24
Juliette

Het was koud in de salon. Of misschien had Juliette het gewoon koud. Hoe dan ook, ze zat te rillen op haar bureaustoel. Misschien liep er iemand over haar graf. Dat zei Nathans moeder altijd als er iemand moest rillen.
Joden konden ontzagwekkend duister zijn. Zou Juliettes vader ook zo somber zijn geworden als haar moeder er niet was geweest om licht in zijn leven te brengen? De ziel van haar moeder was van helium. Juliette was bang dat haar ziel ook te licht en luchtig was. Als ze melancholieker was geweest, zou Nathan zijn belangstelling voor haar niet zijn kwijtgeraakt en niet naar meer getroebleerde vrouwen toe zijn getrokken.
Op dat moment voelde Juliette zich echter duister genoeg om een heel circus depressief te maken. Ze had gehoopt dat ze zich beter zou voelen nu ze Nathan eindelijk alles had verteld, maar in plaats daarvan had ze het gevoel dat ze hem de sleutel van de snoepwinkel had gegeven. Nu had hij een reden om met Tia af te spreken. In de weken sinds ze hem met het bestaan van het kind had geconfronteerd, had hij slechts heel summiere antwoorden gegeven op haar vragen over wat hij had gedaan of van plan was te gaan doen.
‘Nathan,’ had ze hem keer op keer gesmeekt, ‘sluit me nou niet buiten. Niet weer.’
Hij had haar een gekwelde blik toegeworpen. ‘Ik weet zelf ook niet wat ik ermee aan moet, Jules. Geef me even de ruimte, oké?’
Het vuur in Juliette was gedoofd nadat ze de confrontatie met Nathan was aangegaan. Toen hij zich in zichzelf had opgesloten, had hij haar woede met zich meegenomen. En misschien haar liefde ook wel.
‘Juliette?’ Gwynne stak haar hoofd om de hoek van de deur. Haar gezicht straalde bezorgdheid uit. ‘Er is iemand voor je.’
Juliette legde haar hoofd in haar handen. Het was nog veel te vroeg om een cliënt onder ogen te komen die dringend behoefte had aan een wenkbrauwconsult, of die haar kwam smeken om een lippenstift die gegarandeerd een verlovingsring met een driekaraats diamant zou opleveren, of een vertegenwoordiger die zijn huiswerk niet had gedaan en niet wist dat juliette&gwynne alleen hun eigen producten verkochten.
‘Kun je die persoon wegsturen?’ Juliette legde haar vingers tegen haar slapen. ‘Alsjeblieft. Ik kan het nu even niet aan.’
‘Ik denk niet dat deze zich laat afpoeieren.’ Gwynne legde haar handen op de rand van het bureau en boog naar voren tot haar gezicht zo dichtbij was dat Juliette niet anders kon dan opkijken.
‘Wie is het dan?’ Juliette werd een beetje bang. Ze hoopte maar dat dit niet de dag was die ze altijd al had gevreesd, de dag dat er een boze cliënt kwam opdagen die onder de uitslag zat, voorgoed verminkt door een product van juliette&gwynne. Juliette had alle vertrouwen in hun eigen ingrediënten, hun eigen handelswaar, maar wie weet wat voor gifstof een vrouw erdoorheen zou roeren, om vervolgens hun de schuld te geven?
‘Het is geen cliënt.’ Gwynne legde haar hand op die van Juliette. ‘Het is Tia.’
 

*

 
Juliette probeerde het beven onder controle te krijgen toen ze naar het voorste deel van de salon liep. Madge, hun drieënzestigjarige receptioniste, die ze hadden uitgekozen omdat ze een wandelend uithangbord was voor de schoonheid van de oudere vrouw, schoof voor de vorm met papieren, maar zat in werkelijkheid aandachtig toe te kijken.
De lucht leek te vonken.
Juliette posteerde zich tegenover Tia alsof ze zich voorbereidde op een duel. Zo dicht waren ze nog nooit bij elkaar in de buurt geweest. Juliette omklemde haar bovenarmen zo stevig dat het pijn deed. Wat zag Tia er jong uit, veel jonger dan negenentwintig. Ze was twaalf jaar jonger dan Juliette. Die informatie had ze Nathan ontfutseld, maar het was alsof ze een roestige spijker uit versteend hout probeerde te pulken.
‘Wat doet het ertoe?’ had hij gevraagd.
‘Heel veel,’ had zij geantwoord.
Ze leken wel van twee verschillende generaties.
Tia’s kleren zagen er goedkoop uit. Haar dunne, zwarte T-shirt was te diep uitgesneden, waardoor het bovenste randje van haar beha bijna zichtbaar was. Haar spijkerbroek was zo versleten dat het niet eens meer modieus genoemd kon worden.
Ondanks haar verschrikkelijke kleren zag ze er goed uit. Nonchalant, jongensachtig mooi, als een elfje. Haar enorme bruine ogen, die de kleur hadden van vochtige aarde, leken wel tien vadem diep. Dat waren de ogen waarin Nathan was verdronken.
Wat een smal middeltje. Had daar echt een baby in gezeten?
Tia staarde Juliette op haar beurt aan. Het handjevol cliënten dat naar binnen was gedruppeld, zat vanuit de wachtruimte onverholen te staren. Madge deed nog steeds alsof ze niet keek, maar ondertussen prentte ze zich elke beweging in om aan de rest van het personeel te kunnen rapporteren. Ze mocht dan niet precies weten wat er gaande was, de spanning was om te snijden, en dat was genoeg om Madge in haar rol van roddeljournalist te duwen.
 
Na een poosje greep Gwynne in. ‘Juliette. Misschien kun je beter met je… je afspraak naar het kantoor gaan.’ Ze gaf Juliette een zacht maar vastberaden kneepje in haar elleboog. ‘Dan kom ik zo wel koffie brengen.’
Gwynne bedoelde dat ze even zou komen kijken hoe het met Juliette ging. Dacht ze soms dat ze meppend en aan elkaars haren trekkend over de vloer zouden gaan rollen?
Juliette knikte. ‘Kom maar mee,’ zei ze met roestig klinkende stem tegen Tia.
Stilletjes liepen ze de gang door naar Juliettes kantoor. Daar gebaarde ze Tia naar binnen, waarna ze zelf volgde. Ze wees naar de stoel tegenover haar bureau. Ze was niet van plan knus met Tia op de bank te gaan zitten, of intiem schuin tegenover elkaar op de stoelen bij het raam. Nee, ze gaf Tia de glanzende eikenhouten stoel die gereserveerd was voor lastige werknemers.
‘Wat kan ik voor je doen?’ Juliette vertrok haar gezicht tot een strak, levenloos masker.
‘Ik denk dat er een andere vraag speelt,’ zei Tia. ‘Wat denk jij dat ik voor je kan doen?’
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt.’ Dat had Juliettes schoonvader haar ingeprent: laat je tegenstander in zakelijke conflicten altijd als eerste een prijs noemen. Dit zakelijke conflict betrof haar huwelijk.
‘Ach, kom nou.’ Van Tia’s nerveuze lachje kreeg Juliette zin om de jonge vrouw haar bakje met paperclips naar het hoofd te smijten. ‘Je weet heus wel wat ik bedoel.’
De stoom kwam Juliette nog net niet uit de oren, maar verplaatste zich naar haar jeukende vingers. Ze pakte haar koffiebeker en deed alsof ze er een slok uit nam, hoewel er niets in zat. ‘Nou, nee.’
‘Honor,’ zei Tia. ‘Mijn dochter. Wat wil je van haar? Waarom heb je Nathan naar me toe gestuurd?’
‘Nathan? Gestuurd?’
‘Je weet toch dat hij bij me langs is geweest?’
Juliette bad dat het oor van de beker niet zou breken, zo hard kneep ze erin. ‘Natuurlijk,’ loog ze. ‘Maar waarom denk je dat ik hem heb gestuurd?’
‘“Juliette wil haar leren kennen.” Dat zei Nathan, dat je mijn dochter wilde leren kennen. Waarom?’
Die klootzak. Hij had niet eens tegen haar gezegd dat hij Tia had gesproken, laat staan dat hij bij haar langs was geweest. Waarom had hij dat geheimgehouden?
Daar kon ze alleen maar naar gissen.
‘Ik vind eigenlijk dat ik jou helemaal geen verklaring schuldig ben,’ zei Juliette. ‘Ik snap niet wat je hier doet of wat je van me verwacht.’
‘Ik wil dat je bij mijn dochter uit de buurt blijft.’ Tia legde haar gevouwen handen op haar schoot, alsof ze op school zat.
‘En ik wil dat jij bij mijn man uit de buurt blijft.’
‘Ik ben helemaal niets met Nathan van plan.’ Tia omklemde de armleuningen van de stoel alsof ze elk moment overeind kon springen. ‘Ik kwam je alleen vertellen dat je helemaal nergens recht op hebt wat mijn dochter betreft. Jij hebt er niks mee te maken. En Nathan ook niet. Laat haar met rust.’
‘Jij hebt haar afgestaan.’
‘Ik heb goede ouders voor haar gevonden,’ zei Tia. ‘Geweldige ouders zelfs. Ik denk elke dag aan haar. Nathan heeft helemaal niets voor haar gedaan, nooit. Hij heeft haar bestaan niet eens erkend.’
Juliette sloot haar ogen en bad dat Tia zou verdwijnen.
‘Wat dacht je nou, dat je mijn dochter best zou kunnen leren kennen zonder mij er iets over te vertellen? Laat haar met rust.’
Juliette opende haar ogen. ‘Jouw dochter? Weet je wat haar lievelingseten is, uit welk boek ze wil worden voorgelezen voor het slapengaan? Weet je welke kleuren ze mooi vindt?’
Tia beet op haar lip. Ze keek alsof ze elk moment in tranen kon uitbarsten. ‘Jij denkt dat je weet hoe ik in elkaar zit, hè?’
Juliette wilde niet voelen hoe Tia’s verdriet op haar af kroop. ‘Ze is Nathans dochter. Dat verbindt mij met haar.’
‘Toe, laat haar met rust.’
Tia keek doodsbang. Juliette moest haar best doen om ongevoelig te blijven voor haar. Dit was de vrouw die haar leven had verwoest. ‘Dat kan ik je niet beloven.’
Tia stond op. Ze liep weg, maar bij de deur, met haar hand al op de klink, keek ze om naar Juliette. ‘Hij heeft me gekust, wist je dat? Nathan heeft me gekust. Waarom zou hij dat gedaan hebben?’
 

*

 
Zodra Tia weg was, belde Juliette Nathan op. Een paar tellen later was het hommeles. Het was grotendeels een eenzijdige strijd, waarbij Nathan ‘mm-mm’ mompelde terwijl Juliette tekeerging, naar hij beweerde omdat hij over de campus liep en bang was dat iemand hem zou horen. Dat smoesje geloofde Juliette al net zomin als al het andere wat hij beweerde.
‘Ik zweer het, Jules: ik heb het voor ons gedaan. Om ons te beschermen.’
‘We kunnen geen geheimen hebben voor elkaar. Denk je soms dat ik dat niet weet? Maar ik moest de feiten boven tafel zien te krijgen.’
‘Ik wilde het je wel vertellen. Eerlijk waar.’
Toen Juliette thuiskwam, was Nathan er, maar de jongens natuurlijk ook.
Ze aten samen. Daarna maakte Nathan de post open en betaalde hij de rekeningen. Juliette beantwoordde e-mails en maakte de keuken schoon. Toen gaven ze de jongens een nachtzoen. Eindelijk waren ze alleen in de woonkamer, Nathan in de fauteuil, Juliette op de bank. Juliette legde het tijdschrift neer dat ze bij wijze van rekwisiet had opgepakt en wendde zich tot Nathan. Die had de afstandsbediening in zijn hand en stond op het punt de tv aan te zetten.
‘Je hebt haar gekust.’ De tv bleef uit. ‘Niet te geloven dat je haar hebt gekust.’
‘Gekust? Het was een kuis zoentje op de wang, Jules.’ Hij boog naar haar toe en raakte haar hand aan. ‘Het stelde niks voor. Het was gewoon een begroeting.’
Juliette trok haar hand los. ‘Waarom heb je me niet gewoon verteld dat je bij haar langs was geweest?’
‘Ik ben niet bij haar thuis geweest. We hebben afgesproken in een koffiezaakje.’
‘Waar?’
‘Wat maakt dat uit?’
‘Als het niet uitmaakt, kun je het me toch gewoon vertellen? Waarom kun je niet gewoon mijn vragen beantwoorden in plaats van ze telkens te herhalen?’
‘Quincy. We hebben in Quincy afgesproken.’
‘Omdat je niet gezien wilde worden?’
‘Schat. Niet zo hard. Of wil je soms dat de jongens ons horen?’
Juliette pakte een kussen en drukte het zo hard tegen haar buik dat ze de pennen kon voelen van de donsveertjes waarmee het gevuld was.
‘Je bent een idioot,’ fluisterde ze. ‘Quincy? Dat is helemaal geen handige plek. Integendeel zelfs.’
Nathan deed er het zwijgen toe. Hij leek wel misselijk.
‘Was Quincy een van jullie oude ontmoetingsplekken?’
Hij legde de afstandsbediening neer. ‘Liefje, je hebt zelf gezegd dat we Honor moesten leren kennen.’
‘Savannah. Zo heet ze.’ Juliette deed haar uiterste best om niet te gaan gillen, niet te gaan huilen. ‘Ik zei dat we dat kind moesten leren kennen, niet dat mens.’
‘Wat moest ik dan? Op hoge poten naar Dover gaan en botweg zeggen dat ik het meisje wilde zien? Ik heb nog nooit contact met hen gehad.’
‘Jij hebt dat kind niet afgestaan. Dat heeft zij gedaan.’
‘Jawel, dat heb ik wel degelijk gedaan.’ Nathan keek ellendig, op een manier die een snaar in Juliettes hart deed knappen. ‘Toen ik Tia zonder een woord verliet, heb ik ook de baby in de steek gelaten.’
Juliette kneep haar ogen dicht toen ze Nathan haar naam hoorde zeggen. Ze hield haar hoofd gebogen, zodat hij haar gezicht niet kon zien.
‘Ik heb haar gevraagd het weg te laten halen,’ zei Nathan.
Savannahs gezicht – het evenbeeld van Max – rees als een geestverschijning op voor haar geestesoog.
‘Ik heb haar gevraagd abortus te laten plegen,’ voegde Nathan eraan toe, alsof zijn woorden nog niet duidelijk genoeg waren geweest.
Het leek onmogelijk om zulke tegenstrijdige gevoelens te hebben: aan de ene kant de afschuw bij de gedachte dat het leven van dat kleine meisje in de kiem zou zijn gesmoord, en aan de andere kant de machteloze wens dat die abortus inderdaad had plaatsgevonden.
‘Ik kon dat kind niet gaan opzoeken, hoe je je dat ook had voorgesteld, zonder het tegen Tia te zeggen. Dat zou niet eerlijk zijn geweest. Dat begrijp je toch wel?’
‘Hoor je zelf eigenlijk wel wat je zegt? Waar zie je me voor aan?’ Ze stond op en liep in een kringetje rond. ‘Ik ben je moeder niet. Ik ben geen onuitputtelijke bron van liefde en medeleven.’
‘Je bent een goed mens. Dat weet ik wel. Waarom zou je er anders over zijn begonnen dat je Honor wilde leren kennen?’
‘Savannah,’ mompelde Juliette. ‘Savannah, Savannah, Savannah.’
‘Savannah,’ herhaalde hij. ‘Ik hou van je, Jules.’
‘Beloof me dat je haar nooit meer zult zien. Nooit meer.’
‘Dat kan toch niet, als ik ook Hon… Savannah moet leren kennen, zoals jij graag wilt?’
‘Zij heeft haar afgestaan.’ Die woorden sprak Juliette heel nadrukkelijk uit, lettergreep voor lettergreep. ‘Ze heeft geen enkel wettelijk recht. De enigen met wie wij rekening hoeven te houden, zijn Savannahs ouders. Haar wettige, enige ouders.’
‘Dat je iets heel graag wilt betekent nog niet dat het ook zo is. Of je het nou leuk vindt of niet, Tia heeft haar gebaard.’
‘En daarna heeft ze haar afgestaan. Snap je het dan niet?’
‘Snap jíj het dan niet?’ Nathans geduld was op. ‘Ze heeft haar afgestaan vanwege mij, omdat ik haar in de steek had gelaten.’
‘Denk je dat echt? Dat je kwetsbare vriendinnetje als een arm weesmeisje in de kou kwam te staan? Heb jij dat kind soms persoonlijk uit haar armen gerukt?’
Juliette liep naar Nathan toe, boog zich over hem heen en greep de armleuningen van zijn stoel beet. ‘Wat denk je dat ik zou hebben gedaan, als ik zwanger was geraakt en jij had tegen me gezegd: “Doe er iets aan”? Als jij tegen me had gezegd: “Ik wil niets meer met je te maken hebben”? Zou ik Max dan hebben laten aborteren? Lucas hebben afgestaan?’
‘Dat is iets heel anders. De omstandigheden zijn niet te vergelijken.’
‘Nee, Nathan. In wezen is er geen verschil, en mijn principes blijven hetzelfde. Niets, maar dan ook niets zou mij ertoe hebben kunnen bewegen om mijn kind af te staan.’
Nathan keek op. Hij schudde zijn hoofd. ‘Voor haar is het anders.’
‘Niet te geloven dat je haar kant kiest.’
‘Er zijn geen kanten. De situatie is zoals hij is,’ zei hij. Die Nathan, altijd zo rationeel. ‘Een afschuwelijk verdrietige situatie.’
‘En kennelijk is het een situatie waarin jij kunt gaan en staan waar je wilt, en ik alles via jou moet doen. O nee, behalve wanneer je vriendinnetje mijn kantoor binnenstormt.’
‘Ze is bang. Ze denkt dat we tegen haar samenspannen.’
‘En waarom zouden we dat niet doen?’ Juliette balde haar vuisten. ‘Ze heeft het met een getrouwde man aangelegd. Ze heeft haar kindje afgestaan. Ik ben haar niets verschuldigd.’
‘Het spijt me. Ik geloof dat het voor mij anders ligt,’ zei Nathan. ‘Ik vind het gewoon niet eerlijk. Ik weet dat ik een rotzak ben geweest. Ik heb jou iets verschrikkelijks aangedaan. Maar Jules, ik heb haar ook iets verschrikkelijks aangedaan.’
Nathan stond voor haar, en ze zag spijt en verlangen in zijn ogen, een melancholieke droefheid die niet haar betrof, maar een ander.