Tia had nog minder dan tien minuten voordat Bobby haar kwam
ophalen voor… Shit, het was een afspraakje, hè, dit etentje op
zaterdagavond waar Bobby om had gevraagd, waartoe hij haar zowat
had omgekocht met de belofte dat ze dan ergens anders uit zouden
gaan dan in Southie of JP? Ze wist niet waarom ze ja had gezegd, of
hoe het was gekomen dat die lift naar huis ertoe had geleid dat ze
de gevreesde relatiedeur had geopend die ze als gesloten en met
staal gebarricadeerd had beschouwd, maar nu zat ze ermee.
Het was lang geleden dat Tia door iemand was aangeraakt. Dat was
een van de redenen dat ze met warme gevoelens terugkeek op haar
zwangerschap: hoe geïsoleerd ze toen ook was geweest, ze was nooit
alleen.
Op de avond in juni dat Honor was verwekt – en ze wist zeker dat
het die avond was geweest – droeg Tia een witlinnen jurkje, van
zulke zachte, ragfijne stof dat het minste briesje het klokrokje
kon optillen. Om haar smalle middel had ze een brede rode riem. In
haar sandaaltjes met hoge hakken waren haar voor de allereerste
keer in haar leven gemanicuurde voeten makkelijk te bewonderen.
Ze waren drie treetjes af gelopen naar het verborgen cafeetje, en
binnen bleven ze even staan om hun ogen na de junischemering te
laten wennen aan de schaars verlichte bar. De locatie, een
zijstraatje van Massachusetts Avenue in Cambridge, verraste Tia
elke keer weer als ze er kwamen. Wie verwachtte er nou een
dansvloer zo groot als een postzegel en serveersters van middelbare
leeftijd met rokken van zwart rayon en witte blouses in een deel
van de stad dat vooral bekendstond om zijn poëzievoordrachten? De
meeste drinkers waren geboren en getogen in Cambridge. Tia pikte ze
er zo uit, want ze hadden hetzelfde arbeiders-DNA als zij en haar
vrienden uit Southie.
De gasten luisterden naar langvergeten liedjes en dansten op de
zinnenstrelende muziek, bijna een exacte kopie van de soundtrack
van Tia’s jeugd. Op zondagmorgen ging Tia’s moeder niet naar de
kerk, maar zette ze muziek op van Herb Alpert. Al Green. Etta
James. Frank Sinatra. Muziek die Tia vervulde met een nostalgisch
verlangen naar een verleden dat ze nooit had gekend, een tijd van
glamour die zij in haar leven nooit zou meemaken.
Nathan had een keurig gestreken overhemd aan. Toen ze tegen hem aan
leunde, probeerde Tia er niet aan te denken wie het zo stijf
gestreken had en wie ervoor had gezorgd dat het rook naar
bleekmiddel en heilzaamheid.
Nadat Nathan iets te drinken had besteld, stond hij op en stak zijn
hand naar haar uit. ‘Dansen?’ vroeg hij op een toon alsof hij bang
was dat ze nee zou zeggen, alsof haar dansen, haar gedachten en
haar toekomst niet uitsluitend aan hem toebehoorden.
Hij trok haar dicht tegen zich aan terwijl ze dansten. Ze rook
shampoo en aftershave, geuren waar Tia van hield omdat ze bij
Nathan hoorden, en waar ze tegelijkertijd een hekel aan had omdat
Juliette ze ongetwijfeld allebei had uitgekozen.
Ze had haar vriendschappen en hobby’s laten verwateren om zich
helemaal op haar obsessie met Nathan te kunnen concentreren. Voor
de buitenwereld leek Tia toegewijd aan haar werk, alsof ze zich
uitsluitend bezighield met de behoeftige mannen en vrouwen in het
verpleegtehuis waar ze op dat moment werkte, alsof knutselprojecten
voor ouden van dagen haar enige bestaansreden waren.
Tia draaide haar hoofd, zodat haar wang tegen de stevige spieren
van Nathans arm rustte. Hij was overal om haar heen. ‘Moon River’
werd gedraaid, gevolgd door Sinatra die ‘The Way You Look Tonight’
zong.
‘Ik wou dat het altijd zo kon blijven,’ fluisterde ze met haar
lippen tegen zijn mouw.
‘Weet ik.’ Nathan trok haar nog dichter tegen zich aan. ‘Ik
ook.’
Dat was natuurlijk gelogen. Als hij met haar door had gewild, zou
hij nu bij haar zijn. Dan zou hij haar brief hebben beantwoord. Dan
zou hij naar de foto’s van Honor hebben gekeken en zichzelf hebben
herkend.
Beneden ging de deurbel.
Tia drukte op de zoemer om Bobby binnen te laten. Terwijl ze
wachtte tot hij de wenteltrap op was gelopen, dronk ze de wijn op
die ze had ingeschonken en zette ze het lege glas zonder het af te
wassen in het keukenkastje, zodat hij geen vuil, maar ook geen pas
afgewassen glas zou aantreffen. Vervolgens gorgelde ze met een
mondvol mondwater rechtstreeks uit de fles.
De voorzichtige manier waarop Bobby aanklopte stoorde Tia. Ze had
ja tegen hem gezegd, dus waarom klopte hij nou aan alsof ze
misschien wel was vergeten dat hij zou komen? Nathan had Tia’s
zachte kant naar voren gebracht, maar ze was bang dat Bobby precies
het tegenovergestelde zou doen.
Bobby droeg een net pak, Tia een spijkerbroek en een eenvoudig
zijden shirtje. Aan hun kleding was meteen te zien dat dit voor hem
veel meer betekende dan voor haar. Tia stoorde zich mateloos aan
die ongelijkheid. Het was als een roze olifant in de woonkamer.
‘Sorry.’ Tia gebaarde naar haar kleren. ‘Ik dacht dat we gewoon
ergens in de buurt uit zouden gaan.’
‘Nee, nee… Het is mijn schuld. Ik heb er niets over gezegd.’ Zijn
wangen werden vuurrood. Die arme Bobby met zijn rossige haar en
lichte huid die alles verried.
‘Geef me een paar tellen, dan kleed ik me om.’
‘Nee, nee,’ zei Bobby. ‘Hoeft niet. Ik doe mijn jasje wel uit.’ Hij
maakte aanstalten om zijn colbertje uit en zijn stropdas af te
doen.
Tia kon zweren dat ze de radertjes in zijn hoofd kon zien
ronddraaien: wilde hij de plannen voor vanavond bijstellen?
Misschien probeerde hij een minder chic restaurant te bedenken. Ze
hield hem met een hand op zijn schouder tegen. ‘Hou eens op. Geef
me vijf minuten.’
Tia rende naar haar slaapkamer en bestudeerde de inhoud van haar
kast. Heel even betastte ze de witte verwekkingsjurk, die ver
achterin hing. Hij was nog steeds mooi, maar ze kon hem niet
aantrekken. Alles eraan schreeuwde ‘onbeantwoorde liefde’. Ze koos
een zwart hemdjurkje en leukte het op met wat ooit de enige goede
sieraden van haar moeder waren geweest, en nu Tia’s enige
kostbaarheden: de gouden liefdeknoopoorbellen die haar vader aan
haar moeder had gegeven, en een medaillon met filigreinwerk, met
daarin vervaagde portretten van haar grootouders.
Ze zaten in leren stoelen met koperen knopen. De Oak Room aan
Copley Plaza was een plek waar je belangrijke gebeurtenissen
vierde: verlovingen, filmdeals, het aanbod van een droombaan. Bobby
maakte zijn bedoelingen maar al te duidelijk.
In deze zaal was het net zo donker als in het café waar ze met
Nathan had gedanst, maar in Nathans café had de duisternis een gele
tint, terwijl hier ieder hoekje werd verwarmd door een gloedvol
roze. In de kroonluchters werden de rijk bewerkte houten
lambrisering en een wandtapijt van stoffen in roodtinten
weerspiegeld.
‘Ik heb vandaag een appartement verkocht,’ zei Bobby. ‘Helemaal
gerenoveerd, een loft voor een kunstenaar. Goede lichtinval. Heeft
een forse prijs opgebracht, zeker naar de maatstaven van de huidige
markt.’
‘Ik dacht dat de markt in het slop zat,’ zei Tia.
‘Southie loopt nog steeds als een tiet.’ Bobby werd weer zo rood
als een tomaat. ‘Sorry.’
‘Bobby. Je hoeft je echt niet te verontschuldigen omdat je “tiet”
zegt.’ Overdreven ongeduldig liet ze haar ogen rollen. ‘Maar waarom
loop Southie nog steeds…’
‘Nou, om te beginnen omdat het aan het water ligt. Dat is vrij
zeldzaam.’
Tia had moeite om het rijke onroerendgoedgebied dat Bobby beschreef
te rijmen met de wijk waar ze was opgegroeid. ‘Ja, dat zal wel,’
zei ze.
‘De mogelijkheden zijn ongelooflijk.’ Hij wilde zijn hand uitsteken
om die van haar vast te pakken, maar bedacht zich. ‘Je gelooft je
oren niet als je hoort wat voor gigantisch bouwproject ik aan het
voorbereiden ben. Echt hele chique woningen.’
‘Ik heb alleen het gevoel dat ze de hele boel overnemen,’ zei
ze.
‘“Ze”?’ Bobby glimlachte. ‘Waarom zijn degenen die de wijk uit
trekken toch altijd het meest nostalgisch?’
‘Niemand die er is opgegroeid kan daar een huis betalen.’
‘Ja, en? Dus moet de buurt zich maar aanpassen aan de luie donders
die er zitten?’
‘Dus als je geen half miljoen kunt uitgeven voor een woning met
twee slaapkamers, ben je een luie donder?’
De ober kwam tussenbeide met de drankjes die ze hadden besteld. Tia
dronk haar glas in één keer bijna helemaal leeg. Ze voelde zich
veel te nuchter.
Bobby hief zijn glas. ‘Op onze eerste ruzie.’
Shit. Shit. Shit.
Tia hief haar glas. ‘Op jouw eerste miljoen.’
Tia sloop langs Katies bureau, zonder aandacht te besteden aan haar
boze gezicht en de theatrale blik op haar horloge. Katie beschouwde
te laat komen als een heel slechte eigenschap.
Katie vroeg niet of Tia een leuk weekend had gehad, en Tia vroeg
niet hoe het nieuwe behang in Katies badkamer stond. Hoewel hun
bureaus haaks op elkaar stonden, waardoor ze erg hun best moesten
doen om te voorkomen dat ze elkaar de hele dag zaten aan te staren,
voerden ze een grondig gerepeteerde dans op waarin ze deden alsof
ze enige privacy hadden.
Na een ochtend vol afspraken met cliënten en eindeloze telefoontjes
naar mensen op verschillende sporten van de stads- en
staatsbureaucratische ladder, doorzocht Tia de papieren op haar
bureau tot ze haar steeds langer wordende takenlijst op een geel
lijntjesblok had gevonden. Ze weigerde het lijstje aan haar
computer toe te vertrouwen, want als het eenmaal gedigitaliseerd
was, kon ze het niet meer verfrommelen, doorscheuren, versnipperen
of op enigerlei andere wijze van de aardbodem laten verdwijnen,
zoals met papier wel kon. Bij Law & Order lieten ze dat toch
keer op keer zien? Gewiste mappen schenen zich op te houden in de
kleinste hoeken en gaten van de computer, waar niet technisch
ingestelde stervelingen ze nooit konden vinden.
Taken maart:
Appartementinspectie mw. Jankowicz
Mogelijke tehuizen voor Grahams?
Rondetafelgesprek – organiseren in april
Katie helpen herinneren aan Seniorenbeurs samenwerkende
instanties
Subsidie Walker-stichting
AA voor Jerry Conlin – bijeenkomsten in JP zoeken
Eet men. O’Hara goed?
Tia staarde naar het lijstje. Ze werkte het bij door ‘maart’ door
te strepen en ‘april’ boven aan de bladzijde te schrijven.
Het liefst zou ze elke dag haar cliënten meenemen naar leuke
plekken. ‘Kijk eens, mevrouw G., we gaan lunchen aan Newbury
Street!’ ‘Meneer O’Malley, tijd om de nieuwe Grisham te lenen bij
de bibliotheek!’ ‘Hé, mevrouw Kuffel, kijk nou, een nieuwe film met
Adam Sandler.’
Mevrouw Kuffel was negenentachtig, woonde alleen en deed alsof Adam
Sandler haar beroemde kleinzoon was.
Tia was dol op haar cliënten, maar er waren te veel aspecten aan
haar werk waar ze een hekel aan had. Ze had een hekel aan de
eindeloze formulieren, de rapporten, het geëmmer binnen de
samenwerkende instanties en de subsidieaanvragen die haar baas
Richard altijd op haar en Katie afschoof.
Richards luiheid maakte de werkdruk voor Katie en Tia alleen maar
groter. Elke dag weer stelde hij hun geduld op de proef. Tia was
ervan overtuigd dat Richard precies hard genoeg had gewerkt om zijn
huidige functie te bemachtigen, zodat hij vervolgens met zijn
voeten op het bureau kon gaan zitten en uit zijn neus kon gaan
zitten eten. Ze vermoedde dat de ‘ochtendvergaderingen’ waarvan hij
pas tegen de middag of nog later terugkwam in werkelijkheid
afspraakjes waren met zijn computer, dat hij toegaf aan zijn
verslaving aan de virtuele footballcompetitie.
Katie maakte ritselende geluiden, maar Tia negeerde haar.
‘Ik ben weg,’ zei Katie.
Haar afgemeten stem was als een spijker in Tia’s toch al pijnlijke
hoofd. Ze keek op en zag dat Katie haar trenchcoat had aangetrokken
en haar zonnebril in de hand had, klaar om zowel de regen als
rimpels bevorderende zonnestralen af te weren.
‘Heb je een vergadering?’ vroeg Tia.
‘Ik heb een afspraak met Natasha’s lerares.’
Tia staarde alleen maar naar haar en zei niets, waardoor Katie
zichzelf met een haastige woordenstroom begon te verdedigen.
‘Ze heeft wat problemen, onverklaarbare angsten. Ik weet niet wat
er aan de hand is. Ze heeft last van nachtmerries. En ze propt
zichzelf helemaal vol met eten. Stiekem. Laatst heb ik een
grootverpakking chips onder haar bed gevonden.’
Tia had enorm met het meisje te doen, maar haar afgunst omdat Katie
zich hardop zorgen kon maken over haar dochter verdrong dat
medelijden en bracht het slechtste in haar naar boven. ‘Hoe laat
ben je terug?’
‘Terug?’ Katie zette haar zonnebril boven op haar hoofd en duwde
haar haren, perfect gestyled door een dure kapper, naar achteren.
‘Tegen de tijd dat ik terug ben, kan ik alweer naar huis.’
‘Waarom heb je die afspraak dan zo vroeg gepland?’ Tia wilde de
bitse woordenstroom een halt toeroepen, maar ze kon het niet
helpen. Haar moeder had haar keer op keer op het hart gedrukt dat
ze niet zo aangebrand moest doen. Maar ze leerde het ook nooit. ‘Op
een dag,’ had haar moeder gezegd, ‘op een dag is het te laat.’
‘Moet je horen wie het zegt. Jij kwam pas om een uur of tien
aankakken.’ Katie trok haar jas strak om zich heen.
‘Het was pas halftien, en ik ben van plan om tot halfzes door te
werken. Bovendien heb ik een late afspraak met een cliënt. Een
huisbezoek,’ loog Tia.
‘Wat heb jij toch?’ vroeg Katie. ‘Het is belangrijk, hoor, mijn
afspraak.’
Tia was het helemaal met Katie eens. Inderdaad, wat had zij toch?
Waarom kon ze hier niet mee ophouden?
‘En trouwens, Richard komt straks toch nog?’ vroeg Katie.
Tia zette een gezicht op dat duidelijk maakte hoe zinloos het was
om dat als een mogelijkheid te beschouwen. ‘Je weet hoe moeilijk
het is om in je eentje én de telefoon te beantwoorden én je werk te
doen.’ Ze wapperde met haar takenlijst. ‘Moet je deze lijst eens
zien.’
‘Tia, je begrijpt niet hoe zwaar ik het heb. Waarom doe je toch
zo?’
Tia sloot zich af voor Katies beschuldigende blik. Ze was te ver
gegaan. Nog iets wat haar moeder had geprobeerd haar bij te
brengen. ‘Tia, probeer niet anderen te kijk te zetten zodat je er
zelf beter bij afsteekt. Gewoon beter je best doen, liefje.’
Haar moeder bezat een aangeboren vriendelijkheid, zelfs als ze te
uitgeput was om daadwerkelijk iets aardigs te doen. Tia was bang
dat zij haar persoonlijkheid van haar vaderskant had geërfd. Haar
moeder noemde zijn familie een stelletje met een verbitterd randje.
Ze wilde helemaal geen verbitterd randje hebben. ‘Sorry, Katie. Ik…
Het spijt me.’
‘Het moederschap is geen bijbaantje. Misschien dat je dat op een
dag zult begrijpen.’ Katie hees de riem van haar handtas hoger op
haar schouder en wendde zich af.
‘Ach, laat ook maar,’ mompelde Tia.
‘Wat zei je?’
‘Ga nou maar, oké?’ Eigenlijk was Tia dolblij dat Katie wegging. Ze
wilde alleen zijn.
‘Dit is een kantoor, geen café. Dat moet je goed onthouden. Als het
moet, ga ik hier met Richard over praten. Ik wil niet hebben dat
jij je slechte humeur op mij botviert.’
‘Kom op nou, Katie. We zijn allemaal weleens chagrijnig.’
‘Niet zo erg als jij. Ik meen het, Tia. Ik weet niet wat jij hebt
de laatste tijd, maar ik zou maar oppassen als ik jou was.’
Twee uur later hoorde Tia iemand kloppen op de muur naast de
openstaande deur van haar kantoor. Voordat ze iets kon zeggen,
gluurde Richard al om de hoek. Eerst verscheen zijn woeste haardos,
toen zijn dikke bril en als laatste zijn sjofele baardje. Richard
leefde nog steeds ergens omtrent 1979. Hij was zelfs trouw gebleven
aan oud uitziende leren sandalen, die meteen de aandacht vestigden
op zijn weerzinwekkende, harige tenen.
‘Ik heb gehoord dat je Katie hebt uitgekafferd.’ Richard sloeg zijn
armen voor zijn dikke pens over elkaar. ‘Ze was zowat in tranen
toen ze me belde.’
‘Heeft ze je ook verteld dat ze rond lunchtijd is weggegaan en mij
al het werk alleen heeft laten opknappen?’
‘Ze zei dat er iets was met de kinderen.’ Richard keek haar over
zijn smoezelige bril heen aan.
‘Ze had een afspraak met de lerares van haar dochter. Die had ze
toch ook wel wat later op de dag kunnen plannen?’
Tia schaamde zich voor haar eigen gemekker. Ze klonk als een
schoolmeisje dat over een klasgenootje klikte. En trouwens, als er
iemand vaak vroeg wegging, was het Richard wel. Wat hem betrof was
alles pico bello in orde zolang ze hun cliënten regelmatig spraken
en de prullenbakken niet in brand staken.
Richard haalde diep adem. ‘Je weet denk ik heus wel dat ik mijn
best doe om op zorgzame wijze leiding aan dit bureau te geven. Ik
treed jou met evenveel begrip en flexibiliteit tegemoet als
Katie.’
Met een felle tik legde Tia haar pen neer. ‘Ik ben het zat dat
kinderen voor van alles en nog wat als excuus kunnen worden
gebruikt. Als de heilige moederplicht roept, is het meteen van:
“Tia, neem jij het maar over. Katie moet even een luier
verschonen.”’
Richard keek haar verbaasd en op zijn hoede aan. ‘Het ouderschap
vergt bepaalde offers.’
‘Maar waarom ben ik altijd degene die die offers moet brengen?’
Richard keek naar de telefoon die niet rinkelde, naar Katies
onberispelijk opgeruimde bureau en naar Tia’s berg papieren. ‘Heb
je het te druk?’
‘Daar gaat het niet om.’ Tia kon wel janken, want ze wist zelf ook
niet waar het dan wel om ging.
Richard sloot zijn ogen en bleef even heel stil staan. Alsof hij in
een yogatrance wegzonk. Met zijn ogen nog altijd dicht zei hij:
‘Als jij nou eens naar huis ging? Neem de rest van de dag maar
vrij. Ik neem de telefoon wel op.’