20

17 oktober 2007

woensdag 19:40 uur

New Delhi, India

Raj Khatwani duwde de deur van het trappenhuis op een kier open en keek het stuk van de gang op de tweede verdieping van het Aesculapian Medical Center in dat zichtbaar was. Er was niemand te zien, maar hij kon een medicijnenkarretje dichterbij horen komen met het karakteristieke gerammel van glas tegen glas. Hij liet de deur dichtglijden. Ondanks de brandwerende laag kon hij het karretje voorbij horen rollen.

Terwijl hij tegen de muur van betonblokken leunde probeerde hij zijn ademhaling onder controle te krijgen. Door de spanning die hij voelde was dat moeilijk. De zweetdruppels stonden op zijn voorhoofd. Hij kon alleen maar met hernieuwd respect aan Veena en Samira denken. Nu hij op weg was om zijn eerste patiënt in te laten slapen, besefte hij dat het veel spannender was dan hij had verwacht, vooral nadat Samira hem verteld had dat het een makkie was. Wat een makkie, dacht hij nijdig.

Nadat er enige tijd voorbij was gegaan duwde hij de deur weer iets open. Omdat hij niemand zag en niets hoorde duwde hij de deur verder open, stak langzaam zijn hoofd naar buiten en keek de hal door. De enige mensen die hij zag waren twee verpleegsters een eind verderop in de gang bij de zusterspost, die stonden te praten met een ambulante patiënt. De afstand was zo groot dat Raj ze nauwelijks kon horen. In tegenovergestelde richting waren er nog maar drie patiëntenkamers aan weerszijden van de gang en helemaal aan het einde een serre. Aan beide uiteinden van de lange gang waren serres vol met planten waar ambulante patiënten konden gaan zitten.

In gedachten hoorde Raj Samira’s advies: zorg dat je niet gezien wordt, maar als dat wel zo is, gedraag je dan normaal. Laat je uniform voor je spreken. Zorg dat je niet gezien wordt, smaalde Raj. Omdat hij een grote man was van iets meer dan tweehonderd pond, was niet gezien worden behoorlijk moeilijk, vooral op een drukke ziekenhuisverdieping waar verpleegsters en coassistenten rondholden die druk waren met honderd-en-één klusjes.

Raj was eerder die avond naar de kamer van Samira en Veena gegaan om advies te vragen voor hij naar het Aesculapian Medical Center vertrok. Hij dacht niet dat hij echt hulp nodig had en deed het meer uit respect voor zijn vrouwelijke collega’s, maar nu hij hier was, was hij blij dat hij het gedaan had. Samira had uiteindelijk toegegeven dat ze nerveus was geweest. Maar Veena had niks gezegd.

Van de twaalf verpleegkundigen van Nurses International was Raj de enige man en hij vormde een enorm contrast vergeleken met de elf aantrekkelijke, en zeer vrouwelijke collega’s. Hij had een middelbruine, gave huid, heel donker kortgeknipt haar, donkere indringende ogen en een potlooddun snorretje onder een licht gebogen neus. Hij viel vooral op door zijn lichaamsbouw. Hij had brede schouders, smalle heupen en enorme spieren. Je kon goed zien dat hij een enthousiast gewichtheffer en vechtsporter met zwarte band was. Maar ondanks zijn verschijning gedroeg Raj zich niet macho. Ook niet vrouwelijk, tenminste naar zijn idee. Hij was ook geen homo. Hij dacht alleen maar aan zichzelf als Raj.

De moeilijk te rijmen combinatie van gewichtheffen en vechtsport was oorspronkelijk zijn vaders idee geweest. Zijn vader wilde dat hij zich kon weren in een sociaal wrede wereld. En toen hij ouder werd begon Raj van gewichtheffen te houden. Het was leuk om er strak uit te zien omdat het hem veel aandacht opleverde van zijn voornamelijk vrouwelijke kennissen, en hij hield van vechtsport omdat het, naar zijn idee, meer op een dans leek dan op een agressieve sport.

Plotseling hoorde Raj harde voetstappen op het kale beton. Tot zijn afschuw besefte hij dat er iemand achter hem in het trappenhuis van boven naar beneden kwam lopen. Het geluid was al tamelijk dichtbij en hij realiseerde zich dat de persoon in kwestie elk moment de overloop tussen de tweede en de derde verdieping zou bereiken en Raj zou kunnen zien rondhangen! Raj wist dat hij twee mogelijkheden had als hij niet gezien wilde worden. Hij kon de trap afrennen, eventueel tot in het souterrain, of hij kon de gang in lopen op de tweede verdieping met het risico daar gezien te worden.

De voetstappen kwamen snel dichterbij. Raj moest beslissen! Hij raakte in paniek. Hij hoorde de hollere klank toen de naderende persoon de overloop bereikte. In nog grotere paniek opende Raj de deur naar de tweede verdieping net ver genoeg om erdoor te glippen en duwde hem vervolgens met zijn heup weer dicht. Ongemerkt had hij zijn adem ingehouden, maar nu kon hij die weer laten ontsnappen terwijl hij links en rechts de gang door keek. Achter hem, in het trappenhuis, kon hij de nu gedempte stappen horen afdalen naar de tweede verdieping. Uit angst dat wie het ook maar mocht wezen op de tweede verdieping zou moeten zijn, liet Raj de deur naar het trappenhuis los en ging op weg naar de kamer van zijn patiënt. Hij werd gedwongen tot actie. Het was alsof hij aan de rand van een zwembad had gestaan terwijl hij bang was voor water, en er vervolgens in was geduwd. Raj keek niet om tot hij de deur van David Lucas’ kamer had bereikt. Vlak voor hem kwamen twee verpleegsters uit de volgende patiëntenkamer, diep in gesprek over het ziekteverloop.

Gelukkig liepen ze direct in de richting van de zusterspost. Als ze de andere kant op hadden gekeken dan hadden ze op slechts drie meter afstand oog in oog gestaan met Raj, en dan zou hij heel wat uit te leggen hebben gehad. Gelukkig kon hij ongezien de kamer binnenglippen, maar net achter de deur bleef hij staan. Hij hoorde gedempte stemmen. David Lucas was niet alleen!

Niet wetend of hij moest blijven of vluchten, bleef Raj stokstijf staan. Een seconde later ging er een golf van opluchting door hem heen. Het was geen bezoeker, het was de tv. Met hernieuwd zelfvertrouwen liep Raj verder de kamer in, om de muur van de badkamer heen, zodat hij de ongelooflijk dikke patiënt kon zien die, ondersteund door kussens, in het bed lag. De patiënt sliep. In zijn ene neusgat zat een neus-maagsonde, waaraan gezogen werd. Ongeveer een half kopje gelige vloeistof was te zien in de opvangfles. Een hartmonitor aan de muur achter meneer Lucas gaf een regelmatig ritme te horen. Alles bij elkaar zag de hele situatie er net zo uit als toen Raj vanmiddag was vertrokken.

Raj greep in de zak van zijn witte broek en haalde de spuit tevoorschijn die hij in de bungalow had klaargemaakt. In tegenstelling tot Veena en Samira had hij niet naar de verlaten operatiekamer hoeven gaan om de succinylcholine te halen, en daar was hij blij om. Hij wist dat hij Samira daarvoor moest bedanken en dat had hij dan ook al gedaan.

Nadat hij de spuit had gecontroleerd om zeker te weten dat er geen vloeistof uitgelekt was, wat heel goed mogelijk was omdat hij de 10cc-spuit tot de rand gevuld had, was Raj er klaar voor. Hij had de spuit met opzet zo vol gedaan omdat hij beslist niet te weinig wilde geven.

Raj liep terug naar de deur en wierp nog een blik door de gang. Er kwam een verpleegster zijn richting uit, maar ze ging een kamer in en verdween uit het zicht. Met de gedachte dat dit hét moment was, liep hij weer naar het bed. Voorzichtig pakte hij de infuuslijn zonder eraan te trekken, haalde met zijn tanden het beschermkapje van de naald en stak de naald voorzichtig in de IV-toegang. Hij hoefde zich geen zorgen te maken over steriliteit.

Aldus voorbereid wachtte Raj even, luisterend of er geluiden uit de hal kwamen die hij boven het gedempte geluid van de tv uit zou kunnen horen. Die waren er niet en daarop gebruikte hij beide handen om de inhoud van de spuit in één keer in de infuuslijn te drukken. Omdat hij het bovenste deel van de infuuslijn niet van tevoren had afgeklemd, was het eerste wat hij opmerkte een snelle stijging van de vloeistofniveau in de Millipore chamber. Direct daarna volgde de reactie van de patiënt. Zoals Samira al had gezegd begonnen de gelaatsspieren bijna direct samen te trekken terwijl tegelijkertijd de ogen van David Lucas openvlogen. Hij slaakte een kreet toen zijn ledematen spastisch begonnen te schokken.

Raj stapte achteruit, ontzet door wat hij zag. Hoewel hij gewaarschuwd was, was de reactie sneller en akeliger geweest dan hij had verwacht. Hij bleef nog een seconde staan terwijl de patiënt rechtop probeerde te gaan zitten maar direct weer achterover viel. Met een gevoel van afkeer draaide Raj zich om en sloeg op de vlucht. Het probleem was dat hij niet ver kwam. Toen hij de deur naar de gang openrukte, botste hij tegen een in het wit geklede figuur aan die net zijn hand had geheven om de deur open te duwen die er dankzij Raj nu niet meer was.

Raj greep de man vast om te voorkomen dat hij hem omverliep, waardoor ze beiden in de gang belandden. ‘Het spijt me,’ gooide de verwarde verpleger eruit. De botsing was geheel onverwacht en, erger nog, hij herkende de man. Het was dokter Nirav Krishna, de chirurg van David Lucas, die zijn laatste ronde deed voor hij naar huis ging.

‘Mijn god, man,’ snauwde dokter Krishna. ‘Waarom heb je zo’n haast, verdomme?’

In een ogenblik van opperste paniek probeerde Raj te bedenken wat hij moest zeggen. Beseffend dat er geen weg terug was, vertelde hij de waarheid. ‘Er is een spoedgeval. Het gaat niet goed met meneer Lucas.’

Zonder nog iets te zeggen duwde dokter Krishna Raj aan de kant en holde de kamer in. Bij het bed zag hij de beginnende cyanose van David Lucas. Vanuit zijn ooghoek zag hij op de monitor dat het hart relatief normaal klopte. Op dat moment realiseerde hij zich dat de patiënt niet ademde. Hij zag geen contracties, want die waren al gestopt.

‘Haal de crashcar,’ schreeuwde dokter Krishna. Hij rukte de neus-maagsonde eruit en gooide hem aan de kant. Hij greep de knoppen van het bed en begon het hoofdeinde omlaag te bewegen. Toen hij zag dat Raj als aan de grond genageld bleef staan schreeuwde hij hem opnieuw toe de crashcar te halen. Ze moesten reanimeren.

Rajs verlamde gevoel verdween, maar niet zijn doodsangst. Hij rende de kamer uit, de gang door naar de zusterspost, waar de crashcar stond. Hij kon niets anders bedenken dan te helpen. De chirurg had hem goed kunnen zien en als hij zomaar verdween zou het zeker verdacht zijn.

Toen hij bij de zusterspost kwam schreeuwde Raj tegen de twee verpleegsters die aan de balie zaten dat er een spoedgeval was in kamer 304. Zonder te wachten gooide Raj de deur naar de bergruimte open waar de crashcar stond, greep hem, trok hem achter zich aan de gang op en rende terug naar David Lucas’ kamer, waarbij hij een hels kabaal maakte. Toen hij terugkwam waren alle lampen aan. Dokter Krishna gaf mond-op-mondbeademing, en tot Rajs grote afschuw zag meneer Lucas er niet eens zo slecht uit. Zijn cyanose was al flink afgenomen.

‘Ambubag!’ schreeuwde dokter Krishna. Een van de afdelingszusters die achter Raj aan was gehold greep hem van de kar en gooide hem naar de dokter. Dokter Krishna drukte het hoofd van de patiënt achterover, bracht de pomp aan en begon het slachtoffer te beademen. De borst bewoog nu nog beter op en neer dan tijdens de mond-op-mondbeademing. ‘Zuurstof!’ blafte dokter Krishna. De andere afdelingszuster bracht de cilinder naar het hoofdeinde van het bed en verbond hem, tussen dokter Krishna’s knijpbewegingen door, met de handpomp. Binnen een paar seconden verbeterde meneer Lucas’ kleur aanzienlijk. Hij was nu zelfs roze.

Terwijl dit alles gaande was had Raj de gelegenheid om na te denken over de puinhoop waar hij in beland was. Hij wist niet zeker of het beter zou zijn dat de patiënt stierf of gered werd. En hij wist ook niet of het beter voor hem was om weg te sluipen of te blijven, en die onzekerheid hield hem aan de grond genageld.

Op dat moment kwam de dienstdoende arts, dokter Sarla Dayal, de kamer in hollen. Ze voegde zich bij de anderen aan het hoofdeind van het bed en dokter Krishna gaf haar een snelle samenvatting van wat er was gebeurd.

‘Toen ik hier kwam was hij beslist cyanotisch,’ zei dokter Krishna. ‘De hartmonitor zag er redelijk uit, maar dat is slechts een aanwijzing. Het probleem was dat hij stopte met ademen.’

‘Denk je dat het een beroerte was?’ vroeg dokter Dayal. ‘Misschien een beroerte veroorzaakt door een hartaanval. De patiënt heeft een voorgeschiedenis met een occlusieve cardiovasculaire aandoening.’

‘Zou kunnen,’ stemde dokter Krishna in. ‘Het lijkt erop dat de hartmonitor nu wel iets aangeeft. Het ritme neemt beslist af.’

Dokter Dayal legde een hand op de borst van de patiënt. ‘De hartslag neemt af en is tamelijk zwak.’

‘Dat komt waarschijnlijk door zijn overgewicht.’

‘Hij voelt ook tamelijk warm aan. Moet je eens voelen. Ik zal het beademen wel even overnemen.’

Dokter Krishna gaf de ambubag aan de dienstdoende arts en voelde aan David Lucas’ borst. ‘Dat vind ik ook.’ Hij keek naar een van de afdelingsverpleegsters. ‘We moeten de temperatuur opnemen!’ De zuster knikte en pakte de thermometer van de patiënt.

‘Is er een cardioloog oproepbaar?’ vroeg dokter Krishna.

‘Zeker,’ zei dokter Dayal. Ze gaf de andere afdelingsverpleegster de opdracht dokter Ashok Mishra te bellen en hem te vragen onmiddellijk te komen. ‘Zeg hem dat het een spoedgeval is,’ voegde ze eraan toe.

‘Ik vind het geen goed teken dat de hartslag steeds verder afneemt,’ zei dokter Krishna terwijl hij naar de monitor keek. ‘We moeten het kaliumgehalte testen.’

De afdelingsverpleegster die niet aan de telefoon was nam wat bloed af en rende zelf naar het laboratorium.

Om niet in de weg te staan, had Raj zich langzaam teruggetrokken tegen de muur. Hij was blij dat iedereen zo geconcentreerd bezig was met de reanimatiepoging dat hij vrijwel genegeerd werd. Hij overwoog opnieuw om weg te glippen, maar vanwege de kans dat hij de aandacht op zichzelf zou vestigen bleef hij toch maar.

‘Dokter Mishra komt zo snel mogelijk,’ riep de verpleegster terwijl ze ophing. ‘Hij is bijna klaar met een ander spoedgeval.’

‘Dit is niet goed,’ zei dokter Krishna. ‘Ik heb een slecht voorgevoel. Met zo’n abnormaal lage pols is het tegen die tijd misschien wel te laat. Het gaat helemaal niet goed met zijn hart. Volgens mij wordt de QRS-breedte groter.’

‘De patiënt heeft ontzettend hoge koorts,’ riep de verpleegster uit, terwijl ze ongelovig naar de thermometer staarde.

‘Hoeveel?’ vroeg dokter Krishna.

‘Over de 42.’

‘Shit!’ schreeuwde dokter Krishna. ‘Dat is hyperpyrexie. Haal ijs!’

De afdelingszuster rende weg.

‘U hebt waarschijnlijk gelijk, dokter Dayal,’ kreunde dokter Krishna. ‘We hebben hier vast te maken met een hartaanval in combinatie met een beroerte.’

De verpleegster die naar het laboratorium was geweest kwam op een holletje weer terug. Ze was buiten adem maar wist nog uit te brengen: ‘Het kaliumgehalte is negen-punt-één milli-equivalent per liter. De laborant zegt dat hij nog nooit zo’n hoog gehalte heeft gezien, dus hij gaat de test nog eens overdoen.’

‘Mijn god!’ riep dokter Krishna uit. ‘Ik heb ook nog nooit zo’n kaliumgehalte gezien. Laten we wat calciumgluconaat geven: tien milliliter van een tienprocentsoplossing. Maak het klaar. We zullen het over een paar minuten toedienen. En ik wil twintig eenheden reguliere insuline. En hebben we natrium-kaliumuitwisselaar beschikbaar? Zo ja, haal het.’

De afdelingszuster kwam terug met ijs. Dokter Krishna gooide het over de patiënt en een groot deel kletterde op de vloer. Daarna rende de verpleegster weer weg om de uitwisselaar te zoeken, terwijl de andere verpleegster de medicatie begon klaar te maken.

‘Verdomme!’ schreeuwde dokter Krishna toen het signaal op de monitor overging in een rechte streep. ‘We zijn de hartslag kwijt.’ Hij klom op het bed en begon hartmassage toe te passen.

De reanimatiepoging ging nog twintig minuten door, maar ondanks de medicatie, het ijs, de natrium-kaliumuitwisselaar en een heleboel moeite kwam de hartslag niet meer op gang. ‘Ik denk dat we het moeten opgeven,’ zei dokter Krishna uiteindelijk. ‘We zijn intuïtief bezig en het werkt niet. Ik geloof zelfs dat de rigor mortis al begonnen is, waarschijnlijk door de hyperpyrexie. Het is tijd om ermee op te houden.’ Hij stopte met de hartmassage. Hoewel dokter Dayal tien minuten eerder had aangeboden hem af te lossen, had hij geweigerd. ‘Het is mijn patiënt,’ had hij gezegd.

Nadat hij de twee afdelingsverpleegsters en dokter Dayal had bedankt voor hun hulp, trok dokter Krishna de mouwen van zijn witte jas, die hij aan het begin van de reanimatiepoging omhoog had geschoven, weer omlaag en liep naar de deur. ‘Ik zal het papierwerk afhandelen,’ riep hij over zijn schouder terwijl de anderen de rommel begonnen op te ruimen, de kamer weer in orde brachten en het lichaam verzorgden. ‘En vanwege die email die net vandaag binnenkwam dat we sterfgevallen direct moeten rapporteren, zal ik ook directeur Khajan Chawdhry bellen om hem het slechte nieuws te vertellen.’

‘Dank u, dokter Krishna,’ echoden de twee verpleegsters.

‘Ik zal wel naar Khajan bellen, als je wilt,’ bood dokter Dayal aan.

‘Ik vind dat ik het moet doen,’ reageerde dokter Krishna. ‘Hij was mijn patiënt en ik moet de eventuele gevolgen op me nemen. Met de internationale media-aandacht voor die sterfgevallen in het Queen Victoria zal dit heel slecht uitkomen, op zijn zachtst gezegd. Ik weet zeker dat er sterk op zal worden aangedrongen dit niet openbaar te maken en heel snel af te handelen. Wat jammer is, want onder normale omstandigheden had ik graag het fysiologische verloop van de gebeurtenissen willen weten, te beginnen met de voorgeschiedenis van de patiënt met de obstructieve hartaandoening, tot en met de hyperpyrexie en het gigantisch verhoogde kaliumgehalte.’

‘Ik betwijfel of we het ooit zullen weten,’ zei dokter Dayal. ‘Ik ben het met je eens dat de directie dit stil zal willen houden. Maar als Khajan met me wil praten, zeg hem dan dat ik hier in het ziekenhuis ben en dat hij me kan laten oppiepen.’

Dokter Krishna gebaarde over zijn schouders dat hij het had gehoord. Hij stond op het punt de kamer uit te lopen toen hij Raj opmerkte. ‘Mijn god, jongen, ik was je helemaal vergeten. Kom mee!’ Dokter Krishna gebaarde dat Raj hem moest volgen en liep voor hem uit de deur door.

Vergeefs hopend dat hij zou worden genegeerd alsof hij onzichtbaar was, volgde Raj de chirurg met tegenzin. Zijn hart begon weer te bonken. Hij had geen idee wat hij kon verwachten, maar het zou niet goed zijn.

In de hal wachtte dokter Krishna op hem. ‘Neem me niet kwalijk dat ik je heb genegeerd, jongeman,’ zei de chirurg. ‘Ik was even heel druk met iets anders, maar nu herken ik je. Ik heb je vanochtend gezien toen ik hier langs kwam om Lucas te controleren. Jij bent de dagverpleger als ik me niet vergis. Hoe heet je ook weer?’

‘Raj Khatwani,’ zei Raj aarzelend.

‘O, ja, Raj. Jee, jij maakt lange dagen.’

‘Ik werk nu niet. Ik ben vrij vanaf drie uur.’

‘Maar je bent nog hier in het ziekenhuis en je ziet eruit of je nog dienst hebt, met je uniform nog aan.’

‘Ik ben teruggekomen naar het ziekenhuis om naar de bibliotheek te gaan. Ik wilde meer weten over de operatie die u op meneer Lucas hebt uitgevoerd. Obesitaschirurgie maakte geen deel uit van het lesprogramma tijdens de opleiding.’

‘Ik ben onder de indruk! Je doet me denken aan mijzelf toen ik zo oud was als jij en nog studeerde! Motivatie is de sleutel tot succes in de geneeskunde. Kom. Loop met me mee naar de zusterspost.’

Raj moest moeite doen om de neiging tot vluchten te onderdrukken. Hoe langer hij bleef en hoe meer hij zei, des te groter was de kans dat hij zichzelf zou verraden. Hij kon de injectiespuit in zijn broekzak waar de succinylcholine in had gezeten tegen zijn dij voelen drukken.

‘Ben je nog op vragen gestuit die ik voor je zou kunnen beantwoorden?’

Wanhopig probeerde Raj een vraag te bedenken die hij kon stellen om het geloofwaardig te maken dat hij echt aan het studeren was geweest. ‘Ummm...’ zei hij. ‘Hoe weet u hoe klein u de maag moet maken?’

‘Goede vraag,’ zei dokter Krishna, terwijl hij met een professioneel gezicht de vraag breed gebarend beantwoordde. Hij merkte dat Raj verlangend naar de deur naar het trappenhuis keek die ze passeerden. De chirurg stopte en onderbrak zichzelf. ‘Het spijt me,’ zei hij. ‘Word je ergens verwacht?’

‘Ik moet naar huis,’ zei Raj.

‘Laat me je dan niet langer ophouden,’ zei dokter Krishna. ‘Maar ik heb nog een vraag. Waarom was jij, net op het moment dat hij deze terugval kreeg, in de kamer van meneer Lucas?’

Raj dacht wanhopig na over een verklaring. Hij wist dat hij, hoe langer hij aarzelde, steeds minder overtuigend zou klinken. ‘Toen ik een tijdje gelezen had, had ik wat vragen voor de patiënt. Op het moment dat ik zijn kamer binnenkwam wist ik dat er iets vreselijk mis was.’

‘Was hij bij bewustzijn?’

‘Ik weet het niet. Hij lag te kronkelen alsof hij veel pijn had.’

‘Dat was waarschijnlijk de hartaanval. Daar overlijden deze zwaarlijvige patiënten meestal aan. Wel, je hebt de ramp bijna kunnen voorkomen. Dank je wel.’

‘Geen dank,’ zei Raj hortend, waardoor hij zichzelf bijna verried. Hij kon niet geloven dat hij bedankt werd.

‘Ik heb een paar goede tijdschriftartikelen over obesitaschirurgie die ik je kan lenen als je wilt.’

‘Dat zou fantastisch zijn,’ wist Raj uit te brengen.

Na een snelle handdruk gingen de twee mannen uit elkaar. Raj verdween in het trappenhuis en dokter Krishna liep naar de zusterspost om de overlijdensverklaring in te vullen en de zorgmanager en Khajan Chawdhry te bellen.

Zodra hij in het trappenhuis stond moest Raj even blijven staan. Zijn hart sloeg zo snel dat hij zich een beetje misselijk voelde. Nadat hij even op zijn hurken had gezeten om de duizeligheid weg te laten trekken en het koude zweet van zijn voorhoofd had geveegd, trok hij zich aan de trapleuning weer omhoog. Opgelucht liep hij een paar treden naar beneden en zodra hij zich beter voelde rende hij de rest van de trap af.

Blij dat de lobby verlaten was, haastte hij zich zonder aarzelen naar de hoofdingang en verliet het gebouw. Buiten dwong hij zichzelf niet te snel te lopen en niet toe te geven aan de paniek en op de vlucht te slaan. Hij voelde zich als een bankovervaller die met al het geld de bank uitloopt terwijl iedereen naar hem kijkt. Elk moment verwachtte hij een schel fluitje te horen en een geschreeuwd bevel om te blijven staan.

Op straat, waar het nog steeds heel druk was, hield Raj een motorriksja aan en pas toen het Aesculapian Medical Center uit het zicht verdween in het kleine achterruitje kon hij zich een beetje ontspannen. Bijna in trance voor zich uit kijkend, kwelde Raj zichzelf door de hele ongelukkige gebeurtenis nog eens te overdenken. Hij was bang om het de anderen te vertellen, maar hij was nog banger om het niet te vertellen, omdat hij niet zeker wist wat de uiteindelijke gevolgen zouden zijn.

Nadat hij de voordeur van de bungalow was binnengelopen, bleef Raj staan om te luisteren. Hij kon de bas van de grote subwoofer van de videoinstallatie in de gezamenlijke woonkamer voelen trillen, en dus liep hij die richting uit. Cal, Durell, Petra en Santana zaten samen met Veena, Samira en twee andere verpleegsters naar een spannende actie-dvd te kijken. Durell ging enthousiast tekeer en juichte de helden toe die te maken hadden met onoverkomelijke conflicten.

Raj ging achter Cal staan en tikte hem na enige aarzeling voorzichtig op de schouder.

Gespannen door de film schoot Cal overeind. Hij keek om en zette de film toen stil. ‘Raj! Blij je weer te zien. Hoe ging het?’

‘Ik ben bang dat het helemaal niet goed is gegaan,’ zei Raj en keek naar de grond. ‘Het was een ramp.’

Even bleef het stil toen alle ogen op Raj gericht waren.

‘Ik dacht al dat we er niet zo snel mee door hadden moeten gaan,’ gooide Veena eruit. ‘Jullie hadden naar me moeten luisteren!’

Cal hief zijn hand om haar tot zwijgen te brengen. ‘Ik denk dat we eerst naar Raj moeten luisteren voor we voorbarige conclusies trekken. Vertel ons wat er gebeurd is, Raj. Tot in de details.’

Zonder veel uit te weiden, vertelde Raj het hele verhaal, van het tegenkomen van de dokter tot het bedankje in de gang van het ziekenhuis nadat de reanimatie mislukt was. Toen hij klaar was, zweeg hij, nog steeds met neergeslagen ogen om oogcontact met de anderen te vermijden.

‘Dat was het?’ vroeg Cal na een korte stilte. Hij was opgelucht. Ze hadden allemaal iets veel ergers verwacht. Bijvoorbeeld dat Raj beschuldigd werd van wat hij daadwerkelijk had gedaan. ‘Laat me even denken. De eerste diagnose was een hartaanval en een soort beroerte. Dat komt op de overlijdensverklaring te staan?’

Raj knikte. ‘Dat begreep ik.’

‘En je hebt niks gehoord over een onderzoek of een autopsie?’

‘Nee. Niks. Ik heb de chirurg wel horen zeggen dat er een email was gekomen waardoor hij verplicht werd direct de directeur van het ziekenhuis te bellen en het overlijden meteen te rapporteren. Blijkbaar hebben die twee sterfgevallen in het Queen Victoria Hospital internationale aandacht gekregen. Ze willen elke aandacht voor het sterfgeval van vanavond de kop in drukken.’

‘Dat klinkt bijna te mooi om waar te zijn,’ zei Cal. ‘Onder de omstandigheden kan ik me niet voorstellen dat een potentiële ramp als deze beter had kunnen aflopen. Raj, volgens mij heb je het fantastisch gedaan.’

Raj klaarde weer wat op. Hij durfde zelfs weer iemand aan te kijken. In navolging van Cal gaven ze hem zelfs een spontaan applausje. ‘Laten we een paar Kingfishers uit de koelkast halen en een toost uitbrengen op Raj,’ zei Cal.

‘Waarom stoppen we er nu niet mee?’ vroeg Veena. ‘Ik denk dat we nu moeten beslissen ermee op te houden, ten minste een paar dagen. Laten we niet te veel risico nemen.’

‘Dat lijkt me redelijk,’ zei Cal, ‘maar laten we hier zo veel mogelijk van profiteren. Heb je het dossier van de patiënt?’ vroeg Cal aan Raj. Raj stak een hand in een van zijn zakken en haalde de USB-stick en de succinylcholinespuit tevoorschijn. Cal nam de stick aan en gaf hem aan Santana. ‘Laten we dit sterfgeval direct doorgeven aan CNN. Door de mislukte reanimatiepoging moet het bericht nog meer impact hebben. Dring er bij ze op aan dat ze het zo spoedig mogelijk uitzenden.’

Santana nam de stick aan. ‘Het zal maar een paar minuten duren, en dan ben ik terug voor dat biertje. Wacht op mij.’