6

Forbes Run slingerde zich als een stenen lint door de lage heuvels aan de voet van de bergketen naar boven. Zware eikentakken hingen over de weg. Ik zag nergens huizen, maar een serie bordjes met opschrift duidde erop dat er zich buiten het zicht grote landgoederen bevonden. Ik hield de huisnummers aan weerskanten van de weg in de gaten die sprongsgewijs opliepen, afwisselend even en oneven; 317, 320, 323, 326. Het landgoed van de Hightowers, op nummer 329, werd omheind door een lage uit veldkeien opgetrokken muur, met daarin een elektronisch bediend houten hek dat openging zodra ik op het knopje drukte. Of de Hightowers verwachtten iemand, of het interesseerde ze niet zo veel wie er bij hen aan de deur kwam. De oprijlaan was misschien wel een halve kilometer lang en riep visioenen op van een waarachtig Engels landhuis aan het eind ervan, in Tudorstijl, met drie verdiepingen en een schuin leien dak. Maar wat ik uiteindelijk te zien kreeg, was iets totaal anders. Het huis was eigentijds: langwerpig en laag, met een buitenmodel dak dat licht glooiend opliep tot een punt in het midden. Ik zag vier grote natuurstenen schoorstenen, groepjes waaierpalmen, en enorme zwarte steenklompen ter grootte van mijn auto die door de Vesuvius uitgebraakt moesten zijn en vervolgens hierheen getransporteerd, puur uit effectbejag. Aan de rechterkant zag ik vier garagedeuren naast elkaar.

Ik zette mijn auto op de grote cirkelvormige parkeerplaats aan de voorkant en liep over het brede, glooiende betonnen pad dat naar de voordeur voerde. Een vrouw van een jaar of dertig, gekleed in spijkerbroek, wit T-shirt en tennisschoenen, stond me al in de deuropening op te wachten. Dit was beslist Dixie niet, en heel even vroeg ik me af of ik naar het verkeerde huis was gekomen.

'Ms. Yablonsky?' zei ze.

'Eh, nee. Ik ben op zoek naar Eric en Dixie Hightower. Ben ik hier aan het goede adres?'

'Neem me niet kwalijk. Natuurlijk. Ik dacht dat u iemand anders was. We houden sollicitatiegesprekken voor huishoudelijk personeel, en de vrouw die ik verwacht, is al een halfuur te laat. Verwacht Mrs. Hightower u?' De vrouw bleef zelf naam- en functieloos: dienstmeisje, factotum, secretaresse. Ze vond het vermoedelijk niet nodig zich voor te stellen.

'Ik ben een oude vriendin van haar,' zei ik. Ik haalde een visitekaartje tevoorschijn en gaf het aan haar.

Ze bekeek het met gefronst voorhoofd. 'privédetective? Waar gaat het over?'

'Ik hoop dat ze me in contact kunnen brengen met een wederzijdse kennis. Een zekere Mickey Magruder. Mijn ex-echtgenoot.'

'O. Komt u verder, dan zal ik Mrs. Hightower zeggen dat u er bent.'

'Is Eric thuis?'

'Mr. Hightower is momenteel de stad uit, maar hij kan elk moment thuiskomen.'

Ik stapte de hal in en bleef met een ongemakkelijk gevoel staan wachten terwijl ze uit het zicht verdween. Soms word ik in verlegenheid gebracht door rijkdom, die zijn eigen regels schijnt te hebben. Kon ik rustig wat rondslenteren of moest ik blijven staan waar ik stond? Tegen een van de wanden stond een rechthoekige stenen bank. De vrouw had niet gezegd dat ik kon gaan zitten en ik wilde onder geen beding een flater slaan. Stel dat het een beeldhouwwerk bleek te zijn dat het begaf onder mijn gewicht. Ik draaide langzaam om mijn as zodat ik alles in me op kon nemen als een inbreker in spe, een spelletje dat ik wel vaker speel. Ik nam in- en uitgangen in me op, en vroeg me af waar een eventuele wandkluis zich zou kunnen bevinden. Als ik afluisterapparatuur zou moeten aanbrengen, waar kon ik dat dan het beste doen?

De vloeren waren geplaveid met glanzend marmer in een heel lichte zandkleur. Ik zag de afdrukken van oeroude zeeschepsels in het marmer, een klein fossielenmuseum aan mijn voeten. Rechts van me bevond zich een lange, brede gang. Het plafond was ongeveer drieënhalve meter hoog, en één kant van de hal was voorzien van ramen die van de vloer tot aan het plafond reikten. Aan de andere wanden, die hagelwit waren geschilderd, hing een serie kleurige abstracte olieverfschilderijen van bijna twee meter hoog, vermoedelijk kostbaar en vervaardigd door een kunstenaar die al dood was.

Recht vooruit was een dubbele deur die openstond en ik kon een blik in de zitkamer werpen, die zeker wel tien meter lang was. Ook hier weer twee wanden met glas vanaf de vloer tot aan het plafond, ditmaal met een panoramisch uitzicht op pijnbomen, eiken, reuzenvarens, eucalyptusbomen, en de bergen verderop. Ik luisterde, en toen ik niets hoorde, liep ik op mijn tenen het vertrek in om het beter te kunnen bekijken. Het balkenplafond liep schuin omhoog tot bijna kathedraalhoogte. Aan de linkerkant bevond zich een enorme open haard met een marmeren schouw. Aan de andere kant van het vertrek stonden vitrines met een verscheidenheid aan kunstvoorwerpen. Aan de linkerkant zag ik een ingebouwde bar. Het meubilair was eenvoudig: grote zwartleren stoelen en banken zonder armleuning, glazen tafels met chromen onderstel, een vleugel, indirecte verlichting.

Ik hoorde voetstappen door de marmeren hal mijn richting uit komen. Ik had net met een paar reusachtige stappen mijn oorspronkelijke positie in de hal weer bereikt toen Dixie in zicht kwam. Ze droeg nauwsluitende jeans, laarzen met naaldhakken, en een zeemkleurige blazer over een hagelwitte zijden blouse. De enige sieraden die ze droeg waren twee grote bakelieten armbanden om haar dunne pols. Ze moest nu ongeveer veertig zijn, maar ze was nog altijd buitengewoon mager: smalle heupen, platte buik, nauwelijks een achterwerk. De schoudervullingen in haar blazer wekten de indruk dat ze beschermende kledij droeg. Haar kapsel was een o zo chique warboel in een tint die een overvloedig gebruik van chemische middelen deed vermoeden, een rood ergens tussen bordeaux en rode oker in. Verdwenen waren de valse wimpers en de opzichtige zwarte eyeliner. Merkwaardig genoeg leken haar ogen door het ontbreken van make- up veel groter en haar hele gezicht oogde zachter. Haar huid was vaalbleek en ze had donkere kringen onder haar ogen, rimpels in haar voorhoofd, een rimpelige hals. Moeilijk te geloven dat ze haar toevlucht nog niet genomen had tot een kleine chirurgische verversing. Evengoed zag ze er aantrekkelijk genoeg uit. Haar hele houding straalde een bepaalde zwierigheid uit. Ze scheen te weten wie ik was en noemde mijn naam met een gekunstelde warmte terwijl ze haar hand uitstak. 'Kinsey. Wat leuk. Wat een geweldige verrassing. Stephie zei dat je er was. Wat is dat lang geleden.'

'Hallo, Dixie. Je ziet er fantastisch uit. Ik wist niet zeker of je nog wel zou weten wie ik was.'

'Hoe zou ik dat ooit kunnen vergeten?' zei ze. 'Jammer dat Eric er niet is.' Ze nam me op met een blik zonder ook maar een spoortje belangstelling. Net als zij droeg ik een spijkerbroek, maar die van mij was van het soort waarin je de auto wast of dotten haar uit de afvoer van de badkamer pulkt. Sinds ik haar voor het laatst gezien had, was ze gestegen op de maatschappelijke ladder en had een nauwelijks te omschrijven air van elegantie verworven. Nergens voor nodig om diamanten te dragen als er ook plastic was. Haar blazer was gekreukt zoals alleen dure stoffen kunnen kreuken - linnen en zijde... je kent dat wel.

Ze wierp een blik op haar horloge, dat ze aan de binnenkant van haar pols droeg. Het was een exemplaar in de stijl van de jaren veertig, afgezet met kleine diamantjes, aan een zwart gevlochten bandje. Ik had fraaiere exemplaren gezien op de rommelmarkt, wat alleen maar aantoont hoeveel verstand ik van dat soort dingen heb. Dat van haar was waarschijnlijk een zeldzaam exemplaar, op het eerste gezicht herkenbaar voor diegenen die in dezelfde chique zaken winkelden als zij. 'Wil je wat drinken?' vroeg ze. 'Het is bijna cocktailtijd.'

Volgens mijn horloge was het tien over vier. Ik zei: 'Graag,' en stond op het punt een grapje te maken over crème de menthe frappé toen er een zwarte man in een wit jasje verscheen met een zilveren dienblad in de hand. Een eigen barman? Het werd hoe langer hoe mooier.

Ze zei: 'Wat zal het zijn?'

'Een Chardonnay, graag.'

'We zijn op de patio,' zei ze, zonder zich rechtstreeks te richten tot haar trouwe bediende. Het viel me op dat Dixie niet hoefde te vermelden wat zij wilde drinken.

Ik liep achter haar aan door de met marmer geplaveide eetkamer. De rechthoekige eettafel was van kersenhout en er stonden genoeg stoelen omheen om plaats te bieden aan een gezelschap van twaalf personen. Er was iets merkwaardigs aan het huis, en het duurde even voordat ik doorhad wat het was. Er waren geen trappen, geen hoogteverschillen, geen vloerkleedjes, nergens vaste vloerbedekking. Ik dacht aan Eric in zijn rolstoel, en vroeg me af of de vloeren ten bate van hem kaal waren gelaten.

Ik vond het merkwaardig dat Dixie me nog niet gevraagd had naar de reden voor mijn onaangekondigde bezoek. Misschien had ze wel al die jaren op me zitten wachten, reacties instuderend op alle mogelijke wendingen die het gesprek zou kunnen nemen. Zij had altijd al geweten dat ze met Mickey gerotzooid had, terwijl ik daar nog maar net achter gekomen was, waardoor ik in een nadelige positie verkeerde. Ik laat me niet vaak verleiden tot een woordenstrijd met andere vrouwen. Dergelijke confrontaties zijn zeldzaam, maar er gaat wel een zekere wellustige aantrekkingskracht van uit. Ik dacht aan al die op mannelijke fantasieën gebaseerde films waarin vrouwen elkaar als zwerfkatten in de haren vliegen en over de vloer rollebollen. Ik had daar nooit veel aanleiding toe gehad, maar dat zou misschien veranderen. Ik voelde hoe mijn intrinsieke valsheid de kop opstak.

Dixie deed een glazen schuifdeur open en we stapten een ruime met glas afgeschermde patio op met een gladde stenen vloer en een verzameling zes meter hoge bomen in enorme terracotta potten langs de glaswanden. De takken van de bomen zaten vol tjilpende goudvinken. Er stond een set tuinmeubilair, alsmede een lage tafel met een glazen blad en vier gerieflijk uitziende stoelen met dikke kussens. Alles zag er smetteloos uit. Ik vroeg me af waar de vogeltjes hun kleine groenwitte poepjes lieten.

'Dit is eigenlijk een combinatie van kas en volière. Dat daar zijn Zuid-Amerikaanse plantensoorten, Protea's en Bromelia's,' zei ze.

Ik mompelde 'schitterend' bij gebrek aan iets beters. Ik dacht dat bromelia een middeltje was tegen brandend maagzuur. Ze gebaarde naar de gemakkelijke stoelen. Ik snoof etensgeuren op. De geur van gesauteerde knoflook en uien zweefde als een weelderig parfum door de lucht. Misschien zou een van die naamloze bedienden wel verschijnen met een dienblad vol hapjes die ik zonder veel plichtplegingen naar binnen kon werken.

Zodra we plaats hadden genomen, verscheen de zwarte man weer met de drankjes op zijn dienblad. Hij legde voor ons allebei een linnen servetje neer, voor het geval we misschien een boertje moesten laten. Dixies drankje was een martinicocktail zonder ijs. Vier groene olijven waren op een tandenstoker geprikt als bolletjes op een telraam. We namen allebei een slokje. Mijn Chardonnay was heerlijk, met een lange, trage, vanilleachtige afdronk, vermoedelijk niet afkomstig uit een schroefdopfles van de buurtsuper. Ik zag hoe Dixie de gin op haar tong hield als ware het een communieritueel. Ze zette haar glas neer, stak haar hand in de zak van haar blazer en haalde een pakje sigaretten en een kleine gouden aansteker tevoorschijn. Ze stak een sigaret op en inhaleerde met een toewijding die de indruk wekte dat ook roken voor haar een sacrament was. Toen ze zag dat ik naar haar keek, deed ze haar mond open en liet een dikke rookwolk naar buiten drijven die ze door haar neus weer opzoog. 'Rook jij tegenwoordig niet meer?'

Ik schudde het hoofd. 'Ik ben gestopt.'

'Knap van je. Ik denk er niet aan om te stoppen. Al dat gezeur over gezondheid is zó vermoeiend. Je doet waarschijnlijk ook aan lichaamsbeweging.' Ze hield quasinadenkend haar hoofd schuin. 'Laat eens zien. Wat is er op het moment in de mode? Je gaat naar de sportschool,' zei ze, terwijl ze een wijsvinger in mijn richting priemde.

'En bovendien jog ik vijf dagen per week,' zei ik, terwijl ik op mijn beurt mijn wijsvinger op haar richtte.

Ze nam nog een slokje van haar martini. 'Stephie zei dat je op zoek bent naar Mickey. Is hij verdwenen?'

'Niet dat ik weet, maar ik zou graag met hem in contact willen komen. Het enige telefoonnummer dat ik heb, blijkt afgesloten te zijn. Heb jij de laatste tijd nog iets van hem gehoord?'

'Al in geen jaren meer,' zei ze. Ze glimlachte flauwtjes en bestudeerde haar vingernagels. 'Wat merkwaardig dat je dat aan mij vraagt. Er zijn vast andere mensen die beter op de hoogte zijn van zijn doen en laten.'

'Zoals?'

'Shack, bijvoorbeeld. En wie is die andere rechercheur ook al weer? Lit of zoiets. Die trokken altijd met elkaar op.'

'Ik heb net met Shack gesproken, en via hem ben ik bij jou terechtgekomen. Roy Littenberg is overleden. Ik wist niet dat jij en Eric nog altijd hier in de stad woonden.'

Ze keek me even aan door haar sigarettenrook heen. Dixie was niet dom, en ik kon zien hoe ze de situatie analyseerde. 'Wat is nou eigenlijk precies de bedoeling?'

'De bedoeling?'

'Er zit nog iets anders achter.'

Ik pakte mijn schoudertas en haalde de brief uit het buitenvak. 'Ik heb je brief gekregen,' zei ik.

'Mijn brief,' zei ze niet-begrijpend, haar blik gericht op de envelop.

'De brief die je me in 1972 gestuurd hebt,' zei ik. 'Mickey heeft hem in een doos gestopt samen met nog wat andere post die diezelfde dag bezorgd moet zijn. Hij heeft hem niet doorgestuurd, dus ik heb hem vandaag pas gelezen.' Ditmaal scheen ik haar onverdeelde aandacht te hebben.

'Dat meen je niet.'

'Nou en of.' Ik hield de brief omhoog als een bordje tijdens een veiling: mijn bod. 'Ik had geen idee dat je mijn geliefde echtgenoot neukte. Wou je daar misschien iets over zeggen?'

Ze begon te lachen maar bedacht zich toen. 'Sorry. Het spijt me. Ik hoop dat je je niet beledigd voelt, maar je bent ook zo'n onbenul als het over mannen gaat.'

'Dank je. Je weet hoezeer ik jouw mening op prijs stel.'

'Je hoeft je er niet voor te schamen. De meeste vrouwen snappen helemaal niets van mannen.'

'En jij wel?'

'Natuurlijk.' Dixie nam me aandachtig op door haar sigarettenrook heen. Ze boog zich voorover en tikte haar as in een asbak van geslepen glas die op het tafeltje voor haar stond.

'Wat is jouw theorie, Dixie, als ik zo vrij mag zijn om dat te vragen?'

'Je moet hén gebruiken voordat ze jou gebruiken,' zei ze met een flauw glimlachje.

'Subtiel. Romantisch. Dat moet ik even opschrijven.' Ik deed alsof ik iets op de palm van mijn hand noteerde.

'Het mag dan misschien niet subtiel zijn, maar het is wel praktisch. Voor het geval het je nog niet opgevallen was, de meeste mannen geven geen moer om romantiek. Ze willen je alleen maar tussen de lakens zien te krijgen. Wat moet ik er nog meer aan toevoegen?'

'Tja, daarmee is alles wel zo'n beetje gezegd,' zei ik. 'Mag ik vragen, waarom hij? Er kwamen indertijd ik weet niet hoeveel politiemensen in de Tonk.'

Ze aarzelde, kennelijk met zichzelf overleggend welke houding ze zich zou aanmeten. 'Hij was heel erg goed,' zei ze met een spoor van een glimlach.

'Ik vroeg je niet om een evaluatie. Ik wil alleen maar weten wat er aan de hand was.'

'Waarom doe je zo agressief? Uiteindelijk zou je toch bij hem weggegaan zijn, dus waar maak je je druk om?'

'Ik ben gewoon nieuwsgierig.'

Ze haalde met een elegant gebaar één magere schouder op. 'Hij en ik hadden al een relatie lang voordat jullie elkaar leerden kennen. Hij verbrak de relatie, maar na een tijdje kwam hij toch weer bij me terug. Daar hoef je toch niet zo moeilijk over te doen. We waren niet verliefd op elkaar of zo. Ik mag hem dan misschien bewonderd hebben, maar ik kan niet eens zeggen dat ik hem erg graag mocht. Hij bezat een ruw soort charme, maar dat weet jij natuurlijk ook wel. Ik zou het niet eens een verhouding in de ware zin van het woord willen noemen. Het was meer een kwestie van seksuele verslaving, een wederzijdse dienst die we elkaar bewezen. Zo voelde ik het althans. Hoe hij erover dacht weet ik niet. Het is net een soort ziekte. Hij kon er waarschijnlijk net zomin iets aan doen als ik.'

'Zeg, doe me een lol. Kom me nou niet aan met die flauwekul over seksuele verslaving. Wat een gezeik,' zei ik. 'Is het nooit bij je opgekomen dat een belofte van huwelijkstrouw meer is dan een loze kreet?'

'Die van jou scheen anders ook niet veel te betekenen. Tot de dood ons scheidt? Ik ben tenminste nog steeds getrouwd, en dat kun jij niet zeggen. Of heb ik dat misschien mis? Neem me niet kwalijk. Misschien ben je wel hertrouwd en heb je inmiddels een heel stel kinderen, alleen heb ik geen trouwring gezien.'

'Waren jullie samen de avond dat Benny Quintero stierf?'

Haar glimlach verdween. 'Ja.' Vlak. Geen aarzeling, geen emotie, en geen toelichting.

'Waarom heeft hij me dat niet gezegd?'

'Had je dat echt willen weten?'

'Het zou geholpen hebben. Ik weet niet precies hoe ik gereageerd zou hebben, maar alles zou anders gelopen kunnen zijn.'

'Ik betwijfel het. Je was zo'n verdomd pedant grietje. Werkelijk onuitstaanbaar. Je wist het allemaal zo goed indertijd. Mickey wilde je ontzien.'

'En waarom dan wel?'

'Hij was gek op je. Het verbaast me dat je dat nog moet vragen.'

'Gezien het feit dat hij jou neukte,' zei ik.

'Je was op de hoogte van zijn verleden toen je met hem trouwde. Had je nou echt gedacht dat hij van de ene dag op de andere monogaam zou worden?'

'Waarom heb je besloten mij op de hoogte te stellen terwijl Mickey je gevraagd had om dat niet te doen?'

'Ik was bang dat het slecht voor hem zou aflopen - wat later ook het geval bleek te zijn.'

'Wist Eric van je verhouding met Mickey?'

Een nauwelijks merkbare aarzeling. 'We hebben bepaalde afspraken gemaakt...'

'Ik heb het niet over nu. Wist hij het indertijd?'

Ze nam een lange, bedachtzame trek van haar sigaret terwijl ze nadacht over haar antwoord. 'Het leven was al moeilijk genoeg voor Eric. Hij kon zich maar moeilijk aanpassen nadat hij teruggekeerd was.'

'Met andere woorden, nee.'

'Er was geen sprake van een emotionele band tussen Mickey en mij. Waarom zou ik hem onnodig verdriet doen?'

'Misschien omdat de respectieve echtgenoten er recht op hadden de waarheid omtrent jullie te weten? Als er dan toch geen sprake van liefde was - als het alleen maar een kwestie van seksuele dienstverlening was, zoals jij beweert - waarom konden jullie het ons dan niet gewoon vertellen?'

Ze zweeg terwijl ze me met wijdopen ogen aanstaarde.

'Het is geen hypothetische vraag, ik wil het echt graag weten,' zei ik. 'Waarom konden jullie niet gewoon eerlijk tegenover ons zijn als jullie relatie zo weinig te betekenen had?' Ik wachtte. 'Oké, dan help ik je wel. Wil je het antwoord weten? Wat dacht je hiervan? Omdat we jullie er ongenadig van langs zouden hebben gegeven en gezorgd zouden hebben dat er een eind aan die hele toestand kwam. Ik weet niet hoe Eric erover denkt, maar ontrouw is iets dat ik absoluut niet accepteer.'

'Misschien snap je niet zo goed wat het begrip saamhorigheid inhoudt,' zei ze.

Ik deed mijn ogen even dicht. Ik wilde de voorste poten van haar stoel optillen en haar achterover laten kiepen, alleen maar voor de voldoening om haar hoofd op de stenen vloer te horen bonken. In plaats daarvan citeerde ik in stilte wat ik me herinnerde van het Wetboek van Strafrecht: Mishandeling is het opzettelijk en onrechtmatig toebrengen van lichamelijk letsel.

Ik glimlachte. 'Je vond het geen probleem om ons te bedriegen? Om je lusten te botvieren ten koste van ons? Als je dat onder saamhorigheid verstaat, dan is er écht een steekje aan je los.'

'Je hoeft niet grof te worden.' Er klonk een stem van de andere kant van de patio. 'Neem me niet kwalijk. Dixie?'

We keken allebei om. Stephanie stond in de deuropening.

Dixie voelde zich blijkbaar gegeneerd en het bloed steeg haar naar de wangen. 'Ja, Stephie. Wat is er?'

'Ms. Yablonsky is er. Wil je nu met haar praten of moet ik een nieuwe afspraak maken?'

Dixie zuchtte ongeduldig en drukte haar sigaret uit. Laat haar maar even in mijn kantoor wachten. Ik kom er zo aan.'

'Oké. Komt in orde.' Stephie deed de glazen schuifdeur dicht en bleef even naar ons staan kijken voordat ze wegliep.

'Ik vind dat dit nu wel ver genoeg gegaan is,' zei Dixie tegen mij. 'Je schept er kennelijk een genoegen in om een hoge toon aan te slaan. Je had er altijd al een handje van om met je morele gelijk te koop te lopen...'

'Inderdaad. Dat klopt. En in dit geval volkomen terecht.' 'Als je je glas leeg hebt, kun je jezelf uitlaten.' 'Bedankt. Het was heel gezellig. Je bent nog niets veranderd.' 'Jij ook niet,' zei ze.