19
Ik sla nu het een en ander over waar toch niemand zich voor
interesseert. We aten wat. We dronken wat, en daarna aten we weer
wat. Ik morste niet, liet geen winden, viel niet van mijn stoel, en
gedroeg me over het algemeen keurig. Ik praatte met het stel uit
Palm Springs, dat best aardig bleek te zijn, evenals trouwens de
meeste andere gasten. Ik luisterde met geveinsde belangstelling
naar een langdurige discussie over klassieke Jaguars en antieke
Rolls-Royces en naar een soort kringgesprek waarbij de deelnemers
vertelden waar ze zich bevonden ten tijde van de laatste grote
aardbeving in Californië. Enkele van de antwoorden luidden:
Zuid-Frankrijk, Barbados, de Galapagoseilanden. Ik bekende dat ik
gewoon thuis was en mijn toiletpot aan het schoonmaken was toen er
een golf water omhoogkwam en in mijn gezicht klotste. Dat leverde
me een lachsalvo op. Wat een grappenmaakster, die meid. Ik had het
idee dat ik zo'n beetje door begon te krijgen hoe ik me met de
rijken moest onderhouden toen het volgende gebeurde.
Stewart stak het atrium over met een fles Chardonnay en bood aan mijn glas weer vol te schenken. Ik bedankte - ik had al genoeg gedronken - maar Dixie boog zich met haar glas naar hem toe zodat hij haar kon inschenken. Daarbij viel de kraag van haar zijden blouse even open, en ik ving een glimp op van de halsketting in de holte van haar keel. Aan een dun gouden kettinkje hing een klein gouden hartje met in het midden een geëmailleerd roze roosje. Ik voelde mijn glimlach haperen. Gelukkig keek Dixie een andere kant op, zodat ze de verandering in mijn gelaatsuitdrukking niet opmerkte. Ik voelde hoe het bloed me naar de wangen steeg. De halsketting was een duplicaat van het exemplaar dat ik in de la van Mickeys nachtkastje had gezien.
Nu bestond er natuurlijk een kleine mogelijkheid dat hij haar die halsketting veertien jaar geleden gegeven had, in de tijd dat ze een verhouding hadden. Ik zette mijn glas op tafel en stond op. Niemand scheen op me te letten toen ik via de schuifpui de eetkamer binnenging, waar ik hetzelfde dienstmeisje aantrof dat me binnengelaten had.
Ik zei: 'Neem me niet kwalijk. Waar is de dichtstbijzijnde wc?' Ik kon met de beste wil ter wereld het woord 'plee' niet over mijn lippen krijgen.
'Rechtsaf de hal in. De tweede deur rechts.'
'Ik geloof dat die bezet is. Dixie zei dat ik de hare wel kon gebruiken.'
'De slaapkamer van meneer en mevrouw is aan het eind van de gang aan de linkerkant van de hal.'
'Bedankt,' zei ik. Toen ik langs de stoel kwam waarachter ik mijn tasje had gezet, boog ik me voorover om het op te pakken. Ik liep door de zitkamer naar de hal, waar ik linksaf sloeg. Ik liep snel en zo geruisloos mogelijk naar het eind van de gang. De dubbele deuren van de slaapkamer stonden open en onthulden een vertrek dat tweemaal zo groot was als mijn appartement. Ook hier weer dezelfde zandkleurige marmeren vloer als in de rest van het huis. Alle kleuren hier waren gedempt, van het ragfijne linnengoed tot de zijden wandbekleding. Er waren twee badkamers, een voor hem en een voor haar, aan weerskanten van het vertrek. Die van Eric was het dichtst bij de deur, uitgerust met een enorme douche waar hij met zijn rolstoel in kon, en een aan de muur gemonteerde stang naast het toilet. Ik liep naar de tweede badkamer.
Dixies toilettafel was een plaat marmer van zo'n vierenhalve meter tegen een van de wanden. Een andere wand werd geheel door kasten in beslag genomen. Verder was er een glazen douchecabine, een grote badkuip met jacuzzi en een afzonderlijke kleedkamer. Ik deed de badkamerdeur achter me dicht en begon haar spullen te doorzoeken. Die neiging tot snuffelen begon toch echt uit de hand te lopen. Ik scheen mijn neus gewoon niet uit andermans zaken te kunnen houden. Hoe meer obstakels, hoe liever. Ik vond het flesje eau de toilette te midden van een stuk of tien andere flesje op een zilveren blad. Onderop zat hetzelfde gedeeltelijk afgescheurde prijsplakkertje dat ik op het flesje in Mickeys appartement gezien had. Ik haalde de dop eraf en rook eraan. Onmiskenbaar dezelfde geur.
Ik ging terug naar de slaapkamer en liep naar het bed. Ik trok de bovenste la van het eerste van de twee identieke nachtkastjes open.
Daar lag het doosje met haar pessarium. Ik kon nauwelijks geloven dat ze nu wéér met hem bezig was - of was het nog stééds? Geen wonder dat ze nerveus was geweest en zich in mijn achtertuin verschanst had met de bedoeling informatie uit me los te peuteren. Ze moest zich hebben afgevraagd waarom hij ineens niets meer van zich liet horen, en ook waar hij geweest was de avond dat ze haar persoonlijke spulletjes was komen weghalen. Wist ze dat hij neergeschoten was? Jezus, ze zou het zelf gedaan kunnen hebben als ze erachter gekomen was dat hij het met Thea aanlegde. Misschien had ze me alleen maar uitgehoord om te weten te komen wat ik wist, als ik al iets wist. Ik dacht terug aan mijn gesprekje met Thea in de Honky- Tonk. Nu vroeg ik me af of zij het pessarium gezien had, en ervan uitgegaan was dat het van mij was, terwijl ik ervan uitgegaan was dat het van haar was.
Ik deed de la dicht en liep naar de deur. Toen ik de gang in stapte, kwam Eric juist mijn richting uit rollen. Ik zei: 'Fantastische badkamer. Het dienstmeisje heeft me hiernaartoe verwezen omdat de andere bezet was.'
'Ik vroeg me al af waar je gebleven was. Ik dacht dat je vertrokken was.'
'Ik was alleen maar even mijn neus aan het poederen,' zei ik, en keek toen op mijn horloge. 'Maar nu je het zegt, ik moet er onderhand echt vandoor. Ik heb om acht uur een afspraak, en dat is het al bijna.'
'Heb je een afspraakje?'
'Je hoeft niet zo verbaasd te klinken.'
Hij glimlachte. 'Sorry. Het was niet mijn bedoeling je uit te horen over je privé-leven.'
'Zou je Dixie namens mij willen bedanken? Ik weet dat het onbeleefd is om het niet persoonlijk te doen, maar het leek me beter om maar stilletjes te vertrekken. Soms volgt er een complete exodus als de eerste gast vertrekt.'
'Geen probleem.'
'Bedankt voor de uitnodiging. Ik heb me kostelijk geamuseerd.'
'We moeten het nog eens overdoen. Hoe ziet je programma voor volgende week eruit?'
'Mijn programma?'
'Ik dacht dat we misschien een keer samen konden lunchen,' zei hij.
'Ah. Dat weet ik zo niet uit mijn hoofd. Ik zal op kantoor even kijken en dan bel ik je maandag wel.'
'Ik wacht op je telefoontje.'
Innerlijk deed ik een stapje achteruit. Normaal gesproken verbeeld ik me niet dat mannen me proberen te versieren, maar zijn toon klonk flirtend en dat bracht me in verlegenheid. Ik gedroeg me overdreven opgewekt terwijl ik afscheid van hem nam en me uit de voeten maakte. Eric scheen geamuseerd door mijn verwarring.
Toen ik zo'n vijftien minuten later mijn appartement binnenging,
hoorde ik nog net het laatste deel van een bericht dat op mijn
antwoordapparaat ingesproken werd. Jonah. Ik liet mijn tas op de
vloer vallen en griste de hoorn van de haak, maar hij had al
opgehangen. Ik drukte op de afspeeltoets en luisterde naar zijn
korte mededeling.
'Kinsey. Jonah hier. Het ziet ernaar uit dat we die knaap van jou gevonden hebben. Als je me even terugbelt, zal ik je vertellen wat we over hem te weten zijn gekomen. Niet bepaald een sympathieke jongen, maar dat had je waarschijnlijk al begrepen. Ik ben thuis.'
Ik zocht zijn privé-nummer op en draaide het, ongeduldig wachtend tot er opgenomen werd. 'Kom op, kom op...'
'Hallo?'
O, shit. Camilla.
Ik zei: 'Zou ik inspecteur Robb even kunnen spreken? Hij heeft een boodschap op mijn antwoordapparaat ingesproken.'
'Met wie spreek ik?'
'Kinsey Millhone.'
Doodse stilte.
Toen zei ze: 'Hij is momenteel druk bezig. Kan ik je misschien ergens mee helpen?'
'Niet echt. Hij heeft bepaalde informatie voor me. Zou ik hem alsjeblieft even aan de lijn kunnen krijgen?'
'Een ogenblikje,' zei ze, duidelijk niet bepaald gelukkig met de situatie. Ik hoorde haar de hoorn neerleggen, toen het klikken van haar hakken toen ze wegliep. Daarna werd ik onthaald op allerlei huiselijke geluiden van de zaterdagavond ten huize van de familie Robb. Ik kon het geluid van de televisie in een andere kamer horen. Dichter bij de telefoon zat een van zijn dochters, waarschijnlijk Courtney, de oudste van de twee, met twee vingers een riedeltje quatre-mains op een ongestemde piano te spelen, er steeds maar niet in slagend haar deel van het duet tot een eind te brengen. Het andere meisje, wier naam ik vergeten was, viel steeds op het verkeerde moment in, waarop het eerste meisje protesteerde en weer overnieuw begon. Het tweede kind bleef steeds maar zeggen: 'Hou nou op!' wat het eerste meisje vertikte. Ondertussen kon ik Camilla met Jonah horen praten. Kennelijk had ze hem niet op de hoogte gebracht van het feit dat er telefoon voor hem was. Ik kon het geluid van stromend water horen, en het gekletter van serviesgoed. Ik wist dat ze het met opzet deed, mij dwingend om mee te luisteren naar het huiselijke toneelstukje dat ten behoeve van mij werd opgevoerd.
Ik floot in het mondstuk. Ik zei een keer of zes vruchteloos 'Hallo!'. Ik wist dat als ik zou ophangen, ik alleen nog maar de ingesprektoon zou krijgen als ik opnieuw probeerde te bellen. Klos, klos, klos. Ik hoorde voetstappen naderbij komen over de hardhouten vloer. Ik riep: 'Hé!' Klos, klos, klos. De voetstappen verwijderden zich weer. Er klonk weer een riedeltje op de piano. Gegil van de meisjes. Gekeuvel tussen beide echtelieden. Camilla's verleidelijke lachje terwijl ze Jonah ergens mee plaagde. Voor de zoveelste keer vervloekte ik mezelf omdat ik nooit geleerd had om op mijn vingers te fluiten. Ik zou er zeshonderd dollar voor over hebben als iemand me dat kon leren. Denk eens aan de taxi's die je zou kunnen aanhouden, de obers wier aandacht je zou kunnen trekken in een druk restaurant. Klos, klos, klos. Er kwam weer iemand in de richting van de telefoon, en even later hoorde ik Jonah geïrriteerd zeggen: 'Hé, wie heeft de hoorn niet op de haak teruggelegd? Ik verwacht een telefoontje.'
Ik gilde 'Jonah!' maar hij had de hoorn alweer op de haak gelegd. Ik draaide het nummer opnieuw, maar de lijn was bezet. Camilla had waarschijnlijk haastig de hoorn van een ander toestel van de haak gelegd, om ervoor te zorgen dat ik hen niet kon bereiken. Ik wachtte een minuut en probeerde het toen nog eens. Nog steeds in gesprek. Bij mijn vierde poging hoorde ik de telefoon overgaan, maar het was weer Camilla die opnam. Ditmaal nam ze niet eens de moeite om 'Hallo?' te zeggen. Ik hoorde haar in mijn oor ademen.
Ik zei: 'Camilla, als je me Jonah niet aan de lijn geeft, stap ik nu in de auto en kom naar jullie toe.'
Op zangerige toon riep ze: 'Jonah? Het is voor jou.'
Vier seconden later zei hij: 'Hallo?'
'Hallo, Jonah. Met Kinsey. Ik ben net thuis en ik hoorde dat je gebeld had. Wat is er aan de hand?'
'Moet je horen, dit zul je vast prachtig vinden. Bobbi Deerns haalde gisteravond die motorrijder van je naar de kant toen ze zag dat zijn achterlicht het niet deed. Zijn naam is Carlin Duffy, en hij blijkt met een verlopen rijbewijs van de staat Kentucky en een verlopen kentekenbewijs rond te rijden. Bobbi heeft hem voor beide overtredingen een dagvaarding bezorgd en de motor in beslag genomen.'
'Waar in Kentucky?'
'Louisville, zei Bobbi. Als je hem wilt spreken, over dertig dagen moet hij voorkomen.'
'Dat duurt me veel te lang. Heeft hij geen adres hier ergens in de buurt?'
'Min of meer. Hij beweert dat hij in een onderhoudsloods woont op die boomkwekerij aan de 101 bij de afslag naar Peterson. Blijkbaar werkt hij daar parttime in ruil voor huisvesting. De eigenaar van het bedrijf heeft dat bevestigd. Ondertussen heeft Bobbi de achtergrond van dat stuk geteisem nagetrokken, en hij blijkt een strafblad van hier tot ginder te hebben; arrestaties en veroordelingen die teruggaan tot 1980.'
'Waarvoor?'
'Voornamelijk kleine delicten. Hij heeft nooit iemand vermoord.'
'Dat is een hele opluchting,' zei ik.
'Laten we eens zien wat we hier hebben: het moedwillig in gevaar brengen van het verkeer, misdadige roekeloosheid, diefstal, heling, verstoring van de openbare orde, een poging tot ontvluchting uit een reclasseringstehuis waar hij een straf van negentig dagen uitzat voor het opgeven van een valse naam aan een politieagent. Hij is niet al te slim, maar blijkbaar wel consequent.'
'Zijn er nog lopende arrestatiebevelen?'
'Nada. Momenteel heeft hij niets op zijn kerfstok.'
'Jammer. Het zou mooi geweest zijn als jullie hem hadden kunnen oppakken zodat ik eens een praatje met hem zou kunnen maken.'
'Dat zul je beslist moeten doen. Het mooiste moet namelijk nog komen. Hou je vast. Weet je wie zijn broer is? Je raadt het nooit.'
'Ik geef het op.'
'Benny Quintero.'
Mijn ogen rolden zowat uit hun kassen. 'Dat meen je niet.'
'Het is echt waar.'
'Hoe ben je daarachter gekomen?'
'Ik niet. Bobbi. Blijkbaar stond de motor op naam van Benny geregistreerd, dus Bobbi voelde Duffy eens stevig aan de tand. Ze was het verhaal alweer vergeten, maar ze herinnerde zich Benny's naam. Duffy beweert dat ze halfbroers zijn. Zijn moeder was oorspronkelijk getrouwd met Benny's vader, die in de Tweede Wereldoorlog gesneuveld is. Tien jaar later verhuisde ze naar Kentucky, waar ze met Duffy's vader trouwde. Hij werd het jaar daarop geboren, een verschil van vijftien jaar tussen die twee. Carlin was dertien toen Benny naar Californië kwam en daar het loodje legde.'
'Is dat de reden waarom hij hier is?'
'Dat zou je hem moeten vragen. Volgens mij is het een goeie gok, tenzij je in het toeval gelooft.'
'Daar geloof ik niet in.'
'Ik ook niet.'
'Waar is hij nu?'
'Nou, hij kan niet ver weg zijn als hij moet lopen.'
'Hij zou een auto gestolen kunnen hebben.'
'Altijd mogelijk, neem ik aan, hoewel dat eigenlijk niet zijn stijl is. Hoe dan ook, als je mocht besluiten hem op te zoeken, neem dan iemand mee. Het lijkt me niet zo'n goed idee om onder vier ogen met hem te gaan praten.'
'Heb jij soms zin om mee te gaan?'
'Welja, waarom niet. Een ogenblikje.' Hij legde een hand over het mondstuk. Camilla moest zich in de buurt hebben opgehouden en elk woord gevolgd hebben, want ze torpedeerde het idee nog voordat hij de kans had om het te vragen. Hij haalde zijn hand van het mondstuk en zei: 'Vanavond kan ik niet, maar wat dacht je van maandag?'
'Klinkt prima.'
'Bel je me?'
'Natuurlijk.'
'Tot kijk dan,' zei hij.
Zodra hij opgehangen had, pakte ik mijn handtas en liep de deur uit. Ik was niet van plan tot maandag te wachten. Belachelijk gewoon. Tegen die tijd zou Duffy allang verdwenen kunnen zijn; dat risico kon ik niet nemen. Onderweg stopte ik even om te tanken. Het was misschien tien minuten rijden naar het tuincentrum, maar de wijzer op mijn benzinemeter stond bijna op E, en ik had geen idee hoe ver ik zou moeten rijden om hem te pakken te krijgen.
Het was tien over halfnegen toen ik het parkeerterrein van het tuincentrum opreed. Het bord bij de ingang gaf aan dat de zaak in het weekend tot negen uur 's avonds geopend was. De kwekerij nam zo'n vijf hectare in beslag, ingeklemd tussen de grote weg aan de ene kant en de zijweg die ik ingeslagen was. Het tuincentrum bevond zich vlak voor me, een laag wit gebouw met veel glas, vol borderplanten, tuinplanten, kamerplanten, zaden, tuinboeken, bloembollen, tuinkruiden, aardewerk, en geschenken voor 'die speciale persoon met groene vingers'.
Rechts naast het gebouw, achter een hek, bevond zich een verzameling fonteinen en tuinbeelden, plantenbakken van aardewerk, plastic en hardhout, grote plastic zakken kunstmest, turfstrooisel, tuinchemicaliën en grondverbeteraars. Aan de linkerkant zag ik een serie kassen, als matglazen barakken, met daarachter rijen bomen, een woud van schaduwen dat zich uitstrekte tot aan de grote weg.
De zon was inmiddels volledig ondergegaan. Het tuincentrum dat aan de zijweg lag was goed verlicht, maar voor het overige was de kwekerij in het donker gehuld. Tussen de spullen op de achterbank vond ik een spijkerjack dat naar ik hoopte warm genoeg zou zijn in de kille avondlucht. Ik sloot de auto af en ging het tuincentrum binnen.
Het meisje achter de toonbank droeg een mosgroene kiel met de naam Himes boven het borstzakje geborduurd. Toen ik de deur achter me dichtdeed, maakte ze zo onopvallend mogelijk wat waaierende handbewegingen. Ze was nog geen twintig, met dor blond haar en een dikke laag make-up op haar pukkelige wangen en kin. Ik snoof de geur van een pas uitgemaakte kruidnagelsigaret op.
'Hallo. Ik ben op zoek naar Carlin. Is hij er?'
'Wie?'
'Carlin Duffy, de knaap met de motor die in de loods woont.'
'O, Duffy. Die is er niet. De politie heeft zijn motor in beslag genomen. Hij zei dat het een hoop geld ging kosten om hem weer terug te krijgen.'
'Lullig voor hem.'
'Hij was behoorlijk pissig. De rotzakken.'
'Zeg dat wel. Zijn jullie vrienden?'
Ze haalde haar schouders op. 'Mijn moeder mag hem niet. Hij is een zwerver, zegt ze, maar hij kan er toch ook niks aan doen dat hij hier nieuw is.'
'Hoe lang woont hij hier al?'
'Vijf, zes maanden misschien. Hij is zo'n beetje vlak voor Kerstmis gekomen. Mr. Himes had die andere knul betrapt, Marcel. Kent u die?'
'Uh-huh.'
'Marcel jatte hier regelmatig planten en die verkocht hij dan op straat. Mr. Himes heeft hem eruit geschopt zodra hij erachter kwam.'
'En vlak daarop kreeg Duffy zijn baan?'
'Ja, inderdaad. Mr. Himes had geen idee dat Marcel de boel besodemieterde totdat Duffy een dieffenbachia van hem kocht en ermee hiernaartoe kwam,' zei ze. 'Duffy is behoorlijk bijdehand. Hij had meteen in de gaten dat er een luchtje aan zat. Hij betaalde Marcel maar iets van twee dollar of zo terwijl onze prijsplakker van $12,99 er nog op zat.'
'Hoe reageerde Marcel? Die beweerde zeker bij hoog en laag dat hij het niet gedaan had?'
'Inderdaad. De stomme zak. Hij deed alsof hij van niks wist en volkomen onschuldig was. Ja, ja. Hij zei dat hij er werk van zou maken, maar ik zou niet weten hoe hij dat aan dacht te pakken.'
'Zijn woord tegen dat van Duffy, en wie zal hém nou geloven. Is Marcel toevallig zwart?'
Ze knikte. 'Je weet hoe ze zijn,' zei ze, met haar ogen rollend. Voor het eerst nam ze me eens goed op. 'Waar kent u Duffy van?'
'Via zijn broer, Ben.'
'Heeft Duffy een broer? Dat is raar,' zei ze. 'Hij heeft me verteld dat hij geen familie meer heeft.'
'Zijn broer is al jaren dood.'
'O, op die manier.'
'Hoe laat komt hij terug?'
'Waarschijnlijk niet voor tienen.'
'Hè, verdorie,' zei ik.
'Had hij hier met u afgesproken?'
'Nee. Ik heb hem gisteravond in de Tonk ontmoet en toen ben ik hem uit het oog verloren.'
'Waarschijnlijk is hij daar vanavond ook,' zei ze behulpzaam. 'Wilt u de telefoon misschien gebruiken? U kunt hem daar wel bellen. Hij is goeie maatjes met de eigenaar. Tim heet die, geloof ik.'
'Tim ken ik wel,' zei ik. 'Ik denk dat ik er maar even heen rij. Als hij ondertussen thuis mocht komen, wil je hem dan zeggen dat ik geweest ben? Ik zou hem graag willen spreken.'
'Waarover?'
'Waaróver?' herhaalde ik.
Voor het geval hij daarnaar vraagt,' zei ze.
'Dat is min of meer een verrassing.'