31

19 oktober 2007

vrijdag 9:45 uur

New Delhi, India

Inspecteur Naresh Prasad verveelde zich en zat niet lekker. Hij had zijn thee gehad en hij had de krant van voor tot achter gelezen. Hij zat al bijna drie uur in zijn Ambassador, zonder een teken van Jennifer Hernandez en geen woord van de balie van de conciërges. Hoewel hij er zeker van was dat hij waarschijnlijk tegen haar aan zou lopen op het moment dat hij de auto uitstapte, deed hij dat toch. Hij liet de deur op een kier staan.

Naast de auto rekte hij zich uit en boog zich daarna voorover tot hij bijna zijn tenen raakte. Het was het enige wat hij kon doen. De sikh-portier wuifde en glimlachte. Naresh wuifde terug. Nog steeds geen juffrouw Hernandez. Hij keek in de auto. Hoewel hij wist dat hij geduld hoorde te hebben en weer in de auto moest stappen, kon hij zich er niet toe zetten. Het was te warm in de auto zo pal in de zon.

Hij keek weer in de richting van het hotel. Wat deed ze toch? Waarom was ze nog niet naar beneden gekomen? Maar toen besefte hij dat hij alleen maar aannam dat ze nog niet naar beneden was gekomen, en als dat wel zo was dat Sumit hem dat dan zou hebben laten weten. Naresh besloot dat het tijd was om zelf uit te vinden of ze al gezien was.

Hij sloot de deur van de auto en liep onder de overkapping door, voortdurend rondkijkend of hij juffrouw Hernandez zag. Hij liep het hotel in en ging naar de balie.

‘Goedemorgen inspecteur,’ zei Lakshay. Sumit was bezig met een gast.

‘Is ze nog niet verschenen?’ vroeg Naresh op boze toon, alsof het de schuld van de conciërges was.

‘Niet dat ik weet. Ik zal het even aan mijn collega vragen.’ Lakshay tikte Sumit op zijn arm en fluisterde hem discreet iets toe achter zijn hand.

‘Nee, mijn collega bevestigt het. We hebben juffrouw Hernandez nog niet gezien vandaag.’

‘Kun je een reden bedenken om haar kamer te bellen?’ vroeg Naresh. ‘Ik wil weten of ze daar nog is.’

‘Nee, dat kan ik niet,’ zei Lakshay.

‘Geef me de telefoon,’ beval Naresh. ‘Hoe krijg ik de telefoniste?’

Zodra hij de telefoniste aan de telefoon had, vroeg Naresh om doorverbonden te worden met Jennifer Hernandez. De telefoon ging maar een paar keer over. Een slaperige stem antwoordde.

‘Het spijt me,’ zei Naresh. ‘Ik denk dat ik het verkeerde nummer heb.’

‘Maakt niet uit,’ zei Jennifer en hing op.

Naresh deed hetzelfde. Ze lag in haar kamer te slapen en hij vroeg zich af wat hij zou doen.

Sachin Gupta liet zijn chauffeur via de dienstingang naar binnen rijden. Er was een hek en een portiersloge. Sachin opende het raampje aan de passagierskant. Hij kon merken dat de portier onder de indruk was van de stralend schone, zwarte Mercedes.

‘We zijn hier om Bhupen Chaturvedi te spreken,’ zei Sachin. ‘Hij werkt bij onderhoud. Hij is vanochtend zijn medicijnen vergeten en die komen we hem brengen.’

De portier sloot zijn deur. Sachin zag hem een telefoontje plegen. Even later opende hij de deur weer. ‘U kunt daar bij die muur parkeren,’ zei hij. ‘Bhupen komt bij het laadbordes naar u toe.’

Sachin bedankte de man maar zei Suresh rechtstreeks naar het laadbordes te rijden. Bhupen stond al te wachten. Hij gebaarde dat ze de auto achterwaarts in de naastgelegen garage moesten rijden die was gereserveerd voor de afdeling onderhoud. De identificatiekaart die hij had meegebracht gooide hij op het dashboard. Als een van de onderhoudschefs was hij gekleed in een schoon donkerblauw uniform met een bijpassende baseballcap. Hij was een licht getinte, gedrongen man met een dikke nek. Hij en Sachin waren vrienden geweest op de middelbare school.

‘Ga je hiermee akkoord?’ vroeg Sachin. ‘Er zal een enorme rel van komen en een onderzoek: Amerikaanse toeriste ontvoerd uit vijfsterrenhotel!’

‘Wat ik wil weten is of je het geld hebt meegebracht,’ zei Bhupen.

Sachin haalde een flinke rol roepies tevoorschijn en gooide hem naar Bhupen die hem snel in zijn zak stopte.

‘Ik zou denken dat jij je zorgen zou moeten maken door hier in die opvallende auto naartoe te komen,’ zei Bhupen.

‘Er rijden duizenden van dit type zwarte Mercedessen in Delhi en de nummerplaten zijn vals. Wat is eigenlijk dat medicijn dat ik je zogenaamd breng?’

‘Mijn astma-inhaler.’

‘En hoe zit het met dat meisje? Is ze nu in het hotel?’

‘Direct nadat je belde vanochtend heb ik het gecontroleerd. Ze was nog in haar kamer want de veiligheidsketting zat er nog op. De jetlag heeft haar waarschijnlijk te pakken.’

‘Dat is mazzel. Dus we doen het op dezelfde manier als de laatste keer?’

‘Dat klopt. Ik heb het karretje met de grote instrumentenkist al op de verdieping gezet. Haar kamer is dicht bij de dienstliften. Heb je je eigen tape meegebracht?’

Sachin hield een nieuwe rol omhoog. Ook haalde hij rubber handschoenen tevoorschijn die hij zijn twee handlangers gaf. Bhupen had zijn eigen handschoenen.

‘Zijn we klaar?’ vroeg Bhupen.

‘Laten we gaan,’ zei Sachin.

Ze namen de dienstlift. Niemand sprak. Door de opwinding was iedereen gespannen. Toen ze op de achtste verdieping uitstapten zagen ze dat ze niet alleen waren. Bij de gastenlift stonden vier mensen, maar tegen de tijd dat Sachin en de anderen zich hadden verzameld bij de deur van kamer 812, waren de gasten weg. Bhupen had het karretje opgehaald dat hij had achtergelaten in het halletje bij de dienstlift.

Nadat hij had gecontroleerd of de gang leeg was, legde Bhupen zijn oor tegen de deur. ‘Het klinkt alsof ze in de douche is. Dat zou mooi zijn.’

Hij pakte zijn loper, controleerde de hal nogmaals en opende Jennifers deur. Bijna direct voorkwam de veiligheidsketting dat hij nog verder geopend kon worden. Iedereen kon het onmiskenbare geluid van de douche horen. ‘Perfect,’ fluisterde Bhupen. Hij zette zijn schouder tegen de deur, ging even achteruit en liet vervolgens zijn schouder met een keiharde stoot tegen de deur neerkomen. De vier schroeven die de behuizing van de veiligheidsketting tegen de deurpost hielden vlogen er helemaal uit. Een seconde later stonden de vier mannen in het piepkleine halletje van de kamer en werd de deur weer gesloten.

De badkamer was direct links. De deur stond op een kier en er kwam stoom door naar buiten. Sachin gebaarde naar Suresh, de reus, om met hem van plaats te wisselen. Sachin wilde dat Suresh als eerste de badkamer in zou gaan. Daarna kwam Sachin, gevolgd door Subrata.

Suresh sloeg zijn grote hand om de rand van de deur, zwaaide hem plotseling open en sprong de badkamer in. Daar was nog veel meer stoom, die hij met zijn hand voor zijn gezicht weg probeerde weg te wuiven terwijl hij door zijn vaart midden in de badkamer belandde.

Maar de haast was onnodig. De douche was achter in de badkamer en dankzij het ruisen van het stromende water en de dichte mist was Jennifer zich nog niet bewust van hun aanwezigheid.

Sachin duwde Suresh opzij en rukte de douchedeur open. Suresh stak zijn handen in de waterstroom en de mist en greep wat hij kon, een bovenarm, zoals bleek. Met al zijn kracht tilde en trok hij, en sleurde Jennifer de badkamer in. Ze schreeuwde maar de schreeuw werd afgebroken toen drie mannen op haar vielen en er een hand over haar mond werd geslagen.

Jennifer probeerde zich los te worstelen maar tevergeefs. Ze probeerde te bijten maar slaagde er niet in haar tanden ergens in te zetten, voor er snel een doek in haar mond werd gestopt. De rol tape werd om haar hoofd gewikkeld om de prop op zijn plaats te houden. Daarna werd de tape om haar bovenlichaam, polsen en op diverse plaatsen om haar benen gewikkeld. Een paar seconden later stonden de drie mannen op en keken neer op hun handwerk.

Op de vloer van de badkamer lag een gekneveld, naakt, nat meisje met doodsbange ogen die van de ene naar de andere overvaller schoten. Het was allemaal in een oogwenk gebeurd.

‘Het is een schoonheid,’ zei Sachin. ‘Wat zonde.’

Vanuit de badkamer konden ze horen hoe Bhupen het karretje de kamer in manoeuvreerde.

‘Oké,’ zei Sachin. ‘Laten we haar in de instrumentenkist stoppen en wegwezen.’

De drie mannen grepen verschillende lichaamsdelen en droegen Jennifer met enige moeite de badkamer uit. Ze probeerde zich te verzetten, maar het was zinloos. In de kamer had Bhupen het deksel van de grote instrumentenkist geopend.

‘Leg haar neer,’ instrueerde Sachin. Hij keek in de kist, verdween weer in de badkamer en kwam terug met twee dikke badjassen. Bhupen greep er een en drapeerde hem in de kist.

‘Perfect,’ zei Sachin. Hij wees naar Jennifer en de drie pakten haar weer op. Jennifer probeerde opnieuw zich te verzetten. Doodsbang probeerde ze te voorkomen dat ze in de kist werd gestopt door zich achterover te buigen, maar het hielp allemaal niks. Ze probeerde weer te schreeuwen maar door de prop kwam alleen maar gedempt gegrom. Bhupen sloot het deksel.

‘Ik zal even de gang controleren,’ zei Bhupen. Hij was direct terug. ‘Niemand te zien.’

Ze manoeuvreerden het karretje de gang in terwijl Suresh de douche dichtdraaide. Daarna sloot hij de deur van de kamer voor hij achter de anderen aanliep. Bhupen duwde het karretje met de instrumentenkist.

‘Het zou mooi zijn als we een lege lift zouden kunnen regelen naar beneden,’ zei Sachin.

‘Dat kan,’ zei Bhupen. Hij pakte een liftsleutel en hield hem omhoog. ‘Hij hoeft alleen maar leeg te zijn als hij komt.’

De lift was leeg en nadat hij het karretje erin geduwd had zorgde Bhupen er met zijn sleutel voor dat de lift zonder te stoppen doorging naar de kelder. Jennifer bonkte een paar keer tegen de wand maar was toen stil. Ze stapten uit in de kelder en brachten de instrumentenkist naar de onderhoudsgarage. Het duurde maar een paar minuten om Jennifer met de badjassen van de kist over te hevelen naar de kofferbak van de Mercedes. Opnieuw probeerde ze weerstand te bieden, maar niet voor lang.

Toen ze de dienstparkeerplaats verlieten keek de portier niet eens op van zijn krant.

‘Ik denk dat dit een van onze succesvolste acties is,’ pochte Sachin.

‘Vlekkeloos,’ stemde Subrata in.

Sachin toetste Cal Morgans nummer in op zijn mobiele telefoon. ‘We hebben je gast,’ zei hij toen Cal opnam. ‘We zijn onderweg. Dat is een beetje eerder dan we verwachtten. Ik hoop dat je het geld hebt. Het was geen goedkope opdracht.’

‘Fantastisch,’ zei Cal. ‘Maak je niet druk. Het geld wacht op je.’

Krap een halfuur later stond Cal te wachten op de oprit toen Sachins Mercedes aan kwam rijden. Hij stak zijn hand op en Suresh bleef pal naast hem staan.

‘Juffrouw Hernandez zal in de garage aan het eind van het terrein verblijven. Kan ik meerijden om je te laten zien waar het is?’

‘Natuurlijk,’ zei Sachin. ‘Spring maar achterin.’

Cal stapte in de auto. ‘Direct achter het huis,’ zei hij tegen Suresh, wijzend door de voorruit. En toen Suresh optrok voegde hij eraan toe: ‘Ik moet het jullie nageven. Dit is heel wat sneller dan ik had verwacht. Ik dacht dat het wel het grootste deel van het weekend zou duren.’

‘We hadden geluk. Ze bleef uitslapen voor ons. En als extraatje leveren we haar heel schoon af.’

‘Wat bedoel je?’

‘Dat zul je zo wel zien. Gaan we hier links of rechts?’

‘Links,’ zei Cal. ‘De garage staat tussen dat groepje bomen.’

Een paar minuten later stopte Suresh bij een stenen garage met vier autoboxen en dakkapellen op de eerste verdieping. Het gebouw was hermetisch afgesloten.

‘Het ziet eruit of dit in jaren niet gebruikt is,’ zei Sachin. Het onkruid tussen het grint voor de garagedeuren was tientallen centimeters hoog.

‘Dat klopt,’ stemde Cal in. Hij haalde een overdreven grote sleutel tevoorschijn. ‘De kelder is net een middeleeuwse kerker. Hier is de sleutel.’

‘Wat toepasselijk. Hoe lang wil je dat je gast hier blijft?’

‘Dat weet ik niet zeker. Dat ligt aan haar. Ik zal je wel bellen.’

‘’s Nachts is het makkelijkst.’

‘Dat vermoedde ik al,’ zei Cal.

Ze stapten allemaal uit. Cal liep naar een stevige zijdeur en opende hem met de sleutel. Achter de deur was een stenen trap en op de muur zat een ouderwetse lichtschakelaar met een draaiknop. Hij draaide eraan en de lichten gingen aan op de trap. ‘Ik zal het licht beneden ook even aan doen,’ zei Cal en haastte zich de trap af. Onderaan was net zo’n stevige deur als boven. Cal opende hem met dezelfde sleutel en draaide het licht binnen aan. Achter hem kwam ook Sachin de trap af.

‘Waar werd dit in de tijd van de raj voor gebruikt?’ vroeg Sachin.

‘Geen idee.’ Cal liep naar de gootsteen om te controleren of er water was. De ruimte was vochtig en kil en het rook er muf. Een paar spinnenwebben hingen van het plafond. Er was een grote kamer met een gootsteen en twee kleinere slaapkamers met bedden, bedekt met dunne, kale matrassen. Er was ook een kleine badkamer met een ouderwets toilet en een waterreservoir hoog tegen de muur. Het houten meubilair was heel eenvoudig, zonder versieringen.

‘Oké,’ zei Cal. ‘Laten we haar naar beneden brengen.’

‘Er is een klein probleempje. Ze heeft geen kleren behalve een paar badjassen.’

‘Hoe kan dat nou?’ vroeg Cal.

‘Ze stond onder de douche toen we haar uitnodigden.’

Even vroeg Cal zich af hoe hij aan kleren voor Jennifer moest komen, maar toen besloot hij dat het niet nodig was.

‘Ze zal het met die badjassen moeten doen,’ zei Cal.

Teruggekomen bij de auto vroeg Sachin Subatra de kofferbak te openen. Toen het deksel omhoog ging knipperde Jennifer tegen het zonlicht. In haar ogen was een combinatie van woede en angst te zien. Sachin gaf Suresh en Subrata de opdracht haar eruit te tillen en de trap af te dragen. Sachin en Cal volgden. Cal droeg de badjassen.

‘Waarheen?’ vroeg Sachin.

‘Op de bank,’ wees Cal. ‘En verwijder de tape.’

Het duurde een beetje langer om de tape te verwijderen dan het had gekost om het aan te brengen, en het was af en toe pijnlijk, maar Jennifer gaf geen kik tot ze de prop verwijderden.

‘Rotzakken,’ snauwde ze zodra ze kon praten. ‘Wie zijn jullie godverdomme?’

‘Dit gedrag belooft niet veel goeds voor je bezoek,’ zei Sachin tegen Cal.

‘Ze kalmeert wel,’ zei Cal vol zelfvertrouwen.

‘Dat dacht je maar,’ sneerde Jennifer. Toen Suresh het laatste stukje tape van haar benen haalde sprong ze overeind en rende naar de trap. Suresh slaagde erin haar bij de arm te grijpen maar ze draaide zich razendsnel om en krabde hem met haar vingernagels. Daarop sloeg hij haar keihard met de achterkant van zijn hand tegen de grond. Het was duidelijk dat ze duizelig was toen ze rechtop ging zitten. Licht heen en weer zwaaiend en met een wezenloze uitdrukking op haar gezicht bleef ze even zitten.

‘Ze is waarschijnlijk niet de prettigste gast,’ zei Sachin.

Cal drapeerde een van de badjassen over haar schouders. ‘Je hoeft hier niet zo lang te blijven,’ zei hij tegen Jennifer. ‘We willen alleen maar met je praten en daarna kun je gaan. Ik zal je zelfs vertellen waar het om gaat. Op de een of andere manier ben je wantrouwig geworden over die drie sterfgevallen van maandag-, dinsdag- en woensdagavond. Er is iets waardoor je bent gaan twijfelen over de diagnose van alledrie. We willen weten wat dat is. Dat is alles.’ Cal spreidde zijn handen uit en haalde zijn wenkbrauwen op. ‘Dat is alles wat we willen weten. Zodra je het ons verteld hebt, brengen we je weer terug naar je hotel. Ik zeg je dit maar vast zodat je erover na kunt denken.’

Jennifer keek hem woedend aan. ‘Ik vertel je geen ene moer.’

‘Wat denk je?’ vroeg Jack. Hij stapte achteruit. Samen met Laurie, Neil en Arun stond hij in de koelcel in het souterrain van het Queen Victoria Hospital. Met enige moeite hadden ze samen Maria Hernandez de kleren aangetrokken die Neil had gebracht. Jack had net het puntje op de i gezet: zijn Yankees baseballcap. Hij had hem zo geplaatst dat de klep een beetje naar beneden wees en het grootste deel van Maria’s gezicht bedekte om haar onaardse kleur te camoufleren.

‘Ik weet het niet,’ zei Laurie.

‘Hé, ze hoeft niet mee te doen aan een schoonheidswedstrijd,’ zei Jack. ‘Ze moet alleen maar langs die bewaker aan het eind van de hal.’

Ze hadden Maria vastgebonden in de rolstoel en zo goed mogelijk ondersteund.

‘Ik maak me zorgen om de geur,’ zei Neil terwijl hij een gezicht trok.

‘Daar kunnen we niks aan doen,’ zei Jack. Hij liep naar voren en trok de klep nog wat verder naar beneden. ‘Laten we gaan. Als de bewaker protesteert moeten we gewoon een beetje sneller lopen. Zodra ze hier naar binnen kijken weten ze immers dat ze verdwenen is.’

‘Staat de bestelwagen al aan de achterkant?’ vroeg Laurie.

‘Ja,’ zei Jack. ‘Nou, dit gaan we doen. Arun, jij vertrekt door de hoofdingang. Ik wil voorkomen dat jij problemen krijgt, wat ons misschien wel zal gebeuren omdat we er stiekem vandoor willen gaan met dit lijk.’

‘Dat begrijp ik,’ zei Arun. ‘Ik ga naar buiten en loop dan om naar de achterkant. Ik wil met jullie meerijden zodat je op weg naar het Gangamurthy Medical College niet verdwaalt.’

‘Zal je vriend Singh ons daar opwachten?’ vroeg Laurie.

‘Ja,’ zei Arun.

‘Oké, dan zien we je buiten,’ zei Jack toen Arun de zware, geïsoleerde deur opende. Daarop richtte Jack zijn aandacht op Neil. ‘Jij duwt de schoonheidskoningin.’ En, kijkend naar Laurie: ‘Jij loopt aan de linkerkant tussen Maria en de bewaker. Let ook goed op dat je haar ondersteunt als ze dreigt om te vallen. Ik knoop een gesprekje met de bewaker aan. Hij en ik zijn oude vrienden, want ik ben hem al twee keer gepasseerd. Heeft iedereen het begrepen?’

‘Laten we gaan,’ zei Laurie. Ze keek naar Neil, die achter de rolstoel was gaan staan.

‘Ik zal even in de hal kijken,’ zei Jack. Hij duwde de deur open en liep half naar buiten. Toen hij in de richting van de lift keek zag hij Arun net instappen. Aan de andere kant kon hij de bewaker in zijn stoel zien zitten. Verder was er niemand.

Jack opende de deur helemaal en gebaarde naar de anderen om te komen. ‘De kust is vrij,’ zei hij.

Neil had de rolstoel nog niet over de drempel van de koelcel geduwd of er kwamen een paar doktoren uit het restaurant.

‘Jezus...’ bracht Jack uit. De doktoren knikten naar Jack toen ze, diep in gesprek, passeerden. Jack was bang om om te kijken maar hij dwong zich ertoe. De doktoren waren Maria al gepasseerd. Neil haalde zijn schouders op. Kennelijk was er niks aan de hand. Jack gebaarde naar Neil en Laurie het tempo te verhogen, zodat ze de ingang van het restaurant snel voorbij waren om verdere confrontaties te vermijden.

De bewaker zag hen aankomen. Jack bereikte hem iets eerder dan de anderen. ‘Hallo daar,’ zei hij. ‘Heb je het druk hier beneden vandaag? We gaan door deze deur. Mijn moeder maakt zich er zorgen over hoe ze eruitziet en wil geen oude vrienden tegenkomen.’ Jack babbelde voort terwijl hij tussen de bewaker en Maria probeerde te blijven terwijl ze passeerden. De bewaker keek vaag hun kant uit, maar dat was alles. ‘Tot ziens,’ zei Jack, terwijl hij achterwaarts de dubbele deuren doorging.

‘Een fluitje van een cent,’ mompelde Jack toen hij de anderen voorbijliep om de achterdeuren van de bestelwagen te openen. Een deel van het ontsnappingsplan was haar snel los te maken door aan het eind van een verborgen koord te trekken, zodat haar bovenlichaam vrijkwam van de rolstoel. Met zijn drieën hesen ze Maria in de bestelwagen waarna de deuren in recordtijd werden gesloten.

Arun verscheen om de hoek van het gebouw.

‘Rij jij maar,’ zei Jack, terwijl hij hem de sleutels toegooide. ‘Jij weet waar we moeten zijn.’

Ze stapten allemaal in de auto, Arun achter het stuur, Jack voorin en Laurie en Neil op de achterbank.

‘Laten we de raampjes opendraaien!’ zei Neil, onder de indruk dat de anderen zo stoïcijns konden zijn.

‘Laten we niet doen of we net een bank beroofd hebben!’ zei Jack. ‘Maar we moeten ook niet treuzelen. Ik bedoel, laten we maken dat we wegkomen.’

Arun startte de motor, maar liet hem weer afslaan omdat hij te weinig gas gaf. Jack rolde met zijn ogen, denkend dat het maar goed was dat ze geen bank hadden beroofd.

‘Wat doet Jennifer vandaag?’ vroeg Laurie aan Neil. ‘Vond ze het erg toen Jack belde dat je Maria’s kleren moest brengen?’

‘Ze was maar al te blij dat ik vertrok,’ vertelde Neil. ‘Ik denk dat ze nu pas een beetje bijkomt van haar jetlag. Ze zei dat ze waarschijnlijk wel bleef slapen tot twaalf uur of later zelfs, en dat ik me geen zorgen over haar hoefde te maken. Ze was van plan om wat hoognodige oefeningen te gaan doen zodra ze wakker werd.’