27
Tia

Het verleden wijst uit dat de adoptiewetten over het algemeen de belangen van de biologische ouders zwaarder laten wegen,’ zei de advocaat.
Bobby had haar het telefoonnummer gegeven van deze advocaat, iemand aan wie hij vorig jaar een appartement had verkocht. Kijk, dat was nou het mooie aan Southie. Iedereen hielp elkaar. Niemand had het zo druk met bakken geld verdienen dat hij geen tijd had om een ander te steunen.
Wie dacht die Caroline verdomme wel dat ze was? Hield ze haar dochter de godganse dag opgesloten met een of andere verrekte nanny; ze had niet eens bedacht dat het beter zou zijn om Honor naar de peuterspeelzaal te laten gaan. In Southie wisten zelfs de domste moeders nog dat ze hun kinderen met andere kinderen moesten laten spelen.
‘Aan de andere kant,’ zei de advocaat, ‘is er al veel tijd overheen gegaan. De kans dat een rechter na vijf jaar een adoptie nog terugdraait is nihil. Het zou alleen worden overwogen als er uitzonderlijke omstandigheden waren. Als iemand bijvoorbeeld heeft gelogen, of als er geen toestemming is gegeven.’
Tia streek over het plakboek van Honor dat ze op haar schoot had. ‘Stel dat de vader het niet wist en er geen toestemming voor had gegeven.’ Ze omklemde de telefoon wat steviger. ‘Zou dat uitmaken?’
‘Het zou nog steeds een grote gok zijn, maar dan zou ik in elk geval bereid zijn de zaak in overweging te nemen. Dan moet de vader het er natuurlijk wel mee eens zijn. Bovendien moet er overtuigend bewijs zijn dat het in het belang van het kind is om te worden weggehaald bij de mensen die ze al vanaf haar geboorte als haar ouders beschouwt.’
De gedachte dat ze hierover met Nathan zou moeten praten maakte haar onpasselijk. De gedachte dat ze Bobby zou moeten teleurstellen deed haar de tranen in de ogen springen. Haar boosheid omdat Nathans vrouw contact had gehad met Caroline maakte haar dapper.
‘Ik bel je nog terug,’ zei ze.

*

‘Kom langs,’ had ze gezegd. ‘Vanavond.’
Meer wilde ze Nathan niet vertellen. Toen hij vragen stelde, had ze gewoon nog een keer hetzelfde gezegd, waarna ze had opgehangen en met een snel e-mailtje haar plannen met Bobby voor die avond had afgezegd.
Ik moet vanavond nog wat dingetjes afhandelen in verband met mijn oude baan, typte ze. Niks ernstigs, maak je geen zorgen. Bel je morgen.
Ze ijsbeerde door haar appartement en wachtte op het verstrijken van de uren tot Nathan zou arriveren. Ze zette de tv aan en uit, surfte op de computer van de ene website naar de andere en maakte op een gegeven moment zelfs een paar spreidsprongen, maar al die krampachtige activiteiten konden haar niet tot rust brengen.
De voorlaatste keer dat ze Nathan had gezien, had ze zich opgemaakt en zich druk gemaakt over haar kleding. Deze keer nam ze die moeite niet. Hij kon de pot op. Ze had genoeg tijd verspild met mooie jurkjes aantrekken en magische poedertjes op haar gezicht aanbrengen. Nu wilde ze zichzelf het liefst met oorlogskleuren beschilderen, kronkelige rode strepen op haar gezicht smeren. Hem begroeten met een kreet van haat.
Toch dreef iets haar ertoe te douchen en de ramen open te gooien om frisse lucht binnen te laten. Een stofzuiger over de vloerbedekking te halen. Ze hield zichzelf voor dat het voor haar gevoel van eigenwaarde was, alsof schoonmaken haar stemming zou verbeteren.
Al snel – maar niet snel genoeg – ging de deurbel.
Ze ademde diep in en keek in de spiegel die naast de deur hing. Haar ogen fonkelden, niet door oogpotlood, maar van woede.
Tia opende de deur. Nathan stond roerloos en zwijgend te wachten.
Bovenal haatte ze het dat ze nog steeds naar hem verlangde.
‘Raad eens wie ik vorige week heb gesproken?’ vroeg Tia.
‘Heb ik het begin van dit gesprek gemist?’ Nathan kwam op haar af. ‘Mag ik binnenkomen?’
Het liefst wilde Tia zeggen: Nee, we kunnen ook prima hier in de deuropening praten.
Ze deed een paar passen achteruit, en hij kwam binnen.
‘Zal ik dan maar meteen helemaal doorlopen?’ Nathan wees naar de woonkamer.
‘We gaan wel in de keuken zitten.’ Tia draaide zich om en Nathan liep achter haar aan.
Hij ging aan de tafel zitten.
‘Wil je iets drinken?’ Ze perste die woorden eruit, vastbesloten niet dwaas over te komen.
‘Wat heb je?’ vroeg hij.
‘Wat ik heb, is het gevoel dat ik door iedereen word gemanipuleerd, onder andere door jou en je vrouw. Zij wil Honor leren kennen. Jij wilt Honor leren kennen. En om de een of andere reden verwachten jullie van mij dat ik jullie daarbij help?’
Nathan stak zijn handen op alsof hij wilde voorkomen dat ze dichterbij kwam. ‘Ho, zeg! Mag ik eerst even iets te drinken? Al is het maar een glas water?’
Tia rukte de koelkast open, griste er een biertje uit en zette het met een klap op tafel, waarna ze wat Jameson in een glas goot.
‘Wat is er nou precies aan de hand?’ Nathan keek nerveus.
Tia sloeg de helft van haar whisky achterover. ‘Caroline, de vrouw die Honor heeft geadopteerd, is me komen opzoeken. Want raad eens wie haar heeft gestuurd?’
‘Shit,’ zei Nathan.
‘Precies. Kennelijk is jouw vrouw ontzettend in mijn kind geïnteresseerd. Hoe komt dat, denk je?’
‘Wat zei die Caroline precies?’
‘“Die Caroline”, Nathan? Praat je zo over haar? Die Caroline is de vrouw die jouw kind bemoedert.’
Nathan sloeg zijn ogen neer. Hij klemde zijn lippen op elkaar terwijl hij de kringen in het tafelblad met zijn vinger volgde.
‘Wat nou?’ vroeg Tia. ‘Wat wil je niet zeggen?’
‘Mijn kind. Juliette zegt het, en jij zegt het, maar voor mij voelt het niet zo. Mijn zoons, dat zijn mijn kinderen. Ik ken dat meisje niet, dus is ze wel mijn kind?’ Nathan stak zijn hand naar Tia op. ‘Niet boos worden. Zo is het nu eenmaal.’
‘Nee. Zo is het niet. Of ze wel of niet jouw kind is, heeft niets met gevoelens te maken. Ze is gewoon jouw kind. Dat is het probleem met jou: elk gesprek gaat binnen de kortste keren over jou.’
Hij drukte zijn vingers hard genoeg tegen zijn voorhoofd om blauwe plekken te veroorzaken. ‘Wat nu?’
‘Ik moet weten waarom ze naar Caroline is gegaan.’ Ze liep naar het aanrecht en bekeek haar post om te voorkomen dat ze hem door elkaar zou rammelen, hem zou aanraken. ‘Alsjeblieft. De waarheid, Nathan.’
Nathan liet zijn vingers langs de hals van het groene bierflesje glijden. ‘Ze heeft me verteld dat ze het een en ander had opgezocht over die mensen… over Caroline en haar man. Maar eerlijk waar, ik heb geen idee waarom ze met haar heeft afgesproken of wat ze heeft gezegd. Ik kan alleen maar gissen.’
‘Gis dan maar. Ik moet het weten.’
‘Waarschijnlijk heeft het iets te maken met het feit dat ze me het huis uit heeft gegooid. Dat heb ik je de vorige keer niet verteld, sorry.’ Hij gebaarde naar de stoel naast zich. ‘Ga zitten. Laten we praten als twee mensen die samen een kind hebben, hoe slecht we haar en elkaar ook hebben behandeld.’
Tia liep terug naar de tafel, opeens trillend op haar benen. ‘Ben je thuis weg?’
Wederom kromp Tia’s wereld tot hij alleen uit Nathan bestond. Hij knikte ter bevestiging, een gebaar dat veel te klein leek voor zo’n gewichtige mededeling. Even zei hij niets. ‘Ik heb geen idee wat ze tegen haar heeft gezegd. Tegen Caroline.’
‘Waarom kan het haar iets schelen?’ vroeg ze opnieuw. ‘Eerlijk zijn.’
‘Juliette vindt dat het kind deel uitmaakt van ons gezin,’ zei Nathan. ‘Die foto’s hebben haar in meer dan één opzicht verscheurd.’
‘Ons gezin? Van jou en haar, bedoel je?’
‘En van onze zoons.’
Tia kon nauwelijks een woord over haar lippen krijgen. ‘Jullie zoons.’ Haar stembanden wilden niet meewerken. Haar woorden waren nauwelijks verstaanbaar. ‘Vindt ze dat Honor verbonden is met je zoons?’
‘En met mijn ouders.’
Tia was verbijsterd bij de gedachte dat Nathans vrouw een band wilde ontwikkelen met Honor, dat ze haar in haar gezin wilde opnemen, haar erin wilde opvouwen als de vulling in een Soros-omelet, tot alles aan haar wat van Tia was voorgoed was verdwenen.
‘Het was een enorme schok voor haar toen ze je brief openmaakte en die foto’s zag. Kun je je dat voorstellen?’
Tia omklemde haar armen. Die advocaat bellen was het slimste wat ze ooit had gedaan. Er niets over tegen Nathan zeggen zou het op één na slimste zijn. Lieve help, wat was ze nog afschuwelijk kwetsbaar wat hem betrof.
Nathan legde een hand op haar knie. ‘Het komt wel goed. Echt waar. Het komt allemaal goed.’
Ze wiegde heen en weer op de harde houten keukenstoel. Niets in haar appartement paste bij elkaar. Het was allemaal net zo onstabiel als haar leven. Wiebelende, niet bij elkaar passende, lelijke stoelen omringden een eikenhouten tafel vol krassen, die door de vorige eigenaren waren achtergelaten.
Ze boog voorover, klemde zo Nathans hand tussen haar borst en haar bovenbenen, en liet haar tranen op zijn huid druppelen. Ze voelde de stugge haartjes op zijn handen, zijn uitstekende knokkels. Ze rook en voelde zijn vertrouwde huid.
Hij trok haar overeind van de stoel en nam haar mee naar de bank. Zijn ferme aanraking op haar rug was als de dag van gisteren, en als thuiskomen. Toen ze haar armen om zijn middel sloeg, voelde ze het harde leer van zijn riem en de ruwe spijkerstof van zijn jeans. Zijn buik, een beetje zachter maar nog steeds van Nathan, drukte tegen haar wang.
Haar verlangen naar Nathan borrelde opeens in alle hevigheid op. Vijf jaar vol hoop en hunkering sloegen bijna de grond onder haar voeten vandaan. Al haar bloed, al haar gevoel stroomde naar haar diepste wezen. Haar liefde voor en verlangen naar deze man overtroffen alles.
Ze trok aan zijn riem.
Hij legde zijn hand op de hare, gaf er een kneepje in en trok zich toen terug. Hij hees haar zachtjes overeind. Met bevende knieën liep ze terug naar de stoel waarvan ze net was opgestaan.
‘Het mag niet,’ zei hij.
Een vernedering zo kil dat ze ervan rilde maakte dat ze geen woord kon uitbrengen. Ze moest alle zeilen bijzetten om niet opnieuw te gaan huilen. Haar ontzetting omdat ze werd afgewezen, ongewenst was, ontnam haar alle kracht, en er bleef alleen diepe gekrenktheid over.
‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Alles. Ik weet niet of je het wilt geloven, maar ik wil echt alleen maar dat je gelukkig wordt. Alleen kan ik daar niet voor zorgen.’
‘Stel dat?’ vroeg ze. ‘Stel dat we elkaar op een ander moment hadden leren kennen, en je niet getrouwd was geweest, zou je me dan hebben gewild? Nou?’
Hij keek haar recht aan. Ze zag hem worstelen.
‘Dat weet ik niet,’ zei hij. ‘Dat weet ik gewoon niet.’
Het gerinkel van de telefoon wekte Tia uit een dronken slaap.
‘Heb ik je wakker gemaakt?’ vroeg Robin toen ze Tia’s begroeting hoorde.
Tia draaide haar hoofd om op de wekker te kijken. Een doffe whiskyhoofdpijn draaide met haar mee. ‘Het is drie uur ’s nachts. Ja, je hebt me wakker gemaakt.’ Ze rook nog een spoortje van Nathan op haar arm. Hij was zo snel mogelijk vertrokken, had haar ten afscheid omhelsd en haar vervolgens niet meer recht aangekeken.
‘Sorry. Hier is het pas middernacht.’ Robin klonk prettig aangeschoten. Niet al te dronken. Ze konden altijd meteen aan elkaar horen hoeveel ze op hadden.
‘Middernacht is ook al te laat,’ zei Tia. ‘Wat is er?’
‘Ik ben verliefd.’
‘Hoe weet je dat?’
‘Omdat ik alleen maar aan haar kan denken.’
‘Soms heb ik dat ook met chocoladekoekjes. Moet ik dan maar meteen met ze trouwen?’
‘Ja, kijk, maar jij woont in Massachusetts, dus jij kunt trouwen met alles wat je maar wilt. Ik kan niet eens met de liefde van mijn leven trouwen.’
‘Dan kom je toch weer hier wonen?’
‘Geintje, zeker? Ik ben dol op Californië. Ze zouden alleen de wet moeten veranderen.’
‘Ik was bijna met Nathan in bed beland,’ biechtte Tia op.
‘O, shit, nee. Hoe dat zo?’
‘Omdat hij hier was. Ik kan niet eens beweren dat ik dronken was.’
‘Waarom was hij daar?’
‘Ze heeft hem het huis uit gegooid.’
‘Waarom?’
‘Ik weet het niet zeker, maar ik denk dat het iets te maken had met de foto’s die ik heb opgestuurd. Ze heeft het ontdekt van Honor.’
‘Je zou op zoek moeten zijn naar een baan, Ti, in plaats van met die klojo het bed in te duiken.’
‘Ik ben niet met hem het bed in gedoken. Bijna. Ik zei bijna.’
‘Nou, in dat geval ben ik erg trots op je.’
‘Ach, hou toch op. Hij is degene op wie je trots zou moeten zijn. Hij trok zich terug. Hij was de braverik, niet ik.’
‘Hou op,’ zei Robin. ‘Waag het niet om jezelf ergens de schuld van te geven. Hij trok zich terug? Dat betekent dat hij dichtbij genoeg was om het te proberen. De pot op met hem. Wat maakt het uit of hij opeens last kreeg van een slecht geweten?’
‘Hij geeft niks meer om me. Heeft hij waarschijnlijk ook nooit gedaan. Nu vindt hij me niet eens meer aantrekkelijk.’ Tia trok de dekens strakker om zich heen en klemde het laken tussen haar bovenbenen. ‘Wat mankeert mij toch?’
‘Je geloofde in hem. Jij dacht dat hij de prins op het witte paard was die je zou komen redden, en sorry, maar hij zag jou alleen maar als een spannende wip. Er is niets veranderd, Ti.’
‘Nou, eigenlijk is er wel degelijk iets belangrijks veranderd. Ik heb hem zover gekregen dat hij samen met mij bij Honor op bezoek gaat.’
‘Meen je dat nou? Is dat wel een goed idee? Zijn de… de adopteerders, of hoe je ze ook noemt, daarmee akkoord gegaan?’
‘Ze zeggen wel ja. Daar ben ik van overtuigd.’ Uit het niets kwam bij Tia het verlangen naar een sigaret op. ‘Vertel me eens over je liefde.’
‘Kom maar hiernaartoe, dan kun je haar leren kennen,’ zei Robin. ‘Ti… Ik vind dit niet zo’n goed idee, bij Honor op bezoek gaan. Daar kan toch niets goeds van komen?’
‘Is het niet genoeg dat ik mijn dochter kan leren kennen? Ik ben haar moeder. Dat kan niemand me afpakken.’
De stilte schreeuwde haar tegemoet vanaf de andere kant van het land.
‘Wat nou?’ vroeg Tia. ‘Wat denk je?’
‘Ik weet gewoon niet of dat wel een goede reden is,’ zei Robin.
‘Vind je het niet verstandig dat ik even ga kijken of de mensen aan wie ik haar heb afgestaan het wel goed doen? Ze hebben me een brief geschreven, en dat was het dan. Alsjeblieft, hier heb je mijn dochter. Was dat dan wél goed?’
‘Die beslissing heb je zelf genomen, Ti. Je moet eens ophouden jezelf ermee te kwellen.’
‘Nou, als je het al niet goed vindt dat ik haar ga opzoeken, dan zul je dit al helemaal geweldig vinden. Ik heb een advocaat gebeld.’ Tia trok de lakens strakker om haar schouders. ‘Om navraag te doen naar de adoptie.’
‘Waar heb je precies navraag naar gedaan?’
‘Misschien heb ik een fout gemaakt. Misschien hoort ze bij mij.’
‘Nu maak je pas een fout. Een hele grote fout.’
‘Jij vindt alles wat ik doe fout. Ik denk dat mijn moeder trots op me zou zijn.’ Tia wenste dat ze het gezicht van haar vriendin kon zien. ‘Dat weet ik wel zeker.’