7

Halverwege de oprijlaan kwam een voertuig me tegemoet. Het was een bestelbusje van een type dat ik nog nooit eerder had gezien, gestroomlijnd en glanzend zwart, met Eric Hightower achter het stuur. Ik weet niet eens of ik hem onder andere omstandigheden wel herkend zou hebben. Ik remde af en drukte op de claxon terwijl ik mijn raampje omlaag draaide. Hij stopte naast me en draaide eveneens zijn portierraam omlaag. Hij droeg een mouwloos T-shirt en zijn gespierde schouders en biceps waren glad en gebruind. In de oude Honky-Tonktijd stond zijn blik voortdurend glazig en had zijn huid de vale kleur van iemand die het combineren van zijn medicijnen met alcohol, lsd en marihuana tot wetenschap verheven had. Indertijd had hij een pluizig baardje gehad en zijn sluike zwarte haar in een paardenstaart gedragen.

De man die me vragend aankeek vanaf de bestuurdersstoel van het bestelbusje, zag er kerngezond uit. Zijn schedel was kaalgeschoren, en verdwenen waren de baard en de waterige blik. Ik had foto's gezien van Eric in uniform voordat hij naar Vietnam vertrok: jong en knap, eenentwintig jaar oud, nog nauwelijks getekend door het leven. Na twee dienstperiodes was hij teruggekeerd als een afgetobde, verbitterde, slechtgehumeurde en teruggetrokken man. Er had hem duidelijk het nodige dwarsgezeten, maar kennelijk kon hij daar niet met ons over praten. En geen van ons durfde ernaar te vragen. Eén blik op zijn gezicht was genoeg om ons ervan te overtuigen dat hij daar de hel moest hebben gezien en dat het beter was om daar maar niet over te beginnen. Achteraf vermoed ik dat hij het gevoel had dat wij hem veroordeelden, terwijl we in werkelijkheid bang waren voor wat we in zijn ogen zagen. Je kon beter een andere kant opkijken dan deelgenoot te worden van die kwelling.

'Kan ik iets voor u doen?' vroeg hij.

'Hallo, Eric. Kinsey Millhone. Jaren geleden kwam ik regelmatig in de Tonk in Colgate.'

Ik zag zijn gezicht opklaren toen het tot hem doordrong wie ik was. 'Hé, natuurlijk. Hoe is het mogelijk. Hoe is het met je?' Hij stak zijn linkerarm naar buiten en ik deed hetzelfde. Een echte handdruk was onmogelijk vanuit onze respectieve voertuigen, maar onze vingertoppen raakten elkaar even. Zijn donkere ogen stonden helder. In de dagen dat hij nog dronk, was hij broodmager geweest, maar inmiddels was er zo'n vijftien pond bij gekomen. Het succes had hem bepaald geen kwaad gedaan. Hij maakte een solide en zelfverzekerde indruk.

Ik zei: 'Je ziet er prima uit. "Wat is er met je haar gebeurd?'

Hij wierp een blik op zichzelf in zijn achteruitkijkspiegel en haalde een hand over zijn gladgeschoren schedel. 'Vind je het wat? Het voelt vreemd aan. Ik heb het een maand geleden laten doen maar ik weet het nog steeds niet.'

'Ik wel. Het is beter dan die paardenstaart.'

'Daar heb je gelijk in. Hoe kom jij hier zo verzeild?'

'Ik ben op zoek naar mijn ex-echtgenoot en ik dacht dat jullie misschien iets zouden weten.' De mogelijkheid scheen vergezocht en ik vroeg me af of hij daar iets van zou zeggen, maar dat deed hij niet.

'Magruder? Die heb ik al in geen jaren meer gezien.'

'Dat zei Dixie ook al. Ik heb pas geleden met Mickeys kameraad Shack gesproken en toen kwam jullie naam ter sprake. Herinner je je Pete Shackelford nog?'

'Vaag.'

'Hij dacht dat jullie misschien iets zouden weten, maar dat blijkt dus niet het geval te zijn.'

Eric zei: 'Sorry dat ik je niet kan helpen. Wat is er aan de hand?'

'Dat weet ik eigenlijk niet precies. Het ziet ernaar uit dat ik een oude schuld met hem te vereffenen heb.'

'Ik kan hier en daar wel eens informeren, als je wilt. Ik zie sommigen van die jongens nog regelmatig in het fitnesscentrum. Misschien dat een van hen iets weet.'

'Dank je, maar ik kom er waarschijnlijk zelf wel achter. Ik zal zijn advocaat bellen, en als dat niets oplevert, heb ik nog wel een paar andere trucjes achter de hand. Ik weet hoe Mickey in elkaar zit. Hij heeft de neiging je op het verkeerde been te zetten.'

Eric bleef me aankijken, en het was alsof er een onuitgesproken gedachtewisseling tussen ons oversprong, als de schaduw van een overdrijvende wolk. Zijn stemming scheen om te slaan en hij maakte een breed armgebaar dat het ons aan alle kanten omringende, met bomen beplante terrein omvatte. 'Wat vind je ervan? Vier hectare en alles afbetaald - allemaal van mij. Nou ja, voor de helft van mij, gezien de wettelijke bepalingen met betrekking tot gemeenschap van goederen hier in Californië.'

'Fantastisch. Je hebt goed geboerd.'

'Dank je. Zonder hulp had ik het niet gered.'

'Van Dixie of van de aa?'

'Allebei.'

Een loodgietertruck kwam de oprijlaan op rijden en stopte achter Erics bestelbusje. Eric keek achterom en maakte een gebaar naar de chauffeur om hem te laten weten dat hij hem gezien had. Hij keek mij weer aan. 'Waarom rij je niet achter me aan? Blijf gezellig mee- eten, dan kunnen we weer eens rustig bijpraten.'

'Dat zou ik enig vinden, maar liever een andere keer. Dixie moet gesprekken met sollicitanten voeren en ik heb zelf ook nog het een en ander te doen. Ik bel je wel om een afspraak te maken.' Ik duwde de versnellingspook in zijn één.

'Prima. Doen hoor! Beloof je dat?'

'Erewoord.'

De chauffeur van de truck achter hem claxonneerde ongeduldig. Eric keek achterom en wuifde naar hem. 'Nou, leuk om je weer eens gezien te hebben. Gedraag je.'

'Jij ook.'

Hij draaide zijn portierraampje omhoog, en ik zag hoe hij gas gaf met behulp van een apparaat op zijn stuur. Dat was de enige herinnering aan het feit dat hij zijn beide benen miste. Hij drukte op zijn claxon terwijl we in tegengestelde richting wegreden.

Terwijl ik terug naar de stad reed, had ik genoeg om over na te denken. Twee van mijn vaste overtuigingen waren gedurende de afgelopen uren op hun kop gezet. Gegeven de korte duur van mijn huwelijk met Mickey, was ik er altijd van uitgegaan dat hij niet vreemdgegaan was. Dat idee bleek onjuist te zijn en kon dus gevoeglijk geschrapt worden, samen met wat er nog over was van mijn zelfvertrouwen. Ook had ik het vermoeden gehad - nou ja, laten we eerlijk zijn - ik was ervan overtuigd geweest dat Mickey een rol gespeeld had in de dood van Benny Quintero. Dat bleek niet het geval te zijn geweest, dus ook dat idee kon geschrapt worden. Schuldig aan ontrouw, onschuldig aan doodslag. Iemand met talent zou daar een country-and-westernsong over kunnen schrijven. In bepaald opzicht had Dixie de spijker op de kop geslagen. Wilde ik nou echt het naadje van de kous weten over die hele toestand? Ik neem aan dat ik niet veel keus had. De vraag was wat ik ermee aan moest.



Zodra ik op mijn kantoor was gearriveerd, pakte ik de beroepengids en zocht de rubriek advocaten op. Ik liet mijn vinger langs de lijst glijden totdat ik Mark Bethels naam vond in een apart kadertje. De tekst van de advertentie luidde strafpleiter en onder dat kopje volgde een specificatie: drugs, molest, wapens, rijden onder invloed, diefstal/fraude, aanranding, echtelijke mishandeling en seksuele misdrijven, wat volgens mij wel zo'n beetje het hele scala aan misdrijven omvatte - afgezien van moord, natuurlijk. Mark Bethel was Mickeys advocaat geweest toen hij zijn ontslag bij de politie indiende, een stap die hem door Mark aangeraden was. Ik had Mark al nooit zo gemogen, en na Mickeys ontslag hadden we nauwelijks contact meer gehad. Als we elkaar een enkele keer ergens in de stad tegen het lijf liepen, begroetten we elkaar hartelijk, een warmte veinzend die we geen van beiden voelden. Onze relatie was uitsluitend gebaseerd op voormalige beslommeringen, en was meer een kwestie van vorm dan van inhoud. Ondanks mijn lauwe houding ten opzichte van hem moest ik toegeven dat hij een uitstekend advocaat was, hoewel hij de laatste paar jaar zijn praktijk op een laag pitje had gezet om zich te wijden aan zijn politieke ambities - een van de vele republikeinen die bij de komende verkiezingen in november hoopten mee te kunnen dingen naar Alan Cranstons Senaatszetel. De afgelopen tien jaar waren zijn politieke ambities steeds duidelijker aan het licht gekomen. Hij had zich aangesloten bij het plaatselijke partijapparaat en zich bemind gemaakt bij invloedrijke republikeinen door zijn onvermoeibare inspanningen ten behoeve van Deukmejians campagne voor het gouverneurschap in 1982. Zijn woning in Horton Ravine was het toneel geweest van talloze flitsende fundraisingparty's. Hij had zich achtereenvolgens met succes kandidaat gesteld voor de districtsraad en de wetgevende vergadering van de staat Californië. Logischerwijs zou zijn volgende stap een kandidatuur voor het Congres zijn geweest, maar die stap had hij overgeslagen en hij had zich kandidaat gesteld bij de voorverkiezing voor een zetel in de Senaat. Hij moest van mening zijn geweest dat hij zich politiek voldoende geprofileerd had om genoeg stemmen in de wacht te slepen om Ed Zschau achter zich te laten. Volgens mij maakte hij geen schijn van kans, maar ja, wat wist ik nou helemaal van politiek af? Ik heb de pest aan politici; ze liegen nog schaamtelozer dan ik en met veel minder fantasie. Het was natuurlijk wel een voordeel dat Bethel getrouwd was met een vrouw die een eigen fortuin bezat.

Ik had bij geruchte vernomen dat Laddie Bethel het leeuwendeel van zijn campagne financierde. Ze had plaatselijk naam gemaakt als fanatiek fondsenwerver voor talrijke liefdadigheidsorganisaties. Voor welk achtenswaardig doel ze zich ook inzette, ze stuurde me steevast een donatieverzoek toe met ingesloten retourenvelop. Altijd kon je kiezen uit een aantal bedragen waarvan je er eentje kon omcirkelen: $2500, $1000, $500, $250. Als het liefdadigheidsevenement een avondvullende gebeurtenis inclusief diner was - 'avondkleding facultatief' - werd me tevens de gelegenheid geboden een tafel te reserveren voor mijn beste vrienden en vriendinnen a raison van duizend dollar per couvert. Ze moest eens weten dat ik van mezelf zo krenterig was dat ik de postzegel van de retourenvelop losweekte. Ondertussen hield Mark kantoorruimte en een secretaresse aan op zijn oude advocatenkantoor.

Ik draaide het nummer van zijn kantoor en zijn secretaresse nam op met de woorden: 'Mag ik u even in de wacht zetten?'

Tegen de tijd dat ik oké had gezegd, was ze alweer van de lijn. Ik werd vergast op een jazzbewerking van 'Scarborough Fair'.

Enige tijd later kwam Marks secretaresse weer aan de lijn. 'Bedankt voor het wachten. U spreekt met Judy. Wat kan ik voor u doen?'

'Hallo, Judy. Je spreekt met Kinsey Millhone. Ik ben een oude vriendin van Mark. Ik geloof dat we elkaar wel eens hebben ontmoet op een kerstparty van de Bethels, een paar jaar geleden. Is hij toevallig aanwezig?'

'O, hallo, Kinsey. Nou je het zegt, ik herinner me je nog wel,' zei ze. 'Nee, hij is naar een of andere commissievergadering, en waarschijnlijk blijft hij de hele dag weg. Zal ik hem vragen of hij je morgenochtend terugbelt, of kan ik misschien iets voor je doen?'

'Misschien,' zei ik. 'Ik probeer in contact te komen met mijn ex- echtgenoot, Mickey Magruder. Hij was een cliënt van Mark.'

'O, Mickey ken ik wel,' zei ze, en ik vroeg me onmiddellijk af of ze hem kénde in de bijbelse betekenis van het woord.

'Weet je toevallig of Mark zijn huidige adres en telefoonnummer heeft?'

'Ik zal even voor je kijken. We moeten in elk geval iéts hebben, want hij is hier een paar maanden geleden nog geweest en ik heb hem zelf te woord gestaan.' Ik hoorde het omslaan van de bladzijden terwijl ze haar kantooragenda doorbladerde.

'Ah, daar heb ik het.' Ze noemde een adres op Sepulveda, maar met een ander huisnummer dan het nummer dat ik had. Het waren dezelfde cijfers, maar in een andere volgorde, wat typerend was voor Mickey. In zijn semiparanoïde toestand zou hij de correcte informatie geven, maar de volgorde van de cijfers veranderen, zodat je hem niet zomaar kon lokaliseren. Hij was van mening dat zijn adres zijn eigen zaak was en dat telefoons bedoeld waren voor zijn gemak, niet voor dat van iemand anders. Wat kon het hem schelen als andere mensen hem niet konden bereiken? Ik heb geen idee hoe hij het klaarspeelde om zijn post te ontvangen of een pizza te laten bezorgen. Dat waren zaken die hij niet interessant vond als zijn privacy op het spel stond. Judy gaf me een telefoonnummer dat overeenkwam met dat in mijn adresboekje.

Ik zei: 'Dat kun je wel doorstrepen. Ik heb dat nummer pas nog gebeld, maar het is afgesloten. Ik dacht dat Mickey misschien verhuisd was of een ander telefoonnummer had aangevraagd.'

Ik hoorde haar aarzeling. 'Ik weet eigenlijk niet of ik je. dit wel mag vertellen. Mark heeft niet graag dat ik over cliënten praat, dus vertel hem alsjeblieft niet dat ik dit gezegd heb...'

'Natuurlijk niet.'

'Toen Mickey langskwam - dat zal midden maart zijn geweest - wilde hij geld lenen. Ik bedoel, dat heeft hij niet aan mij gevraagd, dat heb ik later gehoord, nadat Mark met hem gesproken had. Mark zei dat Mickey zijn auto had moeten verkopen omdat hij het onderhoud en de verzekering niet meer kon betalen, laat staan de benzine. Hij heeft financiële problemen waar zelfs Mark weinig meer aan kon doen.'

'Dat klinkt niet best. Heeft Mark hem geld geleend?'

'Dat weet ik eigenlijk niet. Het zou kunnen. Mark heeft Mickey altijd graag gemogen.'

'Zou je in je administratie kunnen nakijken of Mickey een telefoonnummer heeft opgegeven waar hij te bereiken is?'

'Dat wil ik best voor je doen, maar ik weet nog dat ik hem daar indertijd naar gevraagd heb, en toen zei hij dat Mark dat wel wist.'

'Dus Mark heeft misschien een ander nummer?'

'Het zou kunnen. Ik kan hem vragen of hij je belt.'

'Dat zou ik zeer op prijs stellen.' Ik gaf haar mijn nummer en we maakten een eind aan het gesprek.

Over mijn avond valt verder niet veel te melden - eten met Henry in Rosie's Tavern een halve straat verderop - waarna ik met een boek onder mijn dekbed kroop en hooguit tien minuten later in slaap viel.

Ik zette de wekker uit vlak voordat hij zou beginnen te rinkelen. Ik poetste mijn tanden, trok mijn joggingspullen aan, en ging op pad voor mijn gebruikelijke loop van vijf kilometer. Het fietspad langs het strand was gehuld in de gebruikelijke voorjaarsnevel, en de lucht en de oceaan waren egaal grijs. De temperatuur was perfect, enigszins kil, lichtelijk vochtig. Ik voelde me licht en sterk, en het hollen bezorgde me een zeldzaam geluksgevoel.

Thuis nam ik een douche, kleedde me aan en ontbeet, stapte daarna in mijn auto en ging op weg naar San Felipe met de kwitantie van het opslagbedrijf in mijn zak. Ik had me enigszins voor de gelegenheid gekleed, wat in mijn geval niet veel voorstelt. Ik bezit slechts één jurk: zwart, open hals, lange mouwen en een geplooid lijfje (wat een mooi woord is voor voorkant). Dit volkomen synthetische kledingstuk, gegarandeerd kreukvrij (maar waarschijnlijk wel brandbaar), is bijzonder veelzijdig. In die jurk kan ik terecht op alle cocktailparty's - uitgezonderd de meest pretentieuze - op begrafenissen, aan het hof, ik kan er klanten mee oppikken, onwillige getuigen ondervragen, heulen met bekende booswichten, of me voordoen als iemand met een keurige vaste baan in plaats van als freelance bemoeial die normaal gesproken gekleed gaat in spijkerbroek, coltrui en tennisschoenen.

Voor ik vertrok, had ik een paar minuten uitgetrokken om een schadeformulier in te vullen dat ik overgehouden had uit de tijd dat ik voor California Fidelity Insurance werkte. Terwijl ik in zuidelijke richting over de 101 reed, oefende ik de nuffige, bureaucratische houding die ik me aanmeet als ik me voor iemand anders uitgeef. Het werk van een privédetective bestaat uit gelijke delen vernuft, vastberadenheid en doorzettingsvermogen, met daarbovenop nog een flinke dosis acteertalent.

De rit naar San Felipe nam vijfentwintig minuten in beslag. Het landschap onderweg bestond voornamelijk uit citrus- en avocadoplantages, uitgestrekte landerijen, en hier en daar stalletjes langs de kant van de weg waar - hoe kan het ook anders - sinaasappels, citroenen en avocado's werden verkocht. Ik zag het opslagbedrijf al van verre liggen. Het bevond zich een eindje van de weg af, een complex van twee grote rechthoeken die gevormd werden door rijen gebouwen van twee verdiepingen hoog. De architectuur deed me denken aan een pasgebouwde Californische gevangenis, compleet met schijnwerpers en hoge hekken.

Ik reed het hek door. De rijen gebouwen waren allemaal identiek: gasbetonblokken en blinde deuren, met aan beide uiteinden van elke unit een brede goederenlift en een laadplatform. Elke unit was voorzien van een letter en een getal volgens een systeem waar ik geen wijs uit kon worden. De deuren van de diverse secties waren in verschillende kleuren geschilderd, vermoedelijk volgens een bepaalde kleurencode, maar misschien was het alleen maar bedoeld als bouwkundige verfraaiing. Het kon per slot van rekening niet erg bevredigend zijn om een complex te ontwerpen dat nog het meest deed denken aan een verzameling tegen elkaar geschoven koekblikken. Pijlen wezen me de weg naar het kantoor, waar ik mijn auto parkeerde en uitstapte.

Via een glazen deur kwam ik in een ruimte van zo'n zes bij zes meter met in het midden een balie. De ruimte achter de balie werd grotendeels in beslag genomen door goedkope dossierkasten en een eenvoudig houten bureau. Dit was duidelijk niet het soort bedrijf waar de witte boorden zich hoogverheven boven de werkvloer bevonden. De enige dienstdoende persoon fungeerde kennelijk als receptionist, secretaris en manager tegelijk. Hij zat achter een typemachine met een potlood in zijn mond moeizaam met twee vingers te tikken. Ik schatte hem op achter in de zeventig. Hij had een bol gezicht, een kalende schedel, een leesbril laag op zijn neus, en een uitpuilende buik. 'Ik kom zo bij u,' zei hij, terwijl hij verder tikte.

'Doet u maar rustig aan.'

'Hoe spel je "hiasint"?'

'Hyacint.'

'Weet u dat zeker? Het staat zo raar.'

'Heel zeker,' zei ik.

Toen hij klaar was, kwam hij overeind, trok zijn tikwerk uit de schrijfmachine, haalde de velletjes carbonpapier ertussenuit, en stopte zowel het origineel als de kopieën in identieke blauwe mappen. Terwijl hij naar de balie liep, hees hij zijn broek op. 'Sorry dat ik u even liet wachten, maar ik was net lekker op dreef,' zei hij. 'Als het hier rustig is, schrijf ik verhalen voor mijn achterkleinzoon. Dat joch is nog maar net twee en hij leest al als de beste. Hij is gek op die kleine boekjes die zijn overgrootvader speciaal voor hem schrijft. Dit gaat over een worm die Kronkel heet en allerlei avonturen beleeft. Ik vind het hartstikke leuk om te doen, en je zou het gezicht van Dickie eens moeten zien. Ik hoop dat ik er ooit nog eens een uitgever voor kan vinden die er iets moois van maakt. Ik heb een vriendin die aangeboden heeft om de illustraties te verzorgen, maar iemand vertelde me dat dat niet zo'n goed idee is. Ik neem aan dat die figuren in New York liever hun eigen kunstenaars inhuren.'

'Ik heb geen idee,' zei ik.

Hij bloosde lichtjes en zijn toon werd enigszins verlegen. 'Ik neem aan dat u niet toevallig een literair agent kent die er eens naar zou willen kijken.'

'Nee, maar als ik er ooit een tegen het lijf loop, zal ik het u laten weten.'

'Dat zou fijn zijn. Goed, wat kan ik voor u doen?'

Ik liet hem mijn identiteitsbewijs van California Fidelity Insurance zien, met een oude pasfoto van mezelf en de stempel van het bedrijf.

Zijn blik ging van de foto naar mijn gezicht. 'U moet nodig eens een nieuwe pasfoto laten maken. Deze doet u geen recht. U ziet er in werkelijkheid veel beter uit.'

'Vindt u dat echt? Bedankt. Tussen haakjes, ik ben Kinsey Millhone. En u bent...?'

'George Wedding.'

'Prettig kennis met u te maken.'

'Ik hoop niet dat u verzekeringspolissen verkoopt. Ik zou het vervelend vinden om u teleur te moeten stellen, maar ik ben al aan alle kanten verzekerd.'

'Ik verkoop helemaal niets, maar ik zou wel wat hulp kunnen gebruiken.' Ik aarzelde. Ik had mijn verhaal al klaar. Ik was van plan hem een schadeformulier van een huiseigenaar te laten zien met een aantal voorwerpen die onherstelbare schade hadden opgelopen door een overstroming ten gevolge van het springen van een aantal waterleidingbuizen. Dat was natuurlijk allemaal volledig verzonnen, maar ik hoopte dat hij voldoende meegevoel aan de dag zou leggen om me de informatie te verstrekken waar ik op uit was, namelijk het adres en het telefoonnummer dat Mickey opgegeven had toen hij zijn opslagruimte had gehuurd. Die informatie kon ik vervolgens vergelijken met de gegevens waarover ik reeds beschikte, en zo kon ik er (misschien) achter komen waar Mickey in vredesnaam uithing. Tijdens de rit hierheen had ik een overtuigend verhaal in elkaar gedraaid, maar nu het eenmaal zover was, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen om dat verhaal af te steken. Dat is het probleem met liegen: je belazert een of andere goedgelovige sukkel die zichzelf volkomen belachelijk maakt door het bedrog niet te onderkennen. Liegen bevat dezelfde vijandige elementen als een practical joke, in die zin dat het 'slachtoffer' zichzelf een oen vindt en door alle anderen uitgelachen wordt. Ik ben best bereid om te liegen tegen gewichtig doende bureaucraten, als ik tegengewerkt word door hufters, of als al het andere faalt, maar ik had er moeite mee om te liegen tegen een man die avonturenverhalen over een worm schreef voor zijn achterkleinzoon. George wachtte geduldig tot ik verder zou gaan. Ik vouwde het nepschadeformulier zodanig doormidden dat alleen het onderste gedeelte met de naam, het adres, en het telefoonnummer van 'John Russell' zichtbaar was. 'Wilt u de waarheid weten?'

'Dat zou wel zo prettig zijn,' zei hij met een effen gezicht.

'Juist. Nou, de waarheid is dat ik al ongeveer drie jaar geleden door cfi ontslagen ben. Ik ben in werkelijkheid privédetective en ik ben op zoek naar een man met wie ik ooit getrouwd ben geweest.' Ik wees naar de naam John Russell. 'Dat is niet zijn echte naam, maar ik vermoed dat het adres wel min of meer klopt. Mijn ex husselt getallen door elkaar ter bescherming van zijn privacy.'

'Is dit een politieaangelegenheid? Want mijn dossiers zijn vertrouwelijk, tenzij u een gerechtelijk bevel kunt laten zien. Als u denkt dat die knaap zijn opslagruimte gebruikte voor illegale doeleinden - het fabriceren van drugs, bijvoorbeeld - dan zou ik misschien nog wel geneigd zijn om u van dienst te zijn. Anders moet ik u teleurstellen.'

Ik zou bijna gezworen hebben dat George me uitnodigde om te jokken, gezien het feit dat hij me duidelijk had gemaakt onder welke voorwaarden hij mogelijk bereid zou zijn om zijn dossiers voor me te openen. Maar nu ik eenmaal met de waarheid begonnen was, besloot ik om dan ook maar op dezelfde weg voort te gaan. 'U maakt het me wel moeilijk. Ik wou dat ik u wat anders kon vertellen, maar er is in dit geval geen sprake van criminele activiteiten - voorzover ik weet, althans. Eh... tjonge, dit valt niet mee. Ik ben dit niet gewend,' zei ik. 'Hij en ik zijn niet bepaald als vrienden uit elkaar gegaan, en nu pas is het me duidelijk geworden dat ik hem totaal verkeerd beoordeeld heb. Mijn geweten laat me niet meer met rust totdat ik de zaak met hem uitgepraat heb. Ik weet dat het sentimenteel klinkt, maar het is de waarheid.'

'Wat hebt u gedaan?' vroeg George.

'Het is niet wat ik gedaan heb. Het is wat ik mét gedaan heb,' zei ik. 'Hij werd verdacht van moord - nou ja, eigenlijk geen moord, maar doodslag. Het punt is dat ik hem niet de gelegenheid heb gegeven om zijn kant van het verhaal te vertellen. Ik ging ervan uit dat hij schuldig was en ben bij hem weggegaan. Daar voel ik me rot over. Ik had "in voor- en tegenspoed" beloofd en ik heb hem alleen maar tegenspoed bezorgd.'

'En wat nu?'

'Ik probeer hem op te sporen zodat ik hem mijn verontschuldigingen kan aanbieden. Misschien dat ik het nog goed kan maken... als het al niet te laat is.'

Het gezicht van George was een en al terughoudendheid. 'Het is me niet helemaal duidelijk wat u nu precies van me wilt.'

Ik schoof hem het formulier toe en hield mijn hoofd schuin om met hem mee te lezen. Ik wees op het adres. 'Ik denk dat dit gedeeltelijk juist is. Ik heb twee versies van dit adres. Als uw versie met deze overeenkomt of als u nog een andere versie hebt, kan ik er waarschijnlijk wel achter komen welke de juiste is.'

Hij bestudeerde de naam en het adres. 'Ik herinner me die knaap nog wel. Betaalde op een gegeven moment zijn huur niet meer. We hebben zijn unit leeggehaald en alles in het openbaar geveild.'

'Daar maak ik me nou juist zo ongerust over. Ik denk dat hij in de problemen zit. Denkt u dat u me misschien zou kunnen helpen?'

Ik zag hem aarzelen. Ik liet het klembord met het formulier op de balie liggen, in zijn richting gekeerd. Zijn blik gleed nogmaals over de gegevens. Hij liep naar een dossierkast, bestudeerde de etiketten op de voorkant van de laden, en trok de derde la van boven open. Hij haalde een dikke map tevoorschijn en legde die op de open la. Hij likte aan zijn duim en begon de map door te bladeren. Hij vond de betreffende pagina, haalde die uit de map tevoorschijn en maakte er een kopie van die hij me zonder een woord te zeggen overhandigde.