22
Op een ochtend in de week daarop liepen Jolien en Marijke samen van de centrale hal naar de revalidatieafdeling om koffie te gaan drinken. Ze wisselden het een en ander uit over de patiënten bij wie ze waren geweest. Opeens vroeg Marijke Jolien met klem of ze tijd kon vrijmaken voor een gesprek.
Jolien schrok. Het eerste wat er door haar heen schoot was dat het leek of Marijke haar ergens voor wilde waarschuwen. Er lag zo'n nadruk in haar vraag. Marijke was er vast achter gekomen wie XX was! Ze had immers eerder al gesuggereerd dat ze wist in welke richting ze moest zoeken? En ze was nieuwsgierig genoeg om Jolien in de gaten te houden. Ze had ongetwijfeld gemerkt dat die zo nu en dan op de poli verdween in de kamer van dokter Van Wassenaar.
Maar was het een ramp als Marijke het wist? Jolien kon haar toch gewoon vragen haar mond te houden, totdat Thom en zij er zelf mee voor de dag wilden komen? Of wist Marijke dingen over Thom van Wassenaar te vertellen die Jolien niet wist? Het leek er echt op dat ze Jolien ergens voor wilde waarschuwen, zo ernstig keek ze.
Dat Hitste allemaal door Joliens gedachten nadat Marijke haaide vraag had gesteld. Ze raakte er gespannen van en voelde zich ongemakkelijk. Ze keek snel naar opzij. Marijke liep gespannen zwijgend naast haar. 'Maar natuurlijk kan ik tijd vrijmaken,' antwoordde Jolien.
'Wanneer wil je praten? Vanmiddag na het werk? Nu, hier op de gang? Het is stil genoeg. Zo te horen zijn de mensen van de keuken al aan het koffiedrinken.'
Het bleef stil naast Jolien.
'Of wil je soms liever vanavond bij Caesar praten? Of bij mij thuis?'
Marijke schraapte haar keel. 'Eh...'
Waarover ging het? Jolien móést het weten. Het had vast met Thom te maken! Haar keel werd droog. 'Is het vertrouwelijk, Marijke?'
'Ja.'
Het klonk veel te kortaf. Er moest iets beroerds zijn! 'Ik bedoel, gaat het over NN of XX?' vroeg Jolien beklemd. En omdat dat zo vreemd klonk voegde ze eraan toe: 'Of gaat het over een patiënt of de afdeling?'
Het leek of Marijke steeds sneller begon te lopen. Jolien keek weer naar opzij. Marijke liep met haar gezicht deels naar de muur gewend, alsof ze Jolien niet wilde zien. Toen pas zag Jolien dat ze liep te huilen. De tranen stroomden over haar wangen.
Jolien schrok. 'Marijke, mens! Wat is er aan de hand?' Ze greep Marijkes schouder en hield haar staande. 'Er is niemand in de buurt. Toe, zeg het!' zei ze dringend. Ze voelde haar hart kloppen in haar keel. Zou het echt om Thom gaan? Nee, dat kon niet!
Marijke snikte. Haar schouders schokten wild op en neer.
'Is Moira onder een auto gekomen? Is ze ziek? Moetje haar laten inslapen? Toe. wat is er nu?'
Marijke liet zich legen Jolien aan vallen. 'Gelukkig niet,' zei ze snikkend.
'Ben je zelf ziek? Marijke, is er iets ernstigs met je?'
Marijke schokte van nee. 'Ja, eigenlijk wel. Ik ga er kapot aan.'
Jolien hoorde mensen komen. 'We gaan het bezoekerstoilet op de poli in,' zei ze snel. 'Kom op, loop stevig door. We blijven ze wel voor. Ik snap dat je niet gezien wilt worden.'
Ze liepen snel door, sloegen rechtsaf in de richting van de polikliniek in plaats van linksaf naar hun afdeling. En meteen gingen ze de eerste deur links in, de bezoekerstoiletten, 's Morgens was er op dit gedeelte van de poli geen spreekuur, dus was er weinig kans op toiletbezoekers.
'Nu wil ik het weten.' zei Jolien ferm. 'Marijke, zeg het. Zo kan het niet!'
De tranen stroomden Marijke nog steeds over de wangen. Haar gezicht was vertrokken van verdriet. 'Het is Jochem.' Ze snikte het uit.
'Het is afgelopen. Hij heeft er een punt achter gezet. Pats boem. Het moest afgelopen zijn, zei hij. De relatie met zijn vrouw is hem te lief. Het is over. Voorbij. Punt.'
'Jóchem?' vroeg Jolien verbijsterd. 'Wie is dat? Je zei dat we hem allemaal kenden. Maar wie is Jochem?'
'Jochem de Vries,' zei Marijke gesmoord. 'Onze directeur economische zaken.'
Er flitste van alles door Jolien heen. Was Jochem de Vries, die jonge knappe carrièreman in driedelig grijs, een man met een maîtresse? De man die altijd met zijn foto in de krant stond als er iets over het Grote Gasthuis was te melden? De welbespraakte representatieve doctorandus met zijn charmante vrouw en twee kleine kinderen, die dus geboren waren in de tijd dat Marijke een relatie met hem had?
Lieve hemel, besefte ze tegelijk, dat was dezelfde Jochem de Vries die Thom en zij met Meta van Pannerden bij het strandpaviljoen hadden gezien! Meta, die haar ogen langs hen heen had laten glijden alsof ze hen niet kende en van wie Thom had gezegd dat ze duidelijk niet gezien wilde worden. Grote goden, betekende dat dat hij tegelijk met Marijke nóg een minnares had? Of verveelde Marijke hem, was het nieuwe eraf, moest ze ingeruild worden voor een ander? En deed de lafbek dit alles onder het motto dat hij terug wilde naar zijn vrouw?
Maar dat mocht Marijke nooit weten! De Vries zou het wel allemaal heel erg geheim weten te houden, daar had hij immers een jarenlange ervaring in. Maar waarom liep hij dan gewoon met Meta op het strand? Waren ze er zo op gebrand elkaar te ontmoeten dat ze risico's hadden genomen? Deden ze daarom opeens zo wonderbaarlijk formeel? Het duizelde Jolien even.
'Je bent geschokt dat dit de identiteit is van NN?' vroeg Marijke mat. 'Je weet het nu. Het kan me niets meer schelen. Ik zal hem niet aan de schandpaal nagelen, hoewel dat het eerste was dat in me opkwam. Maar met hem gooi ik ook mezelf te grabbel. En daar voel ik me zelfs nu nog te goed voor.'
Ze zwegen. Jolien wist van verbijstering niet anders te doen dan Marijke tegen zich aan te houden en over haar schouder te wrijven. Arme, arme Marijke, dacht ze. Jaren geïnvesteerd in een relatie, waarvan ze toch gehoopt moet hebben dat er verandering in zou komen. Verslaafd geraakt aan de seks met hem. Maar er moest toch meer bij komen? Had ze gedacht dat ze hem er op den duur mee kon binden? Of was ze echt van hem gaan houden?
'Je hield van hem, hè?' vroeg ze. 'Je bent niet het type dat het alleen maar om de seks doet. Toch?'
'Ja,' verzuchtte Marijke. 'En ik hou nóg van hem. Ik wist bij voorbaat dat ik kansloos was, maar vooral in het begin heb ik geredeneerd dat ik dan maar moest pakken wat ik pakken kon. Dat hij getrouwd is, en kinderen kreeg, maakte het moeilijk. Maar hij zei, precies volgens het cliché, dat hij met haar nooit echt gelukkig was. Hij noemde haar schitterend van uiterlijk, maar in wezen frigide. En dus bleef ik hopen. Niet eens écht tegen beter weten in. Ik heb heel lang gedacht dat het ooit anders worden zou...' Marijke zweeg. Ze trok een papieren handdoek uit de automaat en snoot haar neus.
Jolien wist niets te zeggen. Wat was er voor troost te geven? Ze kon moeilijk zeggen dat ze hem een smeerlap vond. Zo stonden ze een poosje zwijgend in de kale toiletruimte. De tl-buis flikkerde een beetje. Het was er doodstil. Je hoorde alleen water door de leidingen lopen.
Jolien doorbrak na een tijdje de stilte. 'Laatst bij Caesar wasje verdrietig en weemoedig. Voorvoelde je het? Was je er toen bang voor?'
Marijke zuchtte diep. 'Jolien, het is een constante mengeling geweest. Enerzijds hoopte ik, anderzijds was ik er van het begin af aan bang voor. Ik heb het meestal weggeduwd. Ik heb er ook heel erg van genoten. Ik wist dat ik een risico nam, maar ik kon het niet laten.' Ze haalde in een ruw gebaar haar schouders op. 'Vandaar dat ik vanaf het begin een vluchtplan had. Als het uit zou raken tussen ons zou ik vertrekken. Uit het Gasthuis en uit de stad. Hem te moeten zien, over hem in het ziekenhuis te horen praten, berichten in de krant te lezen, te weten waar hij te vinden is, te weten hoe ik hem bereiken kan... dat idee is immers onverdraaglijk!'
Ze zuchtte diep. Toen trok er een vaag lachje over haar gezicht. 'Maar ik ben blij dat ik dat toekomstplan had geschreven,' zei ze. 'Jolien, morgen dien ik mijn ontslag in. Dat is deel één. Nog zes weken werk ik hier, waarvan er vier afvallen door vakantie en vrije dagen. Nu deel twee. Morgen, laat in de middag ben ik op het kantoor van die Zwitserse organisatie die mensen uitzendt naar ontwikkelingslanden. Herinner je je nog dat ze hier een keer een informatieavond hebben gegeven over hun werk? Ik ga doen wat ik vroeger wilde, maar uit angst voor het onbekende heb nagelaten: werken in de revalidatie in de Derde Wereld.'
Jolien was verbluft. Allerlei vragen stormden op haar af.
Maar Marijke zei opeens heel nuchter: 'Jolien, de koffietijd is allang om, we moeten verder. Kun je morgenavond naar Caesar komen? Ik heb iemand nodig om tegen aan te praten, en om te vertellen hoe het gegaan is op het kantoor. Of ze me willen hebben. Waar ik heen zou kunnen. Hoe het moet met mijn huis. Met Moira. Het duizelt me als ik aan al die dingen denk. Ik heb je even nodig.'
Jolien antwoordde dat ze vanzelfsprekend wilde helpen. Ze klopte Marijke om het te bevestigen op haar schouder. Toen ze aanstalten maakte om weg te gaan, hield Marijke haar tegen.
'Jolien,' zei ze nadrukkelijk, 'geniet van je liefde. Je boft dat hij gescheiden is. Hou van hem, beleef het per dag. En...' - ze keek Jolien doordringend aan - 'als je mocht denken dat ik weet wie hij is, ik zweer je dat dat niet het geval is. Op die avond waarop je na het winkelen kwam koffiedrinken - weet je nog, toen ik zo vervelend nieuwsgierig deed - toen heb ik met mezelf afgesproken mijn neus er niet in te steken. Je was en bent zo te zien heel gelukkig met hem. Wat er tussen jullie is, is niet iets om te bederven met flauwe nieuwsgierigheid. Het is pril; je bent kwetsbaar, hij net zo goed. Als je zoals jullie gescheiden bent, ben je toch al aan de openbare mening blootgesteld geweest.'
Ze lachte even ironisch.
'Dat is in mijn geval overigens een voordeel. Niemand weet ergens van, niemand kan me pijn doen met zijn mening.'
De ironie op haar gezicht maakte plaats voor ernst. 'Nog één ding, Jolien. Leef in godsnaam lang en gelukkig samen. Zorg voor het happy end dat we allemaal zo graag willen. Zo houden wij pechvogels er toch vertrouwen in.'
Abrupt draaide Marijke zich om. Ze zwaaide de gangdeur open en was meteen weg. Het ging zo snel dat Jolien begreep dat ze alleen gelaten wilde worden. Toen ze de toiletruimte uitstapte, was Marijke al ver weg en klein in die lange gang. Jolien drong de tranen terug die in haar ogen welden. Toen wandelde ze langzaam achter Marijke aan.