2

Waarom kip zoveel voor me betekent

Zo, nu weet je dat ik cartoontekenaar ben. En volgens mij ben ik ook best een goede. Maar hoe goed ik ook ben, mijn cartoons zullen nooit de plaats van eten of geld kunnen innemen. Ik wou dat ik een boterham met pindakaas kon tekenen, of een handvol dollarbiljetten, en dan een of andere goocheltruc kon uithalen zodat het echt werd. Maar dat kan ik niet. Dat kan niemand, zelfs de hongerigste goochelaar ter wereld niet. Ik wou dat ik magische krachten had, maar ik ben eigenlijk gewoon een straatarme reservaatsjongen die met zijn straatarme familie in het straatarme Spokane-indianenreservaat woont. Weet je wat het ergst is van arm zijn? O, misschien heb je al in gedachten zitten rekenen en denk je:

Armoede = lege koelkast + lege maag

En ja, soms slaan wij thuis een keer het eten over en is slaap het enige waaruit ons avondmaal bestaat, maar ik weet dat mijn ouders vroeg of laat binnen komen stormen met een emmer Kentucky Fried Chicken. Origineel recept.

En moet je horen, op een rare manier maakt honger dat eten lekkerder smaakt. Wanneer je (ongeveer) achttieneneenhalf uur geen eten hebt gehad, smaakt niets zo lekker als een kippenpoot. En een flink stuk kip kan iedereen zover krijgen dat hij in het bestaan van God gaat geloven, neem dat maar van mij aan.

Dus honger is niet het ergste van arm zijn. En nu vraag je vast en zeker: “Oké, oké, meneer de Hongerkunstenaar, meneer Mondvolwoorden, meneer Owatbenikzielig, wat is dan het ergste van arm zijn?” Nou, goed, dat zal ik je vertellen. Vorige week werd mijn beste vriend Oscar heel erg ziek. Eerst dacht ik dat hij gewoon uitgeput was door de hitte of zo. Ik bedoel, het was een idioot hete julidag (negenendertig graden met een luchtvochtigheid van negentig procent) en er waren zoveel mensen die bezweken van de hitte, dus waarom zou een hondje in bontjas dat niet doen?

Ik probeerde hem water te geven, maar daar moest hij niets van hebben.

Hij lag met rode, waterige, snotterige oogjes op zijn bed. Hij piepte van de pijn. Toen ik hem aanraakte, jankte hij als een gek.

Het leek wel of zijn zenuwen tien centimeter buiten zijn vel uitstaken.

Ik dacht dat het vast beter zou gaan als hij rustig bleef liggen, maar toen moest hij overgeven en spoot de diarree eruit, en hij kreeg krampen waarbij zijn pootjes maar schopten en schopten en schopten.

En natuurlijk was Oscar maar een geadopteerd zwerfhondje, maar hij was het enige levende wezen waarop ik kon vertrouwen. Hij was betrouwbaarder dan mijn ouders, grootmoeder, tantes, ooms, neven, nichten en grote zus. Hij had me meer geleerd dan alle leraren ooit hebben gedaan.

Eerlijk, Oscar was een beter mens dan alle mensen die ik ooit had gekend.

“Ma,” zei ik.

“We moeten met Oscar naar de dierenarts.”

“Hij wordt wel beter,” zei ze.

Maar ze loog. Haar ogen werden altijd donkerder in het midden als ze loog. Ze was een Spokane-indiaan en kon slecht liegen, wat nergens op sloeg. Wij indianen zouden echt beter moeten kunnen liegen, als je nagaat hoe vaak er tegen ons gelogen wordt.

“Hij is heel erg ziek, ma,” zei ik.

“Als we niet met hem naar de dokter gaan, gaat hij dood.”

Ze keek me ernstig aan. En haar ogen waren niet donker meer, zodat ik wist dat ze nu de waarheid ging spreken. En geloof me, er zijn momenten dat de waarheid wel het laatste is wat je wilt horen.

“Junior, lieverd,” zei ma.

“Het spijt me, maar we hebben geen geld voor Oscar.”

“Ik betaal het terug,” zei ik.

“Dat beloof ik.”

“Het gaat honderden dollars kosten, jongen, misschien wel duizend.”

“Ik betaal het terug, wat de dokter kost. Ik zoek een baantje.”

Mijn moeder glimlachte heel droevig en drukte me dicht tegen zich aan. Jee, hoe kon ik zo stom zijn? Wat kan een jongen uit het indianenreservaat nou voor baantje krijgen? Ik was te jong om blackjackdealer in het casino te worden, er waren maar een stuk of vijftien groene gazons in het reservaat (en geen van hun eigenaars besteedde het maaien uit) en de enige krantenwijk was in het bezit van een stamoudere die Wally heette. En die hoefde maar vijftig kranten te bezorgen, dus zijn baantje was meer een hobby.

Ik kon niets doen om Oscar te redden. Niets. Niets. Niets.

Daarom ging ik naast hem op de grond liggen en aaide over zijn kop en fluisterde zijn naam. Urenlang.

Toen kwam mijn vader thuis van weetikwaar en had een van die lange gesprekken met mijn moeder, en zij namen zónder mij een besluit.

En toen haalde mijn vader zijn geweer en kogels uit de kast.

“Junior,” zei hij, “draag Oscar naar buiten.”

“Nee!” schreeuwde ik.

“Hij lijdt pijn,” zei mijn vader.

“We moeten hem helpen.”

“Dat mag je niet doen!” schreeuwde ik.

Ik wou mijn vader in zijn gezicht stompen. Ik wou hem op zijn neus stompen zodat hij ging bloeden. Ik wou hem op zijn ogen stompen zodat hij blind werd. Ik wou hem in zijn ballen trappen zodat hij van zijn stokje ging.

Ik kookte van woede. Ik was vulkaankwaad. Tsunamikwaad. Mijn vader keek me alleen maar met ontzettend bedroefde ogen aan. Hij huilde. Hij zag er zwak uit. Ik wou hem haten om zijn zwakheid. Ik wou mijn vader en moeder haten om onze armoede. Ik wou hun de schuld geven van mijn zieke hond en van alle andere ziekten in de wereld.

Maar ik kan mijn ouders niet de schuld geven van onze armoede omdat mijn vader en moeder de tweelingzonnen zijn waar ik omheen cirkel, en omdat mijn wereld zou EXPLODEREN zonder hen.

En als mijn vader en moeder nu in rijkdom geboren waren. Als ze nu hun familiefortuin hadden vergokt. Maar mijn ouders kwamen van arme mensen die van arme mensen kwamen die van arme mensen kwamen, helemaal terug tot aan de allereerste arme mensen.

Adam en Eva bedekten hun geslachtsdelen met een vijgenblad, de eerste indianen bedekten ze met hun handjes. Serieus, ik weet dat mijn vader en moeder hun dromen hadden toen ze nog klein waren. Ze droomden dat ze iets anders zouden worden dan arm, maar ze kregen nooit de kans iets te worden omdat geen mens aandacht schonk aan hun dromen. Als ze de kans had gekregen, was mijn moeder gaan studeren. Ze verslindt nog steeds boeken. Ze koopt ze met kilo’s tegelijk. En alles wat ze leest, onthoudt ze.

Ze kan hele bladzijden uit haar hoofd voordragen. Ze is een menselijke taperecorder. Eerlijk waar, mijn moeder kan in een kwartier de krant lezen en me dan de baseballuitslagen vertellen, en waar er overal oorlog is, wie net de loterij heeft gewonnen en hoe warm het is in Des Moines, lowa.

Als mijn vader de kans had gekregen, was hij muzikant geworden.

Wanneer hij dronken is zingt hij oude countryliedjes. En blues. En hij klinkt goed. Alsof hij beroeps is. Alsof hij op de radio zou moeten zijn. Hij speelt gitaar en een klein beetje piano. En hij heeft nog een oude saxofoon van de middelbare school, die hij glimmend gepoetst houdt, alsof hij elk ogenblik bij een band kan gaan.

Maar wij reservaatsindianen kunnen onze dromen niet uit laten komen. Die kans krijgen wij niet. Of die keuze. Wij zijn alleen maar arm. Meer niet.

Het is beroerd om arm te zijn, en het is beroerd om het gevoel te hebben dat je het om de een of andere reden verdient om arm te zijn. Je gaat geloven dat je arm bent omdat je dom en lelijk bent. En dan ga je geloven dat je dom en lelijk bent omdat je indiaans bent. En omdat je indiaans bent, ga je geloven dat je voorbestemd bent om arm te zijn. Het is een akelige cirkel en je kunt er niets aan veranderen.

Armoede maakt je niet sterk en leert je niets over doorzettingsvermogen. Nee, armoede leert je alleen arm te zijn. Daarom tilde ik, arm en klein en zwak, Oscar op. Hij likte me in mijn gezicht omdat hij van me hield en me vertrouwde. En ik droeg hem naar buiten naar het grasveld en legde hem onder onze groene appelboom.

“Je bent de liefste van de wereld, Oscar,” zei ik. Hij keek me aan en ik zweer je dat hij begreep wat er gebeurde. Hij wist wat mijn vader ging doen. Maar Oscar was niet bang. Hij was opgelucht. Maar ik niet.

Ik rende zo hard ik kon daarvandaan.

Ik wilde harder rennen dan het geluid, maar zo hard kan niemand rennen, hoe verdrietig hij ook is. Daarom hoorde ik de knal van mijn vaders geweer toen hij mijn beste vriend doodschoot.

Een kogel kost maar een cent of twee, en dat kan iedereen nog wel missen.