8

16 oktober 2007

dinsdag, 19:45 uur

New Delhi, India

Uit gewoonte glimlachte Samira Patel quasi-verlegen tegen de twee lange sikh-portiers bij de hoofdingang van het Queen Victoria Hospital. Net als Veena de nacht ervoor droeg ze haar verpleegstersuniform. Ze reageerden niet op haar geflirt, maar ze herkenden haar beslist. Beiden staken zwijgend een hand uit, trokken hun respectievelijke deuren open en lieten haar, met een buiging, binnen.

Durell had alles die middag, voor ze vertrok op haar missie, uitvoerig met haar doorgenomen, onder meer wat ze moest doen zodra ze in het ziekenhuis was. Ondanks haar opwinding volgde ze de instructies letterlijk op. Ze liep de lobby door zonder met iemand oogcontact te maken. In plaats van de lift nam ze de trap naar de eerste verdieping waar de bibliotheek was. Nadat ze de lichten had aangedaan pakte ze een paar orthopedieboeken van de planken en legde ze op een van de tafels. Ze legde er zelfs een open bij het hoofdstuk over het vervangen van een knie, de operatie die haar patiënt, Herbert Benfatti, die ochtend had ondergaan. Dit was allemaal Durells idee. Hij wilde dat ze een duidelijke, te verifiëren uitleg had voor haar aanwezigheid in het ziekenhuis na haar werktijd, voor het geval een van de verpleegsters boven haar hiernaar zou vragen.

Zodra ze haar voorbereidingen in de bibliotheek had getroffen en ze Benfatti’s dossier van de computer in de bibliotheek had gekopieerd op een USB-stick, liep ze via de trap naar de vierde verdieping, waar de ok-afdeling was. Haar opwinding was inmiddels veranderd in echte bezorgdheid, meer dan ze had verwacht, en ze begon zich af te vragen waarom ze zo graag vrijwilliger had willen zijn. Tegelijkertijd wist ze precies waarom ze zich had aangeboden. Hoewel Veena Chandra haar beste vriendin was sinds ze elkaar in groep drie voor het eerst hadden ontmoet, had Samira zich altijd de mindere gevoeld. Het probleem was dat Samira jaloers was op Veena’s schoonheid, waar Samira zoals ze wist niet tegenop kon. Daar kwam haar wens vandaan om op elk ander vlak de strijd aan te gaan. Samira was ervan overtuigd dat Veena’s haar donkerder en glanzender was dan dat van haar, en dat Veena’s huid een mooiere goudkleur had, en dat haar neus kleiner en fraaier gevormd was.

Ondanks deze rivaliteit, waar Veena zich absoluut niet van bewust was, waren de meisjes dikke vriendinnen geworden, mede door de gemeenschappelijke droom op een dag naar Amerika te kunnen emigreren. Net als andere vriendinnen op school hadden ze al jong leren werken met internet, iets waar Samira meer gebruik van maakte dan Veena, maar waardoor beide meisjes kennis hadden kunnen maken met het Westen en het idee van persoonlijke vrijheid. In hun tienerjaren waren ze onafscheidelijk en deelden ze hun geheimen, ook Veena’s misbruik door haar vader, iets wat ze nooit aan anderen vertelde uit angst schande over haar familie af te roepen. Samira’s geheim, dat in scherp contrast stond met dat van Veena, was dat ze werd gefascineerd door pornografische websites, en dus door seks. Ze vond het moeilijk om aan iets anders te denken, juist omdat het haar ontzegd werd. Ze smachtte ernaar om het zelf te ervaren en voelde zich een gekooid dier door haar streng islamitische opvoeding. De relatie tussen de twee jonge vrouwen werd nog verstevigd door hun bereidheid de ander te dekken. Ze vertelden hun respectievelijke ouders dat ze bij elkaar logeerden, waardoor ze in staat waren naar westerse clubs te gaan en de hele nacht weg te blijven. In plaats van te leven volgens de waarden van het traditionele Indiase karma, zoals passiviteit, gehoorzaamheid en het accepteren van problemen in de verwachting daarvoor in een volgend leven beloond te worden, verkoos zowel Samira als Veena liever de beloningen in dit leven.

De dag ervoor, toen Samira had gehoord dat Veena als eerste was gekozen om het nieuwe plan uit te voeren, was ze heel jaloers geworden. Daarom had ze zich direct aangeboden voor de volgende opdracht met de bewering dat ze het beter en zonder aarzelen zou doen. De reden waarom ze zo zelfverzekerd was, was dat ze op één gebied meer vooruitgang had geboekt dan haar vriendin, en dat was de mate waarin ze de oude Indiase cultuur van zich had afgeschud en de nieuwe westerse cultuur had aangenomen. Haar affaire met Durell was daarvan een duidelijk bewijs.

Met trillende hand duwde Samira de deur van het trappenhuis op de vierde verdieping open. Het was relatief donker. Een paar seconden stond ze alleen maar te luisteren. Ze hoorde niets behalve het constante, alomtegenwoordige, lage gebrom van het ventilatiesysteem. Ze stapte de hal in en liet de deur achter zich dicht glijden.

Ervan overtuigd dat ze alleen was liep Samira in de richting van de operatieafdeling terwijl ze probeerde het geluid van haar hakken op de harde vloer tot een minimum te beperken. De verlichting was gedempt maar voldoende. Toen ze de eerste dubbele deuren door liep controleerde ze of de hal leeg was. Ze wist dat hij ’s avonds en af en toe zelfs tijdens de nachtdienst gebruikt werd door het personeel om te pauzeren en tv te kijken, hoewel dat officieel verboden was. Ze liep verder naar de deuren van de hoofdingang naar de ok-afdeling zelf en duwde ze iets open. Helaas protesteerden de scharnieren met veel lawaai, waardoor Samira in elkaar kroop. Ze kon haar hart in haar borst voelen bonken en zelfs horen. Na een paar seconden gewacht te hebben of er een reactie kwam op het geluid van de deuren, liep Samira verder. Bij het sluiten van de deur piepten de scharnieren opnieuw en weer kroop ze in elkaar. Maar onmiddellijk daarna omsloot een doodse stilte haar als een zware deken.

Samira kon niet wachten tot dit deel van de opdracht voorbij was. Ze kon inmiddels het zweet op haar gezicht voelen ondanks de airconditioning in de ok. Ze vond het niet prettig om zo bang te zijn, want door het langdurige dubbelleven dat ze als tiener had geleid met haar ouders had ze al meer dan genoeg angsten doorstaan.

Zodra ze zeker wist dat ze alleen in de ok was, vulde Samira snel de spuit met succinylcholine, waarbij ze in haar haast bijna het glazen flesje liet vallen. Het was een ramp geweest als het op de harde vloer in stukken gevallen was, want ze zou het niet hebben durven opruimen. Elke glassplinter zou te vergelijken zijn met een in curare gedoopte pijlpunt in het oerwoud van Peru. Ze begreep heel goed hoe ironisch het zou zijn als ze de volgende ochtend dood zou worden aangetroffen in de ok.

Opgelucht liep Samira weer terug naar het trappenhuis. Nu dit deel van haar taak erop zat, dacht ze dat de rest een makkie ging worden. Maar dat had ze mis.

Terwijl ze twee verdiepingen naar beneden liep, keek ze op haar horloge. Haar enige zorg op dit moment was mevrouw Benfatti, die ze die middag had ontmoet. Zou ze er nog zijn? Het was natuurlijk wel de avond na de operatie van Herbert Benfatti, en de kans bestond dat hij nog steeds last had van de effecten van de anesthesie, wat betekende dat hij waarschijnlijk heel slaperig zou zijn of misschien zelfs zou slapen. De enige manier om erachter te komen was door te gaan kijken.

Toen ze de deur naar de tweede verdieping opendeed keek Samira links en rechts de gang in. Twee verpleegsters waren te zien in de felverlichte zusterspost, wat betekende dat de andere twee bij een patiënt waren of een pauze namen. Ze kon het absoluut niet zeggen.

Terwijl haar angst weer toenam hield ze zichzelf voor dat het nu of nooit was. Ze haalde diep adem, stapte de hal in en liep naar de kamer van meneer Benfatti. Alles ging goed tot ze bij zijn deur kwam, die een paar centimeter openstond. Omdat ze het graag achter de rug wilde hebben hief Samira haar hand om te kloppen, maar hij bleef in de lucht hangen.

Tot haar grote schrik werd de deur juist op dat moment opengetrokken. In een reflex slaakte Samira een kreet van verrassing toen ze plotseling tegenover een van de avondzusters stond. Het was de opvallend dikke en kortaangebonden Charu en ze vulde de hele deuropening.

In tegenstelling tot Samira’s verraste reactie, reageerde Charu geïrriteerd dat er iemand in de weg stond. Ze bekeek Samira kritisch van top tot teen en zei op niet al te vriendelijke toon: ‘Wat doe jij hier? Je werkt toch overdag?’

Charu en Samira kenden elkaar alleen van de overdracht waarbij de avondzusters door de dagzusters op de hoogte werden gesteld van de situatie en de specifieke behoeften van elke patiënt.

‘Ik wilde net even bij mijn patiënt gaan kijken,’ zei Samira met meer aarzeling dan ze wilde. ‘Ik was in de bibliotheek om de procedure bij het vervangen van een knie te bestuderen.’

‘O ja?’ vroeg Charu op een toon waarin twijfel doorklonk.

‘Ja,’ echode Samira, terwijl ze even overtuigend probeerde te klinken.

Charu keek Samira ongelovig aan maar gaf verder geen commentaar. In plaats daarvan zei ze: ‘Mevrouw Benfatti is er.’

‘Gaat ze al bijna weg? Ik wilde meneer Benfatti een paar vragen stellen over de symptomen.’

Charu haalde alleen maar haar schouders op voor ze langs Samira schoof. Samira keek haar na toen ze wegliep in de richting van haar bureau. Ze wist niet goed wat ze moest doen. Ze kon niet op de verdieping blijven rondhangen om te wachten tot mevrouw Benfatti vertrok, maar als ze terugging naar de bibliotheek zou ze niet weten wanneer de echtgenote vertrok. Bovendien vroeg ze zich af of het feit dat ze Charu was tegengekomen betekende dat ze er helemaal van af moest zien. Maar misschien zou het dan wel een week duren voor ze een andere Amerikaanse patiënt met een voorgeschiedenis van hartproblemen had die een geschikt doelwit zou kunnen zijn. En dan waren de voordelen van de concurrentiestrijd met Veena waarschijnlijk verdwenen.

Samira stond nog in dubio toen ze opnieuw verrast werd. Deze keer was het mevrouw Lucinda Benfatti, een keurige, gezette vrouw van in de vijftig met stijf gepermanent haar en van gemiddelde lengte. Omdat ze Samira die dag ontmoet had herkende ze haar meteen. ‘Lieve help, jij maakt lange dagen.’

‘Soms,’ stotterde Samira. Haar missie om niet te worden gezien veranderde langzamerhand in een slechte grap.

‘Tot hoe laat werk je?’

‘Dat verschilt,’ loog Samira. ‘Maar ik ga zo naar huis. Hoe gaat het met de patiënt? Ik wilde nog even bij hem gaan kijken.’

‘Ach, wat lief van je! Het gaat redelijk goed met hem, maar hij heeft veel pijn en daar kan hij slecht tegen. De zuster die hier net was heeft hem een extra injectie tegen de pijn gegeven. Ik hoop dat het werkt. Waarom ga je hem niet even dag zeggen? Ik weet zeker dat hij blij zal zijn om je te zien.’

‘Ik weet niet of dat wel gelegen komt, omdat hij net iets tegen de pijn gekregen heeft. Ik wil hem niet storen.’

‘Dat doe je niet. Kom op!’ Mevrouw Benfatti pakte Samira bij de elleboog en liep met haar de kamer van haar echtgenoot in. De lichten waren gedimd, maar de kamer was in zijn geheel redelijk felverlicht, omdat de grote flatscreen-tv aan stond en een BBC-programma vertoonde. Meneer Benfatti lag half achterover. Zijn linkerbeen zat in een apparaat dat langzaam maar constant zijn kniegewricht een paar keer per minuut dertig graden boog.

‘Herbert, lieverd,’ riep mevrouw Benfatti boven het geluid van de tv uit. ‘Kijk eens wie hier is.’

Meneer Benfatti zette het geluid van de tv met de afstandsbediening iets zachter en keek naar Samira. Hij herkende haar en maakte net als zijn vrouw een opmerking over haar lange werkdag.

Voor Samira kon reageren onderbrak mevrouw Benfatti hem. ‘Ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik ben uitgeput. Nogmaals welterusten, lieverd,’ zei ze terwijl ze Herberts hoge voorhoofd kuste. ‘Ik hoop dat je goed zult slapen.’

Meneer Benfatti zwaaide zwakjes met zijn rechterhand. Zijn linkerhand met het infuus bleef volkomen bewegingsloos. Mevrouw Benfatti groette Samira en vertrok.

Samira zat in een lastig parket. Ze had geen zin in een gesprek met de man als ze haar plan door zou zetten, maar ze kon daar niet zo blijven staan. Moest ze er dan nu maar van afzien, nu ze mevrouw Benfatti was tegengekomen? Het enige wat ze zeker wist, was dat het helemaal niet zo makkelijk bleek te zijn als ze had gedacht. Omdat ze niet wist wat ze moest doen bleef Samira zwijgend staan, als aan de grond genageld.

Meneer Benfatti zweeg even voor hij vroeg: ‘Is er iets wat ik voor je kan doen, zoals even naar de keuken rennen om een hapje voor je in elkaar te draaien?’ Hij grinnikte even om zijn eigen poging tot een grapje.

‘Hoe gaat het met uw knie?’ vroeg Samira, terwijl ze haar gedachten probeerde te ordenen.

‘O, fantastisch,’ smaalde meneer Benfatti. ‘Ik ga zo een stukje hardlopen.’

Onbewust gleed Samira’s hand in haar zak, waarbij haar vingers de volle injectiespuit raakten. Met een schok herinnerde ze zich weer waarom ze daar was.

Terwijl meneer Benfatti tot in detail doorging over de pijn die hij leed, worstelde Samira met de vraag wat ze moest doen. Omdat er geen rationele manier was om een beslissing te nemen, koos ze ervoor om toe te geven aan haar opwelling en gewoon door te gaan zoals gepland. De doorslaggevende factor was het besef dat meneer Benfatti misschien pas over een paar uur zou worden ontdekt omdat zijn vrouw net was vertrokken en de verpleegster hem net een injectie gegeven had. Dat betekende dat Samira een heleboel tijd zou hebben om heel ver uit de buurt te zijn als hij werd ontdekt. Ze haalde de spuit tevoorschijn. Met haar tanden trok ze het beschermkapje van de naald en ze stak haar hand uit naar de IV-toegang, voorbij de Millipore filter.

Meneer Benfatti zag dat Samira plotseling naar het bed toe kwam. Toen hij de spuit in het oog kreeg stopte hij met zijn klaagzang over de pijn. ‘Wat is dat?’ vroeg hij. Toen Samira hem negeerde en de naald naar de IV-toegang bracht om hem erin te steken, stak hij zijn rechterhand uit en greep Samira’s pols. Het volgende moment keken ze elkaar recht aan. ‘Wat is dat?’

‘Iets tegen de pijn,’ improviseerde Samira zenuwachtig. Het feit dat meneer Benfatti haar vasthield maakte haar doodsbenauwd. Gek genoeg was ze even bang dat wat ze meneer Benfatti gaf door de aanraking in haar zou overlopen.

‘Ik heb net twee seconden geleden een spuit gehad tegen de pijn. Is dit niet wat overdreven?’

‘De dokter heeft er nog een voorgeschreven. Dit is meer zodat u langer zult slapen.’

‘Echt?’

‘Echt,’ herhaalde Samira terwijl ze terugdacht aan het onplezierige gesprek dat ze net had gehad met Charu. Ze keek neer op haar pols, die meneer Benfatti nog steeds in een vaste greep had. De man was sterk en hoewel ze nog geen pijn voelde, scheelde het niet veel. Hij kneep haar bloedsomloop af.

‘Is de dokter hier?’

‘Nee, hij is al naar huis. Hij heeft hierover gebeld.’

Meneer Benfatti hield haar nog een paar seconden stevig in zijn greep en liet toen plotseling los.

Samira slaakte een zucht van verlichting. Haar vingertoppen begonnen al te tintelen. Zonder nog een moment te verliezen worstelde ze om de naald in de toegang te krijgen, waarbij ze ondanks haar haast goed oplette dat ze zichzelf niet stak. Zelfs een kleine hoeveelheid succinylcholine kon al problemen veroorzaken. Zonder te aarzelen leegde Samira de spuit. Een seconde later slaakte meneer Benfatti een kreet. Samira sloeg snel haar vrije hand over de mond van de man.

Hij reageerde door naar de alarmknop te zoeken die aan de rand van zijn kussen was bevestigd, maar Samira slaagde erin hem buiten zijn bereik te trekken met de hand waarin ze de spuit vasthield. Bijna direct voelde ze de weerstand tegen haar hand die ze over zijn mond had geslagen, afnemen. Samira trok haar hand terug en zag een soort gewriemel onder zijn huid alsof zijn gezicht plotseling was geïnfiltreerd door wormen. Tegelijkertijd begonnen zijn armen en zelfs zijn vrije been kort en ongecontroleerd te schokken. Het volgende moment stopte het trillen. Daarop begon de huid donker te verkleuren, wat vooral zichtbaar was door het witte licht van de tv. De kleur kwam langzaam op maar verspreidde zich steeds sneller tot alle zichtbare huid een griezelige donkerpaarse kleur had. Hoewel Samira met opzet had vermeden de man in de ogen te kijken terwijl hij zijn snelle doodsstrijd uitvocht, deed ze dat nu wel. De oogleden waren half geopend en de pupillen doods. Achterwaarts naar de deur lopend kwam Samira in botsing met een stoel. Ze greep ernaar om te voorkomen dat hij omviel. Het laatste wat ze wilde was dat er iemand zou komen kijken wat er was gevallen. Vanuit de deuropening wierp Samira nog een laatste blik op Benfatti. Even keek ze gehypnotiseerd naar het been van de man dat nog steeds ritmisch en mechanisch werd gebogen en gestrekt alsof het nog leefde.

Samira draaide zich om en rende de kamer uit, maar daarna dwong ze zich uit alle macht langzaam te lopen om geen aandacht te trekken. Met haar ogen gericht op de zusterspost waar ze alle vier de verpleegsters kon zien, liep ze naar het trappenhuis. Pas toen ze daar was liet ze haar adem ontsnappen, verrast dat ze hem ingehouden had. Daar was ze zich helemaal niet van bewust geweest.

Nadat ze de boeken had gepakt en het licht in de bibliotheek had uitgedaan, liep Samira naar beneden, naar de grote hal. Ze was blij dat hij leeg was en nog blijer dat de portiers geen dienst meer hadden. Op straat hield Samira een motorriksja aan. Ze keek toen ze optrokken nog eens achterom naar het Queen Victoria Hospital. Het was in schaduwen gehuld en zag er donker, en het allerbelangrijkste, rustig uit.

Tijdens de rit naar huis begon Samira zich steeds beter te voelen over wat ze had gedaan, en de angst, de bezorgdheid en de onzekerheid die ze had gevoeld verdwenen snel naar de achtergrond. Toen de motorriksja bij de oprit naar de bungalow kwam, leek het of de problemen nog slechts stipjes op een radarscherm waren.

‘Ik moet u hier afzetten,’ zei de bestuurder in het Hindi, terwijl hij stilstond.

‘Ik wil hier niet uitstappen. Breng me naar de deur!’

De ogen van de bestuurder schitterden nerveus in het donker toen hij omkeek naar Samira. Hij was duidelijk bang. ‘Maar de eigenaar van het huis zal boos worden en misschien de politie bellen en de politie zal geld eisen.’

‘Ik woon hier,’ snauwde Samira, gevolgd door een serie via internet geleerde vloeken. ‘Als je het niet doet dan betaal ik je niet.’

‘Dan kies ik ervoor om niet betaald te worden. De politie zal tien keer zoveel eisen.’

Met nog een paar passende woorden klom Samira uit de scooter op drie wielen en begon zonder om te kijken de oprit af te lopen. Op de achtergrond hoorde ze een uitbarsting van vergelijkbare scheldwoorden voor de motorriksja met veel lawaai wegreed in de nacht. Onder het lopen bedacht Samira hoe ze haar ervaringen met de Amerikaan zou gaan omschrijven. Ze besloot vrijwel direct dat ze de kleine probleempjes zou weglaten en zich zou concentreren op het succes. Meneer Benfatti was uit de weg geruimd. Dat was het belangrijkste. Ze was beslist niet van plan zo te klagen als Veena had gedaan.

Toen ze het huis binnenkwam vond ze iedereen, de vier leidinggevenden en alle andere verpleegsters, in de gezamenlijke zitkamer waar ze naar een oude film zaten te kijken, Animal House. Op het moment dat ze de kamer in kwam, zette Cal de film stop. Iedereen keek haar vol verwachting aan.

‘Nou?’ vroeg Cal.

Samira vond het heerlijk de groep in spanning te laten. Ze pakte een appel en ging zitten alsof ze zonder verder verslag te doen naar de film wilde gaan kijken.

‘Nou wat?’ vroeg Samira, om de spanning nog wat op te voeren.

‘Kom op,’ zei Durell.

‘O, je bedoelt wat er met meneer Benfatti is gebeurd?’

‘Samira,’ waarschuwde Durell quasidreigend.

‘Alles ging prima, precies zoals jullie allemaal zeiden dat het zou gaan, maar ik had ook niks anders verwacht.’

‘Was je niet bang?’ vroeg Raj. ‘Veena zei dat ze bang was.’ Raj was de enige mannelijke verpleger. Ondanks zijn bodybuilderuiterlijk was zijn stem zacht, bijna vrouwelijk.

‘Helemaal niet,’ zei Samira, maar terwijl ze het zei herinnerde ze zich hoe ze zich gevoeld had toen Benfatti haar arm zo hard beetpakte dat de bloedtoevoer werd afgeknepen.

‘Raj heeft zich aangeboden als vrijwilliger voor morgenavond,’ legde Cal uit. ‘Hij heeft een perfecte patiënt die morgen op het operatieprogramma staat.’

Samira draaide zich naar hem om. Hij was een knappe man. ’s Avonds droeg hij shirts die een maat te klein waren om zijn indrukwekkende lichaam goed tot zijn recht te laten komen. ‘Maak je geen zorgen. Je zult het prima doen,’ verzekerde Samira hem. ‘De succinylcholine werkt letterlijk in een paar seconden.’

‘Veena zei dat het gezicht van haar patiënt trilde als een gek,’ zei Raj met een bezorgde uitdrukking. ‘Ze zei dat het afgrijselijk was.’

‘Er waren wat zenuwtrekjes, maar ze waren al bijna voorbij voor ze begonnen.’

‘Veena zei dat haar patiënt paars werd.’

‘Dat klopt, maar je moet ook niet blijven staan om je werk te bewonderen.’

Een paar verpleegsters lachten. Cal, Petra en Santana bleven ernstig.

‘En hoe zit het met Benfatti’s medische dossier?’ vroeg Santana. Omdat Samira het nog niet genoemd had, was Santana bang dat ze het vergeten was. Ze had de ziektegeschiedenis nodig om het verhaal voor de tv persoonlijker te maken.

Door achterover te leunen op de bank en haar lichaam te strekken kon Samira een hand in haar zak steken en de USB-stick, vergelijkbaar met de stick die Veena de vorige avond aan Cal had gegeven, tevoorschijn halen. Ze gooide hem in Santana’s richting.

Santana greep de stick uit de lucht als een hockeykeepster en hield hem omhoog alsof ze zo kon vertellen of hij al dan niet de gegevens bevatte. Ze stond op. ‘Ik ga dit verhaal doorgeven aan CNN. Ik heb ze er alvast op voorbereid en ze wachten in spanning. Mijn contactpersoon heeft me verzekerd dat het direct de lucht in zal gaan.’ Terwijl de mensen die naast haar hadden gezeten op de bank hun benen optilden, schoof Santana langs de salontafel en liep naar haar kantoor.

‘Ik heb een suggestie,’ opperde Samira nadat Santana was vertrokken. ‘Ik denk dat we onze eigen succinylcholine moeten hebben. De ok binnensluipen is de zwakste schakel in het plan. Het is de enige plek in het ziekenhuis waar we niet horen te zijn en als een van ons daar betrapt wordt, zouden we er geen verklaring voor kunnen geven.’

‘Hoe makkelijk zou het voor ons zijn om aan het middel te komen?’ vroeg Durell.

‘Met geld kun je in India overal aan komen,’ zei Samira.

‘Het lijkt me een goed idee,’ zei Petra tegen Cal.

Cal knikte instemmend en keek naar Durell. ‘Kijk maar wat je kunt doen!’

Hij was uitermate tevreden. De nieuwe strategie leverde resultaat op, en iedereen werkte mee en deed zelfs suggesties. Hij bedacht weer dat het briljant was geweest om het plan met Veena te beginnen, ondanks de schrik van de zelfmoordpoging. Nog maar een paar dagen geleden was Cal bang geweest om met Raymond Housman te spreken, maar nu kon hij bijna niet wachten. Nurses International begon zoden aan de dijk te zetten, al was het niet op de manier die hij had verwacht. Maar wie kon dat wat schelen, dacht Cal. Het waren de resultaten die telden en niet de methode.

‘Hé, wie wil er nog een stukje film zien?’ riep Cal, terwijl hij met de afstandsbediening boven zijn hoofd zwaaide.