21
Het was fris buiten. Het was nog geen tien uur, en er reed een onafgebroken stroom auto's met omlaag gedraaide portierraampjes en bonkende autoradio's door de hoofdstraat van Colgate. In elke auto schenen vier of vijf mensen te zitten, allemaal op weg naar plaatsen waar iets te beleven viel. Ik hoorde een koor van claxons, en van de rechterkant zag ik een roze, verlengde limousine aan komen rijden met daarin een bruid en bruidegom. Ze stonden op de achterbank, hun bovenlichamen boven het open schuifdak uitstekend. De bruid hield met één hand haar sluier vast, die als een rooksliert achter haar aan wapperde. Met haar andere hand hield ze haar bruidsboeket omhoog, haar arm gestrekt als in een Vrijheidsbeeldpose. De bruidegom was kleiner dan zij, misschien achttien jaar oud, in een lavendelkleurige smoking met een wit overhemd met ruches, paarse vlinderdas en cummerbund. Zijn haar was kortgeknipt en zijn oren zagen rood van de kou. De limo werd gevolgd door een hele serie auto's die allemaal claxonneerden en waarvan de meeste voorzien waren van papieren bloemen, slingers, en slierten kletterende blikjes. Ze schenen op weg te zijn naar het Mexicaanse restaurant een eindje verderop. Automobilisten en voetgangers reageerden vrolijk claxonnerend en kreten slakend op dit rijdende wagenspel.
Ik liep naar mijn auto, stapte in en sloot aan bij de file die zich achter de stoet feestgangers had gevormd. We reden stapvoets terwijl de ene auto na de andere, zodra het tegemoetkomende verkeer het toeliet, linksaf het parkeerterrein van het restaurant op draaide. Toen ik naar rechts keek, zag ik Carlin Duffy lopen, met gebogen hoofd en zijn handen in de zakken van zijn jack. Ik had de man pas twee keer gezien, maar zijn lengte en zijn stroblonde haar lieten geen ruimte voor twijfel. Was hij in de Tonk geweest en had ik hem over het hoofd gezien? Hij leek op weg te zijn naar de boomkwekerij, een afstand van misschien tweeënhalve kilometer. Als een geschenk uit de hemel draaide hij zich op dat moment om en stak zijn rechterhand uit met de duim naar boven.
Ik stuurde de auto naar de kant en boog me opzij om het portier aan zijn kant open te doen. Hij scheen verbaasd dat iemand, laat staan een vrouw, hem op dat tijdstip nog een lift wilde geven. Ik zei: 'Je kunt meerijden tot aan de oprit van de 101 bij Peterson. Heb je daar wat aan?'
'Fantastisch.'
Met rinkelende sporen stapte hij naast me in en trok het portier met een klap dicht. Hij keek over zijn schouder en snoof spottend. 'Heb je die bonenvreters gezien? Wat een stel. Die bruidegom ziet eruit alsof hij dertien is. Heeft haar waarschijnlijk zwanger gemaakt. Had-ie zijn pik maar in zijn broek moeten houden.'
'Fraaie taal,' zei ik.
Hij keek me belangstellend aan. Van dichtbij was zijn spichtige gezicht niet bepaald knap te noemen: dicht opeenstaande lichte ogen en een lange smalle neus. Hij had één vooruitstekende snijtand, en de rest van zijn gebit was ook tamelijk onregelmatig. Het stroblonde haar was het resultaat van peroxide, en de donkere wortels begonnen alweer uit te groeien. Hij verspreidde een geur van houtrook en vuile sportsokken. Hij zei: 'Ik heb jou wel eens eerder gezien.'
'Waarschijnlijk in de Honky-Tonk. Daar kom ik net vandaan.'
'Ik ook. Ik heb een paar nikkers een poot uitgedraaid met biljarten. Hoe heet je?'
'Kinsey. En jij bent Carlin Duffy. Ik ben al een tijdje naar je op zoek.'
Hij keek me even van opzij aan en staarde toen recht voor zich uit door de voorruit. 'Hoe dat zo?'
'Jij kent Mickey Magruder.'
Hij wierp me een taxerende blik toe en keek toen uit het zijraampje. Toen hij weer sprak, hield zijn stem het midden tussen nors en afwerend. 'Ik had niks te maken met die kwestie in L.A.'
'Dat weet ik. Ik dacht dat we samen misschien zouden kunnen uitkienen wat er precies gebeurd is. Noemen je vrienden je Carlin?'
'Duffy. Ik ben geen homo,' zei hij. Hij keek me met een sluwe blik aan. 'Jij bent van de politie, is het niet?'
'Dat was ik vroeger. Nu ben ik privédetective, en ik werk voor mezelf.'
'Wat wil je van me?'
'Ik zou graag willen dat je me over Mickey vertelde. Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?'
'Waarom zou ik jou dat vertellen?'
'Waarom niet?'
'Ik weet helemaal niks.'
'Misschien weet je wel meer dan je denkt.'
Hij dacht even na, en ik kon hem bijna zien omschakelen. Duffy was van het soort dat nooit iets weggaf zonder er iets voor terug te krijgen. 'Ben je getrouwd?'
'Gescheiden.'
'Weet je wat? Laten we een paar biertjes kopen en naar jouw huis gaan. Dan kunnen we net zolang praten als je maar wilt.'
'Als je voorwaardelijk in vrijheid bent gesteld, is een overtreding van het alcoholverbod zo'n beetje het stomste wat je kunt doen.'
Duffy keek me van opzij aan. 'Wie is er hier voorwaardelijk in vrijheid gesteld? Ik heb mijn straf uitgezeten en ik ben zo vrij als een vogel.'
'Laten we dan naar jou toe gaan. Ik woon op kamers en ik mag op dit tijdstip geen gasten meer ontvangen.'
'Ik heb geen onderdak.'
'Wel waar. Je woont in een onderhoudsloods op de boomkwekerij van Bernie Himes.'
Hij stampte op de vloer en haalde geagiteerd een hand door zijn haar. 'Godverdomme! Hoe weet jij dat nou weer?'
Ik tikte tegen mijn slaap. 'Ik weet ook dat je de broer van Benny Quintero bent. Wil je soms over hem praten?'
Inmiddels was ik de zijweg die naar de kwekerij leidde al gepasseerd en reed nu in de richting van de bergen.
'Waar ga je heen?'
'Naar de drankwinkel,' zei ik. Ik stopte bij een avondwinkel die gevestigd was in een voormalig benzinestation. Ik haalde een biljet van twintig dollar uit mijn schoudertas en zei: 'Ik trakteer. Haal maar waar je zin in hebt.'
Hij keek naar het bankbiljet en pakte het toen aan, waarna hij met nauwelijks verholen opwinding uitstapte. Ik keek hem na terwijl hij de winkel binnenging en door de gangpaden begon te lopen. Er was niets dat ik kon doen als hij zou besluiten de zaak via de zij-uitgang te verlaten en de benen te nemen. Waarschijnlijk besefte hij dat dat vrij zinloos zou zijn. Ik hoefde alleen maar naar de kwekerij te rijden en hem daar op te wachten.
De winkelbediende hield Duffy argwanend in de gaten, voor het geval hij zich schuldig mocht maken aan winkeldiefstal of misschien wel van plan was een vuurwapen tevoorschijn te halen en er met de inhoud van de kassa vandoor te gaan. Duffy haalde twee sixpacks bier uit de koelvitrine achter in de zaak en pakte onderweg naar de kassa ook nog een grote zak chips en wat andere artikelen mee. Bij de kassa betaalde hij met mijn twintigdollarbiljet en stopte het wisselgeld in zijn broekzak.
Toen hij weer in de auto stapte, scheen hij in een betere stemming te zijn. 'Heb je ooit wel eens de combinatie van drop en bier geprobeerd? Ik heb een zak drop meegenomen en nog wat andere dingen.'
'Ik ben benieuwd,' zei ik. 'Tussen haakjes, wat is dat voor accent, Kentucky?'
'Inderdaad.'
'Ik durf te wedden dat het Louisville is. Waar of niet?'
'Hoe weet je dat?'
'Ik heb een instinct voor dat soort dingen.'
'Dat moet haast wel.'
Na mijn bovennatuurlijke gaven gedemonstreerd te hebben, reed ik terug over de snelweg, sloeg rechtsaf de zijweg in, en draaide het parkeerterrein van de kwekerij op. Ik parkeerde voor het tuincentrum, dat op dit tijdstip gesloten was. Ik sloot de auto af, hing mijn tas over mijn schouder, en volgde Carlin Duffy over het met turfstrooisel bedekte pad. Het was net of je een diep en overzichtelijk aangelegd bos in liep: brede paden die tussen rijen keurig in het gelid staande, in containers opgekweekte bomen van elke denkbare soort door liepen. De meeste waren onherkenbaar in het donker, maar aan de vorm kon ik palmen en wilgen, jeneverbessen, eiken en pijnbomen onderscheiden. De andere soorten waren voor mij niet meer dan rijen vage silhouetten die ritselden in de wind.
Duffy scheen zich nauwelijks bewust van zijn omgeving. Hij sjokte van het ene donkere pad naar het volgende, schouders opgetrokken tegen de kille avondlucht, terwijl ik ongeveer tien passen achter hem liep. Hij bleef staan toen we de loods bereikten en zocht in zijn zak naar zijn sleutels. De houten loods was donkergroen geschilderd en was voorzien van een plat dak en slechts één raam. Hij maakte het hangslot open en stapte naar binnen. Ik wachtte tot hij een lamp aangedaan had en volgde hem toen naar binnen. De loods was ongeveer twintig bij vijfentwintig meter, verdeeld in vier ruimtes waarin twee vorkheftrucks, een minitractor, en een kleine kraan gestald waren die waarschijnlijk gebruikt werden voor het verplaatsen van jonge bomen. Voor grotere bomen zou zwaardere apparatuur nodig zijn, die vermoedelijk gehuurd werd.
De wanden waren niet geïsoleerd, en de vloer bestond uit een mengsel van grond en sintels dat knarste onder onze voeten. Een van de ruimtes was afgescheiden met lappen zeildoek en oude dekens uit de legerdump die van het plafond naar beneden hingen en een soort tent vormden. Binnenin zag ik een veldbed van hout en canvas staan met een opgerolde slaapzak aan het voeteneind. We gingen de tent in, waar de verlichting bestond uit een kale gloeilamp van 60 watt die van het plafond bungelde. Verder stonden er een straalkacheltje, een kookplaat met twee branders en een minikoelkastje waar misschien net twee sixpacks bier in pasten. Duffy's kleren hingen aan een serie spijkers die in de zijwand waren geslagen: een spijkerbroek, een vliegeniersjack, een wollen overhemd, een zwartleren broek, een zwartleren vest en twee sweatshirts. Aangezien ik zelf nogal kieskeurig aangelegd ben, gaf het zo te zien ontbreken van schoon ondergoed en een gelegenheid om je te wassen en je tanden te poetsen, me nogal te denken. Misschien was dit toch niet het soort knaap met wie je een langdurig gesprek zou willen voeren in een kleine, ongeventileerde ruimte.
Ik zei: 'Gezellig.'
'Het kan ermee door. Ga jij maar op het bed zitten, dan neem ik de krat wel.'
'Dank je.'
Hij zette de papieren tas met boodschappen op een oranje krat en haalde de sixpacks eruit. Hij zette twee flesjes op de grond en legde de rest in zijn minikoelkast. Hij haalde een flesopener uit zijn zak en wipte de kroonkurken van de twee flesjes, waarvan hij er een aan mij gaf. Hij zette zijn flesje even neer om de zak chips en een blikje dipsaus open te maken, die hij me vervolgens toestak. Ik pakte een handvol chips en legde die op mijn schoot. Het blikje hield ik in mijn hand zodat ik mezelf van de dipsaus kon bedienen.
'Wil je soms een bordje?' vroeg hij.
'Nee hoor, het gaat best zo,' zei ik.
Hij ging op de oranje krat zitten, maakte de zak drop open en stopte twee dropjes in zijn mond, waarna hij een slok bier tussen zijn tanden door zoog met een genotzuchtig gekreun. Binnen niet al te lange tijd zouden zijn tanden en zijn tong pikzwart zijn. Hij boog zich opzij en deed het straalkacheltje aan. Vrijwel onmiddellijk begonnen de elementen rood op te gloeien terwijl het metaal begon te tikken. De hete lucht die zich door de tent verspreidde deed de rest van de ruimte des te killer lijken. Ik moet toegeven dat het wel iets had, dit vertrek binnen een vertrek. Het deed me denken aan de 'huizen' die ik als kind maakte met behulp van over tafelbladen en stoelen gedrapeerde dekens.
'Hoe heb je me gevonden?' vroeg hij.
'Dat was niet zo moeilijk. Je bent aangehouden vanwege een kapot achterlicht. Toen ze je naam in de computer invoerden, kwam er een heel dossier tevoorschijn. Je hebt heel wat tijd in de gevangenis doorgebracht.'
'Ach, nou ja, weet je, dat is allemaal zwaar overdreven. Oké, misschien haal ik soms wel eens wat rottigheid uit, maar nooit iets érnstigs.'
'Je hebt nooit iemand van kant gemaakt.'
'Nee. Ik heb ook nooit iemand beroofd. Ik heb nooit een vuurwapen gebruikt - behalve dan die ene keer. Ik heb nooit drugs gebruikt, ik heb nooit met vrouwen gerotzooid die niet met mij wilden rotzooien, en ik heb me nooit aan kinderen vergrepen. Bovendien heb ik nog geen dag in een federale gevangenis doorgebracht. Het waren voornamelijk akkefietjes waar maximaal drie maanden op staat. Misdadige roekeloosheid, wat stelt dat nou in jezusnaam voor?'
'Ik weet het niet, Duffy. Vertel jij het me maar.'
'Het per ongeluk afschieten van een vuurwapen,' zei hij op minachtende toon. 'Het is oudejaarsavond - een paar jaar geleden alweer. Ik zit in een motel en ik amuseer me kostelijk. Ik ben wat aan het dollen, net als iedereen. Ik schiet in de lucht, en de kogel gaat door het plafond en raakt die dame in haar achterste. Kan ik daar soms wat aan doen?'
'Hoe komen ze erbij,' zei ik, op even verontwaardigde toon.
'Trouwens, zo beroerd is het nou ook weer niet in de nor. Het is er schoon en warm. Je hebt er volleybal, wc's binnenshuis, kleurentelevisie. Het eten is smerig, maar medische verzorging is helemaal gratis. Ik weet meestal toch niet wat ik met mezelf aan moet. Ik ga mezelf steeds meer lopen opfokken totdat ik door het lint ga. De nor is een soort time-out tot ik weer een beetje gekalmeerd ben.'
Ik zei: 'Hoe oud ben je?'
'Zevenentwintig. Hoezo?'
'Word je langzamerhand niet een beetje te oud om zo naar je kamer gestuurd te worden?'
'Ja, je zult wel gelijk hebben. Ik ben van plan het van nu af aan beter aan te pakken. Evengoed is het best wel leuk om alle regels aan je laars te lappen. Geeft je een gevoel van vrijheid.'
'Daar kan ik me wel iets bij voorstellen,' zei ik. 'Heb je ooit een echte baan gehad?'
Hij scheen enigszins verontwaardigd dat ik zijn arbeidsverleden in twijfel trok. 'Ik ben kraanmachinist. Ik heb een opleiding gevolgd in Tennessee en heb mijn diploma gehaald. Ik kan overal mee overweg, hijskranen, vorkheftrucks, bulldozers, noem maar op. Alles wat Caterpillar of John Deere ooit gemaakt hebben. Daar boven in die cabine voel ik me pas echt in mijn element.'
'Vertel me eens over je broer.'
Hij zette het lege flesje op de grond en boog zich voorover, zijn ellebogen op zijn knieën, zijn gezicht geanimeerd. 'Benny was een moordgozer. Hij zorgde beter voor me dan mijn vader en moeder. We deden alles samen, behalve toen hij naar Vietnam ging. Ik was toen pas zes. Ik herinner me nog dat hij terugkwam. Hij had in het ziekenhuis gelegen en daarna in een herstellingsoord, vanwege zijn hoofd. Ma zei dat hij daarna veranderd was. Ze zei dat hij humeurig en opvliegend was, en een beetje traag van begrip. Ik zat daar niet mee. In 1971 kocht hij de Triumph: driecilindermotor, dubbele koppeling. Tweedehands, maar een prachtmachine. In die tijd reed er nog vrijwel niemand op een Harley-Davidson. En je zag ook nog geen Japanners. Het was allemaal bsa en Triumph.' Hij gebaarde naar de chips en ik stak hem de zak en het blikje dipsaus toe.
'Waarom kwam hij naar Californië?'
'Dat weet ik niet precies. Ik geloof dat het iets te maken had met zijn uitkering. Zijn papieren waren zoek geraakt bij de Veterans' Administration of zoiets.'
'Maar daarvoor hoefde hij toch niet helemaal hiernaartoe te komen? In Kentucky heeft de va. ook kantoren.'
Duffy hield zijn hoofd schuin en kauwde op een mondvol chips terwijl hij met de rug van zijn hand zijn lippen afveegde. 'Hij zei dat hij hier iemand kende die de weg wist in al die ambtelijke rompslomp. Hé, ik heb ook nog wat noten gekocht. Geef me die zak eens aan.'
Ik schoof de zak naar hem toe. Hij haalde er een blikje pinda's uit en trok het open. Hij schudde een portie in zijn eigen handpalm en vervolgens in die van mij. Ik zei: 'Iemand bij de va?'
'Voorzover ik me kan herinneren heeft hij me nooit verteld wie het was. Ik was toen nog maar een kind.'
'Hoe lang was Benny hier voordat hij stierf?'
'Misschien twee weken. Mijn moeder kwam met het vliegtuig over, nam zijn stoffelijk overschot mee terug voor de begrafenis, en liet zijn motor terug naar huis vervoeren. Ik ga hem nog steeds opzoeken als ik in de buurt ben. Er is een apart gedeelte van Cave Hill Cemetery gereserveerd voor oorlogsveteranen.'
'Wat hebben ze haar verteld over de omstandigheden waaronder hij om het leven was gekomen?'
'Een of andere smeris heeft hem verrot geslagen. Ze kregen ruzie in de Honky-Tonk en niet veel later was Benny dood.'
'Dat moet een hele klap voor je zijn geweest.'
'Dat kun je wel zeggen, ja. Toen begon ik ook problemen met de wet te krijgen,' zei hij. 'Ik heb op de tuchtschool gezeten tot ik eindelijk oud genoeg was om als volwassene berecht te worden.'
'Wanneer ben je hiernaartoe gekomen?'
'Vijf, zes maanden geleden. Mijn vader is in september overleden. Hij had emfyseem, van het roken van drie pakjes per dag. Zelfs tegen het einde lag hij nog te paffen, terwijl hij nota bene aan de zuurstof lag. Voor hetzelfde geld had hij het hele huis opgeblazen. Ma overleed een maand later. Haar hart hield ermee op terwijl ze in de tuin bladeren aan het harken was. Ik zat toen in de gevangenis van Shelby County wegens rijden onder invloed. Dat sloeg echt helemaal nergens op. Ik moest blazen, en ik zat misschien twee tiende boven de grens. Tjongejonge. Hoe dan ook, toen ik mijn tijd uitgezeten had, ben ik naar huis gelift en het hele huis blijkt ineens van mij te zijn, plus het meubilair, de motor en nog een heleboel andere troep. Het heeft me nog heel wat tijd gekost om die motor weer behoorlijk aan de praat te krijgen.'
'Dat moet een vreemd gevoel zijn geweest.'
'Ja, dat kun je wel zeggen. Ik kon in huis alles doen waar ik zin in had, maar ik vond er niks aan. Ik begon me eenzaam te voelen. In de gevangenis raak je gewend aan andere mensen in je buurt.'
'En toen?'
'Nou, ma had Benny's kamer altijd gelaten zoals hij was. Kleren op de vloer, bed onopgemaakt, alles precies zoals hij het achtergelaten had op de dag dat hij naar Californië vertrok. Ik heb zijn kamer schoongemaakt en opgeruimd en een heleboel troep weggegooid. Van de ene kant was ik wel een beetje nieuwsgierig, maar het was ook om wat te doen te hebben. En toen vond ik Benny's kluisje.'
'Wat voor soort kluisje?'
'Grijs metaal, ongeveer zo groot.' Met zijn handen gaf hij een rechthoek van ongeveer dertig bij vijftien centimeter aan. 'Het zat verstopt in de boxspring van zijn bed.'
'Heb je het nog?'
'Nee. Mr. Magruder heeft het meegenomen, dus die zal het wel ergens verstopt hebben.'
'Wat zat erin?'
'Eens kijken. Een perskaart, op naam van een zekere Duncan Oaks. En ook het militaire identiteitsplaatje van Oaks en een zwart- witfoto van Benny en een of andere knaap, vermoedelijk diezelfde Oaks.'
Weer Duncan Oaks. Ik vroeg me af of Mickey die voorwerpen in een safeloket had opgeborgen. In gedachten maakte ik een notitie. Ik zou nogmaals moeten proberen in Mickeys appartement in te breken. Tot dusver had ik nog geen sleutel van een safeloket gevonden, maar misschien dat een nieuwe speurtocht resultaat zou opleveren. 'Vertel eens wat over je relatie met Mickey.'
'Mr. Magruder is een goeie gozer. Ik mag hem wel. Hij is een keiharde. Eén keer heeft hij me zo'n knal voor mijn kop gegeven dat ik compleet tegen de vlakte ging. Ik zal het nooit vergeten. Ik heb er een losse tand aan overgehouden.' Hij wriggelde aan een snijtand om zijn bewering kracht bij te zetten.
'Waarom ben je naar Californië gekomen, om hem op te sporen?'
'Inderdaad.'
'Hoe heb je hem gevonden? Hij is veertien jaar geleden naar Culver City verhuisd. Hij is heel terughoudend met zijn telefoonnummer en zijn huisadres.'
'Vertel mij wat. Die informatie heb ik losgekregen van Tim, de eigenaar van de Tonk. Daar ben ik eerst naartoe gegaan, omdat daar die vechtpartij tussen hem en mijn broer had plaatsgevonden. Ik dacht dat iemand zich hem misschien zou herinneren en me kon vertellen waar hij tegenwoordig woonde.'
'Wat was je van plan?'
'Hem van kant maken, natuurlijk. Ik had gehoord dat hij degene was die Benny verrot geslagen had. Nadat we met elkaar gepraat hadden, begon ik daar anders over te denken.'
'Hoe bedoel je?'
'Hij dacht dat hij erin geluisd was, en volgens mij had hij daar gelijk in.'
'Hoe dat zo?'
'Hij had een alibi. Hij lag in bed met een getrouwde vrouw en hij wilde haar er niet bij betrekken, en dus hield hij zijn mond dicht. Ik heb met die politieman gepraat die zei dat hij alles gezien had. Het was voornamelijk schelden en duwen. Er is tussen die twee zelfs geen klap gevallen. Ik neem aan dat iemand Benny later te grazen genomen heeft. Het was dat metalen plaatje in zijn schedel dat zijn dood veroorzaakt heeft. Er sijpelde bloed in zijn hersenen, en die zwollen op als een spons.'
'Weet je de naam van die politieman nog?'
'Mr. Shackelford. Ik heb hem vanavond nog in de Honky-Tonk gezien.'
'Wat stond er op die foto in het kluisje?'
'Twee jongens in de rimboe, dat moet Vietnam zijn. Soldaten op de achtergrond. Benny draagt zijn gevechtstenue en een helm die hij versierd heeft met een of ander vredessymbool. Hij heeft een brede grijns op zijn gezicht en hij heeft zijn arm om de schouder van die andere knul geslagen, die met ontbloot bovenlijf en een sigaret tussen zijn lippen bungelend naast hem zit.'
'Hoe ziet hij eruit?'
'Tja, jong, ongeschoren, zware donkere wenkbrauwen en een zwarte snor; nogal onverzorgd, als een echte zandhaas. Bijna geen borsthaar.'
'Staan er namen of data achter op de foto?'
'Nee, maar het is zonder enige twijfel Benny. Het moet 1965 zijn geweest, tussen 10 augustus, toen hij naar Vietnam vertrok, en 17 november, toen hij gewond raakte. Benny zat in Ia Drang met het zevenentwintigste toen een sluipschutter hem in zijn hoofd raakte. Hij had onmiddellijk geëvacueerd moeten worden, maar de helikopter kon niet landen vanwege al het vijandelijke vuur. Hij zei dat tegen de tijd dat hij eindelijk afgevoerd werd, de doden en gewonden als brandhout op elkaar gestapeld lagen.'
'Wat dacht Mickey ervan?'
'Daar heeft hij me niks over verteld. Hij zei alleen maar dat hij de zaak zou uitzoeken.'
'Waar is dat kluisje nu? Ik zou de inhoud graag eens willen bekijken.'
'Hij zei dat hij er een goeie plek voor had. Ik heb geleerd dat ik geen flauwekul met hem moet uithalen. Hij is de baas.'
'Nog even over Duncan Oaks. Welke rol speelt hij in het geheel?'
'Geen idee. Ik neem aan dat hij deel uitmaakte van Benny's eenheid.'
'Dat was Mickey aan het uitzoeken. Ik weet dat hij gebeld heeft met een high school in Louisville...'
'Manual, zeker. Benny heeft op Manual gezeten, voor het schoolfootballteam gespeeld en zo.'
'Niet Manual,' zei ik. 'Louisville Male High. Hij heeft met de bibliothecaresse van de school over Duncan Oaks gepraat. De dag daarop vloog hij erheen. Heb jij daarna nog met hem gesproken, nadat hij was teruggekeerd?'
'Daar kreeg ik de kans niet voor. Ik heb hem een paar keer gebeld, maar hij nam nooit op, dus uiteindelijk ben ik naar zijn huis gegaan. Ik was pisnijdig. Ik dacht dat hij me gewoon liet barsten.'
'Je wist niet dat hij neergeschoten was?'
'Nee, toen nog niet. Ik hoorde het van iemand in zijn flat. De knaap die naast hem woonde. Ik weet zijn naam niet meer, maar hij klonk nogal raar.'
'Wary Beason?'
'Ja, dat is hem. Ik heb zijn raam kapotgeslagen, zo hebben we elkaar leren kennen.' Duffy had in elk geval het fatsoen om schaapachtig te kijken. Hij scheen nog altijd niet te beseffen dat ik diezelfde avond ook in het pand aanwezig was geweest.
Ik staarde naar de grond terwijl ik me afvroeg wat er in vredesnaam aan de hand was. Wat was het verband tussen al die afzonderlijke gebeurtenissen? Tim Littenberg en Scott Shackelford waren allebei in Vietnam geweest, maar op een ander tijdstip dan Benny Quintero, die er aan het begin van de oorlog was geweest, en dan nog maar kort. Tim en Scottie gingen later, begin jaren zeventig. En dan was er ook nog Eric Hightower, wiens tweede verblijf vroegtijdig tot een einde kwam toen hij op een landmijn stapte en beide benen kwijtraakte. Maar ook dat was lang nadat Benny weer naar huis was teruggekeerd. En wat had dat alles te maken met het feit dat Mickey neergeschoten was? Ik kende Mickey goed genoeg om te weten dat hij iéts op het spoor was, maar wat?
'Hé, leef je nog?'
Toen ik opkeek, zat Duffy me bezorgd aan te staren. Ik zette mijn bierflesje neer. 'Ik denk dat ik er maar eens vandoor ga. Ik heb tijd nodig om al deze informatie in me op te nemen. Op dit moment heb ik geen flauw idee wat het verband tussen dit alles is - als er al een verband is,' zei ik. 'Misschien wil ik nog eens met je praten als ik de gelegenheid heb gehad om er eens rustig over na te denken. Kan ik je dan hier vinden?'
'Hier of in de Tonk. Zal ik even met je meelopen naar je auto?'
Ik zei: 'Graag. Het is buiten pikkedonker.'