25

18 oktober 2007

donderdag 9:45 uur

New Delhi, India

Tijdens het relatief korte ritje van het Imperial Hotel naar het Amal Palace Hotel, besloot Jennifer dat een gewone taxi niet veel beter was dan de motorriksja, behalve dan dat hij aan de zijkanten gesloten was waardoor ze in elk geval de indruk had dat het veiliger was. De taxichauffeur reed net zo agressief als de riksjabestuurder, maar zijn auto was iets minder makkelijk te manoeuvreren.

Nadat ze op haar horloge had gekeken besloot Jennifer nogmaals om ’s morgens wat sightseeing te gaan doen en ’s middags te gaan trainen en daarna bij het zwembad te gaan liggen. Na het ontbijt met Rita was ze er nog meer van overtuigd dat er rare dingen gebeurden en ze wilde niet te obsessief worden. Toen ze uit het raampje van de taxi keek, was ze al zo gewend aan het verkeer in Delhi, dat ze kon zien dat het spitsuur begon af te nemen. In plaats van stoppen-en-gaan was het kruipen-en-gaan, en het was dus een uitstekend moment om door de stad te rijden.

Terug in het hotel nam ze niet de moeite om naar haar kamer te gaan. Met de huistelefoon belde ze Lucinda Benfatti.

‘Ik hoop dat ik je niet te vroeg bel?’ vroeg Jennifer verontschuldigend.

‘Nee, hoor,’ zei Lucinda.

‘Ik heb net ontbeten met een vrouw van wie de echtgenoot vannacht is overleden, niet in het Queen Victoria maar in een ander, vergelijkbaar ziekenhuis.’

‘We weten hoe ze zich voelt.’

‘Dat is zeker zo. De hele toestand lijkt op onze ervaring. Opnieuw wist CNN het eerder dan zij.’

‘Dat zijn dus drie sterfgevallen,’ riep Lucinda uit. Ze was geschokt. ‘Twee zou toeval kunnen zijn, maar drie in drie dagen niet.’

‘Dat is precies wat ik dacht.’

‘Ik ben ontzettend blij dat jouw vrienden komen.’

‘Ik ook, maar ik heb het gevoel dat ik de zaak beter even kan laten rusten tot ze hier zijn. Vandaag ga ik proberen om er niet aan te denken. Misschien ga ik wel de toerist uithangen. Wil je met me mee? Het kan me echt niet schelen wat ik zie, ik wil gewoon even alles vergeten.’

‘Dat is waarschijnlijk een goed idee, maar niet voor mij. Ik kan het nu gewoon niet aan.’

‘Weet je het zeker?’ vroeg Jennifer, zich afvragend of ze moest aandringen voor Lucinda’s bestwil.

‘Ik weet het zeker.’

‘Nu zeg ik net dat ik even alles wil vergeten, maar ik heb toch een paar vragen voor je. Als eerste, heb je je vriend in New York nog gevraagd hoe laat hij het nieuws over Herberts overlijden hoorde op CNN?’

‘Ja,’ zei Lucinda. ‘Ik heb het ergens opgeschreven. Wacht even!’

Jennifer kon horen dat Lucinda, al mompelend, wat dingen heen en weer schoof op het bureau. Het duurde ongeveer een minuut voor ze weer aan de lijn was. ‘Hier is het. Ik had het op de achterkant van een envelop geschreven. Het was iets voor tien uur. Hij wist het nog omdat hij de televisie had aangezet om naar iets te kijken wat om tien uur zou beginnen.’

‘Oké,’ zei Jennifer en schreef het tijdstip op. ‘Nu heb ik nog een andere vraag. Vind je het erg?’

‘Helemaal niet.’

‘Bel je vriendin Varini en vraag haar wat het tijdstip op de overlijdensverklaring is, of, als je ernaartoe gaat, vraag om de overlijdensverklaring zelf te mogen zien, daar heb je recht op. Ik wil graag de tijd weten en ik zal je zeggen waarom. Ik hoorde om ongeveer kwart voor acht plaatselijke tijd in Los Angeles over het overlijden van mijn oma, dat is ongeveer kwart over negen ’s avonds plaatselijke tijd in New Delhi. Toen ik hier in New Delhi vroeg de overlijdensverklaring te mogen zien, stond er tweeëntwintig uur vijfendertig op, en dat is op zijn zachtst gezegd vreemd. Het tijdstip van haar overlijden was later dan het moment dat het werd aangekondigd op televisie.’

‘Dat is vreemd! Je zou haast denken dat iemand wist dat ze zou overlijden voor het gebeurde.’

‘Precies,’ zei Jennifer. ‘Nu zou er natuurlijk hier in India iets fout gegaan kunnen zijn waardoor de afwijking verklaard kan worden, bijvoorbeeld dat iemand tweeëntwintig uur vijfendertig opschrijft terwijl dat eenentwintig uur vijfendertig zou moeten zijn, maar zelfs dat is te kort voor CNN om de tip binnen te krijgen, hem op de een of andere manier te verifiëren, een stuk te schrijven over medisch toerisme en het uit te zenden.’

‘Dat ben ik met je eens. Ik zal mijn best doen om erachter te komen.’

‘En dan nog iets,’ zei Jennifer. ‘Toen mijn oma na haar overlijden werd gevonden was ze blauw. Dat heet cyanose. Ik kan het niet fysiologisch verklaren. Na een hartaanval kan een patiënt soms een beetje blauw zijn, misschien de extremiteiten zoals de vingertoppen, maar niet het hele lichaam. Vanwege alle andere overeenkomsten tussen oma en Herbert, wil ik graag weten of hij ook blauw was.’

‘Wie kan ik dat vragen?’

‘De verpleegsters. Die weten wat er omgaat in een ziekenhuis. Of medische studenten als die er zijn.’

‘Ik zal het proberen.’

‘Het spijt me dat ik dit allemaal van je vraag.’

‘Dat is prima. Ik wil graag wat doen. Het voorkomt dat ik mijn emoties niet meer in bedwang kan houden.’

‘Als je niets voelt voor sightseeing, hoe zit het dan met het diner? Ga je naar het vliegveld om je zoons op te halen of wacht je hier op hen?’

‘Ik ga naar het vliegveld. Ik verlang er heel erg naar om ze te zien. En wat betreft het diner, kan ik je dat later laten weten?’

‘Natuurlijk,’ zei Jennifer. ‘Ik bel je vanmiddag.’

Na elkaar gegroet te hebben hing Jennifer op en haastte zich naar de balie van de conciërge. Nu ze had besloten dat ze ging sightseeën, wilde ze vertrekken. Helaas stond er een rij bij de balie en moest ze wachten. Toen het haar beurt was en ze naar de balie toeliep, viel de reactie van de conciërge haar op. Het was of hij een oude vriendin herkende. En wat het zo bijzonder maakte was dat het niet eens de conciërge was die haar de vorige dag de plattegrond van de stad had gegeven.

‘Ik wil graag wat advies,’ zei Jennifer terwijl ze de man in zijn donkere ogen keek. In plaats van direct oogcontact te maken leek hij af en toe langs haar heen de lobby in te kijken, zodat Jennifer zich wel even moest omdraaien om te kijken of er iets aan de hand was, maar ze zag niks ongewoons.

‘Waarover?’ vroeg de man, terwijl hij Jennifer eindelijk normaal aankeek. ‘Ik wil vanochtend wat sightseeing doen,’ zei ze. Ze zag dat de naam van de man Sumit was. ‘Wat zou u aanbevelen voor een uur of twee, drie?’

‘Hebt u Old Delhi al gezien?’ informeerde Sumit.

‘Ik heb nog niks gezien.’

‘Dan zou ik zeker Old Delhi aanbevelen,’ zei Sumit terwijl hij een plattegrond van de stad pakte. Hij opende hem met een geoefend gebaar en spreidde hem uit op de balie. Jennifer keek ernaar. Het was dezelfde plattegrond als die ze de dag ervoor had gekregen.

‘Dit is Old Delhi,’ wees Sumit met zijn linkerhand. Jennifer volgde zijn vinger maar zag uit haar ooghoek dat hij met zijn rechterhand boven zijn hoofd zwaaide alsof hij iemands aandacht probeerde te trekken. Jennifer draaide zich weer om naar de lobby om te zien naar wie Sumit zwaaide, maar niemand leek op het gebaar te reageren. Ze keek weer naar de conciërge die een beetje beschaamd keek en zijn hand liet zakken als een kind dat betrapt is terwijl het de koekjestrommel wil pakken.

‘Sorry,’ zei Sumit. ‘Ik probeerde naar een oude vriend te zwaaien.’

‘Dat geeft niet,’ zei Jennifer. ‘Wat moet ik zien in Old Delhi?’

‘In elk geval het Rode Fort,’ zei hij terwijl hij het tikkend met zijn vinger aanwees op de kaart. Hij pakte haar reisgids en sloeg die open op de juiste bladzijde. ‘Het is misschien wel, na de Taj Mahal in Agra, het interessantste bouwwerk van India. Ik hou vooral van de Diwan-i-Aam.’

‘Dat klinkt interessant,’ zei Jennifer, blij dat de man niet langer afgeleid leek te zijn.

‘Goedemorgen, juffrouw Hernandez,’ zei de tweede conciërge toen hij klaar was met zijn laatste klant en wachtte tot de volgende naar voren kwam. Hij was degene die haar de vorige dag de plattegrond had gegeven.

‘Ook goedemorgen,’ antwoordde Jennifer.

‘Juffrouw Hernandez gaat een bezoek brengen aan Old Delhi,’ zei Sumit tegen Lakshay.

‘U zult het prachtig vinden,’ zei Lakshay terwijl hij gebaarde dat de volgende hotelgast naar voren kon komen.

‘En na het Rode Fort?’ vroeg Jennifer.

‘Dan zou ik zeggen dat u een bezoek moet brengen aan de Jama Masjid moskee, gebouwd door dezelfde Mogolkeizer. Het is de grootste moskee van India.’

‘Is dit gedeelte bij de twee monumenten een bazaar?’ vroeg Jennifer.

‘Niet alleen een bazaar maar dé bazaar. Het is een fantastisch labyrint van nauwe galis en zelfs nog nauwere katras waar je van alles en nog wat kunt kopen. De winkeltjes zijn piepklein en eigendom van de verkopers, dus u moet afdingen. Het is geweldig. Ik raad u aan om door de bazaar te wandelen, wat te winkelen als u dat wilt, en dan hier naar een restaurant te gaan dat Karim heet om te lunchen,’ zei Sumit, wijzend op de plattegrond. ‘Het is het meest authentieke restaurant met Mogolgerechten in New Delhi.’

‘Is het veilig?’ vroeg Jennifer. ‘Ik wil niet graag dat mijn darmen van streek raken.’

‘Heel veilig. Ik ken de eigenaar. Ik zal hem bellen en zeggen dat u misschien komt. Als u dat doet, vraag dan naar Amit Singh. Hij zal goed voor u zorgen.’

‘Dank u,’ zei Jennifer. ‘Dat klinkt goed.’ Ze probeerde de plattegrond weer op de oorspronkelijke manier op te vouwen.

Sumit nam hem van haar over en vouwde hem met een ervaren gebaar dicht. ‘Mag ik vragen hoe u naar Old Delhi denkt te gaan?’

‘Daar heb ik nog niet over nagedacht.’

‘Misschien mag ik u een van de auto’s van het hotel aanraden. We kunnen zorgen voor een Engels sprekende chauffeur en de auto heeft airconditioning. Het is wat duurder dan een taxi, maar de chauffeur blijft bij u, behalve als u de monumenten bezoekt en in de bazaar. Veel van onze vrouwelijke gasten vinden het erg prettig.’

Jennifer vond het direct een prima idee. Omdat het uitstapje misschien wel haar enige zou zijn moest ze het maar goed doen en voor een onervaren toerist zou de rit het verschil kunnen maken tussen veel plezier hebben of niet. ‘Het is volgens u niet veel duurder dan een taxi?’ vroeg Jennifer ter bevestiging.

‘Dat klopt. Het is een service voor onze gasten.’

‘Hoe regel ik dat? Het kan alleen als er nú een auto beschikbaar is.’

Sumit wees naar de hoofdingang van het hotel waar een vergelijkbare balie was. ‘Daar is de balie waar het vervoer geregeld wordt en mijn collega, in hetzelfde uniform als ik, is de manager. Ik verzeker u dat hij u van dienst zal kunnen zijn.’

Jennifer baande zich een weg door de mensen die het hotel in- en uitliepen en ging naar de aangewezen balie. Ze was zich niet bewust van een kalende man met een rond gezicht, meer dan tien centimeter kleiner dan zij, die achter haar opstond uit een fauteuiltje in het midden van de lobby en op de conciërges afstapte. Even later zag ze hem toevallig wel terwijl de vervoersmanager een telefoongesprek beëindigde. Hij viel haar alleen maar op omdat hij met een van de reusachtige portiers stond te praten, en daardoor aanmerkelijk kleiner leek dan hij eigenlijk was.

‘Kan ik u helpen?’ vroeg de vervoersmanager terwijl hij ophing.

Toen ze begon te praten merkte ze dat de man op dezelfde manier op haar reageerde als de conciërge: een soort afgeleide herkenning. Jennifer voelde zich onmiddellijk een beetje opgelaten en vroeg zich af of er iets mis was met haar uiterlijk, bijvoorbeeld of ze iets tussen haar tanden had. In een reflex liet ze haar tong daarom over haar voortanden glijden.

‘Kan ik u helpen?’ herhaalde de man. Jennifer zag dat zijn naam Samarjit Rao was. Ze kon zich beslist niet herinneren dat ze hem eerder had ontmoet.

‘Hebben we elkaar al eens ontmoet?’ voeg Jennifer.

‘Helaas niet, in elk geval niet persoonlijk. Maar ik heb voor u het vervoer van de luchthaven geregeld dinsdagavond, en ik weet dat u vanavond mee zult rijden naar het vliegveld om mensen af te halen. We worden door de directie aangemoedigd om de namen en gezichten van onze gasten te onthouden.’

‘Geweldig,’ zei Jennifer. Daarna vroeg ze hoeveel het zou kosten om een auto met chauffeur te huren voor ongeveer drie uur en of er op dit moment een auto beschikbaar was met een chauffeur die Engels sprak.

Samarjit noemde een prijs die lager was dan ze had verwacht. Zodra hij haar kon vertellen dat er inderdaad een auto met een Engels sprekende chauffeur beschikbaar was, zei Jennifer dat ze hem nam. Vijf minuten later werd ze naar buiten gestuurd naar het bordes met de mededeling dat er spoedig een Mercedes uit de garage voor zou rijden. De chauffeur heette Ranjeet Basoka en de sikh-portiers waren op de hoogte en zouden haar naar de juiste auto begeleiden.

Terwijl ze op haar auto stond te wachten, amuseerde ze zich door naar de mix aan nationaliteiten te kijken. Daardoor merkte ze niet dat een in het zwart geklede man met een paar gouden kettingen om het hotel verliet, zich door de menigte wurmde en in een zwarte Mercedes stapte. Ook zag ze niet dat de man de auto niet startte maar bleef wachten, met zijn vingers trommelend op het stuur.

‘Wilt u nog wat koffie?’ vroeg de ober.

‘Nee, dank u,’ zei Neil. Hij vouwde de krant die hij had gekregen dicht, stond op, en rekte zich uit. Het ontbijt was fantastisch geweest. Het buffet was een van de uitgebreidste die hij ooit gezien had en hij had van ongeveer alles geproefd. Omdat hij de rekening al had getekend liep hij de drukke lobby in, zich afvragend wat hij zou doen. Toen hij de balie van de conciërge zag bedacht hij dat hij daar weleens kon beginnen.

Het duurde even voor hij aan de beurt was. ‘Ik ben gast hier in het hotel...’ begon hij.

‘Natuurlijk,’ zei Lakshay. ‘U bent meneer Neil McCulgan, neem ik aan.’

‘Hoe weet u mijn naam?’

‘Als ik ’s morgens begin, en ik heb tijd, dan probeer ik de namen van de nieuwe gasten uit mijn hoofd te leren. Soms heb ik het mis, maar meestal klopt het.’

‘Dan moet u juffrouw Jennifer Hernandez kennen.’

‘Jazeker. Bent u een kennis?’

‘Ja. Ze weet niet dat ik hier ben. Het is een verrassing.’

‘Een moment,’ zei Lakshay terwijl hij achter de balie vandaan kwam. ‘Wacht hier,’ voegde hij eraan toe terwijl hij de deur uit rende.

Verwonderd zag Neil door het raam dat hij recht op een van de kleurig geklede portiers af liep. Ze spraken even snel met elkaar en toen rende Lakshay weer naar binnen. Hij was een beetje buiten adem. ‘Sorry,’ zei hij. ‘Juffrouw Hernandez was hier twee minuten geleden. Ik dacht dat ik haar nog te pakken kon krijgen, maar ze is net in de auto gestapt.’

Neils gezicht klaarde op. ‘Ze was hier een paar minuten geleden aan de balie?’

‘Ja. Ze vroeg wat advies om te gaan sightseeën. We hebben haar naar Old Delhi gestuurd, naar het Rode Fort, de Jama Masjid moskee en de bazaar, met misschien een lunch bij restaurant Karim.’

‘In die volgorde?’

‘Ja, dus ik denk dat u haar wel bij het Rode Fort kunt inhalen als u snel bent.’

Neil wilde al naar de uitgang lopen toen de tweede conciërge riep: ‘Ze is met een auto van het hotel. Een zwarte Mercedes. Vraag de vervoersmanager maar naar het kentekennummer. Dat kan handig zijn.’

Neil knikte en zwaaide dat hij het gehoord had. Bij de genoemde balie kreeg hij het kentekennummer en het mobiele telefoonnummer van de chauffeur en daarna rende hij naar buiten om een taxi aan te houden.

Jennifer was dolblij dat ze zich door de conciërge had laten overhalen een auto van het hotel te huren voor haar uitstapje. Door het comfort van de airconditioning leek het of ze op een ander planeet was vergeleken met de motorriksja en de gewone taxi. De eerste vijftien minuten keek ze alleen maar naar buiten, naar het schouwspel van de Indiase straten met de fantastische mengelmoes van voertuigen, mensenmassa’s en allerlei dieren, van heen en weer rennende apen tot slome koeien. Ze zag zelfs haar eerste Indiase olifant.

De chauffeur, Ranjeet, droeg een keurig geperst donkerblauw uniform. Hij sprak weliswaar Engels maar zijn accent was zo zwaar dat Jennifer moeite had hem te verstaan. Ze deed haar best toen hij verschillende interessante plekken aanwees maar uiteindelijk gaf ze het op en knikte alleen nog maar en zei dingen als ‘Heel interessant’ en ‘Dat is prachtig’. Ten slotte opende ze haar reisgids en bladerde naar het deel over het Rode Fort. Na een paar minuten zag de chauffeur dat ze geconcentreerd zat te lezen en zweeg verder. Bijna een halfuur was ze zo verdiept in de architectuur en de geschiedenis van het fort dat ze zich niet langer bewust was van het verkeer of hun route. Ook was ze zich niet bewust van de twee auto’s die hen volgden: een witte Ambassador en een zwarte Mercedes. Soms van heel dichtbij, vooral als ze allemaal moesten stoppen voor een rood licht of stilstaand verkeer. Soms waren ze heel veraf, maar nooit uit het zicht.

‘U kunt zo het Rode Fort zien liggen aan de rechterkant,’ zei Ranjeet, ‘vlak na het volgende stoplicht.’

Jennifer keek op uit haar boek dat net van het Rode Fort was overgegaan op de Jama Masjid. Ze zag direct dat Old Delhi veel drukker en voller was dan New Delhi, met zowel mensen als voertuigen, en vooral meer fietsriksja’s en door dieren voortgetrokken karren. Er lag ook veel meer afval. En er was meer activiteit, zoals mensen die werden geschoren of geknipt, medische behandelingen ondergingen, een hapje zaten te eten, gemasseerd werden, hun oren lieten reinigen, hun kleren lieten wassen, hun schoenen lieten repareren en hun kiezen lieten vullen, allemaal in de openlucht, met heel weinig middelen. Het enige wat de kapper had was een stoel, een kleine gebarsten spiegel, een paar instrumenten, een emmer water en een grote lap.

Jennifer was gebiologeerd. Alles wat in het Westen achter gesloten deuren werd gehouden, werd hier in het openbaar gedaan. Er was gewoon te veel te zien. Elke keer als ze mensen bezig zag en aan haar chauffeur wilde vragen wat ze aan het doen waren en waarom ze het buiten deden, zag ze weer iets anders of iets wat haar nog meer verbaasde.

‘Daar is het Rode Fort,’ zei Ranjeet trots.

Jennifer keek door het raampje naar een reusachtig, ommuurd gebouw van rood zandsteen, veel groter dan ze verwacht had. ‘Het is enorm,’ wist ze uit te brengen. Ze was diep onder de indruk. De westelijke muur waar ze langsreden leek maar niet op te houden.

‘De ingang is hierboven aan de rechterkant,’ zei Ranjeet, al wijzend. ‘Hij heet de Lahore Gate. Daar spreekt de premier op Onafhankelijkheidsdag de parade toe.’

Jennifer luisterde niet. Het Rode Fort was overweldigend. Toen ze erover las had ze zich iets voorgesteld van het formaat van de New York Public Library, maar het was veel groter en exotischer. Om het goed te kunnen bekijken zou ze een dag nodig hebben, en niet het ene uur dat ze ervoor uitgetrokken had.

Ranjeet draaide de parkeerplaats voor de Lahore Gate op, reed langs een paar enorme touringcarbussen en stopte bij een paar souvenirwinkeltjes. ‘Ik zal daar op u wachten,’ zei hij, wijzend op een paar armetierige bomen die een beetje schaduw boden. ‘Als u me niet ziet als u buiten komt, moet u me bellen en dan kom ik heel snel terug.’

Jennifer nam het visitekaartje aan dat de chauffeur haar aanreikte, maar antwoordde niet. Ze staarde naar de immense omvang van het fort en besefte hoe onzinnig het was om een beroemd bouwwerk met de omvang van het Rode Fort in een uur te willen bekijken. Het zou het zeker geen recht doen. Ze voelde zich nog doodmoe door de jetlag, wat nog was verergerd door het wiegen van de auto. Daarbij wist ze dat ze niet echt dol was op het bekijken van oude gebouwen. Jennifer was een mensenmens. Als ze al de moeite nam, gaf ze er de voorkeur aan om mensen te zien en geen vervallen architectuur. Ze was veel meer geïnteresseerd in het Indiase straatleven, waar ze vanuit de auto getuige van had kunnen zijn.

‘Is er iets mis, juffrouw Hernandez?’ vroeg Ranjeet. Hij bleef haar aankijken nadat hij haar zijn kaartje had gegeven. Ze bewoog zich niet.

‘Nee,’ zei Jennifer. ‘Ik ben van gedachten veranderd. Ik geloof dat we in de buurt van de bazaar zijn?’

‘Ja, dat klopt,’ zei Ranjeet. Hij wees de straat door die evenwijdig aan het Rode Fort liep. ‘Het hele gebied ten zuiden van Chandni Chowk, de hoofdweg naar het Rode Fort, is bazaar.’

‘Is er een plek waar je kunt parkeren zodat ik door de bazaar kan lopen?’

‘Jazeker. Er is een parkeergelegenheid bij de Jama Masjid moskee, aan de zuidelijke kant van de bazaar.’

‘Laten we daarnaartoe gaan,’ zei Jennifer.

Ranjeet keerde snel de auto en reed met een vaart de weg die ze gekomen waren weer terug, daarbij een gele stofwolk opwerpend. Hij drukte op zijn claxon toen ze in sneltreinvaart op een in het zwart geklede man afgingen met een jasje over zijn arm. De kleine man bij een stalletje die een blikje frisdrank wegsmeet en naar zijn auto rende, zag hij niet.

‘Is Chandni Chowk zowel een straat als een district?’ vroeg Jennifer. Ze had haar reisgids weer gepakt. ‘Het is een beetje verwarrend.’

‘Het is allebei,’ gaf Ranjeet toe. Hoewel hij stopte bij het stoplicht drukte hij weer op zijn claxon toen een taxi sneller dan verstandig was de parkeerplaats voor de Lahore Gate opdraaide en op een paar centimeter afstand voorbij scheurde. Ranjeet schudde zijn vuist en schreeuwde een paar woorden in het Hindi waarvan Jennifer veronderstelde dat die niet werden gebruikt in net gezelschap.

‘Sorry,’ zei Ranjeet.

‘Geen probleem,’ zei Jennifer. Zij was ook geschrokken van de taxi.

Het licht sprong op groen en Ranjeet reed de brede, uit meerdere rijstroken bestaande Netaji Subhash Marg op die voor het Rode Fort langs liep, in zuidelijke richting. ‘Hebt u al eens in een fietsriksja gezeten, juffrouw Hernandez?’

‘Nee, nog nooit,’ moest Jennifer bekennen. ‘Wel in een motorriksja.’

‘U moet eigenlijk ook eens een fietsriksja proberen en vooral hier in Chandni Chowk. Ik kan er een voor u regelen bij de Jama Masjid, en hij kan u door de bazaar rijden. De straatjes worden galis genoemd en ze zijn heel druk en smal. De katras zijn zelfs nog smaller. U hebt een fietsriksja nodig want anders zult u verdwalen. Hij kan u terugbrengen zodra u dat wilt.’

‘Misschien moet ik dat dan maar doen,’ zei Jennifer zonder veel enthousiasme. Ze hield zich voor dat ze wat avontuurlijker moest zijn.

Ranjeet sloeg rechts af en zat prompt vast in het zich met horten en stoten voortbewegende verkeer in een smalle straat. Dit was nog niet echt de bazaar, maar aan weerszijden van de straat waren winkels die allerlei dingen verkochten, van roestvrij stalen keukenattributen tot bustochten door Rajasthan. Terwijl de auto langzaam voortreed, kon Jennifer naar de talloze gezichten van de plaatselijke bevolking kijken, die een weerspiegeling  vormden van de verbijsterende variatie in etnische groepen en culturen die in een eeuw waren samengesmolten tot het land dat India werd genoemd.

De smalle straat eindigde bij de exotisch uitziende Masjid moskee, waar Ranjeet linksaf een drukke parkeerplaats opreed. Hij sprong uit de auto en zei tegen Jennifer dat ze even moest wachten.

Terwijl Jennifer wachtte ving ze een glimp op van het Indiase temperament. Hoewel Ranjeet de auto midden op de drukke parkeerplaats had laten staan, scheen geen van de parkeerwachten dat iets te kunnen schelen. Het was alsof zij en de auto onzichtbaar waren ondanks het feit dat ze de weg blokkeerden. Ze kon zich niet voorstellen wat voor storm zoiets zou hebben veroorzaakt in New York.

Ranjeet kwam terug met een fietsriksja achter zich aan. Jennifer was geschokt. De bestuurder was graatmager met ingevallen wangen, alsof hij ondervoed was. Hij zag er niet uit of hij ver zou kunnen lopen, laat staan dat hij een driewieler voort kon trappen met Jennifers zevenenvijftig kilo erin.

‘Dit is Ajay,’ zei Ranjeet. ‘Hij zal u door de bazaar rijden, waar u maar naartoe wilt. Ik heb de Dariba Kalan met zijn gouden en zilveren ornamenten voorgesteld. Er zijn ook een paar tempels die u misschien wilt zien. U kunt hem zeggen wanneer u weer terug wilt naar de auto.’

Jennifer stapte uit de auto en klom met wat tegenzin op de harde bank van de fietsriksja. Er was niet veel waar ze zich aan vast kon houden waardoor ze zich kwetsbaar voelde. Ajay boog en begon zonder iets te zeggen te trappen. Tot haar verbazing was hij staand op de pedalen in staat de fiets te keren. Ze reden langs de voorkant van de Jama Masjid en verdwenen al spoedig in de uitgestrekte bazaar.

Tegen de tijd dat Dhaval Narang weer bij zijn auto was bij de Lahore Gate van het Rode Fort, was Ranjeet het groene stoplicht al gepasseerd en had hij zich tussen het verkeer gevoegd dat van de Chandni Chowk boulevard kwam. Dhaval bereikte nog net het stoplicht voor het weer rood werd. Stevig gas gevend reed hij achter de auto van het hotel aan, wanhopig proberend hem in het zicht te houden. Vanwege het drukke verkeer was dat niet makkelijk, ook al reed hij heel agressief in een poging de auto in te halen. Het ging hem goed af totdat er vlak voor Dhaval een bus van de halte optrok en het zicht volledig blokkeerde.

Nog meer risico nemend drukte Dhaval het gaspedaal verder in, schoot hij langs een vrachtwagen en wist hij de overvolle bus in te halen. Helaas was Ranjeet tegen die tijd verdwenen. Terwijl hij een beetje vaart minderde, keek Dhaval de straatjes in die in westelijke richting liepen. Al snel moest hij stoppen toen een licht voor hem op rood sprong en massa’s mensen in beweging kwamen om de Netaji Subhash Marg over te steken. Dhaval ergerde zich en zat ongeduldig op het stuur te trommelen tot het licht weer groen werd. Hij was blij geweest met het Rode Fort, omdat het groot en doorgaans vol toeristen was, waardoor het volgens hem makkelijk was iemand neer te schieten zonder bang te hoeven zijn gepakt te worden. Maar toen was Ranjeet plotseling weggereden, terwijl Dhaval geen idee had waar hij naartoe ging en waarom.

Toen het licht op groen sprong was Dhaval genoodzaakt te wachten tot de voertuigen voor hem langzaam op gang kwamen. Op de hoek keek hij naar de Jama Masjid moskee en nam razendsnel een beslissing. Halverwege de weg naar de moskee, vastzittend in het verkeer, dacht hij een auto te zien die op de Mercedes van het Amal leek.

Dhaval gooide snel het stuur naar rechts en slaagde erin voor het oprukkende verkeer langs te rijden, waardoor verschillende voertuigen moesten remmen. Dhaval klemde zijn kaken op elkaar en verwachtte elk moment het geluid van een botsing, maar gelukkig hoorde hij alleen maar piepende banden, claxons en woedend geschreeuw. Of de auto voor hem die van het hotel was of niet, hij besloot in de moskee te gaan kijken. Als Jennifer Hernandez daar niet was, dan ging hij terug naar het hotel.

Het duurde even voor hij de voorkant van de moskee had bereikt, waar Dhaval linksaf een parkeerplaats opreed. Op dat moment zag hij de auto van het hotel die daar geparkeerd stond. Terwijl hij snel achteromkeek ving hij nog net een glimp op van Jennifer in een fietsriksja, voor ze in een van de drukke galis verdween.

Omdat hij wist in welke volgorde Jennifer Old Delhi wilde gaan bekijken, nam inspecteur Naresh Prasad aan dat ze van gedachten was veranderd over het Rode Fort en nu naar de Jama Masjid ging. Hoewel hij toch een beetje moest opschieten, had hij niet het gevoel dat hij zichzelf in gevaar hoefde te brengen. Tegelijkertijd wilde hij haar niet kwijtraken, ook al begon hij zich steeds meer af te vragen of het nodig was om haar te volgen terwijl ze toeristje speelde. Hij had veel liever willen zien met wie ze die ochtend had ontbeten.

Terwijl hij de parkeerplaats opreed en stopte, zag hij een man in het zwart uit een Mercedes stappen. Het was dezelfde man die Naresh slechts een paar minuten eerder had gezien terwijl hij naar zijn auto rende toen Jennifer Hernandez de parkeerplaats bij het Rode Fort afreed. Vreemd, dacht Naresh, en stapte snel zelf uit.

Neil moest om zichzelf lachen toen hij de parkeerplaats bij de Jama Masjid moskee oprende. Het kostte wel veel moeite om Jennifer te verrassen en hij vroeg zich af wat er was gebeurd bij het Rode Fort. Toen hij India vijf maanden geleden had bezocht was het Rode Fort een van zijn favoriete plekjes geweest, maar kennelijk dacht Jennifer daar anders over. Kort daarvoor had Neil bij toeval een glimp van Jennifer in een fietsriksja opgevangen, net toen ze in het drukke Delhi dreigde te verdwijnen.

Toen hij eindelijk weer verder kon, was Jennifer verdwenen. Toen Neil de bazaar in liep, moest hij langzamer gaan lopen. Eerst wist hij niet welke kant ze uit was gegaan, maar even later kreeg hij haar weer in het vizier. Op dat moment reed ze ongeveer vijftien meter voor hem uit.

Jennifer vond het niet leuk. Het bankje van de riksja was hard en het straatje hobbelig. Een paar keer, toen de wielen door kuilen reden, was ze bang dat ze eruit zou vallen. De weggetjes, straatjes en nog nauwere katras waren ongelooflijk druk, lawaaiig, jachtig, levendig en chaotisch tegelijk. Een wirwar aan elektrische draden hing als spinnenwebben boven haar hoofd, net als de pijpen van de waterleiding. Er hingen allerlei zowel heerlijke als walgelijke geuren, onder andere specerijen en urine, dierenpoep en jasmijn.

Terwijl ze zich uit alle macht probeerde vast te houden bedacht ze dat ze het gebeuren vermoedelijk leuker had gevonden als ze hier niet vanwege haar grootmoeders dood was geweest. Hoewel ze veel beter met de tragedie omging dan ze had verwacht voor ze in India arriveerde, had het uiteraard wel een negatief effect op haar. Ze kon moeilijk genieten, het leek haar dat het deel van de bazaar dat ze zag smerig was, met te veel afval en rioolwater, en met veel te veel mensen. De meeste winkels leken haar niet meer dan gaten in de muren, waar de troep tot op straat uitpuilde. Hoewel ze weliswaar het deel waar goud, zilver en specerijen werden verkocht nog moest zien, had ze er genoeg van.

Jennifer stond op het punt de fietser te vertellen dat ze terug wilde. Ze leunde naar voren, waarbij ze zich met haar linkerhand vasthield en probeerde, met haar schoudertas op haar schoot, de aandacht van de man te trekken, toen ze uit een ooghoek enige commotie opmerkte. Op het moment dat ze zich naar links draaide, keek ze regelrecht in de loop van een pistool. Daarboven zag ze het harde, smalle, uitdrukkingsloze gezicht van een man.

Het volgende moment hoorde iedereen in de overvolle galis de keiharde knal van een vuurwapen dat twee keer afging. De mensen in de buurt van het slachtoffer, die toevallig ook zijn kant opkeken, waren bovendien getuige van het verwoestende effect van een kogel die zich in een schedel boort en er aan de linkerkant van het gezicht weer uit komt. Het grootste deel van de linkerkant van het gezicht was volkomen weggeblazen, waardoor de linkerkaak bloot kwam te liggen.