4
Ik nam plaats op mijn draaistoel en schoof de doos met mijn voet opzij. Ik kwam in de verleiding het verdomde ding weg te gooien, de persoonlijke aandenkens eruit te halen en de rest bij het grofvuil te zetten. Maar gezien het feit dat ik er twintig dollar voor had betaald, kon ik dat niet over mijn hart verkrijgen. Het was niet zozeer dat ik krenterig was, hoewel dat wel degelijk ook een rol speelde. De waarheid is dat ik nieuwsgierig was. ik redeneerde dat alleen het bekijken van de inhoud van de doos me verder geen enkele verantwoordelijkheid oplegde. Het zou me beslist niet verplichten een poging in het werk te stellen mijn ex te lokaliseren. Het zou me op geen enkele wijze dwingen om ten behoeve van hem enige actie te ondernemen. Als Mickey slechte tijden doormaakte, als hij op een of andere manier in de problemen was geraakt, dan was dat jammer voor hem. C'est la vie en wat dan nog? Ik had er verder niets mee te maken.
Ik trok de prullenbak dichterbij, sloeg de flappen van de doos open en wierp een blik op de inhoud. Gedurende mijn afwezigheid was het de elfjes en kabouters nog steeds niet gelukt om orde in de chaos te brengen. Ik begon wat losse toiletartikelen eruit te halen: een uitgeknepen tube tandpasta en een shampoofles waar alleen nog maar een laagje drab in zat. Er had iets gelekt waardoor de spullen in de doos aan elkaar gekleefd zaten. Ik haalde er een allegaartje aan zonder recept verkrijgbare geneesmiddelen uit, een oud pessarium, een veiligheidsscheerapparaat, en een tandenborstel met naar alle kanten uitstekende borstelharen. Hij zag eruit alsof ik hem gebruikt had om de voegen van de badkamer mee schoon te schrobben.
Onder de toiletartikelen lag een stapeltje reclamepost. Toen ik het oppakte, knapte het elastiek en ik deponeerde het hele zootje in de prullenbak. Daarna viste ik een paar verdwaalde enveloppen tussen de verfomfaaide tijdschriften en catalogi vandaan - rotzooi zo te zien: een bankafschrift van een rekening die ik al jaren geleden opgeheven had, een circulaire van een warenhuis en een mededeling van Publisher's Clearing House dat ik op de nominatie stond om een miljoen dollar te winnen. De derde envelop die ik oppakte, bevatte een creditcardnota waarvan ik oprecht hoopte dat ik die voldaan had. Wat een schande zou dat zijn, een smet op mijn kredietwaardigheidbeoordeling. Misschien was dat wel de reden dat American Express me de laatste tijd niet langer automatisch creditcards toestuurde. En ik had me nog wel zo superieur gevoeld. Mickey mocht dan misschien zijn rekeningen niet op tijd betalen, maar dat zou mij niet overkomen.
Toen ik de envelop omdraaide om hem open te maken, bleek er aan de achterkant nog een tweede envelop vastgekleefd te zitten. Ik trok hem los, waarbij het papier scheurde. Er stond geen adres van de afzender op de envelop, en het handschrift kwam me niet bekend voor. Het was priegelig en hoekig, en de letters helden zwaar naar links over, alsof ze op het punt van omvallen stonden. Het poststempel vermeldde santa teresa, 2 april 1972. Dat was de dag nadat ik bij Mickey was weggegaan. Ik haalde het ene velletje gelinieerd papier uit de envelop, dat beschreven was met hetzelfde overhellende handschrift.
Kinsey,
Mickey heb me laten beloven dat ik dit niet zou doen maar ik vindt toch dat je het moet weten. Hij was die avond met mij en hij heb die goser inderdaad een duw gegeven maar dat stelde niks voor. Dat weet ik want ik heb het zelf gezien net als een hoop andere mensen die aan zijn kant staan. Benny mankeerde niks toen hij wegging. Hij en Mickey konden mekaar daarna niet meer tegen het lijf zijn gelopen omdat we naar mijn huis zijn gegaan en daar is hij tot middernacht gebleven. Ik zij nog tegen hem dat ik dat best wilde getuigen maar hij zij nee vanwege Eric zijn situatie. Hij is volkomen onschuldig en hij heb je hulp hard nodig. Wat maakt het uit waar hij was zolang hij het niet gedaan heb? Als je van hem houd zou je het voor hem op moeten nemen in plaats van je als een kreng te gedragen. Zijn baan is alles voor hem, neem dat alsjeblieft niet van hem af. Anders hoop ik dat je een manier vind om het jezelf te vergeven want je ruïneert zijn hele leven.
D.
Ik las het briefje twee keer door, waarbij mijn aandacht vooral
getrokken werd door de spelfouten en de almaar doorlopende zinnen.
Ik ben een snob wat grammatica betreft en ik vind het moeilijk om
mensen serieus te nemen die er een potje van maken wat de d's en de
t's betreft en die 'hij heb' schrijven. Ik had Mickeys leven niet
'geruïneerd'. Het was niet aan mij geweest om hem uit de nesten te
halen. Hij had me gevraagd om voor hem te liegen en dat had ik
vierkant geweigerd. Daarna had hij waarschijnlijk dit alibi in
elkaar geflanst samen met 'D' - wie dat dan ook mocht zijn. Naar de
toon van de brief te oordelen kende ze me, maar ik had geen flauw
idee wie het zou kunnen zijn. D. Dat kon Dee zijn. Dee Dee. Donna.
Dawn. Diane. Doreen...
O, jezus. Natuurlijk.
Er was een barjuffrouw genaamd Dixie die in een kroeg in Colgate werkte waar Mickey en enkelen van zijn collega's bij de politie na het werk regelmatig de bloemetjes buiten gingen zetten. Het was niet ongebruikelijk dat de jongens het na afloop van hun dienst samen op een drinken zetten. In het begin van de jaren zeventig waren er na afloop van de dienst dikwijls drinkgelagen die soms tot in de kleine uurtjes doorgingen. Dronkenschap, zowel in het openbaar als privé, werd beschouwd als een inbreuk op de politiediscipline, evenals buitenechtelijke verhoudingen, het in gebreke blijven bij het betalen van schulden, en andere vormen van wangedrag. Dergelijke inbreuken zijn strafbaar binnen het korps, aangezien een politieman uit het oogpunt van beeldvorming naar het publiek te allen tijde geacht wordt 'in dienst' te zijn en omdat het tolereren van dergelijk gedrag zou kunnen leiden tot soortgelijke inbreuken tijdens diensttijd. Toen er klachten binnenkwamen over die drinkgelagen, verplaatsten de jongens ze van de stad naar het platteland, waardoor de korpsleiding er nauwelijks meer zicht op had. De Honky-Tonk, waar Dixie werkte, werd hun stamkroeg.
In de tijd dat ik Dixie leerde kennen, moest ze halverwege de twintig zijn geweest, zo'n vier of vijf jaar ouder dan ik. Mickey en ik waren net zes weken getrouwd. Ik was nog een groentje, ingedeeld bij de verkeersdienst, terwijl hij het inmiddels tot rechercheur gebracht had, eerst bij Zeden en daarna bij Inbraak en Diefstal onder inspecteur Dolan, die later naar Moordzaken verhuisde. Elke overplaatsing of promotie werd gevierd met een feestje dat door Dixie werd georganiseerd, en dat alleen maar een aanleiding was om het weer eens flink op een drinken te zetten. Ik herinnerde me dat ik aan de bar met haar zat te praten terwijl Mickey glazen tapbier achteroversloeg, biljartte met zijn maten of oorlogsverhalen uitwisselde met de veteranen die uit Vietnam waren teruggekeerd. Op zijn achttiende had hij veertien maanden gediend in Korea, en hij was altijd geïnteresseerd in het contrast tussen de Koreaanse Oorlog en de actie in Vietnam.
Dixies echtgenoot, Eric Hightower, was in april 1971 gewond geraakt in Laos, en kwam terug zonder zijn beide benen. Tijdens zijn afwezigheid had zij een barkeeperopleiding gevolgd en sinds die tijd werkte ze in de Tonk. Na zijn terugkeer zat hij daar in zijn rolstoel depressief of manisch te wezen, afhankelijk van zijn medicatie en zijn alcoholniveau. Dixie zette hem op een gestaag dieet van bloody mary's, waardoor zijn innerlijke razernij min of meer in toom gehouden werd. Op mij kwam ze over als een drukke moeder die gedwongen was haar kind mee naar haar werk te nemen. We deden allemaal zo gewoon mogelijk tegen Eric, maar hij deed niet bepaald moeite zich geliefd te maken. Op zijn zesentwintigste was hij een verbitterde oude man.
Ik zat vaak gefascineerd toe te kijken terwijl Dixie mai tais, gin-tonics, manhattans, martini's, en weerzinwekkende brouwsels als pink squirrels en crème de menthe frappés mixte. Ze praatte aan één stuk door en keek nauwelijks naar wat ze deed. Soms mixte ze vier of vijf drankjes tegelijk zonder ook maar een moment te aarzelen. Ze had een diepe, hese lach. Ze wisselde regelmatig schunnige opmerkingen uit met de jongens, die ze allemaal bij naam en toenaam kende. Ik was onder de indruk van haar platvloerse zelfverzekerdheid. Tegelijkertijd beklaagde ik haar vanwege haar man, met zijn verbittering en zijn duidelijke beperkingen, die zich naar ik aannam ook tot het seksuele gebeuren uitstrekten. Maar dan nog kwam het nooit bij me op dat ze hem zou bedriegen, en zeker niet met mijn echtgenoot. Ik moest hersendood geweest zijn om het niet in de gaten te hebben - tenzij ze dit hele gedoe natuurlijk verzonnen had om Mickey het alibi te verschaffen dat ik hem ontzegd had.
Dixie was ongeveer even lang als ik, broodmager, met een langwerpig smal gezicht en een slordige massa roodbruin haar die tot halverwege haar rug viel. Haar wenkbrauwen waren geëpileerd, en vormden nu twee spichtige boogjes die als vleugeltjes uitwaaierden vanaf de rug van haar neus. Haar ogen waren zwaar opgemaakt met zwarte eyeliner, en ze droeg valse wimpers die haar ogen des te meer lieten opvallen. Ze droeg gewoonlijk geen beha onder haar T-shirt, en haar minirokjes waren zo kort dat ze nauwelijks kon gaan zitten. Soms zocht ze het in tegenovergestelde richting en ging gekleed in lange omajurken of tunieken van Indiase katoen en pantalons met wijd uitlopende pijpen.
Ik las haar briefje nogmaals, maar de inhoud was nog steeds hetzelfde. Zij en Mickey hadden een verhouding gehad. Dat scheen de onderliggende boodschap te zijn, hoewel ik het moeilijk te geloven vond. Hij had nooit ook maar de geringste aanwijzing gegeven dat hij zelfs maar in haar geïnteresseerd was, of misschien ook wel en was ik te naïef geweest om er iets van te merken. Hoe had ze daar gezellig met mij kunnen staan babbelen als ze het achter mijn rug met Mickey aanlegde? Aan de andere kant was het idee ook weer niet helemaal strijdig met Mickeys geschiedenis.
Voordat we elkaar hadden leren kennen, had hij heel wat verhoudingen gehad, maar hij was per slot van rekening vrijgezel en gewiekst genoeg om emotionele verwikkelingen te vermijden. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig was seks ongedwongen, recreatief, oppervlakkig, en vrijblijvend. De vrouwen waren bevrijd door de komst van de pil, en dope had eventuele overige remmingen weggenomen. Het was het tijdperk van de love-ins, psychedelica, drop-outs, anti-oorlogsdemonstraties, bodypainting, moordaanslagen, lsd en geruchten over jongelui die zo stoned waren dat ze hun ogen onherstelbaar beschadigden door te lang in de zon te staren.
Het was ook het tijdperk waarin de misdaadbestrijding begon te veranderen. In 1964 had het Hooggerechtshof bepaald, in de rechtszaak Escobedo vs. de staat Illinois, dat de weigering van de politie om gehoor te geven aan Escobedo's verzoek om zijn advocaat te mogen raadplegen tijdens een verhoor, een schending van het Zesde Amendement was. Twee jaar later, in 1966, in de rechtszaak Miranda vs. de staat Arizona, oordeelde het Hooggerechtshof opnieuw ten gunste van de klager, en concludeerde dat er sprake was geweest van schending van de rechten zoals die vastgelegd waren in het Zesde Amendement. Vanaf dat moment onderging het klimaat in de misdaadbestrijding een verandering, en het image van Dirty Harry werd vervangen door in elk geval de schijn van zelfbeheersing.
Mickey wond zich op over de beperkingen die van hogerhand werden opgelegd en, meer in het algemeen, over de wettelijke restricties die naar zijn mening een doeltreffend politieoptreden in de weg stonden. Hij was een ouderwetse politieman. Hij identificeerde zich met de slachtoffers van de misdaad. Hij vond dat hun rechten de enige waren die telden. Laat de dader zijn eigen boontjes maar doppen. Hij vond het vreselijk om de schuldigen in bescherming te moeten nemen, en hij moest niets hebben van de zogenaamde rechten van de verdachte. Soms had ik wel eens het idee dat hij zijn opvattingen ontleend had aan de massa's pulplectuur die hij in zijn jeugd gelezen had.
Ik wil er graag even op wijzen dat niets van dat alles me bekend was toen we elkaar leerden kennen. Ik was niet alleen diep onder de indruk van zijn vrijgevochten instelling, maar ook vol bewondering voor wat ik ten onrechte aanzag voor wereldwijsheid. Ik vermoed dat Mickey van mening was dat bepaalde regels en voorschriften op hem eenvoudigweg niet van toepassing waren. Hij hield zich niet aan de normen die de meeste politiemensen uiteindelijk leerden accepteren. Mickey was gewend om zijn zin te krijgen, ervaren in wat hijzelf omschreef als 'bepaalde traditionele methodes om een verdachte te overreden om medewerking te verlenen aan het tot stand komen van incriminerende verklaringen'. Mickey zei dat meestal op een toon die iedereen in lachen deed uitbarsten.
Mickey werd op handen gedragen door zijn collega's en tot de maand maart van dat jaar waren zijn aanvaringen met de korpsleiding beperkt gebleven tot een reeks niet al te ernstige overtredingen van de regels. Hij diende zijn rapporten te laat in en af en toe was hij recalcitrant, maar hij scheen intuïtief aan te voelen tot hoever hij kon gaan. Twee keer was er door burgers een klacht tegen hem ingediend: een keer wegens aanstootgevend taalgebruik en een keer wegens het buitensporig gebruik van geweld. In beide gevallen werd er door het korps een onderzoek ingesteld, maar men zag geen aanleiding om maatregelen tegen hem te nemen. Dat nam niet weg dat het zijn reputatie geen goed deed. Bij hem was er sprake van een merkwaardige mix van het buitenissige en het conventionele. In zijn privé-leven was hij rechtschapen op het overdrevene af - wat zijn belastingen betreft, zijn rekeningen, zijn persoonlijke schulden. Hij was loyaal ten opzichte van zijn vrienden en discreet met betrekking tot anderen. Hij kwam altijd zijn verplichtingen na, behalve (ogenschijnlijk) tegenover mij. Hij zou nooit iets doorvertellen dat hem in vertrouwen was medegedeeld, nooit een kameraad of een collega verlinken. Mannen keken tegen hem op. Vrouwen koesterden een aan heldenverering grenzende bewondering voor hem. Dat weet ik omdat ik dat ook deed, waarbij ik zijn non-conformisme verhief tot een prijzenswaardige in plaats van een enigszins gevaarlijke eigenschap.
Achteraf is het me wel duidelijk dat ik de waarheid over hem niet wilde weten. Ik was in april 1971 van de politieacademie gekomen en werd ingelijfd door het politiekorps van Santa Teresa zodra ik in mei eenentwintig werd. Ik had Mickey in november van het jaar daarvoor ontmoet, en ik werd verblind door het imago dat hij uitstraalde: doorgewinterd, nors, cynisch, wijs. Binnen enkele maanden raakten we verliefd op elkaar, en in augustus trouwden we - dat alles zonder elkaar meer dan oppervlakkig te hebben leren kennen. Ik was vastbesloten om hem te zien als de man die ik wilde dat hij was. Ik moest in hem geloven. Ik zag hem als een idool, dus accepteerde ik zijn versie van gebeurtenissen zelfs wanneer het gezond verstand me ingaf dat hij de feiten naar zijn hand zette.
In de herfst van 1971, nadat Mickey overgeplaatst was naar Inbraak en Diefstal, ontstond er wat eufemistisch een 'botsing van persoonlijkheden' werd genoemd met Con Dolan, de chef van de afdeling. Inspecteur Dolan was een autocraat en iemand die overdreven veel belang hechtte aan het naleven van allerlei regeltjes, wat ertoe leidde dat beide mannen keer op keer met elkaar in botsing kwamen. Hun aanvaringen sloegen Mickeys hoop op promotie de bodem in. Een halfjaar later, in het voorjaar van 1972, diende Mickey zijn ontslag in om een nieuwe confrontatie met Interne Zaken te voorkomen. Er liep indertijd een onderzoek naar hem wegens doodslag nadat hij betrokken was geweest bij een kroegruzie. Zijn onenigheid met een zekere Benny Quintero resulteerde in de dood van laatstgenoemde. Dat was op 17 maart, St. Patrick's Day, en Mickey had geen dienst en zat in de Honky-Tonk te drinken met een stel kameraden die zijn versie van de gebeurtenissen bevestigden. Hij beweerde dat de man dronken was en beledigende taal uitsloeg en een dreigende houding aannam. Mickey zette hem buiten de deur en op het parkeerterrein vond vervolgens een korte schermutseling plaats. Volgens Mickey had de beschonken man geprobeerd hem aan te vallen, en had hij hem alleen maar van zich afgeduwd. Getuigen verklaarden dat hij niet geslagen had. Benny Quintero maakte zich uit de voeten, en daarna had niemand hem meer gezien tot zijn mishandelde en bebloede lijk de volgende dag aangetroffen werd in de berm van Highway 154. Interne Zaken stelde een onderzoek in en Mickeys advocaat, Mark Bethel, adviseerde hem om zijn mond te houden. Aangezien Mickey de hoofdverdachte was en de kans liep om strafrechtelijk vervolgd te worden, deed Bethel wat hij kon om hem van alle blaam te zuiveren. Interne Zaken kan een getuigenis afdwingen maar mag zijn bevindingen niet ter kennis brengen van de officier van justitie. Evengoed kon de zaak ernstige consequenties hebben. Met het oog op de steeds luider klinkende roep om politiemensen van onbesproken gedrag, was het korps vastbesloten de zaak door te zetten. Mickey diende zijn ontslag in om te voorkomen dat hij verhoord zou worden. Als hij dat niet gedaan had, zou hij hoe dan ook ontslagen zijn vanwege zijn weigering om mee te werken.
Op de dag dat Mickey zijn politiepenning, zijn wapen en zijn portofoon inleverde, waren zijn collega's woedend. Volgens de binnen het korps geldende voorschriften mochten zijn superieuren geen officiële verklaring afleggen, en Mickey maakte weinig ophef van zijn vertrek, waardoor hij in de ogen van zijn kameraden des te heroïscher werd. De indruk die hij wekte was dat hij, ondanks de manier waarop hij behandeld was, zijn loyaliteit ten opzichte van het korps voorrang gaf boven zijn recht om zich te verdedigen tegen volkomen gezochte en onterechte beschuldigingen. Hij speelde zijn rol zo overtuigend dat ook ik hem geloofde tot op het moment dat hij me vroeg om voor hem te liegen. Er werd een strafrechtelijk onderzoek ingesteld, en daarin was voor mij een rol weggelegd. Blijkbaar zat er een hiaat van vier uur in Mickeys alibi voor die avond. Hij weigerde te zeggen waar hij geweest was of wat hij gedaan had tussen het tijdstip waarop hij de Honky-Tonk verlaten had en het tijdstip waarop hij thuis was gekomen. Men verdacht hem ervan dat hij die kerel gevolgd was en het karwei elders had afgemaakt, maar Mickey ontkende alles. Hij vroeg mij om hem een alibi te verschaffen, en dat was het moment dat ik besloot om bij hem weg te gaan.
Ik verliet hem op 1 april en vroeg de tiende van die maand echtscheiding aan. Een paar weken later bleek uit het rapport van de lijkschouwer dat Quintero, een Vietnamveteraan, tijdens zijn diensttijd een verwonding aan het hoofd had opgelopen. Tijdens gevechtshandelingen was hij geraakt door de kogel van een sluipschutter, en er zat nu een roestvrijstalen plaatje op de plek waar een gedeelte van zijn schedel weggeslagen was. De officiële doodsoorzaak was een lichte maar hardnekkige bloeding in de hersenen, die door de geringste klap of stoot veroorzaakt kon zijn. Bovendien vermeldde het toxicologisch rapport een alcoholpromillage van 1,5 met sporen van amfetamine, marihuana en cocaïne. Er was geen enkel bewijs dat Mickey en Benny elkaar na hun schermutseling op het parkeerterrein nogmaals tegen het lijf waren gelopen. De officier van justitie besloot af te zien van vervolging, dus Mickey ging vrijuit. Maar tegen die tijd was het kwaad natuurlijk al geschied. Hij was zijn baan kwijt en niet lang daarna was hij ook mij definitief kwijt. In de loop der jaren was mijn ontgoocheling geleidelijk aan weggesleten. Ik had geen behoefte aan contact met hem, maar ik wenste hem ook geen kwaad toe. Volgens mijn laatste informatie was hij werkzaam in de beveiligingsbranche, een ooit toegewijd politieman gedegradeerd tot het werken in nachtdienst in een imitatie van een politie-uniform.
Ik las het briefje nogmaals door, terwijl ik me afvroeg wat ik gedaan zou hebben als ik het indertijd ontvangen had. Plotseling werd ik bevangen door een gevoel van ongerustheid. Als dit waar was, had ik wel degelijk bijgedragen aan zijn ondergang.
Ik trok de la open en haalde mijn adresboekje tevoorschijn dat ik, alsof de duvel ermee speelde, opensloeg op de bladzijde waar hij vermeld stond. Ik nam de hoorn van de telefoon en toetste zijn nummer in. Even later klonk er een schrille tweetonige fluittoon en de gebruikelijke ingeblikte boodschap dat het betreffende nummer niet langer in gebruik was. Als ik eraan twijfelde of ik het juiste nummer had gedraaid, kon ik het nummer controleren en het opnieuw proberen. Voor alle zekerheid toetste ik het nummer nogmaals in en kreeg dezelfde boodschap te horen. Ik hing op en probeerde te bedenken of er nog andere mogelijkheden waren die ik zou kunnen proberen.