zou er ook maar iets zijn dat hem tegen Fabien kon beschermen
als hij die in handen viel?
De discussie die ze voerden over de vermomming die ze zouden
aannemen wanneer ze dwars door het platteland naar Le Roc moesten
reizen, verminderde die ontluikende bezorgdheid geenszins.
Phillipe had zich in de staatsiehut bij hen gevoegd voor een
gezamenlijke lunch. De kajuitsjongen had hen bediend; op een teken
van Sebastian was hij vertrokken en had hij de deur achter zich
dichtgedaan.
'Zodra we van het jacht zijn lijkt het me het beste dat we een
duidelijke reden voor onze reis kunnen aanvoeren. Ik stel voor dat
jij je voordoet als de jeugdige telg van een adellijke familie,'
zei Sebastian met een knikje naar Phillipe.
Phillipe hoorde hem gespannen aan. 'Welke familie?'
'De Villandry's, zou ik zeggen. Als iemand je ernaar vraagt,
ben jij Hubert de Villandry. Het landgoed van je ouders ligt
in...'
'De Garonne.' Phillipe grinnikte. 'Ik ben daarop bezoek
geweest.'
'Bon. Als het nodig is, zul je het dus heel overtuigend kunnen
brengen.' Sebastian wierp een blik op Helena en maakte een traag
gebaartje. 'Niet dat ik problemen verwacht. Ik maak alleen plannen
voor onvoorziene omstandigheden.'
Ze hield zijn blik vast en knikte toen. 'En wie mag ik dan
zijn?'
'Jij bent natuurlijk Huberts zuster.' Sebastian hief het
hoofd, keek haar even aandachtig aan en verkondigde toen: 'Adèle.
Ja, dat moet werken. Jij bent Adèle de Villandry. De reden waarom
je met ons meereist is dat Phillipe en ik de afgelopen maanden door
Engeland hebben gereisd en daarna naar Londen gingen. Jij had
enkele maanden bij verwanten in de Engelse hoofdstad gelogeerd en
je kwam met ons mee zodat we je terug konden brengen naar...' Zijn
stem zakte weg terwijl hij bedacht hoe het verder moest gaan.
'Naar het klooster in Montsurs.' Helena pakte zijn verhaaltje
op. 'Ik heb besloten in het klooster te gaan en werd naar Londen
gestuurd in een laatste poging me van gedachten te doen
veranderen.'
Sebastian grinnikte, stak zijn hand uit en gaf haar een
kneepje. 'Bon. Dat klinkt uitstekend.'
'Maar wie ben jij dan?' vroeg ze.
'Ik?' Er danste een duivels lichtje in zijn ogen toen hij zijn
hand op zijn hart legde en spottend een buiging maakte, ik ben
Sylvester Ffoliott, een Engelse geleerde, telg van een adellijke
maar helaas verarmde familie die genoodzaakt is zelf zijn weg in de
wereld te moeten zoeken. Ik werd aangenomen om monsieur Hubert op
zijn reizen door Engeland te begeleiden en ervoor te zorgen dat hij
veilig terugkeert op het landgoed van de Villandry's in de Garonne.
Daar gaan Hubert en ik naartoe nadat we je bij de brave nonnen op
Montsurs hebben afgezet.'
Zowel Helena als Phillipe vervielen in stilzwijgen terwijl ze
het zich probeerden voor te stellen. Toen knikte Helena: 'Het lijkt
me alleszins mogelijk. Zo zal het kunnen gaan.'
'Juist. Verder zal het verklaren waarom we een snel rijtuig
willen huren om jou naar Montsurs te brengen en het vervolgens
terugsturen, want wij - Hubert en ik - zullen paarden huren om
onderweg naar het zuiden meer van het land te kunnen zien.'
Phillipe fronste zijn voorhoofd. 'Waarom zouden we het rijtuig
terugsturen en op paarden overstappen?'
'Omdat,' antwoordde Sebastian, 'we ons op paarden sneller
kunnen verplaatsen en ze ons bij onze vlucht heel goed van pas
zullen komen.' Hij keek Phillipe even aan. ik neem aan dat jij kunt
paardrijden?'
'Naturellement.'
'Mooi zo. Want ik verwacht niet dat jouw oom Ariele - en
Helena - zo gemakkelijk aan zijn greep zal laten ontkomen en dat
hij zal proberen ze terug te krijgen.'
Geen van hen verwachtte dat Fabien hen gemakkelijk zou laten
gaan, maar toen ze dat met zoveel woorden hardop en onomwonden had
horen zeggen, leek het Helena steeds waarschijnlijker te worden dat
het zo zou gaan.
Hoe zou Fabien reageren - en hoe moest Sebastian hem
verslaan?
Later stond ze aan de reling naar de kust te kijken. Ze zag
hoe de naar het westen afzakkende zon een vurige rand om de
stormwolken legde. Zoals de kapitein al had voorspeld was de storm
uitgeraasd en waren er alleen nog wat rafelige wolkjes
achtergebleven die langs de hemel snelden. De wind floot schril in
het tuigage. De zon ging met een laatste helle flits onder en zakte
in de zee weg.
Het gefluit nam geleidelijk aan af terwijl de schemering hen
insloot. En met een laatste zachte zucht stierf de wind weg.
Helena hoorde voetstappen. Sebastian kwam eraan en ging schuin
achter haar staan.
'Het duurt niet meer lang, mignonne, het duurt nu niet meer
lang. Zodra de wind weer aanwakkert.'
'Misschien gebeurt dal niet - niet vanavond.'
Ze zag zijn lachje niet - en zelfs als ze omkeek zou er
vermoedelijk niets op zijn gezicht te zien zijn - maar ze hoorde
het in zijn stem, in de toegeeflijke klank. 'Dat gebeurt heus wel.
Vertrouw me maar. In deze wateren is het maar zelden rustig.'
Hij kwam dichterbij; zonder hem aan te kijken leunde ze naar
achteren, tegen zijn kracht en tegen zijn warmte aan. Ze
accepteerde zijn steun en de hoop die hij uitstraalde. Hij legde
zijn handen aan weerszijden van haar op de reling en hield haar zo
gevangen. Aangenaam veilig.
Ze bleven zo een hele tijd staan. In de stille schoonheid van
de naderende nacht lieten ze hun gedachten en zorgen varen.
'Als het ons gelukt vannacht binnen te varen, hoe gaat het dan
verder?'
'We huren een paar kamers bij een goede herberg en regelen een
rijtuig. We zullen morgenochtend zo vroeg mogelijk afreizen.'
Ze voelde zijn borst uitzetten toen hij diep inademde. 'Waarom
vertrekken we niet al vannacht?'
'Dal levert te veel risico op terwijl we er nauwelijk iets mee
winnen.'
Ze fronste haar voorhoofd en voelde zijn blik naar haar
gezicht gaan. Toen vervolgde hij: 'Het is te gevaarlijk om 's
nachts snel over landwegen te rijden, en niet alleen vanwege de
staat waarin die wegen verkeren. Het zal de aandacht op ons
vestigen, en dat zou niet goed zijn. En wat zal het ons opleveren?
Als we vanavond nog vertrekken, komen we morgen tegen de middag bij
ons einddoel. Dat is ook gevaarlijk. Als we bij daglicht zo dicht
in de buurt van Le Roc komen, lopen we het risico dat iemand je
herkent en het aan Fabien doorgeeft. Ik hoef je er vast niet op te
wijzen dat we dat in elk geval moeten zien te vermijden.'
Helena trok een gezicht. Ze liet zich nog wat meer tegen hem
aanzakken. 'Goed dan, monsieur le duc. Dan zullen we vannacht rust
nemen.'
Opnieuw voelde ze zijn sensuele lachje. 'Bon, mignonne.' Hij
boog het hoofd en drukte een kus op haar slaap. 'We zullen bij het
eerste daglicht vertrekken.'
Alsof een hemelse geest zijn decreet had gehoord en zich
genoodzaakt voelde er gehoor aan te geven, begon het tuigage te
kraken, eerst nog zachtjes maar dan steeds luider, en daarna volgde
een windvlaag die uit het niets leek te komen.
Sebastian hief het hoofd. Er volgde meteen veel geschreeuw en
geroep toen de bemanning in actie kwam. Het zware anker werd met
veel geratel gelicht. De touwen suisden over de katrollen, de
zeilen werden gehesen en klapperden driftig in de aanwakkerende
wind.
Helena stond aan de reling toen de zeilen opbolden en het
slanke jacht overstag ging om koers te zetten naar Saint-Malo. Met
Sebastian achter zich zag ze de kust van Frankrijk steeds
dichterbij komen.
Alles verliep zoals Sebastian had voorspeld. Het jacht glipte
in een ankerplaats aan de kade van Saint-Malo. Het viel nauwelijks
op tussen de vele sloepen en boten van allerlei makelij die dicht
op elkaar aan de stenen kaden lagen afgemeerd. Ze verlieten het
jacht alsof ze gewoon passagiers aan boord waren geweest, droegen
hun bagage over aan een kruier die achter hen aan liep toen ze de
korte afstand naar de Duif overbrugden. Het was een van de betere,
zij het niet de beste van de vele herbergen waarop de drukke
havenplaats zich kon beroemen. Daar troffen ze aangename kamers
aan.
Ondanks de goede kwaliteit van het bed kon Helena maar weinig
slapen. Het was haar niet ontgaan dat Sebastian zijn zwaard weer
had omgegord. Net als andere edelen droeg hij regelmatig zo'n
wapen, maar dat was meestal een bewerkt exemplaar, meer een
sierstuk dan een serieus wapen. Het zwaard dat hij nu droeg leek
daar absoluut niet op. Het was een oud, veel gedragen, nauwelijks
bewerkt zwaard. Het zag er gerieflijk uit, voor zover een zwaard
ooit gerieflijk kon zijn - alsof hij hel heel vaak had gebruikt,
alsof het zijn favoriete zwaard was. Het was haar ook niet ontgaan
dat zijn hand onbewust naar het heft was gegaan en daar was blijven
liggen, en dat zijn vingers zich zonder erbij na te denken om het
bewerkte metaal hadden gekruld.
Dat zwaard leek bijna deel van hem uit te maken - een
verlengstuk te zijn. Het was geen stuk speelgoed maar een werktuig
dat hij perfect beheerste. Het feit dat hij dit zwaard had
uitgekozen... ze kon zich niet eens voorstellen wat het precies
inhield.
Zuchtend gaf ze toe dat het dwaasheid was te denken dal zij
hem kon beschermen - de man die hier was om haar te beschermen. Het
had nu nog minder zin om zich zorgen te maken... en toch deed ze
dat.
Iedere keer dat ze haar ogen dicht deed, gingen haar gedachten
er met haar vandoor en riepen dan allerlei problemen op, allerlei
horden die ze onderweg konden tegenkomen en die hen op de een of
andere manier zo zouden ophouden en afleiden dat ze pas de dag na
Kerstmis bij Ariele zouden komen...
Helena schrok met bonzend hart en een knoop in haar maag
wakker - liet zich dan weer achterover vallen, deed haar ogen dicht
en probeerde weer te gaan slapen.
Ze stond al gekleed te wachten toen Phillipe vlak voor
zonsopgang op haar deur klopte. Het was koud. Een kopje
chocolademelk - alleen omdat Sebastian zo aandrong - en toen waren
ze onderweg. De zon moest nog opkomen.
Zodra ze de binnenplaats van de herberg hadden verlaten,
gebaarde Sebastian dat Helena en Phillipe moesten instappen, en hij
zei binnensmonds tegen Phillipe dat hij naast haar moest
plaatsnemen. Hij was tegenover hen gaan zitten, maar zodra ze de
stad achter de rug hadden en over de open wegen voort bolderden,
gaf hij Phillipe een teken om van plaats te wisselen.
Hij ging naast Helena zitten en zag de zwarte kringen onder
haar ogen en de bleke kleur op haar gezicht. Hij tilde zijn arm op,
legde die om haar heen en verdraaide haar zodanig dat ze lekker
tegen hem aan lag. Ze keek hem fronsend aan. Hij glimlachte en
legde zijn mond op haar haar. 'Rust maar wat uit, mignonne. Je zult
je zuster er niet mee helpen als je vanavond niet klaarwakker en
waakzaam bent.'
Het praten over de redding van haar zuster en welk deel ze
daarin zou moeten spelen stemde haar tot nadenken. Het gaf haar het
excuus om aan haar vermoeidheid toe te geven en haar hoofd op zijn
borst te leggen. En haar ogen dicht te doen.
Ze viel al snel in slaap. Hij hield het gewicht van haar
warme, zachte, vrouwelijke lichaam veilig tegen zich aan terwijl
hij naar buiten keek waar het landschap aan hen voorbijvloog. Hij
was de halve nacht op zoek geweest naar de beste koetsier. De man
was zijn geld waard. De dag vloog ratelend onder hun wielen door.
Ze hadden vroeg in de middag maar een keer een halfuurtje
gestopt.
Het begon al te schemeren toen de muren van het oude stadje
Montsurs voor hen oprezen. Sebastian ruilde opnieuw van plaats met
Phillipe, en droeg de koetsier op hen naar een stalhouderij te
brengen. Toen de koets schommelend bij een niet erg florissant
uitziend gebouw tot staan werd gebracht, begon Sebastian te
grijnzen. 'Perfect.' Hij wierp een blik op Helena en Phillipe.
'Blijf hier wachten en zorg ervoor dat niemand van de plaatselijke
bevolking jullie te zien krijgt.'
Ze knikten, waarna hij vertrok. De minuten tikten weg maar ze
bleven zwijgen - en steeds angstiger - zitten wachten. Maar toen
hoorden ze het geklepper van paardenhoeven. Sebastian was terug met
vier paarden, alle vier gezadeld. De eigenaar van de stalhouderij
liep met een enorme grijns op zijn gezicht op een drafje met hem
mee.
Sebastian bracht de paarden naar de achterzijde van de koets.
Helena en Phillipe spanden hun oren om iets op te vangen. De
stalhouder wees hem uitvoerig de weg. Helena herkende uit zijn
beschrijving de weg naar het klooster. Zelfs daaraan had Sebastian
gedacht. Als iemand later navraag zou doen naar de onbekenden die
die avond paarden hadden gekocht, zou het spoor hen alleen naar het
klooster leiden.
Op dat moment kreeg ze hem weer te zien. Hij bedankte de
praatzieke stalhouder, opende het portier van de koets, stapte in
en trok het snel achter zich dicht.
Helena had zich in de schaduwen laten terugzakken; de
stalhouder zou haar naar alle waarschijnlijkheid hebben herkend.
Maar toen hij hen uitwuifde, bleef de stralende blik van de man op
Sebastian gericht. In het toenemende duister zag hij haar
niet.
'Waar gaan we nu naartoe?' ('luisterde ze zodra ze weer
onderweg waren.
Sebastian trok een wenkbrauw op. 'Naar het klooster
natuurlijk.'
Het was niet ver, maar op dat uur waren de hekken gesloten en
was er niemand in de buurt om te zien dat de koets stil hield, en
niemand die hen met hun koffers zag uitstappen en de paarden
losmaken, en niemand die zag dat Sebastian de koetsier betaalde
terwijl zij en Phillipe met de teugels in de hand stonden te
wachten. De man pakte de munten grijzend aan, keerde de paarden, en
reed weg. Ze stonden hem op het laantje na te kijken tot hij uit
het zicht was, en wachtten net zolang tot ze het geklipklop van de
hoeven op de aangestampte aarde niet langer konden horen.
Als één man draaiden ze zich om en lieten hun blik over de
muren van het klooster gaan; toen liep Sebastian naar het forse hek
om door de tralies te gluren.
Hij draaide zich glimlachend naar hen om. 'Geen mens te zien.'
Hij kwam terug en nam de teugels van Helena over. 'Laten we maar
gaan.'
Hij tilde haar in het zadel en hield het paard in bedwang
totdat ze haar voeten op hun plaats had. Daarna steeg hij op;
Phillipe had het vierde paard aan de teugel. En zo reden ze het
laantje uit en sloegen af naar Le Roe.
Een halfuur later trokken ze om een heuvel en toen kregen ze
het fort Le Roc voor het eerst in beeld. Fabiens fort lag hoog
boven een kleine vallei, boven op een omhoog stekende rots. als een
verlengstuk van die indringende aanwezigheid; een uitheemse
opperheer die broedend over de vruchtbare akkers uitkeek.
'Stop.' Sebastian hield de teugels in en wierp een blik op
Helena die naast hem kwam staan. Met zijn hoofd naar het fort
wijzend vroeg hij: is dit het?'
Ze knikte. 'Vanaf deze kant lijkt het onneembaar, maar aan de
andere kant zijn er paden die door de tuinen omhooglopen.'
'Maar goed ook.' Hij keek vol aandacht naar het gebouw dat zo
met de rotsen was verankerd. Als fort was het beslist
indrukwekkend. 'Als we nog verder over deze weg moeten rijden,
lopen we het risico dat iemand ons ziet.'
Helena knikte. 'Vanwege de vijandige onlusten zijn er wachten
aanwezig, zelfs 's nachts.'
Hij keek op haar neer, ze voelde zijn blik en keek op. In de
schemering keek ze onderzoekend naar zijn gezicht, ik ken het
schema van de wachten - dat verandert nooit.'
Phillipe snoof. 'Dat is waar. Er zijn wel wachten, maar ze
geloven niet echt dat ze ooit op de proef zullen worden
gesteld.'
'Des te beter als ze zo overmoedig zijn.' Sebastian liet zijn
blik over de omringende velden gaan. is het mogelijk dat we een
omtrekkende beweging maken en het van de andere kant
benaderen?' 'Ja.' Helena spoorde haar paard aan tot een
rustige stap. 'Er is een laan die een stukje verderop op deze
uitkomt - die wordt door de karren gebruikt om de appels uit de
boomgaarden te halen.'
Met Phillipe in de achterhoede reed Sebastian achter haar aan.
Zo'n tweehonderd meter verderop sloeg ze een smal paadje in dat net
breed genoeg was voor een kar. Het was diep uitgesleten en helemaal
overgroeid. Tenzij je wist dat het er was zou je het bestaan ervan
vermoeden. Achter elkaar achter Helena aanrijdend twijfelde
Sebastian er echter geen ogenblik aan dat Fabien wel van het
bestaan op de hoogte was. Als ze overhaast zouden moeten
vertrekken...
Hij was helemaal verdiept in plannen die allerlei onvoorziene
mogelijkheden het hoofd zouden moeten bieden toen Helena de teugels
inhield en achterom keek. 'We kunnen de paarden maar beter hier
achterlaten. Verderop zijn er hekken, maar als we de paarden mee
naar de boomgaarden nemen,' zei ze met een hoofdbeweging naar het
land dat boven hen uit rees, 'dan zouden de wachten ze misschien
horen.'
Sebastian kneep zijn ogen dicht en keek door de zich steeds
verplaatsende schaduwen naar de terrassen die zich eindeloos op
elkaar stapelden, en voor zover hij kon zien pas ophielden bij een
tuinmuur. Het fort was vanaf de weg uitstekend beschermd tegen
alles wat van die kant kwam, maar aan deze kant was het veel
kwetsbaarder.
'Uitstekend,' mompelde hij terwijl zijn blik onderzoekend door
de nacht ging 'We zullen de paarden hier laten en te voet verder
gaan.'
De muur bij de boomgaard was ruim anderhalve meter hoog maar
uit ruw gesteente opgebouwd. Ze konden er gemakkelijk tegenop
klimmen, zelfs Helena met haar rokken. Ze stopte de zomen in haar
laarzen en klom onder het wakend oog van Sebastian tegen de muur
op. Ze bleef bovenop zitten tot hij zich met een paar flinke
stappen bij haar had gevoegd. Hij zwaaide zijn benen eroverheen en
liet zich op de grond vallen. Ze keek op hem neer, snoof, draaide
zich om en klom wat voorzichtiger omlaag.
Sebastian pakte haar van de muur toen ze nog maar halverwege
was en zette haar op de grond. Ze bedankte hem met een koninklijk
knikje, veegde haar handen af. wees naar de omhoog lopende
boomgaard, en ging op pad.
Hij bleef vlak bij haar toen ze uit de diepe schaduwen opdoken
en de open ruimten overstaken die naar de armzalige schaduwen van
de volgende leidden. De maan was nog niet opgekomen; ze moesten
alleen het zwakke schijnsel van de sterren zien te vermijden.
Ze bereikten het boveneind van de boomgaard en doken weg in de
dichte schaduwen in de luwte van de volgende muur. Deze was niet zo
gemakkelijk te nemen. Hij was bijna twee meter hoog, en uitstekend
opgebouwd uit steenblokken die vrijwel naadloos op elkaar aansloten
en nergens houvast voor voeten of handen bood. Sebastian bekeek hem
aandachtig en wierp toen een blik op Helena. Ze gebaarde dat hij
moest wachten terwijl ze (luisterend met Phillipe overlegde. Toen
wees ze naar links. Ze liep langs hem heen en begon langs de muur
te lopen.
Sebastian volgde. Ze liep snel verder waarbij ze zo dicht
mogelijk bij de muur bleef. Op een gegeven ogenblik schatte hij dat
ze zich vrijwel recht tegenover de grote toegangshekken bevonden.
Ze bleef staan, keek achterom, legde een vinger op haar lippen,
draaide zich weer om en liep door - met een paar stappen had ze de
andere kant van een smeedijzeren hek bereikt.
Hij bleef staan, net als zij, en keek naar de bovenkant van
het hek. Het was net zo hoog als de muur en boven op zaten heel
lange ijzeren punten. Er was geen schijn van kans om eroverheen te
klimmen. Hij keek weer naar Helena en zag haar wenken. Hij liep
naar haar toe; ze stak een had op en trok zijn hoofd omlaag zodat
ze hem iets kon influisteren.
'Het zit op slot, maar er is een sleutel. Die hangt aan een
haakje aan de andere kant van de muur.' Ze liet hem los en wees
naar een plek op de muur, ongeveer dertig centimeter boven de
grond. Toen kwam ze weerdichterbij. 'Kun jij erbij?'
Sebastian keek haar aan en toen naar de plek die ze had
aangewezen. 'Hou je hand op die plek.' Hij liep naar het hek, ging
op zijn knieën liggen, slak zijn rechterarm door de laatste spleet,
liet zijn hoofd tegen de ijzeren spijl rusten en bracht zijn
vingers met een blik op Helena's hand naar de tegenoverliggende
plek. Als hij de sleutel er niet af kon halen maar hem liet
vallen...
Met zijn vingertoppen raakte hij metaal aan en hield meteen
op. Hij bevroor. En toen reikte hij heel voorzichtig nog wat verder
en tastte de omtrek van de sleutel af, volgde vanaf de spijker het
touwtje waaraan het was opgehangen. Hij rekte zich nog verder uit,
liet zijn vinger door het koordje glijden, boog zijn vinger en
tilde het van de spijker.
Hij trok zijn arm terug en keek naar de zware sleutel die in
zijn hand lag.
Voordat hij verder nog iets kon doen, pakte Helena hem op. Hij
hield haar tegen toen ze langs hem heen naar het slot liep en trok
haar omlaag.
'De wachten?'
Ze draaide zich om, keek hem aan en fluisterde: 'Dit zijn de
keukentuinen - ze komen hier maar een keer kijken, heel vroeg, en
dan nog een keer tegen zonsopgang.'
Hij knikte, liet haar los, stond op en veegde zijn knie af
terwijl zij heel voorzichtig de moeilijk hanteerbare sleutel in het
oude slot stak en hem daarna omdraaide. Phillipe hielp haar ermee;
samen slaagden ze erin het te openen. Voorzichtig en duidelijk bang
voor mogelijk gepiep duwde Phillipe het hek open. De scharnieren
knarsten maar het maakte zo weinig lawaai dat het geluid niet ver
zou dragen.
Zichtbaar opgelucht liep Helena achter Phillipe aan de tuin in
naar een uitgesleten pad dat naar het huis voerde. Sebastian
volgde, bleef even staan en keek naar zijn twee medewerkers die
stil maar haastig over het pad slopen. Hij zuchtte, schudde het
hoofd, deed het hek weer zorgvuldig dicht en op slot, en trok de
sleutel eruit.
Helena keek om en zag dat hij de sleutel in zijn jaszak
stopte. Ze droegen allemaal donkere kleding. Onder haar zwarte
mantel droeg ze een donkerbruine japon, simpel en onopgesmukt nu ze
alle tressen had verwijderd. Phillipe was in het zwart. Sebastian
droeg een jas en kuitbroek van bruingrijze stof, en zachte laarzen
in dezelfde kleur die tot over zijn knieën reikten. Die kleur stond
hem in daglicht, maar in het zwakke licht van de nacht, toen hij
zachtjes naar haar toekwam leek hij op een spookbeeld, onwerkelijk
- niet meer dan een verzinsel van de verbeeldingskracht van een
jonge vrouw, en zijn sluipende tred was nog nooit zo duidelijk
geweest. De gratie die zijn grote lijf omgordde werkte als een
symfonie op haar zinnen.
Hij voegde zich bij haar en ze moest zich dwingen om weer adem
te halen. Ze wees met haar hoofd naar een poort waar Phillipe stond
te wachten. 'We moeten de bediendenvertrekken zien te vermijden. We
kunnen daarlangs in de rozentuin komen. Alleen Marie, de vrouw van
Fabien, heeft kamers in die vleugel. Aangezien ze ziek is,' zei ze
schouderophalend, 'lijkt het me de veiligste plek om daar naar
binnen te gaan.'
Ze zagen geen wachten toen ze om het drie verdiepingen hoge
huis liepen waarvan bijna alle ramen op hen uitkeken. Ondanks het
feit dal het ver na middernacht was voelde Sebastian de haartjes in
zijn nek overeind komen. Hij kon op een afstandje de vleugel zien
waar Helena naartoe liep; terwijl hij haar op de hielen volgde,
liet hij zijn blik over de ramen van de kamers glijden die wat
dichterbij lagen.
Ze schoten snel om een bosje rododendrons heen toen hij haar
had ingehaald en haar bij de arm pakte. 'Wat ligt
daarachter?'
Hij wees naar een paar smalle deuropeningen die toegang gaven
tot een geplaveid plaatsje. Helena kwam wat dichter bij hem en
fluisterde: 'Een kleine salon.'
Sebastian liet zijn vingers om haar hand glijden, hield haar
stevig vast en wenkte Phillipe met zijn hoofd. Hij trok Helena met
zich mee, liep dwars door de tussenliggende tuin en gleed weg in de
schaduwen tegen het huis.
Ze ging zonder protest met hem mee maar nu vroeg ze: 'Wat is
hiervan de bedoeling?'
Sebastian keek aandachtig naar de smalle deuren. 'Kijk maar.'
Hij boog zijn knieën, zette zijn schouder op de plek waar de twee
helften bij het slot samenkwamen, en zette zijn bovenarm tegen de
samenvoeging aan. Vervolgens gaf hij een harde duw.
Het slot vloog met een klik open en de deuren zwaaiden
opzij.
Helena staarde ernaar. 'Wat simpel.'
Sebastian duwde de deur verder open, maakte een buiging zodat
ze naar binnen kon gaan en liep toen achter haar aan. Phillipe
voegde zich bij hen. Sebastian deed de deur weer dicht en keek toen
om zich heen. Het was een klein vertrek, keurig, en beschaafd
elegant. Hij voegde zich bij Helena die bij de voornaamste
toegangsdeur stond, maar legde een hand op haar pols toen ze die
wilde openen. 'Hoe ver is het nog van de kamer van je
zuster?'
'Niet zo ver als eerst - de kamer die ze meestal gebruikt ligt
in de middelste vleugel.'
Hij dacht er even over na en keek toen naar Phillipe. 'Jij
gaat eerst, maar doe het langzaam aan. Wij komen achter je aan.
Loop kalm door maar ga niet sluipen. Als er bedienden mochten
opduiken, zullen ze gewoon denken dat je net terug bent
gekomen.'
Phillipe knikte. Sebastian liet Helena de deur open doen.
Phillipe liep voor hem uit zoals hem was opgedragen; als geesten
volgden ze hem op de voet.
Ze moesten de grote trap beklimmen. Helena haalde wat
gemakkelijker adem toen ze bovenaan waren gekomen en op een lange
galerij uitkwamen. De maan was eindelijk opgekomen. Het zilveren
schijnsel stroomde door de vele hoge ramen en verlichtten
genadeloos het lange vertrek. Zij en Sebastian drukten zich tegen
de binnenmuur toen ze achter Phillipe aan liepen, die bij een
handgebaar van Sebastian snel over de galerij liep.
Ze matigden hun tempo toen ze bij een doolhof van gangen
kwamen dat erachter lag. Helena's spanning nam af, de paniek
verdween. Hun plaats werd ingenomen door gretigheid en een
hoopgevend voorgevoel. Over een paar minuten zou ze Ariele weer
zien, en weten dat ze veilig was. En erop toezien dat ze dat
bleef.
Sebastian trok aan haar hand, liet zijn hoofd zakken en
fluisterde: 'Waar liggen Fabiens kamers?'
'Die kant uit,' zei ze naar achteren wijzend. 'Aan het eind
van de galerij, maar hij komt altijd van de andere kant.'
Voor haar uit bleef Phillipe bij een deur staan. Hij keek
achterom en wachtte tot ze bij hem waren, is het deze?'
Helena knikte.
Sebastian sloot zijn hand om haar arm. 'Ga jij maar naar
binnen. Wij blijven hier wachten tot je zeker weet dat ze niet bang
zal worden.' Hij hield haar heel even wat steviger vast en liet
haar toen los. 'Zorg ervoor dat ze begrijpt dat het absoluut
noodzakelijk is om stil te zijn.'
Helena knikte. Ze hield zijn blik vast en sloot haar hand heel
kort om de zijne. Vervolgens wendde ze zich naar de deur, deed hem
voorzichtig open en glipte naar binnen.