18

In de buurt van Namen herkende Frank het landschap weer. Ongeveer vijftien jaar had hij zich dit ontzegd. Dit was het weekend waarin hij iets kon doen. Alles zou blijven hangen op 'niet wettig en overtuigend bewezen'. Er was slechts één mogelijkheid: zijn onschuld bewijzen, al was het maar voor zichzelf, maar misschien ook voor de school of zelfs voor Ja-cintha. Hij moest terug naar de camping, omdat daar in haar verknipte fantasie de oorsprong lag. Vanochtend, vroeg wakker omdat de alcohol van gisteren het bloed extra krachtig door zijn aderen leek te jagen, was hij de gebeurtenissen nog eens nagelopen. Hij had Carla naar de trein in Namen gebracht, had iets gedronken in een café waar een man en een vrouw ruzie maakten, kwam terug op de camping, vertelde wat hij wist aan Jacintha, las haar voor. Hij was uit bed ge-

stapt, had De zilveren stoel opgezocht en was gaan lezen. Misschien zou dat boek de sleutel bevatten. Daarin ging het immers ook om een zoektocht, in dat geval naar de verwoeste stad van de reuzen. Jacintha zat voor de zoveelste keer naast hem, dicht tegen hem aangekropen. Hij rook haar zoete, zachte meisjesgeur en las voor over de leeuw Aslan en de kinderen Jille en Eustaas, die gezelschap kregen van de moeras-wiebel Puddelgum en uiteindelijk het land van de reuzen van Harfang bereikten. Spannend, maar je wist zeker dat het goed afliep. In dat verhaal wel. Hij bracht zijn dochter naar bed. Slaap maar lekker, morgen gaat het vast beter met Ben-no, dan komt Carla ook weer terug. Jacintha, die huilde om Benno, die zielige Benno. Ze was zo bang dat... Of had ze niet gehuild? Hij was bij haar gaan liggen, voelde onder de slaapzak de warmte van haar bedlichaam.

In Dinant stopte hij om iets te eten en te drinken. Ze wandelden daar met z'n vieren door het stadje. Natuurlijk was Benno erbij. Jacintha, die altijd over smalle richeltjes wilde lopen, over stenen hekwerken. Hier had ze een keer een gat in haar knie gevallen. Hij bestelde stokbrood met Ardenner ham en koffie. Aan een belendend tafeltje zaten mensen zich nu, om één uur 's middags, al te goed te doen aan een uitgebreide maaltijd. De warme etensgeuren drongen Franks neus binnen. Misschien dat Jacintha weer gewoon leerde eten in die instelling.

Hij vervolgde zijn weg langs de kronkelende Maas. Die avond op de camping had hij Jacintha gerustgesteld en na een tijdje was hij weer op zijn stoeltje gaan zitten, meende hij zich te herinneren.

Na Revin en een bochtige weg langs de Semoy in de Franse Ardennen, kwam hij via Bohan weer bij de Waalse Semois. Eindelijk stond hij voor de camping. Les Rives du Semois, dezelfde naam, niet kapot te krijgen. De slagboom was naar be-neden. Even had hij de veronderstelling gekoesterd dat alles zou worden geopenbaard zodra hij het terrein betrad. Het kantoortje was gesloten. Hij liep verder de camping op. Het was vroeg in het vakantieseizoen en er stonden slechts enkele tenten, maar er was niemand te zien. Hij probeerde de plek te bepalen waar hij de laatste keer hun De Waard had opgezet. In z'n eentje was hij destijds teruggegaan om hem af te breken, pas ruim een week na de begrafenis. Jean-Louis wilde geen betaling voor de extra dagen. Frank had een paar flessen wijn gekocht. Die waren uitstekend besteed aan de campingbeheerder. Was het hier, vlakbij deze boom? Nee, het uitzicht was anders geweest. Hier, ja, hij wist het zeker, dit was de plek. Hij ging in het gras zitten en voelde meteen het vocht door zijn broek dringen. Jacintha. Ze huilde, hij troostte haar. Ze liet zich gelukkig graag troosten, huilde nog even lekker door als hij haar in zijn armen nam, maar snikte al snel alleen maar om een beetje na te genieten van haar eigen verdriet.

Frank liet de omgeving op zich inwerken. Daar waren de vaste stacaravans. In een van die caravans had... hoe heette ze ook alweer... Fleur? Roos? Nee. Merel, ja het was Merel geweest in die stacaravan, met die tuttelende ouders en hun tafelkleedjes, onderzettertjes en minibakjes met pinda's.

Merel.

Nu wist hij het weer. Het was of het beeld al die tijd klaar had gelegen om aan de openbaarheid te worden blootgesteld.

Hij liep met snelle pas naar het kantoortje. Omdat de deur op slot was, belde hij aan. Het duurde even tot er iemand kwam, een man van een jaar of dertig met een dun snorretje.

Frank maakte zich bekend en vroeg naar Jean-Louis.

'Philippe, ' zei de man, terwijl hij Frank een hand gaf. Toen zweeg hij even, alsof hij over een antwoord op Franks vraag moest nadenken, voordat hij zonder omwegen zei, de woorden afzonderlijk articulerend: 'II est mort. '

'Mort? Comment?'

Philippe legde uit dat het hart van Jean-Louis het had begeven. Hij bonkte even met een vuist links op zijn borstkas. Te veel gedronken, misschien daarom. Zelf was hij de opvolger van Jean-Louis.

Frank vertelde in zijn beste Frans dat hij hier vroeger veel had gestaan met zijn tent, voor het laatst in 1988. Hij had er bijzondere herinneringen aan, 'des souvenirs spécials', en nu was hij op zoek naar mensen die hier destijds ook hadden gekampeerd. Of ze een soort archief hadden met namen van kampeerders.

De nieuwe beheerder opende voor Frank een grote, muf ruikende kast achter in het kantoortje. 'Peut-être ici, je ne sais pas. Jean-Louis, il n'était pas trés systématique ou bien ordon-né. '

Philippe gaf met een gebaar te kennen dat Frank mocht kijken of er iets van zijn gading te vinden was tussen de mappen, ordners en stapels papieren met een elastiek eromheen. Een probleem was dat hij de achternaam niet meer wist. Merel... ja, hij meende zich te herinneren dat haar achternaam ook met een m begon, mm, daar hadden ze het wel eens over gehad.

Na een klein uur ploegen door onbestemde lijstjes, rekeningen, reserveringen (waarbij hij zijn eigen naam een keer was tegengekomen uit het jaar 1987: mr. F. Eggers, 2 adults et 2 enfants, en hun adres aan de Vierwindenstraat; ja, toen was Benno er nog bij geweest) viste hij een overzicht uit 1988 uit de stapel papieren, die zo stoffig waren dat zijn neus langzaam vol kwam te zitten en hij af en toe naar adem moest happen. Gehaast nam hij de lijsten door. Weer zijn eigen naam, nu met i enfant'. Andere Nederlanders... Matthijssen. Nee, Matthijssen, dat was het niet. Met zijn vinger langs de namen las hij verder bij het licht dat uit het kantoortje kwam. Mole naar... hij proefde de naam. Ja, verdomd, Molenaar, Merel Molenaar. Er stond een adres bij in Zwolle.

'Hoe bevalt het hier?'

'Wat een stomme vraag. '

'Je hebt gelijk. Mag ik... eh... ?' Hans gebaarde naar de stoel.

'Natuurlijk, ' zei Jacintha. 'Nu je er eindelijk eens een keertje bent, nu je eindelijk tijd voor me hebt, mag je echt wel

gaan zitten. '

'Laten we er geen gevecht van maken, geen strijd, geen conflict, dat is nergens voor nodig. Sorry, ik kon gister echt niet, en die keer dat je zelf belde, toen had ik ook" een afspraak. Je zou toch niet willen dat ik andere mensen wegstuurde en jou voorrang gaf? Ik bedoel, zo werkt het niet. '

Jacintha nam een paar slokken water. 'Hoe dan wel?'

ik probeer gewoon iedereen te helpen. ' Hans glimlachte. 'Jou ook, maar ik heb de tijd niet altijd voor het uitkiezen. Dat begrijp je best. Ik wou natuurlijk dat ik langer met je had kunnen praten voordat je... je weet wel... '

Hij was verdomme te laf om het te benoemen. 'Voordat ik een mooie duik van die flat wilde maken?' Eindelijk had ze een keer echt iets gedurfd, en nu hadden ze haar weer tegengehouden.

'Ja, precies. Wil je daar nog over praten?'

Ze schudde haar hoofd. 'Je zei toen over de telefoon dat ik een overwinning had behaald op mezelf of zoiets. Maar zo voelt het niet. '

'Hoe voelt het dan?'

'Waardeloos. '

'Je hebt het recht om je waardeloos te voelen, ' zei Hans. 'Dingen zijn anders gelopen dan je had gewild. Je voelt je slachtoffer en dat slachtoffer-zijn heb je willen benadrukken en vandaar die poging. Als die was gelukt, dan was je het ultieme slachtoffer. Het is net zoals met Tanja, die was ook een slachtoffer, maar toen we haar verdriet konden delen, hebben we haar kunnen helpen. '

'Bullshit. Er was nooit een Tanja. Volgens mij heb jij haar bedacht. Dat zei die man voor de rechtbank ook, die Stroom-beek. '

'Maar we zijn samen... '

'Weet je, ' onderbrak ze hem. 'Gister is mijn vader hier langs geweest. '

'Je hebt met hem gepraat?'

'Nee, natuurlijk niet. Dat kon ik niet. Ik durf die man helemaal niet meer onder ogen te komen. Wat moet ik tegen hem zeggen?'

Hans zweeg. Schichtig keek hij even op zijn horloge.

Ze herhaalde haar vraag.

'Nou ja, bijvoorbeeld dat hij jou ernstig beschadigd heeft. Ik weet dat het moeilijk en pijnlijk is om dat te beseffen, maar het is jouw waarheid... het is de waarheid, absoluut, daar ben ik van overtuigd. '

'Ik weet het niet meer, ' zei ze. 'Alles is zo vreemd, zo onwerkelijk. Er is helemaal geen waarheid. Dat zeg je wel, maar... ' Ze stokte.

Hans gebaarde dat ze door moest gaan.

ik probeer terug te halen wat er precies aan de hand was, bijvoorbeeld toen Frank... toen mijn vader in dat appartement woonde, toen Carla en hij pas uit elkaar waren. Ik zie die zolder zo voor me. Er lag zwart linoleum op de vloer, koud aan je blote voeten. Er was een slaapbank, die had hij speciaal gekocht. Ik ging plassen en mijn tanden poetsen in de badkamer. Hij had ondertussen mijn bed opgemaakt... gaf me een zoen nadat ik erin gekropen was, een nachtzoen. Daarna zat hij een tijdje te lezen. Dat kan ik nu nog zien, als in een film. Hij zat in een leunstoel, onder een schemerlamp. Als hij ook in bed lag, voelde ik me alleen, hopeloos alleen. Dan miste ik Benno zo verschrikkelijk dat het echt pijn deed, zo'n ontzettend kutgevoel. Dan miste ik alles van vroeger, de uitstapjes, de spelletjes, wij met z'n vieren. Misschien... ' Ze slaagde er niet in om het te zeggen.

'Wat misschien? Je kunt alles tegen me zeggen, dat weet je. '

'Misschien wóu ik juist wel dat hij bij me kwam en me vasthield. '

Vanaf de camping was Frank rechtstreeks naar Zwolle gereden. Onderweg had hij in een wegrestaurant van het bedrijf met de toekan een biefstuk met champignons gegeten.

In Zwolle had hij overnacht in het City Hotel, waar hij rond half elf arriveerde, te laat om nog naar de familie Molenaar te gaan of om op te bellen.

Hij zat nu te ontbijten. Er stond een minivuilnisbakje met een klapdeksel op de tafel. Nooit had hij kunnen begrijpen waarom hotels nota bene in de ochtenduren hun gasten met zo'n oerlelijk, onsmakelijk ding confronteerden. Een man en een vrouw voerden een fluistergesprek, de vrouw zo te zien geagiteerd en de man voornamelijk vermoeid en vervuld van half onderdrukte ergernis. Had je haar weer met haar gezeur en gezemel. Een andere man en vrouw, die op sokken de ontbijtzaal binnen waren gekomen, keken elkaar verliefderig aan. De vrouw gaf haar man een luchtzoen met getuite lippen. Frank had de indruk dat ze een boekje met een wandeltocht bestudeerden, waarschijnlijk het Hanzestedenpad. Hun grote wandelschoenen zouden op de kamer staan. Gisteravond waren ze hier moe, maar voldaan aangekomen, hadden gegeten, gevreeën, waren gaan slapen. De zon scheen, het zou een mooie dag worden; ze hadden er zin in.

Om halftien reed hij naar het adres uit de warrige administratie van de camping. Er woonde nu een Marokkaans gezin. Een meisje van een jaar of veertien met koolzwarte ogen en een prachtige bos donker krullend haar zei dat ze niets wisten van een familie Molenaar die hier gewoond had. Frank ging terug naar het hotel. In het telefoonboek stonden veertien Molenaars. Waarom hadden ze verdomme zo'n verschrikkelijk doordeweekse naam?

Zijn vingers trilden licht toen hij, op de rand van het bed gezeten, het eerste nummer intoetste.

'Met Kees Molenaar. '

Frank vertelde het verhaal over de vakantie aan de Semois in 1988, dat hij zorgvuldig had geprepareerd, ik ben op zoek naar een familie Molenaar die daar toen ook was. Bent u dat misschien?'

'Semois? Nee, nooit van gehoord. We gaan altijd naar Oostenrijk met vakantie. '

Bij de volgende drie nummers was het evenmin raak, en de vijfde en zesde Molenaar namen niet op. Nummer zeven bleek een stokoude mevrouw, die hem bijna niet verstond, terwijl hij luid in de hoorn tetterde.

De achtste Molenaar onderbrak Franks introductiepraatje. 'Ja, aan dat riviertje, ik weet het nog. Mijn vrouw zei toen dus... ze is twee jaar geleden overleden... een auto-ongeluk... '

'Het spijt me, ' zei Frank. 'Maar wat zei uw vrouw?'

'Nou, dat het haar niks leek in zo'n tent; zo primitief allemaal. Maar die twee meiden, die konden ontzettend goed met elkaar opschieten en we zijn toen... '

'Zou ik misschien even bij u langs kunnen komen?' vroeg Frank.

Een kwartier later werd hij binnengelaten door een man die overduidelijk niet goed voor zichzelf kon zorgen. Kranten en televisiegidsen lagen op stoelen en tafels. Er stonden wat gebruikte koffiekopjes, glazen en bierflesjes en een paar half-volle asbakken. In de kamer hing een lichte geur van schimmel, verrotting en nauwelijks opgedroogd verdriet.

'Ach ja, in je eentje maakt het allemaal niet meer zoveel uit. Tooske was altijd erg op netjes en zo, maar ja... ' De man maakte een verontschuldigend gebaar.

Molenaar ging in een stoel zitten en begon uit een pakje zware shag een sigaret te draaien. Toen hij die had aangestoken en de rook gretig had geïnhaleerd, begon hij weer over zijn vrouw. 'In één keer hartstikke dood. ' Het was of hij praatte over een overreden huisdier. 'Ze gaf geen voorrang. Tegen zo'n vrachtwagen met een betonmolen aangeknald. Dat is me een gewicht, hoor. ' De auto was natuurlijk total loss geweest. Van de verzekering weinig teruggekregen, dat kwam er nog bij. De begrafenis, de kleren van Tooske Molenaar die naar het Leger des Heils waren gegaan, en de vele, vele condoléancekaarten ('condolansiekaarten' zei Molenaar zelf). Eindelijk wist Frank ertussen te komen met een vraag over Les rives du Samois, het plotselinge vertrek van Carla naar Sneek en de bewuste nacht.

'Ja, daar staat me vaag wat van bij. ' Molenaar begon rochelend te hoesten en drukte zijn sigaret uit. 'U ging een dag daarna ook weg, zei u? Nee, dat weet ik niet meer. '

Molenaar begon een nieuwe sigaret te rollen. Frank voelde een donkere, troebele woede onweerstaanbaar in zich opkomen. Hij moest zichzelf intomen om de man niet beet te grijpen, door elkaar te schudden en hem zo te dwingen om zich alles te herinneren. Bijna met zijn tanden op elkaar vroeg Frank naar Merel. Die bleek in Raalte te wonen.

'Met een fantastische man getrouwd, ' zei Molenaar. 'Twee leuke kinderen. Jammer genoeg komen ze hier niet zo vaak meer. Altijd druk druk, u kent dat wel. U bent zeker ook wel opa ondertussen?' 'Jacintha, ' zei Merel, 'ja, nu weet ik het weer. Jullie waren plotseling verdwenen. ' Ze praatte met hetzelfde licht oostelijke accent als destijds. 'Verschrikkelijk dat Jacintha's broer toen is overleden, ja, zoiets hebben we destijds volgens mij gehoord van de beheerder op de camping, van... hoe heet-ie ook alweer?'

'Jean- Louis. '

'En ze was zo gek op die jongen, echt haar grote broer. Ze had het vaak over hem, net alsof... '

Een baby in een box begon te krijsen.

Merel tilde hem eruit, ik denk dat-ie honger heeft. '

Zonder de geringste gêne te tonen, deed ze haar truitje en een beha omhoog zodat er een enorme witte, beaderde borst naar voren tuimelde met een bijna obsceen grote, donkerbruine tepel. Ze legde de baby aan de borst. Die leek te zuigen of zijn leven ervan afhing.

'Er is toch niks aan de hand met Jacintha?' vroeg Merel.

'Nee, dat niet, maar ik probeer iets te achterhalen wat vroeger gebeurd is, een soort zoektocht naar het verleden. ' Hij vertelde haar over die avond, die nacht. 'Als ik het me goed herinner, kon Jacintha niet slapen, en toen heb ik aan je ouders gevraagd of ze niet bij jou mocht logeren. Dat had ze al eens vaker gedaan. Er stond toch een extra bed in die stacaravan. Die was op z'n minst voor zes personen ingericht, weet je nog?'

Merel staarde in de verte. Ze moest het nog weten. De baby zoog met licht sabbelende geluidjes door. Het verhaal van Jacintha klopte niet, kon ook niet kloppen. Hij had nooit de hele nacht bij haar gelegen, simpelweg omdat ze bij haar vriendin sliep.

'Tja, ' zei Merel. 'Het zou best kunnen. Maar het is zo lang geleden. Er is ondertussen zoveel gebeurd. En de ene keer logeren of de andere keer, dat weet ik niet precies meer. Volgens mij haal ik het allemaal door elkaar. Ik heb ook een keer bij Ja-cintha in de tent geslapen. Dat was voor mij verschrikkelijk spannend, misschien vooral omdat mijn vader en moeder zo'n tent helemaal niks vonden. '

Frank wilde zekerheid. Het kon niet gebeurd zijn. Om dat te bewijzen, had hij Merel nodig. 'Maar die ene avond, het is voor mij heel belangrijk. Daarvan weet je niet meer of... '

De baby hield op met zuigen en leek meteen in slaap te storten, het hoofdje een beetje opzij geknakt, zodat de grote, ronde borst weer volledig zichtbaar werd. Merel bleef even zo zitten, terwijl ze twee zoenen op de haarloze schedel van het kindje drukte.


19

Om zichzelf op de proef te stellen, keek Frank, nadat hij zondag was thuisgekomen, ruim een halfuur naar een amusementsprogramma op de Duitse televisie. Als hij dat kon doorstaan, dan moest hij overal tegen zijn opgewassen. Een man en een vrouw, grondig gerenoveerd, stevig in de plamuur gezet, maar beiden waarschijnlijk tussen de vijftig en de zestig, daalden al zingend over Glück en Liebe van een lange trap af. Bij het oefenen waren ze mogelijk een keer gestruikeld, zodat hun blije blik nu nog geforceerder leek. Af en toe deden ze pogingen elkaar aan te kijken als pas verliefde tieners die het lichaam van hun partner nog hadden te ontdekken. Dat moesten ze breed glimlachend en vrolijk doen, met als onvermijdelijke consequentie dat er rimpels over hun gezicht trokken. Hij had ooit iets gelezen over artiesten die zo decennia-

lang optraden en elkaar tot in al hun vezels waren gaan haten. Ondertussen was er die buitenkant van geluk en liefde, die de haat en de weerzin alleen maar verdiepte. Via een documentaire over het bedreigde bestaan van de otter, een Amerikaanse film waarin een man en een vrouw ruzie maakten over de opvoeding van hun zoontje, en een medisch praatprogramma over transseksualiteit zapte Frank door naar mtv , waar schaarsgeklede, donkere meiden swingend stonden te zingen, terwijl hun handen op het ritme van de bonkende muziek stimulerende bewegingen maakten over hun borsten en hun kruis. Hij zette het scherm op zwart.

Buiten het huis van Merel Molenaar, nu Merel Beukering-Molenaar, had hij ruim een kwartier in zijn auto gezeten. Beukering, de beuk erin, maar waarin? Terug naar huis, enkele reis richting de verhalen, de suggesties, het web van verdachtmakingen waarin hij verstrikt was geraakt. Enkele minuten had hij overwogen in een willekeurige richting weg te rijden. Met zijn rijbewijs en zijn pinpas moest hij voorlopig ver kunnen komen. Naar een of ander desolaat gebied, een half verlaten stadje in het voormalige Oost-Duitsland bijvoorbeeld, dat leek hem wel wat. Daar dan dagen in een slecht onderhouden hotel een troosteloze kamer nemen, een wandeling maken naar industrieterreinen met fabrieken die niet meer in bedrijf waren, en waar roestige machines en apparaten buiten stonden, 's Avonds een groot glas bier drinken in een schamel ingerichte Kneipe. Hij zou bekend worden als der Hollander, een mysterieuze man, een man met een verleden. De vraag was of zo'n man met een verleden nog een toekomst had.

Een verklaring had hij willen hebben, een schriftelijke, door Merel ondertekende verklaring, zo officieel mogelijk, liefst met een stempel van een notaris, waarin voor eens en voor altijd was vastgelegd dat Jacintha het bij het verkeerde eind had en dat hij volmaakt onschuldig was. Maar dan? Ja, natuurlijk, met Van Berkel had hij het gehad over een civiele procedure, over schadevergoeding en dergelijke, maar daar ging het allemaal niet om. Het enige wat telde was de school en hoe de mensen daar reageerden. Stel dat hij erin geslaagd was een soort verklaring uit Merel te persen, dan had hij die misschien toch niet onder de ouders kunnen verspreiden. Het zou een machteloze poging zijn geweest, alleen al door zijn krampachtigheid bedenkelijk. Ik heb het echt niet gedaan, kijk maar! Ja, ja, en dat moeten wij zeker geloven.

Na een half doorwaakte nacht ging hij maandag op zijn gewone tijd naar school. Alle ogen waren op hem gericht, maar als hij zich naar de mensen toedraaide, keerden ze zich van hem af. Op het schoolplein stond Loekie Henkelveld met Femke Torenhof en een paar andere vrouwen te praten. Er werd gefluisterd, dat wist hij, maar het bleef onhoorbaar, onverstaanbaar. Alles voltrok zich buiten hem om. Alwin was vriendelijk en opgewekt toen hij met hem overlegde over de toewijzing van klassen in het volgend schooljaar. Erica had al een voorkeur uitgesproken voor groep zeven, maar de vraag was of ze genoeg in huis had voor dat pre-Cito-jaar. Bovendien wilde Barbara met haar klas mee naar groep zeven. Ook die vriendelijkheid van Alwin kon alleen een laagje vernis zijn. Ze tolereerden hem, hielden hem in de gaten, lieten hem niet meer alleen met kinderen. Nee, natuurlijk zeiden ze het niet rechtsreeks in zijn gezicht, maar dat maakte het des te moeilijker. Als hij er zelf over begon, zouden ze het glashard ontkennen. Wij zouden denken dat jij... ? Nee, natuurlijk niet. Maar ondertussen, achter zijn rug om... de een stak de ander aan. Jaren geleden had hij gelezen over Oude Pekela: een gerucht dat eenmaal in omloop was gebracht, was als een niet uit te roeien besmettelijke ziekte. Je

kon er niets tegen doen, alleen hopen dat het vanzelf over zou

gaan.                          

Weer een anonieme e-mail. Zonder het bericht te hebben gelezen, klikte hij het weg. Voor het eerst in zijn tijd als directeur was hij vergeten de teamvergadering van vanmiddag voor te bereiden. Aan het nieuwe ADv -rooster was hij niet toe gekomen. Zelfs achter zijn computer bevond hij zich af en toe weer in de rechtbank, hoorde hij de tenlastelegging, zag hij Jacintha, zijn dochter die zijn dochter niet meer was en misschien nooit meer zou worden. De zuinige stem van Hiem-stra snerpte door zijn werkkamer met het instemmende gemompel vanaf de publieke tribune als achtergrondkoor. Symptomen die duidelijk één richting uitwijzen. Consistent met een misbruikverleden. Omdat het eenmaal gezegd was, bleef het hangen.

Toen hij tussen de middag koffie ging halen, staakten Ruud en Bert hun gesprek zodra hij het keukentje binnenkwam. Er hing een drukkende stilte. Frank meende iets te hebben opgevangen over 'toestanden'. Wat voor toestanden dan? wilde hij vragen, maar hij mompelde alleen een onnodig excuus. Rond twee uur liep hij de school uit. Tussen een paar oude mannetjes stond hij bij een bouwput te kijken. Om halfdrie was hij weer terug, maar waarom? Waarom in godsnaam? Dat praten over roosters, een nieuwe rekenmethode, zorgverbreding in het volgend jaar, een kleiner budget voor handvaardigheid, nieuwe prullenbakken in de klaslokalen, dat waren immers futiliteiten. Hoe was het in godsnaam mogelijk dat ze dat niet begrepen? De vergadering verliep moeizaam. Niemand durfde kennelijk iets te zeggen over zijn slechte voorbereiding en weinig doortastende leiding. Hij was al zo kwetsbaar en zo beschadigd. Frank wilde met zijn vuist op tafel slaan, schreeuwen en schelden, maar mompelde nog net dat de punten die waren blijven liggen volgende keer weer op de agenda zouden staan. Alwin en Yvonne wisselden blikken alsof ze beter wisten, alsof ze hem al hadden afgeschreven.

Zijn huis was leeg en kil. Hij dacht aan een kraakpand van een flink aantal jaren geleden, waarop het bordje 'onbewoonbaar verklaarde woning' vervangen was door 'onverklaarbaar bewoonde woning'. Dat eerste soort bordjes zag je niet meer tegenwoordig. Het was meer dan een week geleden dat hij voor het laatst had gekookt. Hij keek in het vriesvak. Een pak doperwten, ingevroren karbonades, een bakje met restanten stoofvlees, zeker genoeg voor een éénpersoons portie. Hij zette alvast rijst op, maar draaide na een paar minuten het gas weer uit en nam twee bruine boterhammen met kaas.

De telefoon ging. Otto. Het was hem een beetje tegengevallen, dat hij zo lang niets van school had gehoord. 'Alsof ze me helemaal vergeten zijn, alsof ik voor hun al verleden tijd ben. '

Frank kon zich niet inhouden. 'Mensen hebben ook wel eens wat anders aan hun hoofd. Ze zijn niet altijd geïnteresseerd in dat... in dat... ' In dat gezeik van jou, in dat eeuwige zelfbeklag. En het gaat nergens over. Je zou eens moeten meemaken waar ik doorheen ga, dan zou je...

'Maar even een telefoontje of een kaartje of zo zou plezierig zijn, ' zei Otto. 'Ik ben bepaald niet voor mijn lol ziek thuis. '

'Dat hebben we ook nooit gedacht. Maar wat zei eigenlijk de ARBO -arts de laatste keer dat je bij hem was?' wist Frank nog net belangstellend op te brengen.

'Voorlopig zit het er niet in dat ik weer kan werken. Dat gaat echt niet lukken. Ik ben helemaal leeg, opgebrand. Hij denkt erover om me naar een therapie te sturen. '

Kohlmann, altijd doen! Emotional Freedom Techniques, heel geschikt! Of waren het Emotional Fiction Techniques? Daar kwam het in elk geval op neer. 'Ja, misschien is dat een goed idee, ' zei Frank.

Net toen hij de telefoon had neergelegd, begon het toestel weer te rinkelen. Milena noemde schuchter haar naam. 'Ik vroeg me af hoe het nou met je ging. Ik zag je staan bij de schooldeur en ik vond dat je er zo... ja, wat zal ik zeggen... dat je zo'n trieste, bange indruk maakte. Net alsof je daar eigenlijk niet durfde te staan. '

Hij had haar helemaal niet gezien; ze had zich kennelijk op de achtergrond gehouden. 'Het is niet altijd makkelijk. Over een tijdje zal het wel weer beter gaan. '

'Maar ondertussen maak ik me zorgen om je, echt waar. '

Ook nog iemand die aan zijn nek hing omdat ze bezorgd was. Zoiets kon hij helemaal niet gebruiken.

'Zit je daar nou niet in je eentje steeds somberder en triester te worden?'

Hij reageerde niet.

'Zal ik misschien even bij je langs komen?'

'Nou, dat komt eigenlijk niet zo goed uit. '

'Het is net tien uur geweest. Helemaal niet laat. Of wil je vroeg naar bed?'

Ja, vroeg naar bed. Heerlijk, en nóg langer wakker liggen, van de ene op de andere zij draaien, opstaan, uit het raam kijken naar een straat waarin niets gebeurde, regenplassen op het asfalt, een haastige fietser, Jacintha oproepen, met haar in discussie gaan, proberen om haar te overtuigen. 'Ja, dat was ik eigenlijk van plan, om maar 's lekker uit te rusten. Dat kan ik wel gebruiken. '

'Kijk, dit heb ik destijds uitgeknipt, ' zei Loekie tegen Femke. 'Altijd goed om te bewaren. '

'Ja, ken ik. Ga je mee even koffiedrinken, straks. Op het Boutensplein?'

'Oké... Charlotte, kom nou hier! Je vergeet je rugzak weer. Dat kind ook altijd. Soms word ik er zelf helemaal gestoord van. '

Femke pakte haar fiets. 'Kan ik me voorstellen. '

'Ik wil straks een paar kopieën maken. O, moet je zien, daar heb je Milena ook weer. Staat ze weer met hem te praten. Als ik haar was, zou ik wat voorzichtiger zijn met een dochter van een jaar of elf. '

Jacintha nam een slokje water. 'Ik heb het al eerder tegen je gezegd. Ik weet het eigenlijk niet zeker meer. '

'Waar heb je het over?' vroeg Ankie.

'Dat ik het niet zeker meer weet, dat van m'n vader, wat ik je verteld heb. Het is zo raar allemaal. Die therapeut, Hans Kohlmann, zo heet-ie. Ken je hem?'

'Nee, gelukkig niet. '

'Het leek perfect te kloppen. Hij wist precies hoe het in elkaar zat, hoe het kwam dat ik me zo verschrikkelijk kut voelde, maar nou denk ik ondertussen dat hij... '

'Wat?'

'Hij was hier een paar dagen terug en dan heeft-ie weer een mooi verhaal, waarin alles klopt, maar ik geloof er niet meer in. Het is zo'n ontzettende kermis in mijn kop. ' Ook nu schoot ze weer terug naar de rechtszaak. Zij zat daar. Frank was er. Ze had zijn blik ontweken, wilde hem niet zien, kon hem niet zien. Fragmenten van wat die deskundige, die Stroombeek, verteld had, flitsten door haar hoofd. Pseudo-herinneringen... onmogelijk om dit soort heftige trauma's te verdringen... suggesties... aangeprate alters.

Ankie vroeg iets.

'Hè?'

'Ben je een beetje van de wereld of zo? Ik vroeg of je een sigaret wou. ' 'Nee, dank je, ik rook niet. '

Ankie lachte even. 'Je bent nooit te oud om te leren. ' 'Geef maar. '

Jacintha probeerde te roken, maar ze hoestte zich tranen in haar ogen. 'Niks voor mij, ' zei ze met een hese piepstem.

'Misschien wil je het nou ontkennen, ' zei Ankie na een tijdje. 'Doet iedereen. Druk van de familie en zo, schuldgevoel tegenover je vader. Voel je je schuldig?'

"k Weet niet. Ik denk het wel. Het is tenslotte toch m'n vader. ' Jacintha stond op en begon rond de tafel te lopen. Eten was hier niet. Alles achter slot en grendel. Morgen kon ze weg, als ze wilde. De wijde wereld in! Vergeet het maar. Ze zat hier vrijwillig, nou ja, vrijwillig, Carla had lang op haar ingepraat toen de politie haar had afgeleverd. Na twee dagen haar moeder, die bemoeizuchtig om haar heen draaide ('Maar ik bedoel het goed!' 'Dat moest er bij komen, dat je het niet goed bedoelde. '), was het een opluchting dat ze hiernaartoe kon.

'Ga 's zitten, ' zei Ankie. 'Ik word fucking zenuwachtig van

je-'

ik loop wanneer ik dat wil. '

'Oké, oké, ik heb niks gezegd. ' Ankie wreef hard met haar knokkels over de korte stoppeltjes op haar hoofd. 'Dit is een lekker gevoel. Moet je ook doen. Kaal, alles eraf, dat is het beste. '

'Hoe lang zit jou hier nou?'

'Ruim twee maanden. '

'Vrijwillig?'

'Nee, natuurlijk niet. Vrijwillig in deze klerezooi, dan ben je pas echt helemaal gaga. ' Ankie drukte haar sigaret uit. ' Kijk, dat heb ik een keer op m'n arm gedaan, met een sigaret, zie je wel?' Ze toonde een litteken.

'Moet je hier nog lang blijven?'

'Dat maak ik zelf wel uit. '

'Hoezo?' vroeg Jacintha. 'Je bent toch opgenomen?'

'Ik stap eruit zodra ik dat zelf wil. Dat heb ik geregeld. Gewoon een goeie voorbereiding, dat is alles. ' Ankie lachte geheimzinnig. 'Pillen... een heel flesje vol. Heb ik verzameld. Ik slik die rotzooi niet, die ze hier allemaal in je willen stoppen, zodat ze je een beetje kunnen manipuleren. Wie wat bewaart, die heeft wat. Als ik ze allemaal neem, dan ben ik verdwenen. Weg... dag, Ankie!' Ze zwaaide met haar rechterhand alsof ze iemand uitgeleide deed. 'Loop maar even mee, dan zal ik ze laten zien. Maar je mond dicht, hè?'

Alwin legde hem het overzicht voor. 'De aanmeldingen voor volgend jaar vallen behoorlijk tegen. '

Frank vroeg hoe dat mogelijk was. Ze waren de laatste tijd elk schooljaar nog vooruit gegaan.

Alwin begreep het niet. 'Het zou de samenstelling van de buurt kunnen zijn. Demografische ontwikkelingen of zo, weinig vierjarigen. '

'Mijn... eh, reputatie misschien. Er wordt vast over gepraat, dat kan niet anders. '

'Volgens mij niet, maar het helpt niet, natuurlijk. '

Frank vloekte. Het helpt niet, nee, geen positieve bijdrage.

ik ga weer 's naar m'n klas, ' zei Alwin.

'Het is toch bekend dat ik onschuldig ben. Ik ben vrijgesproken! Waarom doet dan iedereen of er toch wat aan de hand is? Op zo'n manier kom ik er verdomme nooit vanaf. '

Alwin haalde zijn schouders op. 'Dat doet niet iedereen. Sommige mensen misschien, omdat ze dat spannend vinden... een beetje sensatie. Maar mijn klas is... '

Frank was om zijn bureau heen gelopen. Hij hield Alwin vast bij beide schouders. 'Ik heb helemaal niks gedaan. Jij gelooft me toch wel?'

Alwin knikte. Plichtmatig leek het.

'Jacintha was gewoon in de war, ernstig in de war, en die heeft allemaal dingen verzonnen. '

'Ja, ja, dat heb je nou al zo vaak verteld. Ik moet nou... '

Frank kon hem niet loslaten. Als hij Alwin nu zomaar liet gaan, zonder hem te hebben overtuigd, dan was zijn positie hier hopeloos. 'Maar het is echt zo. '

'Natuurlijk. Dat weten we toch allemaal, ' zei Alwin op een vermoeide toon. Hij maakte zich los. 'Die stagiaire staat voor de klas. Ik kan haar niet te lang alleen laten. Wat ze tegenwoordig op de pabo leren, weet ik niet, maar in elk geval niet hoe je kinderen kunt leren lezen en rekenen. Ze zijn daar voortdurend bezig met allemaal mooie projecten en zo, maar een beetje behoorlijke taaldidactiek, ho maar... ' Al pratend liep Alwin naar de deur. De vele woorden over de pabo moesten zijn aftocht kennelijk dekken.

Frank keek op zijn horloge. Tien over tien. Het had ook negen uur of twaalf uur kunnen zijn. Het deed er niet meer toe. Toen hij vanmiddag thuiskwam, had hij tussen de post een bruine envelop gevonden waarop in waarschijnlijk opzettelijke hanenpoten alleen zijn naam stond. In de envelop zat een kopie van het rechtbankverslag dat destijds in de regionale krant had gestaan. Sommige passages waren met een dikke, gele viltstift gemarkeerd, vooral die waarin de deskundige van het om werd geciteerd. De woorden waren vanavond door zijn hoofd blijven gonzen. Over alle symptomen die wezen op misbruik, het trauma dat tot ernstige gedragsstoornissen had geleid, de vergelijkbare gevallen van vrouwen die in hun jeugd beschadigd waren. Iemand moest de moeite hebben genomen een kopie te maken, in een envelop te stoppen en door zijn brievenbus te gooien.

Hij trok zijn jas aan, controleerde - volstrekt overbodig - of hij het juiste adres nog wist, twijfelde even bij zijn auto, maar stapte toch op de fiets.

Kohlmann keek verbaasd toen hij Frank voor de deur zag staan.

'U bent mij eigenlijk verantwoording schuldig, ' hield Frank hem voor, 'en meteen een excuus. ' Alsof de wolken hierop hadden gewacht, begon het plotseling kletterend te regenen. 'Zou ik even binnen mogen komen?'

Kohlmann zei niets, maar knikte alleen met zijn hoofd. Frank liep achter hem aan naar wat mogelijk een kantoor of een behandelruimte was. 'Gaat u zitten. '

Kohlmann nam plaats achter zijn bureau en rommelde iets in een la.

'Wat is dat?' vroeg Frank. 'Wat gebeurt er?'

'Ik neem dit gesprek op, als u er geen bezwaar tegen heeft. '

'Nee, waarom zou ik?'

Frank herhaalde wat hij eerder had gezegd over de verantwoording en de excuses die Kohlmann hem schuldig was.

Die was het er niet mee eens. 'Die therapie heeft bepaalde inzichten opgeleverd, waarmee Jacintha verder kan werken. Ik bedoel, waar ze echt iets aan heeft om haar leven verder op de rails te krijgen. '

'Daarom zit ze nu zeker ook in die inrichting, in Het Vangnet, daarom heeft ze zeker geprobeerd om... '

'Dat is een gevolg van die vrijspraak, ' onderbrak Kohlmann. Zijn stem klonk plechtig en gedecideerd. 'Ik had haar wat zekerheid, wat stabiliteit gegeven, en die is daardoor helaas weer ondermijnd. U moet goed begrijpen dat u een jaar of zestien verantwoordelijk bent geweest voor de ontwikkeling van uw dochter, en bij mij is ze net een halfjaar in therapie. Als het niet goed met haar gaat, is dat in eerste instantie veel eerder uw dan mijn verantwoordelijkheid. '

'Dus ik heb het allemaal aan mezelf te wijten?'

Kohlmann zweeg. Hij pakte een pen waarmee hij een paar aantekeningen leek te maken.

'Het is verdomme jouw schuld en als je dat niet toegeeft, dan... dan... '

'Wat is er dan?'

'Dan pak ik je nog wel, dan zal je merken wat er gebeurt. Tot nu toe ben ik het slachtoffer, maar dan... Jij hebt verdomme mijn hele meridiaanstelsel door elkaar geflikkerd, om het maar eens in die belachelijke terminologie van jou te zeggen. Misschien begrijp je me dan wel. '

Kohlmann reageerde nog steeds niet.

Frank wist dat hij moest blijven praten, omdat hij anders zijn zelfbeheersing zou verliezen, ik ben onschuldig. Ik ben vrijgesproken. Al die dingen die jij hebt bedacht, die jij in Ja-cintha's hoofd hebt gestopt, daar klopt geen reet van en het wordt tijd dat je dat gaat toegeven. '

'Mijnheer Eggers, er is een therapeutische werkelijkheid en een juridische werkelijkheid en in dit geval moet ik helaas vaststellen: never the twain shall meet. ' Kohlmann stond op. 'Ik heb u verder niets meer te zeggen en ik ga ervan uit dat u me niet meer lastig valt, anders zal ik de politie moeten waarschuwen. '


20

In het begin had hij moeite met het vinden van de goede formuleringen, maar na de eerste barrières te hebben genomen, ging het bijna vanzelf. Dit leek de enige manier om Jacintha te bereiken. Een brief, daar had hij eerder aan moeten denken. Meer dan een uur zat hij achter zijn computer. 'Het is misschien wat onpersoonlijk, zo'n getypte brief, maar wel duidelijk. En zo duidelijk wil ik ook zijn, over alles. ' Dat waren de eerste zinnen en daarna was hij verder gegaan, over vroeger, vooral veel over vroeger. Over de aanklacht, de rechtszaak, over problemen op school en hoe hij zich nu voelde. 'Maar ik wil alles opzij zetten, alles vergeten om eraan bij te dragen dat het weer beter met je gaat, m'n lieve Jacintha. Ik hoop dat ik dat mag denken, dat ik het mag schrijven en zeggen. '

Hij las de brief nog eens over en verbeterde een paar passages. Meteen posten, voor hij zich eventueel zou bedenken.

Terug in huis voelde hij zich dood- en doodmoe. Hij ging in de kamer zitten en deed de televisie aan op het nachtprogramma. Om zijn hoofd leeg te maken, bleef hij een tijdje kijken naar Telsell: fitnessapparaten, slankheidproducten, middelen om van het roken af te komen, grandioos tuingereedschap; alles werd even enthousiast besproken door slecht nagesynchroniseerde model-Amerikanen. Hij zapte juist via een pornoprogramma met een vrouw met onwerkelijke opblaasborsten die een vol getatoeëerde man bereed, door naar een nieuwsuitzending, toen er van boven een enorme klap klonk en glasgerinkel.

Even hield Frank zijn adem in. Er volgde niets. Geen geluid, geen beweging. Iedereen en alles wachtte af. Hij stond op en liep met weifelende passen de trap op. In de hoek van de slaapkamer lag een baksteen met eromheen een stuk papier gewikkeld. Frank zag het meteen, weer een kopie van het rechtbankverslag. Hij ging op de rand van het bed zitten, zijn hoofd in zijn handen, de spieren gespannen. Minstens een halfuur bleef hij in die houding, tot hij zich koud en verstijfd voelde.

Beneden pakte hij de fles whisky, die voor noodgevallen in de kast stond, schonk een forse borrel in en dronk het glas staande leeg. Elke slok smaakte beter. De warmte daalde af tot in zijn maag. Toen het trillen een beetje afgelopen was, belde hij met de politie. Het duurde lang voor er werd opgenomen. Nee, er was nu geen wagen beschikbaar. Misschien dat er morgen iemand langs kon komen. Dan moest hij voor de zekerheid weer even bellen.

Frank schonk nog een glas in.

Een eenzame drinker.

Misschien was hij nog nooit zo alleen geweest.

Of was dat domme, sentimentele praat?

De stem van iemand anders wilde hij horen, een levend mens zien, dichtbij hem. Het liefst Jacintha, maar dat was uitgesloten, misschien wel voor altijd.

Ten slotte toetste hij het telefoonnummer van Milena in.

Jacintha draaide zich voor de zoveelste keer op een andere zij. Ondanks de slaappil die ze had gekregen, lukte het niet om al die gedachten en beelden die door haar hoofd schoten, uit te schakelen. Ze stapte uit bed en liep de gang op. Er waren geen andere dwalende geesten te zien. Ze ging naar de receptie, waar een donkere man over een boek gebogen zat.

'Wat lees je?'

Hij schrok op. 'Eh... Jip en Janneke. ' Hij hield het boek omhoog.

'Maar dat is een kinderboek!' Jacintha lachte even. 'Mijn vader en moeder hebben eruit voorgelezen. Dat weet ik nog heel goed. ' Ze zag de plaatjes met Jip en Janneke en hun puntige neusjes zo weer voor zich.

ik niet goed Nederlands praten. Zo kan ik beter leren. '

'Met Jip en Janneke?'

De man keek haar nu stralend aan. 'Ja, zeggen ze op roc. Daar heb ik Nederlandse les, maar moet ook zelf doen, zelfleren, boeken lezen, makkelijke boeken. Ook met Nederlandse mensen praten. '

'Zoals met mij?'

'Ja, ook met jou. '

'Hoe heet je? Ik ben Jacintha. '

'Gamra. ' Hij stak een hand uit, een gladde, donkere hand, licht gekleurd van de binnenzijde. Misschien was het omdat daar de kleur gesleten was. Ze schudde de hand, die zacht aanvoelde.

'Een mooie naam, ' zei ze. 'Heb je eigenlijk altijd nachtdienst?'

'Ja, altijd nacht. '

'Dan zijn er ook niet veel mensen om mee te praten. '

'Nee, niet veel. Is jammer. '

'Waar kom je eigenlijk vandaan?'

'Marsdiepstraat. '

'Nee, ik bedoel, uit welk land?'

Hij keek haar stralend aan. Witte tanden met veel goud ertussen. 'Is grapje. '

Naast zich hoorde Frank de rustige, zekere ademhaling van Milena. Over de telefoon had hij haar verteld over de steen door het raam, de schrik, de angst en het eenzame gevoel dat hem vrijwel volledig verlamde. Ze had gevraagd of hij bij haar langs wilde komen. Zelf kon ze nu moeilijk weg, 's nachts om half twee. Hij had verteld over zijn bezoek aan Kohlmann en zijn idee om een briefte schrijven aan Jacintha. Milena was doorgegaan over brieven naar familie, naar vroegere vrienden in Tsjechië. Daarna begon ze plotseling over haar middelbareschooltijd, het verplichte en door vrijwel iedereen gehate vak Russisch, een wiskundeleraar die opgenomen was in een inrichting. Frank vroeg zich of er een Tsjechische variant was voor 'van de hak op de tak springen'.

Zelfwas hij weer over de school begonnen; die steen, dat moest een wraakactie of een waarschuwing zijn van mensen die hem weg wilden jagen, die hem het leven onmogelijk wilden maken. Milena probeerde hem er opnieuw van te overtuigen dat verreweg de meeste mensen op school, ouders en leraren, achter hem stonden. Leerlingen wisten zeker niet wat er speelde. 'Er zijn gewoon een paar mensen die wat lopen te stoken, maar bijna niemand gelooft ze. Je weet wel, Loekie Henkelveld en zo, Femke Torenhof en Annelies

Huitinga, Peter Jochems, die types met wie je al eerder ruzie hebt gehad. ' Hij had niets terug gezegd, omdat hij wist dat het niet klopte. Allemaal mooie woorden, die kant noch wal raakten. Hij had op school rondgelopen, had alles gezien, de stemming geproefd. Het was als één simpel druppeltje rode kleurstof in een groot bad, waardoor het water werd gekleurd. Nooit zou het meer helder en doorzichtig worden.

Frank stond nu naast het bed en keek op haar neer. Een vrouw. Een vrouw die hem niet alleen met haar geest, maar met haar hele lichaam steunde. En dat was niet gering, bedacht hij. Gedurende enkele weken had hij afstand van haar genomen, maar nu was hij weer onontkoombaar naar haar teruggedreven.

Hij deed wat hij altijd deed als hij niet kon slapen of als er iets door zijn hoofd maalde: voor het raam staan en naar buiten kijken in de hoop dat de stilte van buiten uiteindelijk ook bezit van hem zou nemen. Even meende hij op het trottoir aan de overkant een man te zien die zijn blik naar boven gericht hield, die zelfs naar hem keek alsof hij iets van hem moest. Straks zou toch ook niet hier een steen... Onwillekeurig bukte Frank zich iets, maar de man liep door. De straat was opnieuw leeg en Frank betwijfelde of er überhaupt iemand had gestaan.

Milena sliep verder terwijl Frank in bed schoof. Hij voelde haar warmte, rook haar geur en draaide zich naar de andere muur.

De volgende ochtend ontbeten ze in de keuken. Ivana leek het de gewoonste zaak van de wereld te vinden om hem daar onverwachts te zien, terwijl hij zelf de neiging had om zich te excuseren. Ze praatte over school, over haar pianoles, over de laatste Harry Potter die ze gelezen had en over het toneelclubje waar ze bij zat. Fantastisch, zo'n kind dat overal enthousiast over was. Haar stem klaterde en dartelde over de ontbijttafel, zodat hij zich, ondanks die slechts enkele uren slaap, bijna vrolijk ging voelen. Ivana nam nauwelijks de tijd om een boterham te eten en een glas melk te drinken, zoveel was er te vertellen.

Om kwart over acht deed hij zijn jas aan, maar toen hij werkelijk voor de buitendeur stond, trok er een troebel waas voor zijn ogen. Met ijskoude handen opende hij de deur. Mi-lena stond achter hem en zou zijn gedrag observeren. Hij was als een man die over een witte lijn moest lopen om te demonstreren dat hij niet te veel gedronken had. Zijn fiets, de sleuteltjes. Hij liet ze krachteloos uit zijn handen vallen. Bukte zich om ze op te rapen, maar daardoor verschoof het straatoppervlak. Hij probeerde houvast te vinden aan de boom waartegen zijn fiets stond, maar graaide in het niets tot hij zijn stuur wist te pakken. Daarna viel hij om met fiets en al, het stuur pijnlijk tegen zijn jukbeen.

Milena slaakte een gilletje en kwam in ochtendjas op blote voeten op hem aflopen. Ze tilde hem overeind. Hij keek paniekerig om zich heen of er geen omstanders waren die hem op deze belachelijke, onwaardige manier tegen de grond hadden zien gaan. Verdachte van seksueel misbruik komt lelijk ten val.

Milena probeerde hem te ondersteunen, terwijl hij weer naar de deur liep. ik ben geen invalide, ' zei hij bokkig, terwijl hij haar bijna van zich af duwde. 'Pak m'n sleutelbos maar. Daar ligt-ie. '

Het vervelendste was dat Ivana in de deuropening geschrokken stond toe te kijken.

Hij bleef die dag bij Milena, en ook de volgende dagen. Ze had hem, ondanks zijn protesten, een huissleutel gegeven. 'Ik bedoel er niks mee, maar het is makkelijk als je ergens naartoe wilt. Een tijdelijke logé mag ook best een sleutel hebben. ' Maar die sleutel moest meer betekenen.

Hij was de hele tijd binnen gebleven. Buiten kon er van alles gebeuren. Buiten was onbetrouwbaar, maar misschien vertrouwde hij vooral zichzelf niet. Natuurlijk had hij naar school gebeld. Alwin was één en al begrip geweest. Waarschijnlijk waren ze opgelucht dat hij voorlopig niet meer verscheen, een zere plek die voorlopig was weggesneden.

Ivana leek zijn aanwezigheid al gewoon te vinden. Toen ze 's avonds naar bed ging, gaf ze niet alleen haar moeder, maar ook Frank een zoen, met haar handen om zijn nek geslagen, net of ze zo goed wilde maken dat hij Jacintha kwijt was. Frank deed zijn uiterste best de tranen in zijn ogen terug te vechten. Het leek of ze het zag, want ze drukte haar lippen een tweede keer vol en vochtig tegen zijn rechterwang.

'Ze vindt het ontzettend leuk dat je hier bent, ' zei Milena, toen Ivana eenmaal in bed lag. 'Een man in huis, dat heeft ze gemist, zo altijd alleen met mij. Soms zitten we gewoon te veel op eikaars lip. '

Hij hield het contact met de buitenwereld beperkt, maar belde nog wel met Carla. Nee, inderdaad, hij was al een paar dagen niet meer op de Vierwindenstraat geweest. Logeerde bij een kennis. Gelukkig vroeg ze niet verder door. Ze had ook een keer contact met hem gezocht via De Regenboog, maar daar hadden ze haar laten weten dat hij ziek was. Ja, dat klopte. Het was hem allemaal te veel geworden, iedereen en alles is tegen me. Ze vertrouwen me niet meer en daarom heb ik daar geen leven meer. Misschien overdrijf ik, maar zo voelt het. Als ik er een tijdje uit ben, gaat het misschien beter. ' Dat laatste, daar kon hij zelf nauwelijks in geloven. Het incident met de baksteen verzweeg hij. De dag erna had hij ook niet meer met de politie gebeld, omdat hij het simpelweg niet op kon brengen. Volgens Carla was er in de toestand van Jacin-tha geen verandering. 'Ze is nog steeds onbereikbaar... enorm afstandelijk. '

Jacintha had de dagen niet goed bijgehouden, maar nu moest ze al een dag of tien in Het Vangnet zijn. Soms verdween er een bewoner en kwam er een andere binnen. Onbekende, verwarde jonge mannen en vrouwen. Zij was één van de weinigen die naar buiten mocht als ze zelf wilde, maar tot nu toe had ze dat nog niet gedaan. Er moest een ander leven zijn buiten dit huis, ze wist ervan, ze had eraan meegedaan, maar wilde er liever niets meer mee te maken hebben. De brief van Frank lag nog altijd in het kastje naast haar bed. Ze had hem vanochtend te voorschijn gehaald, in haar handen gehouden, maar nog niet opengemaakt. Een paar weken geleden zou ze hem ongelezen hebben weggegooid, maar nu was alles anders geworden.

Vanmiddag was Carla weer op bezoek geweest en dus stond er nu een derde bos bloemen op haar kamer. Jacintha had het niet willen horen, maar ze had verteld over Frank en zijn problemen op school. 'Wat ik ervan hoorde, maakt hij het allemaal veel erger dan het is, ' had Carla gezegd. Dat begreep Jacintha, daar wist ze alles van, maar dat zei ze niet tegen haar moeder. Ze had ook gezwegen over de brief, die ze nu eindelijk open maakte. 'Lieve Jacintha, ' was de aanhef. Ja, zo dacht hij nog steeds over haar, ondanks alles wat er over hem heen was gestort.

Milena ging naar een repetitie van haar zangkoor. Hoewel hij hier nu al langer dan een week bivakkeerde, was het vreemd en unheimisch om in z'n eentje, als een soort getolereerde indringer, in de huiskamer van iemand anders te zitten. Misschien zou hij nu die twee deuren in de gang kunnen aflakken; dat had hij tenslotte aan Milena beloofd, want van betaling voor eten wilde ze absoluut niets weten. Hij voelde zich te moe, en zette de televisie aan, maar de beelden drongen niet werkelijk tot hem door. Ja, hierbuiten was ook een wereld, maar voorlopig gold alleen het gekkenhuis in zijn hoofd. Na een tijdje liep hij naar boven. Voor de deur van Iva-na's kamer bleef hij staan. De enige levende ziel in huis, de enige die hem echt begreep zonder dat ze het uit kon leggen.

Gamra zat niet achter de balie van de receptie, maar een bleke jonge vrouw met kleine pukkeltjes op haar voorhoofd.

'Is Gamra er niet?' vroeg Jacintha.

'Wie?'

'Gamra, een donkere man, die hier ook wel 's zit. '

'Nee, sorry, ken ik niet. '

Jacintha liet het speciale pasje zien dat ze had gekregen omdat ze hier vrijwillig was. 'Ik wou even naar buiten. '

'Even zoeken... we moeten dit altijd even checken. ' De vrouw haalde een dossier uit een bureaula en liep met haar vinger een lijst na, ondertussen de namen lispelend. 'Ja, het is oké. '

Jacintha wist dat het een enorm eind lopen was, maar ze begon er toch aan. Ze keek op haar horloge. Bijna halfelf.

Het huis in de Vierwindenstraat was donker. Ze belde toch aan, maar er kwam niemand. Het leek ook onwaarschijnlijk dat Frank al in bed lag, een eenzaam, koud bed, zoals zij dat ook zo goed kende. Misschien was hij gevlucht. Op de loop voor alle ellende. Weg, weg, weg! Dat begreep ze perfect. Maar ze had geen benul waar hij zich zou kunnen hebben verstopt. Ze had een stuk papier en een pen meegenomen om een boodschap achter te kunnen laten, maar nu wist ze niets te schrijven.

Meteen terug naar Het Vangnet was onmogelijk, een nederlaag. Daarom liep ze door, steeds maar door, als in een

trance. Op een kruising kwam ze bijna onder een auto, die net de hoek omsloeg. Het zou een mooie dood geweest zijn.

Toen ze aanbelde bij Hans, was het al bijna twaalf uur.

'Wat kom je doen?' vroeg hij.

'Met je praten. Dat kon toch altijd, dat heb je zelf gezegd. '

'Ja, maar... '

Ze liet hem niet uitspreken. 'Ik moet iets rechtzetten. '

'Rechtzetten? Nou ja, goed, kom dan maar even binnen, maar het is eigenlijk veel te laat. Morgenochtend om negen uur heb ik alweer de eerste patiënt. '

Ze zaten in de praktijkruimte. Hans vroeg haar wat ze recht wilde zetten en ze antwoordde dat ze er niet meer in geloofde, in dat hele verdomde, klotige misbruikverhaal. 'Dat heb jij bedacht, omdat je daarmee mooi kon verklaren wat er met me aan de hand was. Het paste in jouw theorie. '

'Ik heb het niet bedacht, maar we hebben het samen ontdekt, Jacintha. Dat weet je toch nog wel?'

Hij had haar die trap laten afgaan, die gefantaseerde roltrap, hij was met die video aan komen zetten die ze zogenaamd bekeek, hij had die verschrikkelijke Tanja in het leven geroepen.

' De verhalen die je vertelde, die kwamen niet van mij, maar van jezelf, ' ging Hans door.

'Dus als er iets niet klopt, dan is dat helemaal mijn eigen schuld. '

'Zo bedoel ik het niet. '

'Maar hoe bedoel je het dan verdomme wel?'

'Je bent nergens schuldig aan. Je bent alleen een slachtoffer van dingen die ooit gebeurd zijn en... '

'Maar ik... ' probeerde Jacintha.

'En ik heb alleen de omstandigheden gecreëerd die het mogelijk moesten maken dat alles naar boven kwam, dat je al die pijnlijke dingen durfde te benoemen. '

'Er klopt geen fuck van, dat voel ik gewoon. '

'Een paar maanden geleden voelde je iets heel anders. Weet je dat nog wel?'

Ze antwoordde niet, keek alleen naar het tapijt. Dat was zogenaamd mos geweest, waarop ze met blote voeten had gewandeld. Bullshit.

Hans herhaalde zijn vraag.

'Omdat dat moest van jou, ' zei ze. Al dagen lang had ze dicht tegen het inzicht aan geschurkt, maar nu wist ze plotseling hoe het in elkaar zat. 'Omdat jij dat zo graag wilde, omdat het van jou moest, en... en toen vond je me fantastisch, toen was je zo ontzettend tevreden over me, trots op me, terwijl verder iedereen me maar niks vond, een mislukkeling. '

Hans zuchtte diep. 'Dat verzin je nu. Omdat je na het vonnis van de rechter enorm teleurgesteld bent. Ik bedoel, je had ook juridisch gelijk willen krijgen, maar dat is helaas niet gelukt, en alleen daarom ontken je nu wat er tussen jou en je vader is gebeurd. Je bent teruggeschoten in de ontkenningsfase. '

'Dat zeg jij. Omdat je niet wilt toegeven dat je verkeerd zat. Dan heb je verloren en dat kost je misschien wel patiënten. '

'Dat is echt onzin, Jacintha. Nogmaals, het gaat niet om mij persoonlijk, niet om mijn status of prestige als therapeut, maar om jou. '

Ze zweeg. Hans had zich verschanst achter zijn eigen gelijk, een onneembare burcht. Er viel niets meer te zeggen, niets meer te doen.

'Misschien kan je nu beter gaan, ' stelde Hans na een tijdje voor. 'Zullen we nog een afspraak maken? Ik kan ook bij jou langskomen. '

Bijna onmerkbaar haar hoofd schuddend, kwam ze overeind. Hij liep met haar mee. Ze vroeg of ze nog even naar de wc mocht.

'Natuurlijk. '

Ze deed haar broek naar beneden, ging op de bril zitten en liet de urine stromen. Ze kwam niet overeind, maar bleef voor zich uit kijken. Er hing een verjaardagskalender met schilderijen van Picasso. Ja, zulke ogen, zo'n mond had zij ook, daar was geen operatie tegen opgewassen. Allemaal namen van onbekende mensen en hun geboortedag. Mariëtte op 12 mei, Jan Joost op 23 mei, Toby op 12 juni. Er zou ook een overlij-denskalender moeten zijn. Geboorte en dood, en alles daartussen in.

'Hallo, je bent toch niet in slaap gevallen?' vroeg Hans.

Ze reageerde niet.

Twee vrouwen met scheve tieten en vreemde, grote oren. Zij en Ankie. Ja, ze had alles gehoord en gezien.

'Jacintha!'

Hij was natuurlijk bang dat ze zich iets aan zou doen, hier in zijn huis.

Ze pakte de pen uit de binnenzak van haar jack, en schreef op de kalender op de datum van vandaag 'Hans', met daarachter een kruisje en tussen haakjes haar naam.

'Jacintha!'


21

Tegen elf uur was Milena thuisgekomen. Frank keek naar nova , maar eigenlijk had hij alleen het toestel aan staan. Er was een nieuw kabinet gevormd, en de premier vertoonde een treffende gelijkenis met een vroeg oud geworden gereformeerde jongeling. Hij zette de televisie uit.

Milena kwam met een fles rode wijn uit de keuken. Ze dronken een glas. Na twee glazen gingen ze naar bed. Het was binnen twee weken vanzelfsprekend geworden. Hij was de man in huis, al bijna een stiefvader voor Ivana. Inmiddels had hij wat kleren van de Vierwindenstraat hiernaartoe gebracht, zijn scheerapparaat, tandenborstel en een stapeltje boeken, die hij nog niet had ingekeken.

Over school kon hij niet meer praten. Milena was er een paar keer over begonnen, maar hij had het gesprek meteen

bot afgebroken en ze was er gelukkig niet verder over doorgegaan. Op internet had hij het een en ander opgezocht over depressie en burn-out. De meeste mensen schenen dat soort ziektes voornamelijk aan zichzelf te wijten en het als persoonlijk falen te ervaren. Daardoor zou herstel moeilijker worden. Gisteren was hij nog naar zijn huisarts geweest, die zijn verhaal zo op het oog belangstellend had aangehoord. Hij had een recept voor slaappillen uitgeschreven en gezegd dat Frank het nog maar even aan moest zien. 'Probeer alles van je af te schuiven en doe de dingen die je wilt doen, die je leuk vindt. ' Het probleem was dat hij niets leuk vond, maar dat hield hij voor zich.

Frank was tussen de lakens gekropen en keerde zijn rug naar Milena. Half plagerig trok ze hem naar zich toe. Elke avond wilde ze seks, soms ook 's ochtends. Een keer was hij zelfs wakker geworden tegen zeven uur, toen ze zijn geslacht streelde. Ze likte nu over zijn borst, zijn buik en begon verder met haar mond naar beneden te werken, terwijl ze hem met haar hand een erectie bezorgde.

'Dat vind ik niet zo lekker, ' zei Frank.

Ze ging liggen. 'Kom bij me. Ik wil je voelen. '

Hij ging boven op haar liggen en drong bij haar naar binnen. Haar handen klauwden in zijn rug, terwijl hij zich ritmisch bewoog tot hij klaarkwam. Daarna begon hij haar te vingeren. Zijn hand verkrampte bijna, maar ze kreeg gelukkig een orgasme voordat het zo ver was. Haar kreten nauwelijks onderdrukkend sloeg ze haar armen om hem heen.

Ze nestelde zich gelukzalig kreunend in de holte van zijn arm, haar hoofd op zijn schouder. Binnen een paar minuten sliep ze in. Na een tijdje rolde ze, zonder wakker te worden, op haar andere zij.

Op zijn rug liggend keek hij nu naar het plafond, waarop hij zelf voor de zoveelste keer de film mocht afspelen. Jacin-tha kon er niets aan doen, haar zou hij nooit iets kwalijk nemen, maar het was die vervloekte Kohlmann, die het haar allemaal had aangepraat. Hij liep opnieuw voor Frank uit, klein, het hoofd met het kortgeknipte borstelhaar. Dat hoofd, die man! Met hem was het allemaal begonnen. De scènes in de rechtbank doemden weer op. Frank hoorde zijn stem, de zachte, maar toch dwingende toon van een man die altijd gelijk denkt te hebben, die alleen zijn eigen weg volgt, zogenaamd zijn patiënten steunt, en ondertussen slachtoffers maakt. Maar als een hedendaagse Pilatus waste hij zijn handen in onschuld, omdat het immers de therapeutische werkelijkheid was, die hij had gecreëerd met zijn hocus-pocusbehandeling. De adrenaline golfde door Franks lichaam. Het was of het een bestaan van zichzelf leidde, waar hij amper iets over te zeggen had. Milena sliep zo vast als het kon, volkomen bevredigd. Nooit zou ze hem meer loslaten, voor altijd aan haar overgeleverd. Ook dit kwam op het conto van Kohlmann.

Geen adem meer, geen lucht, geen leven, alles werd uit hem geperst.

Het was duidelijk wat hij moest doen om zichzelf te redden. Hij stapte voorzichtig uit bed en trok muisstil zijn kleren aan. Niet verder vruchteloos blijven peinzen, niet meer die misselijkmakende carrousel van gedachten, maar gewoon dóen. Het ademen van Milena was nog even diep, rustig en regelmatig. Hij sloop de slaapkamer uit, trok zijn jas aan, deed zijn sjaal om en ging naar buiten. Halfeen, geen mens op straat. Hij pakte zijn fiets toen hij zich ervan had vergewist dat er echt niemand te zien was.

Binnen een kwartier belde hij aan bij Kohlmann.

Er ging geen licht aan.

Hij belde nog eens. Langer, luider, leek het ook wel. Kohlmann zou kunnen denken dat het een patiënt was die hem in heftige, nachtelijke zielennood opzocht.

Na een paar minuten werd er opengedaan. De deur ging op

een kier.

'Mijnheer Eggers?' Kohlmann droeg een sweatshirt en een trainingsbroek. Zijn voeten waren in badslippers gestoken.

'Ja, wie anders?'

'U komt zeer ongelegen en ik geloof niet dat we elkaar iets te zeggen hebben. En trouwens eerder vanavond was... '

'Ik heb jou verdomd veel te zeggen, ' onderbrak Frank. Geen beleefdheden deze keer, daar schoot hij niets mee op. Meteen terzake.

Kohlmann begon zich al terug te trekken. 'U kunt eventueel een afspraak maken via mijn secretaresse. Volgende week is er vast wel een gaatje in de agenda en met Jacintha heb ik... '

Frank plantte zijn voet tussen de deur en de drempel. 'Niks secretaresse, niks afspraak of een gaatje in de agenda. Nu. '

'Ik vrees dat ik... '

Frank duwde zo hard tegen de deur, dat die verder open schoot.

'Dit kan echt niet. '

Frank stapte naar binnen. 'Het kan best. Zie je, ik ben er

al. '

'Mijnheer Eggers, u maakt de problemen alleen maar groter. Dit is zeker geen oplossing, als u zich zo gedraagt. ' Kohlmann ging hem voor naar de praktijkruimte. 'Dit is absoluut geen goed moment. '

'Dat maak ik wel uit. ' Frank voelde een groeiende behoefte om te commanderen, Kohlmann voor hem te laten kruipen, liefst ook letterlijk.

Kohlmann ging achter zijn bureau zitten, trok een bureaula open en rommelde daar iets in. 'Ik neem aan dat u er geen bezwaar tegen heeft als ik ook dit gesprek opneem?'

'Waarom zou ik? Dat heb je de vorige keer toch ook gedaan? Ik heb niets te verbergen. '

'Goed, mijnheer Eggers, voor alle duidelijkheid, het is echt niet mijn gewoonte om tegenover betrokkenen... familieleden of vrienden... verantwoording af te leggen over een uitgevoerde therapie. Het gaat om zaken die hier binnen de muren van deze ruimte horen te blijven. '

'Waarom liep je dan met Jacintha naar de politie?'

'Omdat zij dat wilde, omdat het noodzakelijk was voor haar therapie, om alles achter zich te kunnen laten en een nieuwe start te maken. '

'Goed, ' zei Frank, 'we gaan niet in op wat hier allemaal precies besproken is, maar je weet dat het onzin was, pure fictie. En ik eis dat je dat opschrijft, dat je een verklaring opstelt, zwart op wit. '

Kohlmann schudde zijn hoofd.

'Jacintha had psychische problemen, ' ging Frank door. 'Dat is duidelijk, dat was op zich al erg genoeg. Misschien heb ik haar opvoeding niet altijd even handig aangepakt, maar wie maakt er geen fouten? Vergis jij je nooit, ben jij onfeilbaar?'

Kohlmann reageerde niet.

Frank stond op. Kohlmann kwam ook overeind. Frank liep met enkele snelle passen op hem toe, greep hem bij zijn schouders en herhaalde zijn vraag.

'Daarop hoef ik geen antwoord te geven. En zo'n verklaring stel ik natuurlijk nooit op. '

'Nee, want dan kan je hier net zo goed de tent sluiten, natuurlijk. '

Daar ging Kohlmann niet op door. 'Samen met Jacintha heb ik haar verleden ontrafeld, heb ik het trauma opgespoord, dat... '

'Dat zogenaamde trauma, dat heb je verdomme zelf bedacht. '

'Mijnheer Eggers, ik doe zeker niet wat u eist, dat gaat volledig in tegen mijn beroepscode. Ik bedoel, daarmee zou ik

Jacintha verraden. En verder heb ik er geen enkele behoefte aan om met u van gedachten te wisselen over het ziektebeeld van uw dochter. U moet mij nu loslaten, anders bel ik de politie, want dit gaat aardig in de richting van huisvredebreuk. '

'O ja, huisvredebreuk, dan kan je weer ergens mee naar de politie lopen, net als met Jacintha. Zij moest van jóu aangifte doen. Jij hebt de hele zaak gemanipuleerd zoals het jóu uitkwam. ' Hij duwde Kohlmann van zich af, die meteen een paar meter afstand nam. Frank kon zijn angst bijna ruiken. 'Jij hebt mijn dochter van me afgepakt, je hebt mijn werk van me afgepakt, mijn school, alles, en je staat hier maar met een zogenaamd onschuldig gezicht. '

'Ik begrijp dat het allemaal pijnlijk voor u is geweest, maar... '

'Pijnlijk? Pijnlijk? Je hebt godverdomme mijn hele leven kapotgemaakt. '

'Het is voor mensen vaak moeilijk om geconfronteerd te worden met fouten die ze hebben gemaakt in hun persoonlijk leven. '

Kohlmann leek niet het flauwste benul te hebben van wat hij allemaal aanrichtte. Bij een volgende patiënt zou hij hetzelfde flikken. Dit moest stoppen, anders zou die man nog meer slachtoffers maken.

'Wat ik mensen leer, ' ging Kohlmann door, 'is om die fouten onder ogen te zien, daar eerlijk mee om te springen. Ik bedoel, dat zou u ook moeten doen. Ik ben daarin heel open naar u toe. '

Niet alleen wat Kohlmann zei was walgelijk, maar vooral de toon waarop, alsof hij Frank inderdaad een lesje wilde leren. 'Nou ga je veel te ver. Wil je mij misschien als patiënt erbij hebben? Weer een valse diagnose, maar het maakt geen moer uit, de therapie wordt toch wel betaald. Daar is het jou natuurlijk om te doen. '

'U trekt verkeerde conclusies. '

'Dat deed jij met Jacintha. Ik ben vrijgesproken. Ben je dat misschien vergeten?'

Kohlmann schudde zijn hoofd. 'Jacintha en ik hebben het samen naar boven gehaald. Dat het voor de rechtbank niet bewezen is, dat is... '

Frank naderde Kohlmann, die een paar passen achteruit liep, en struikelde over de poef, zodat hij achterover viel. De stok die Frank eerder zien liggen, bleek een soort honkbalknuppel.

Kohlmann zei iets, maar Frank hoorde hem niet meer, hij hoorde alleen de stem in zijn hoofd.

Milena tastte naast zich. Niemand. Misschien was Frank naar de wc. Nee, het laken aan zijn kant was koud, kil bijna. Of hij zat beneden, te staren in het niets, zoals hij overdag ook wel deed. Ze wilde hem dan troosten en helpen, maar hij leek onbereikbaar ver weg, ongeveer daar waar zijn blik heen ging. Volgens de wekkerradio was het nu tien over één. Het laatste cijfer versprong: oi. n.

Op de rand van het bed zittend snoot ze haar neus; tegelijk kwamen er een paar druppels sperma uit haar vagina, die ze meteen wegveegde. Frank, een mysterie. Maar hoeveel ze om hem gaf was net zo goed een mysterie, misschien veel groter. Als ze de waarheid onder ogen zag, moest ze het zichzelf bekennen: pas toen hij zwak en gekwetst was, durfde ze naderbij te komen. Maar misschien was het ook zo hevig omdat ze lang had gewacht. Haar ogen raakten gewend aan het donker, zodat ze zag dat zijn kleren niet meer over de stoel hingen, de kleren waarvan zij hem zelf had ontdaan.

Ze wreef over haar bovenbenen, voelde een klein puistje aan de binnenkant van haar rechterdij, maar weerstond de aandrang om het open te krabben. Vertrokken, als een dief in de nacht. Maar misschien zat hij toch beneden. Ze deed haar ochtendjas aan en ging in de woonkamer kijken. Geen Frank. Zijn jas was van de kapstok verdwenen. Vreemd genoeg had hij een tas met allerlei spullen van hem in de woonkamer laten staan. Voorlopig beschouwde ze het als een teken dat hij terug zou komen, misschien zelfs vannacht al.

Frank bevond zich in een sauna. Het zweet stroomde langs zijn rug. Hij trok zijn jas uit, deed zijn sjaal af en ging achter het bureau zitten totdat het wat koeler was geworden en al zijn lichaamsdelen weer leken te kunnen functioneren. Zien wat hij aangericht had, wilde hij niet. Kon hij ook niet. Hij had zijn rug afgewend. Nog even had er een licht grommend, klaaglijk geluid geklonken, een zwak gerochel, maar daarna was het stil, letterlijk doodstil.

Dit was de logische en onvermijdelijke uitkomst van een proces dat Kohlmann in gang had gezet. Op een bepaalde manier had die er zelf om gevraagd met zijn arrogante, eigengereide opstelling waarin geen greintje ruimte was voor een andere realiteit dan de zijne, laat staan voor enig mededogen met degene die vals beschuldigd werd en zeker niet voor een poging om te herstellen wat hij had verwoest.

Zich zo goed mogelijk concentrerend, probeerde Frank te bedenken wat hij moest doen. Allerlei handelingen schoten door zijn hoofd. Het makkelijkste was om nu meteen 112 te bellen en rustig te blijven zitten tot politie en hulpdiensten zouden arriveren om hem in te rekenen en het lichaam af te voeren. Maar dan had Kohlmann alsnog gezegevierd. Frank schoof de rechterbureaula open, drukte op de eject-knop en stopte het bandje in zijn jaszak.

Na een tijdje kwam hij overeind. Het raam dat zich aan de zijkant van de woning moest bevinden, deed hij een klein stukje open. Zo te zien keek het uit op een tuin. Met zijn zakdoek maakte hij alles schoon waar hij met zijn vingers aan had kunnen zitten, zelfs de knop van de recorder. Hoewel hij ervan probeerde weg te kijken, viel zijn blik op het lichaam van Kohlmann toen hij de knuppel afveegde. Een bebloed hoofd, een half openhangende mond, een straaltje bloed op het vloerkleed. De paniek sloeg weer ongeremd toe. Hij griste zijn jas van het bureau, liep de deur uit en stapte op zijn fiets. Nee, die tuin, het valse spoor. Hij zette zijn fiets tegen een lantaarnpaal, klom over een hekje en kwam in de tuin terecht. Na enig zoeken vond hij een forse steen, die hij door het raam gooide.

Milena was de hele tijd wakker gebleven en haar voorgevoel had haar niet bedrogen. Tegen twee uur werd de buitendeur geopend en weer gesloten; zachtjes, maar toch goed hoorbaar. Na een paar minuten schoof Frank stilletjes bij haar in bed. Ze ging op haar andere zij liggen, maar bleef zwijgen. Frank had recht op zijn eigen geheimen.

Zij ook.


22

'Kom op nou, Lotje! Anders zijn we te laat bij Hans. Het is al kwart voor negen geweest. '

Charlotte was druk bezig om al haar oude poppen van een paar meter afstand achter de bank te mikken. Als er eentje niet precies in de spleet tussen de bank en de muur verdween, riep ze: 'Shit! Stomme kutpop. Kan je niet eens goed duiken?'

Loekie pakte haar dochter stevig bij haar schouder. 'En nou is het afgelopen. Vooruit, je jas aan. '

'Deze drie nog. '

'Nee, je weet het: nee is nee. ' Hans had haar duidelijk gemaakt dat ze haar emoties juist moest tonen, en soms zelfs zwak mocht zijn ('Het is niet goed om Charlotte een irreëel beeld van de ideale moeder voor te houden. Dat wijst haar al-

leen maar op haar eigen falen, haar eigen onvolkomenheden. ').

Charlotte probeerde opnieuw een pop te pakken, maar Loekie trok haar hardhandig in de richting van de gang.

Daarop begon Charlotte te blèren. 'Au... au... je heb me pijn gedaan. Ik mag nooit wat, je doet me altijd pijn. '

'Dat is helemaal niet waar, schatje. Ik houd immers veel te veel van je. ' Ze drukte voorzichtig een zoen op Charlottes hoofd. Laatst had ze dat ook gedaan, terwijl haar dochter net op wilde springen. Resultaat: een vervelende wond aan haar lip en een gebroken stifttand. Liefde voor je kind was geen pijnloze affaire; dat begon al bij de bevalling, misschien zelfs bij de conceptie. 'Kom, doe je jas aan, dan gaan we. Bij Hans mag je weer verder spelen. ' Hans deed een soort speltherapie. Ze voerden soms toneelstukjes op met poppen, die ouders en kinderen voorstelden en waarbij op een subtiele manier allerlei conflicten aan de orde kwamen. Hans had haar verteld dat Charlotte soms ongelooflijk goed de situatie kon analyseren: 'Ze lijkt ontzettend impulsief te reageren, maar ze doorziet heel snel allerlei tactieken en strategieën. Daar stemt ze dan weer haar eigen gedrag op af. ' In ieder geval was ze veel intelligenter dan Yvonne veronderstelde.

Ze bleef nu huilen, met snikkende uithalen.

'Ach, m'n liefje. ' Loekie knielde neer en sloeg haar armen om Charlotte.

Die duwde haar van zich af. 'Je bent een stomme moeder. Ik wil hier weg. Ik wil in een ander huis wonen, niet meer bij zo'n stomme moeder. Gewoon ergens waar ik kan doen wat ik zelf wil. '

Loekie wendde zich af. Misschien moest ze het als een vooruitgang beschouwen dat Charlotte niet meer naar haar schopte.

Na ruim vijf minuten had ze haar eindelijk op haar fiets.

Om tien over negen stonden ze voor de deur bij Hans Kohl-mann, die kennelijk al op hen had staan wachten, want de buitendeur was open. Ze liepen naar binnen.

'Hans!' riep Loekie, maar er verscheen niemand.

Ze gingen door naar de praktijkruimte, maar die was ook leeg.

'Hans! We zijn er!'

Charlotte liep naar een hoek van de kamer. 'Kijk, mam, hij ligt hier te slapen... maar wel met een heleboel bloed op zijn

kop. '

Frank wist dat het nooit lang zou kunnen duren voor ze bij hem zouden komen. Misschien dat hij daarom de deur niet uitging. Hij was er klaar voor. Dit was zijn gevangenis; hier kon hij al wennen. Het was prachtig voorjaarsweer. Milena vroeg hem om mee te gaan, om samen boodschappen te halen. Met z'n tweeën in de supermarkt, een winkelkarretje vrolijk voor zich uit duwend, de benauwdheid sloeg op zijn borst als hij eraan dacht. Daarna zouden ze naar een park kunnen gaan of iets dergelijks, stelde Milena voor, misschien naar het Meerdinger Bos.

'Liever niet. '

'Waarom niet? Dan kom je er nog eens uit. Hier versomber je helemaal. '

'Ik hoef er helemaal niet uit. Nergens voor nodig. '

Zijn schoenen stonden in de gang; hij trok ze niet aan, liep in huis op kousenvoeten. Nadat ze iets over de kale neuzen had gezegd, had Milena ze gepoetst zonder hem te vragen of hij dat op prijs stelde. Ze wist niets over zijn jeugd, niets over zijn vader, en dat hoefde ook niet. Frank had haar geholpen met het witten van de muren van Ivana's slaapkamer en het ophangen van een paar schilderijen en reproducties. In de keuken had hij een extra lichtpunt aangebracht. Na elk karweitje moest hij uren uitrusten.

Het bandje zat nog in zijn jaszak. Een paar keer had hij het in zijn handen gehad, op het punt gestaan om het weg te gooien, maar uiteindelijk had hij dat niet gedaan.

Hij had nu de krant voor zich, maar las er niet in, keek alleen naar Ivana die achter de piano zat, naar haar rechte rug, de sierlijk bewegende, slanke armen, de vingers die moeiteloos over de toetsen dansten, haar lange, licht krullende haar, dat ze in een staartje bijeen had gebonden. Ze had hem gevraagd hoe dat stond. 'Heel goed, maar als het loshangt vind ik het misschien nog mooier. '

Soms sloeg ze een verkeerde noot aan. 'Hè, stom. ' Ze keek om naar hem. 'Als je zo zit te kijken, word ik hartstikke zenuwachtig. '

'Je speelt fantastisch. '

'Helemaal niet. Ik maak veel te veel fouten. '

'Speel maar door. Ik vind het mooi. '

'Omdat je er geen verstand van hebt, ' zei ze.

'Daar heb je gelijk in. Eigenlijk heb ik nergens verstand van. '

Ze keek hem glimlachend aan, maakte een volle draai op de pianokruk en zei: 'Dat meen je niet, ' terwijl ze hem met ondeugende ogen aankeek.

Donderdagochtend las hij in de Volkskrant een klein berichtje over de moord op een achtendertigjarige psychotherapeut, 's Middags - de buitenlucht voelde vreemd aan - kocht hij in een tabakswinkel een regionaal dagblad, dat breder uitpakte. De politie tastte in het duister, en wilde in verband met het onderzoek geen verdere mededelingen doen. Volgens de krant had Kohlmann mogelijk een inbreker betrapt, maar dat wilde de politie niet bevestigen. Plotseling dacht hij aan de sjaal. Misschien had hij die laten liggen. Of onderweg ergens verloren? Koortsachtig zocht hij er in Milena's huis naar, maar hij was nergens te vinden.

'Kohlmann, dat was toch die therapeut van je dochter?' vroeg Milena 's avonds.

'Ja. '

Gelukkig ging ze er niet verder op door.

Een dag later kwam de politie, 's morgens om tien uur. Waarom waren ze niet eerder verschenen? Misschien hadden ze hem bewust onzeker en daardoor kwetsbaar willen maken. Ze waren met z'n tweeën. Frank had ze niet eerder gezien. De ene stelde zich voor als Arends en de andere als Budding. Ze vroegen of Milena naar een andere kamer kon gaan. Straks wilden ze haar graag alleen spreken.

'We hadden eerst naar uw huis gebeld, maar daar was niemand. Toen naar De Regenboog, maar daar vingen we ook bot. Ze zeiden dat u misschien op dit adres bereikbaar was. '

Iedereen wist er natuurlijk van, ouders en leerkrachten. Frank Eggers is ingetrokken bij Milena Frankova. Altijd al gedacht, die probeerde hem echt te vangen, en is daar nu eindelijk in geslaagd. Leuk verhaal voor op het schoolplein en in de personeelskamer. 'Klopt, ' zei Frank, 'maar ik neem aan dat u daarvoor niet hier naartoe bent gekomen. '

'Nee, zeker niet. Het gaat om een ernstig misdrijf. Hans Kohlmann, een psychotherapeut aan de Verdilaan, is dinsdagnacht om het leven gebracht. U kende mijnheer Kohlmann?'

Dit was dus een van de vrijblijvende, inleidende vragen. Straks zouden ze verder wroeten, maar hij was niet van plan om het ze makkelijk te maken. 'Klopt. '

'Hoe dan?' vroeg Arends, die speelde met een pakje sigaretten.

'Hij was de therapeut van mijn dochter, Jacintha. '

Arends schoof iets naar voren op zijn stoel. 'Dat hadden we ook begrepen. '

'Waarom vroeg u dan hoe ik hem kende?'

'We horen dat soort dingen graag uit de mond van de mensen zelf. Was u tevreden over de therapie, zoals hij die toepaste, en met de consequenties ervan?'

'Nee. ' Ze konden het wat Frank betreft krijgen zoals ze het hebben wilden.

'Zoiets hebben we vernomen. ' Budding keek hem vriendelijk glimlachend aan. 'Uw onvrede had, als we het goed begrepen hebben, vooral te maken beschuldigingen in uw richting op basis van de uitkomsten van het therapeutisch proces. ' Budding keek in een aantekenboekje. De laatste woorden sprak hij uit alsof hij er een tijdje op had geoefend. 'Dat heeft uiteindelijk geleid tot een rechtszaak, zo'n anderhalve maand geleden. '

'Klopt. '

Arends leek enkele notities te maken.

'Mijnheer Kohlmann was dus waarschijnlijk niet uw beste vriend. '

'Ik ben vrijgesproken, ' zei Frank, zo droog en feitelijk mogelijk. 'Zogezegd van alle blaam gezuiverd. '

'Maar de beschuldiging is nog niet helemaal uit de wereld, hebben we hier en daar gehoord. U schijnt daarom ook met ziekteverlof te zijn. '

'Ja, misschien is dat zo, maar daar kan ik niks aan doen. '

'Dat beweren we niet, ' zei Budding, terwijl hij opnieuw door zijn aantekenboekje bladerde. 'U bent nu niet op uw werk, ziek thuis... nou ja, niet echt thuis, maar goed. Dat is heel ongewoon voor u, hebben we begrepen. U was nooit ziek. Zelden een dag verzuimd. Dat met die aanklacht en die rechtszaak moet u erg hebben aangegrepen. '

'Het is me niet in m'n kouwe kleren gaan zitten. Om zoiets te horen van je bloedeigen dochter, je enige kind, dat is... eh, dat is een enorme klap. '

'Absoluut, heel begrijpelijk allemaal. Ik neem aan dat u één en ander de heer Kohlmann niet in dank heeft afgenomen. '

'Dat zouden jullie zelf ook niet doen, ' zei Frank kortaf.

'Het gaat nu om u, om uw relatie met de heer Kohlmann. '

'We hadden geen relatie. '

'Misschien wel een slechte, ' probeerde Arends, 'een bijzonder slechte. '

Frank haalde zijn schouders op.

'Volgens onze gegevens heeft u voor de rechtszaak mijnheer Kohlmann al eens lastig gevallen en na de vrijspraak... '

'Ik heb hem die eerste keer niet lastig gevallen, ' onderbrak Frank. 'Ik heb alleen maar informatie gevraagd. '

Budding deed of hij Frank niet gehoord had. 'En betrekkelijk kort na de vrijspraak, enkele weken geleden, heeft u weer een bezoek gebracht aan de heer Kohlmann. We hebben de opname gehoord. Het was allemaal niet zo goed te verstaan, maar toen heeft u ook niet met hem gesproken over de blaadjes aan de bomen en de komende zomervakantie. '

'Nee. '

'Kunt u nog eens uitleggen waarom u zo veel problemen met hem had?

'Door al die krankzinnige dingen die hij mijn dochter had ingefluisterd, natuurlijk. ' Frank wist dat hij het hierbij moest laten, maar kon zich onvoldoende bedwingen. 'Dat hij beter moest weten en zo, maar die man was absoluut niet voor rede vatbaar. En zó'n man is dan therapeut... ' Zijn stem schoot uit. 'Die moet mensen helpen. Zo'n kwakzalver mag gewoon een bordje op de deur spijkeren, een advertentie in de krant zetten of wat dan ook, met de mededeling dat hij psychotherapeut is. Het is te gek voor woorden. '

Arends keek hem peinzend aan, terwijl hij het pakje sigaretten weer in de zak van zijn colbertje stak. 'Het raakt u behoorlijk, geloof ik. '

'Ja, natuurlijk. Hoe zou u reageren als u zou worden aan-geklaagd vanwege seksueel misbruik van uw kinderen? Het is verdomme nogal wat. ' Frank bracht zijn handen naar zijn hoofd. Kalmte, controle, zelfbeheersing, hij moest zich niet laten meeslepen, zich gewoon gedragen zoals hij altijd deed. 'Trouwens, ik begrijp niet waarom jullie bij mij komen. In de krant stond toch dat hij een inbreker had betrapt of zo?'

'U moet niet alles geloven wat in de krant staat, mijnheer Eggers. '

Het bleef even stil. Van buiten klonk opvallend helder de zang van een merel.

'Horen jullie dat, die vogel?'

Arends reageerde niet op zijn vraag. Hij keek Frank vorsend aan en zei ten slotte: 'U had mijnheer Kohlmann dus wel het een en ander te verwijten. '

Frank haalde een paar keer langzaam en diep adem. inderdaad. '

'U haatte hem misschien wel. '

'Mogelijk, ja. Nogmaals, stel dat u in zo'n situatie... '

'Daar gaat het nu niet om, ' onderbrak Budding. 'Wat dacht u trouwens toen u las of hoorde over de gewelddadige dood van de heer Kohlmann? Opgeruimd staat netjes?'

Frank wachtte even om de consequenties van een antwoord te overdenken. 'Zoiets, ja. ' Na een paar seconden voegde hij er rustig aan toe: 'Kwalificeer ik mezelf dan meteen als verdachte?'

Arends schudde zijn hoofd. 'Zo simpel denken we niet. '

'Zo simpel dachten uw collega's wel, toen Jacintha door Kohlmann naar de politie was gestuurd. Hoe heetten ze ook alweer? O ja, Verhagen en Hemming... eh, nee, Hemmink, die had een kaalgeschoren hoofd, zo'n Pim Fortuyn-kop. '

'Onze collega's hadden en hebben een eigen verantwoordelijkheid. Wij moeten in het kader van dit onderzoek alles nagaan wat relevant kan zijn, ' zei Budding. 'Er zijn meer mensen, die we dezelfde soort vragen stellen, andere mensen die met een of ander conflict te maken hebben waar Kohl-mann vanuit zijn beroep bij betrokken was. Het zijn nou niet direct de stabielste personen in de samenleving die bij zo'n therapeut over de vloer komen. '

'En hij is volgens mij altijd bereid... ik bedoel, hij was altijd bereid die mensen dan nog verder van de wal in sloot te helpen. ' Frank keek weg van Arends en Budding. Ze wisten niets, hadden alleen een zeer vaag vermoeden. Er waren kennelijk geen concrete sporen die naar hem wezen. En die sjaal? Verdomd, hij wist het niet meer. Maar als ze ermee aan zouden komen, kon hij altijd zeggen dat hij hem daar eerder had achtergelaten, de vorige keer dat hij er geweest was.

'We willen graag weten waar u afgelopen dinsdagnacht tussen twaalf en twee uur, halfdrie was. '

'Hier. Ik sliep. Dat doe ik meestal om die tijd. '

'Is er iemand die dat kan bevestigen?'

Frank glimlachte. Dit was ijzersterk. Hier zouden ze nooit tegenop kunnen. 'Ja, natuurlijk, Milena. Ik lag bij haar in bed. Ik neem aan dat ik daarvoor niet word opgepakt door de zedenpolitie of zo?'

'Wat heb je nou met je haar gedaan?' vroeg Carla.

Jacintha wreef over haar kale hoofd. Ankie had gelijk gehad, het was een lekker gevoel. 'Dat zie je toch? Alles eraf, lekker. Moet je ook doen. '

Carla slaakte een diepe zucht en stak haar arm door die van haar dochter. Ze sloten zich aan bij de andere mensen die voor de aula stonden te wachten.

'Hij wordt gecremeerd, ' fluisterde Carla.

'Je hoeft niet zo te fluisteren. Het is geen geheim. '

Jacintha voelde zich redelijk. Dit moest ze zien, hier moest ze bij zijn. Ze vroeg zich af hoeveel van de wachtenden pa-tiënten of ex-patiënten waren, wie er nog meer door hem belazerd waren. Misschien dat een van hen uiteindelijk over de rooie was gegaan. Je kon het niet aan hun gezichten zien. Of daar misschien, dat meisje, dat zich wild had opgemaakt en af en toe met schrikachtige ogen om zich heen blikte. Hij kon ook fouten maken, had hij wel eens gezegd, maar die ene grote fout durfde hij niet toe te geven, de lafaard.

Vermoedelijk waren er ook mensen van de politie, die de aanwezigen observeerden om na te gaan of er zich een kandidaat-moordenaar tussen zou bevinden. Ze hadden haar natuurlijk al lang in de gaten. Daar, die man, die zijn ogen over de aanwezigen liet gaan, was geschikt als rechercheur. Nee, er stond een vrouw naast hem met roodbehuilde ogen. Hij zei iets tegen haar. Ze haalde een spiegeltje en een zakdoekje uit haar tas en begon wat doorgelopen mascara weg te vegen.

De deuren van de aula gingen open. De kist was overdekt met witte bloemen. Jacintha probeerde te bedenken dat zijn lichaam daarin lag, een dood, levenloos lichaam. Iedereen kwam in zo'n kist terecht, sommigen vroeger, anderen later. Maar het was onvermijdelijk. Hij zou straks aan de vlammen worden prijsgegeven en er bleef niets meer van hem over dan een terecht, treurig hoopje as. Benno had ook in zo'n kist gelegen, alleen, koud en dood. Veel leerlingen uit zijn klas waren met vakantie, maar sommigen zaten in de aula, de meisjes in tranen, net zoals zijzelf. Maar hij had nooit een vriendinnetje gehad, natuurlijk niet. Ze vonden Benno gewoon aardig, hij was één van hen en ze waren geschokt omdat wat er met hem was gebeurd, ieder van hen zou kunnen overkomen. Frank had gesproken, maar ze had zijn woorden niet gehoord, omdat ze bij Benno was. Na afloop hadden allerlei mensen haar gecondoleerd, maar ze begrepen er niets van.

Na een korte inleiding van iemand van het uitvaartpersoneel kreeg een man het woord. Kennelijk de broer van Hans, maar hij zag er heel anders uit. Hij had het over de jeugd van Hans, dat hij toen al een 'mensenmens' was, een jongen met veel empathie, altijd bereid anderen te helpen, die het daardoor zelf wel eens moeilijk had. 'Hij cijferde zichzelf weg, omdat hij iets wilde betekenen naar andere mensen toe, maar dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. ' Hij wees naar twee oudere mensen op de eerste rij en had het over 'onze liefhebbende ouders'. Die hadden Hans altijd gesteund in zijn ambities. Eindelijk, na vele jaren in het maatschappelijk werk was hij ergens terechtgekomen, waar hij volledig op zijn plaats was, waar hij al zijn talenten in praktijk kon brengen. 'Hij wilde mensen verder helpen in het leven. Daar zette hij alles voor in, dat was zijn leven, met alle zachtheid en alle liefde en troost die hij in zich naar boven kon halen. En dat nu juist hij... ' Het werd de spreker even te veel. Hij slikte een paar keer, haalde zijn neus op en veegde met een hand over zijn ogen. Er werd gekucht in de zaal. Een paar vrouwen snikten onderdrukt. 'En dat nu door de wrede, onbarmhartige hand van een moordenaar aan dat prachtige, veelbelovende leven een abrupt en onherroepelijk eind is gemaakt, is extra wrang. Eigenlijk is het onverteerbaar. Maar we zullen verder moeten... zonder Hans, zonder die geweldige, lieve Hans. En we moeten dankbaar zijn voor de tijd die hij bij ons geweest is. ' Hij boog zich in de richting van de kist. 'Bedankt, Hans. '

De man die de plechtigheid leidde, vroeg of er nog meer mensen wilden spreken. Het bleef even stil. Toen stormde het meisje met de schrikogen naar voren. Ze wierp zich op de kist, sloeg op het hout, terwijl ze luid kermde. 'Hans, Hans... waarom heb je me in de steek gelaten? Ik kan niet zonder je, dat weet je toch. '


23

Charlotte leek nog drukker dan anders. Dat lag ook voor de hand. Een lijk ontdekken, het slachtoffer van een moord, de man bij wie ze elke week een uur speltherapie deed. Traumatisch gewoon. Gek genoeg was ze op dat moment heel rustig gebleven, zelfs toen ze moesten wachten tot de politie en de ambulance waren gearriveerd. Loekie had gebeld met haar gsm. Ze had Charlotte opgedragen om nergens aan te komen en stil op een stoel te blijven zitten, wat ze natuurlijk niet had gedaan. Een rechercheur had een psycholoog gemobiliseerd. Die had met haar had gepraat, maar Lotje was niet veel verder gekomen dan de mededeling dat ze het 'zielig' vond voor Hans, 'gewoon hartstikke zielig'. Ze was een paar dagen thuisgebleven. Een keer was ze 's nachts huilend bij Loekie in bed gekropen, omdat ze een enge droom had gehad van een

man die haar achterna zat en haar dood wilde maken. Alles kwam natuurlijk samen, die toestand met Frank Eggers en de vondst van het lijk. Loekie had gevraagd op wie de man in de droom leek, omdat ze zelf een helder vermoeden had, maar Charlotte wist het niet meer. 'Gewoon een enge man. ' 'Leek hij misschien op meester Eggers?' Ze had even peinzend voor zich uit gekeken. 'Ja, misschien wel. ' Vandaag was ze godzijdank eindelijk weer naar school geweest.

Loekie maakte haar rugzak schoon. Dat kind ook altijd, dat sleepte van alles mee naar huis, als een dief naar haar rovershol. Natuurlijk had ze de rugzak eerder moeten nakijken, want vaak bevond zich onderin een sediment van boekjes, speeltjes en plaatjes, die Charlotte ergens had buitgemaakt of gevonden. Een keer had Loekie zelfs een dood musje aangetroffen. Nu kon ze zich nog het vochtig weke gevoel aan haar vingers herinneren toen ze het lijkje eruit pakte. Ze had gegild en Lotje had er gewoon bij staan grinniken. 'Hij lag daar zo zielig, ' had ze gezegd, 'dus ik dacht dat ik hem beter mee naar huis kon nemen, zodat ik hem hier in de tuin kan begraven. ' En inderdaad, daarna was Loekie niet zo gek geweest of ze had samen met Charlotte een grafje moeten graven, waarop ze een grote, gladde kei als grafsteen hadden gelegd. 'Mus doot, ' plus de datum had Charlotte er in haar ontroerende hanenpoten met een viltstift op geschreven.

Loekie haalde een ketting van aan elkaar gevlochten paperclips uit de rugzak, een ansichtkaart van een naakte vrouw met wild wapperende haren op een rennend paard, een Digi-mon-plaatje en twee speelkaarten: een harten aas en een klaver boer. En helemaal onderin een vieze, rode sjaal, die er misschien al dagenlang in had gezeten, onder haar brood, fruit en pakje jus d'orange. Het ding rook muf en voelde smerig aan.

'Lotje, kom eens hier. '

Geen reactie.

'Kom onmiddellijk hier, Charlotte. '

'Wat is er nou weer?'

Zo ver mogelijk van zich af, alsof ze er anders door besmet zou kunnen raken hield ze tussen duim en wijsvinger de sjaal omhoog, terwijl ze haar neus optrok. 'Hoe kom je aan dit smerige ding? Het zat onder in je rugzak. '

'O, gevonden. ' Charlotte keerde zich van haar af om weer naar de woonkamer te lopen, van waaruit de schreeuwerige stemmen van een tekenfilm op Fox Kids zelfs hier in de keuken goed te horen waren, I'll kill you!' I'll kill you first!'

Loekie hield haar vast bij een schouder. 'Waar?'

'Ergens. '

'Waar?'

'Dat weet ik niet meer precies... gewoon ergens, ' zei Charlotte met een verveelde klank in haar stem.

'Je hebt hem niet op school gevonden? Hij is niet van een ander kind?'

'Nee, echt niet. '

'Goed, liefje, ga dan maar weer naar de tv. ' Loekie keek op haar horloge. 'Je hebt nog vijfentwintig minuten vanmiddag. '

Ze dumpte de sjaal in de vuilnisbak.

Gek genoeg hadden ze het er samen niet meteen over gehad, net of het een verboden onderwerp was. Maar het hing tussen hen in, was niet weg te krijgen.

Nadat hij voorzichtig had aangekondigd dat hij misschien weer eens naar zijn eigen huis moest, begon Milena erover, 's avonds tegen elf uur. 'Toen de politie er was, dat ging toch over de dood van die therapeut, die Hans Kohlmann?' Tot nu toe had ze nog niets verteld over haar gesprek met de politie, en hij had niets gevraagd. Nee, hij zou nooit iets vragen.

'Ja, ' zei Frank, 'Kohlmann. ' Waarom wist hij niet, maar hij sprak de naam zo Duits mogelijk uit.

'Wat vind je er eigenlijk van, dat-ie vermoord is?'

'Volgens mij geen groot verlies voor de mensheid. ' Ondanks zichzelf probeerde Frank spijt te voelen, maar dat sentiment was onvindbaar.

Milena glimlachte. 'Dat vermoedde ik al, dat je zo over hem dacht. Heb je dat ook tegen de politie gezegd?'

'Nee, dat leek me beter van niet. '

'Hij heeft Jacintha tegen jou opgezet, ' stelde ze vast.

'Ja... kijk, daar hebben we het al eerder over gehad. Je bent bij de zitting geweest. Ik hoef jou niks meer uit te leggen. Denk je nooit dat Ivana net zo goed in de gevarenzone terecht kan komen?' Hij wist dat hij bezig was met uitstelgedrag.

Milena schudde haar hoofd. 'Die is zo stabiel. Ik heb ook geen enkel conflict meer met Eric. Maar de politie stelde dus allerlei vragen. '

'Even iets drinken. ' In de keuken nam hij een glas water. In zijn eigen huis was de rust die hij nodig had. Niemand deed daar een beroep op hem. Onder de kapstok stonden zijn glimmend gepoetste schoenen klaar om hem te dienen. Nu! Weg! Verdwijnen, voor altijd!

Hij ging de kamer weer binnen.

Milena keek hem verwachtingsvol aan, net zoals haar lichaam altijd verwachtingsvol was. 'Waarom kwamen ze speciaal bij jou?'

'De politie stelt vragen aan allerlei mensen, die... eh, die misschien niet zo gunstig dachten over Kohlmann. '

'Zoals jij. '

'Precies. Volgens hen had ik in ieder geval een motief om Kohlmann naar de andere wereld te helpen. Wat is het ook alweer? Motief, middel en mogelijkheid, dacht ik, de drie m's Met dat motief waren ze dus al klaar. Pure wraak. '

'En het middel?' vroeg Milena.

in de krant stond dat hij ernstige hoofdwonden had, toegebracht met een zwaar voorwerp of iets dergelijks, een stuk ijzer misschien. ' Frank begon het steeds vreemder te vinden dat ze er tot nu toe niet direct met z'n tweeën over hadden gepraat. Daardoor werd dit gesprek met de minuut onwerkelijker. Toch ging hij door, misschien omdat die onwerkelijkheid hem uitstekend beviel. 'En dat zegt niks. Iedereen kan een stuk ijzer meenemen. '

'Jij dus ook?' Milena keek hem aan op een manier die hij interpreteerde als ironisch.

'Misschien, maar volgens mij ligt de krik nog achter in mijn auto. ' Zijn auto, ja, die nu al weken ongebruikt in de Vierwindenstraat stond geparkeerd.

Ze zwegen beiden.

'De mogelijkheid, daar hebben we het nog niet over gehad, ' zei Milena na een tijdje, waarin het leek of ze bewust de spanning liet groeien. Ze sloeg een arm om hem heen. Haar vingers gleden langs zijn nek. Het kietelde een beetje, maar hij durfde er niets van te zeggen.

'Wat bedoel je?'

Ze speelden een spel waarin ze om elkaar heen liepen, elkaar aftastten, uitprobeerden, misschien uitdaagden of op het verkeerde been zetten. Het leek erop dat Milena op zoek was naar de bekende weg, misschien een bevestiging van haar vermoeden.

'Ze hebben mij gevraagd of je die dinsdagnacht bij mij was. Anders gezegd: of je een alibi had. Dus zitten we bij de derde m . '

Hij legde een licht strelende hand op haar dij. 'En... wat was je antwoord?'

'Dat je bij mij was, natuurlijk, bij mij in bed. '

'Heel goed. '

Ze boog zich naar hem toe met haar mond dicht bij zijn oor. Met haar tong beroerde ze zijn oorschelp. 'Misschien niet de hele tijd, ' zei ze zachtjes, met een licht hese stem, 'maar dat hoeven ze toch niet te weten?' Ze drukte een zoen in zijn nek; daarna trok ze een nieuw slakkenspoor in zijn oorschelp. 'Daar hebben ze toch niets mee te maken? Dat is alleen iets tussen ons tweeën... toch?'

'Je kent me misschien nog, Margo Roelofs. ' Jacintha negeerde de uitgestoken hand. 'Dit is mijn collega, Sicco Arends. ' Een tweede hand die ze niet aanpakte. 'Dit moet je zien als een routinegesprek. We praten met zo veel mogelijk cliënten van Hans Kohlmann om te kijken of we... '

'Routine, dat iemand dood wordt geslagen, noemen jullie dus routine. Mooi is dat. ' Jacintha lachte even.

'Het blijft een verschrikkelijke gebeurtenis, ' zei Roelofs, 'maar kunnen we hier ergens gaan zitten?'

Jacintha leidde hen naar een hoekje met vier stoelen. Roelofs vroeg over Hans Kohlmann, wanneer ze hem voor het laatst had gesproken, of ze wel eens eerder had gehoord dat hij werd bedreigd, door een cliënt bijvoorbeeld.

'Over de telefoon heb ik hem gesproken, ' zei Jacintha, 'vorige week, dacht ik. '

'Over de telefoon?' vroeg Arends, 'weet je dat zeker?'

'Ik weet niks zeker, dat is mijn probleem. ' Ze wreef over de stoppels op haar hoofd, ik geloof dat hij ook een keertje hier is geweest. '

'En jij niet bij hem?'

'Misschien wel. Als het zo is, dan ben ik het vergeten. Ik vergeet hier alles. ' Ze lachte even naar Roelofs, die haar ernstig bleef aankijken.

'Toen hij hier was, waar hadden jullie het toen over?'

'Over alles, over mijn therapie, over Het Vangnet, wat ik verder moest en ja, hij vertelde dat hij ook bang was om dood

te gaan. ' Dit laatste vond ze wel een mooie draai. Zelf had ze niets gehad aan de politie. Uiteindelijk hadden ze haar ook laten stikken.

'Waarom?'

'Gewoon bang, zoals iedereen soms bang is. Jullie toch ook?'

Roelofs veegde op een wat geïrriteerde manier een lok haar van haar voorhoofd. 'Daar gaat het nu niet om. '

ik mag hier zeker wel roken?' vroeg Arends.

iedereen rookt zich hier te barsten, ' zei Jacintha. 'Je hoort al van nicotinejunks die zich laten opnemen omdat dit zo'n beetje de enige plek is waar dat nog mag. '

'Om nog 's terug te komen op die angst van Kohlmann, ' zei Roelofs, 'was er misschien een soort bedreiging van buiten?'

Ze liet de spanning even groeien en volstond toen met een kort: 'Ja. '

Het was of Roelofs zich even oprichtte. 'Heeft hij een naam genoemd?'

'Misschien wel. ' Ze zag dat de askegel van Arends groeide. De man zoog verlekkerd aan zijn sigaret, keek de rook na die hij uitblies. Mocht waarschijnlijk thuis van zijn vrouw niet meer roken. Slecht voor de kinderen, die stank gaat overal in zitten, je rookt jezelf nog eens dood. Weer de dood.

'Kun je specifieker zijn?' vroeg Roelofs.

Jacintha keek naar Arends. Heel snel zou de as gaan vallen. Als dat gebeurde, zou ze het zeggen, dan zou ze haar geheim openbaren. 'Specifieker?' vroeg ze.

'Ja, een naam. Noemde hij een naam?'

'Daar moet ik nog even over nadenken. ' Ze stond op en liep naar het raam. Het regende buiten. Toch zat er een man op het bankje bij de uitgang, volkomen natgeregend.

Roelofs kwam naast haar staan. 'Wil je het niet zeggen?'

Jacintha draaide zich om en zag nog net dat Arends de as

van zijn sigaret aftipte in de asbak. Ze liep weer naar haar stoel en ging zitten, haar benen onder zich getrokken.

Ze zwegen gedrieën. Arends drukte zijn sigaret uit, nam het pakje uit zijn zak en leek te overwegen om er nog een te

nemen.

Doen, doen, dacht Jacintha. Als ze echt macht had, dan stak hij meteen een tweede op.

Arends stopte het pakje terug en wreef even over zijn mond. Goed, als ze niet wilden meewerken, dan moesten ze het zelf maar weten. Dan zou ze ook niets over die verjaardagskalender zeggen, over het doodvonnis dat ze had geveld en dat dus was voltrokken.

'Het is moeilijk, ' zei Roelofs. 'Misschien dat ik een oude wond weer openrijt, maar noemde Kohlmann... had Kohl-mann het misschien over je vader?'

'Mijn vader?' vroeg ze. 'Frank Eggers? Ik heet hier nu weer Jacintha Koster, maar straks word ik weer Jacintha Eggers. '

'Ja, natuurlijk. We kennen de achtergrond, het hele dossier, hè Sicco?'

Arends knikte, terwijl hij een Marlboro uit zijn pakje haalde en zijn aansteker pakte. Haar opa, Carla's vader, die tikte altijd een paar keer met een sigaret op zijn duimnagel voor hij hem opstak. Dat waren sigaretten zonder filter, Caballero. Op het oranjekleurige pakje stond een man op een paard afgebeeld. Dat had niets met haar opa te maken. Oranjekleurig, weer zo'n familieverhaal over Benno. Die dacht als peuter dat het 'oranj' was, want je had rood, rode en blauw, blauwe, dus waarom niet oranj, oranje? Benno kwam altijd weer terug.

'Was Hans Kohlmann misschien bang voor je vader. Dat die hem iets aan zou doen, vanwege die aangifte van jou destijds?'

Eindelijk stak Arends de sigaret op.

Vanuit station Hilversum waren ze met de bus naar de laatste halte in 's Graveland gegaan. Daar kostte het nog enige moeite om het Floris v-pad op te pikken. In een onbewaakt ogenblik had Frank gezegd dat hij graag wandelde en dat vroeger ook veel met Carla had gedaan. Milena had daar snel op ingehaakt. Zonder dat hij het wist had ze wandelschoenen gekocht, die ze hem trots was komen showen. 'Kunnen we samen ook van die tochten maken. Hoe noemde jij het ook alweer? Law , Liever Altijd Wandelen?' Ze liepen nu over een grasdijk, links van hen de Loosdrechtse Plassen. Frank genoot van de ruimte, het vrije uitzicht, de repeterende, simpele beweging. De ene voet voor de andere, meer was er niet nodig. Geen tegenliggers, geen passerend verkeer, een overzichtelijke route, die je nooit kon missen. Milena vertelde over wandelen en gymnastiek, vroeger op haar school in Ceské Budëjovice, maar hij probeerde het niet te horen. Hij keek in het boekje. Ze liepen nu op de Kromme Rade, die op dit stuk nog kaarsrecht was. Straks zouden ze op de Lam-bertszkade dwars door de Plassen gaan.

'Is het nog ver?' vroeg Milena.

'We zijn pas begonnen. ' Frank probeerde zijn stem zo luchthartig mogelijk te laten klinken.

'Ik voel mijn voeten wel, zeg. Hoe ver is het nog tot Breu-kelen?'

'Even kijken... ruim twaalf kilometer. '

In eetcafé De Eend pauzeerden ze om te lunchen. Ze bestelden koffie en broodjes bij een uiterst nerveus meisje, dat een beetje op Jacintha leek. Milena deed haar schoenen uit. Verderop zaten twee paren grootouders met kleinkinderen pannenkoeken te eten. Dat hadden Carla en hij ook verschillende keren gedaan met de kinderen toen ze nog echt klein waren. Geweldig, die eenvoudige genoegens. Veel poedersuiker. Stroop op Jacintha's kin. Een omgestoten glas chocomel.

Benno die gretig verorberde wat Jacintha liet liggen. Soms had hij de indruk dat ze expres de helft voor hem overliet, omdat hij het zo lekker vond.

Milena vroeg onverwachts over de politie.

'Ze hebben gisteren weer gebeld. Morgen moet ik op het bureau komen. '

'Waarom heb je me dat niet eerder verteld?' Voor het eerst maakte hij mee dat Milena een beetje bozig leek. Boven haar neus trok ze een opvallende, verticale rimpel.

'Niet aan gedacht. Het leek me niet zo belangrijk. '

Milena bleef even stil. Ze liet haar blik over het water gaan. 'Niet zo belangrijk, ' zei ze ten slotte. 'Je hebt al eens eerder meegemaakt dat je daar moest komen en dat was bepaald niet leuk. '

'Het gaat vanzelf wel weer voorbij. '

'De meeste dingen gaan niet vanzelf voorbij. '

Het meisje dat bediende, wankelde op haar hooggehakte schoenen naderbij met een blad met koffie en broodjes. 'Shit, nou ben ik de koffiemelk alweer vergeten. ' Even leek het of ze in huilen uit zou barsten.

Milena was naar de koorrepetitie. Terwijl Ivana naar de televisie zat te kijken, keek Frank met haar mee. Samen op de bank, zij met limonade en hij met koffie. Met haar schouder leunde ze tegen hem aan. Haar warmte drong door zijn overhemd.

'Zo belachelijk allemaal, ' zei Ivana. 'Al die mensen praten zo raar, ze doen zo gek. '

'Dit is toch Goede Tijden?' vroeg Frank.

Ze knikte.

'Maar vooral Slechte Tijden volgens mij. '


'Ja, want niemand is blij of gelukkig, ' zei Ivana. 'Ze pesten elkaar allemaal en iedereen heeft ruzie met een ander of bedriegt een ander. Echt lachen is het. '


'Nou moet je 's goed luisteren, ' zei een man met een klein ringbaardje op de televisie. 'Jij blijft voortaan bij haar uit de buurt. Heb je dat goed begrepen?'

'O ja, hoezo? Wat was je dan van plan?' Een blonde jongeman met krullen keek de ander brutaal aan.

'Dan zal je zien wat er gebeurt, dan ben je nog niet jarig. '

Ze stonden tegenover elkaar als twee mannetjesdieren die ruzie maakten om een vrouwtje.

'Nou, dat wil ik wel 's meemaken. '

'Je mag hopen dat het zover niet komt, ' zei het ringbaardje.

De ander lachte smalend. 'En dat kom jij me vertellen, hier in mijn eigen huis. Zoiets pik ik niet en zeker niet van jou. '

Daarna was het reclameblok.

'Kijk, die is leuk, ' zei Ivana, 'die is van "Even Apeldoorn bellen". ' Ze sloeg op Franks knie bij de clou waaruit bleek dat het voor de maffia geïmporteerde paard geen ren- maar een dressuurpaard was.

Ze keken naar een restje Goede Tijden en daarna ging Ivana piano spelen. Frank droomde een beetje weg. Ivana, Jacin-tha... Gisteren had hij nog contact met Carla gehad. Hij had haar ook verteld dat hij morgen weer naar de politie moest. 'Jij woont nog steeds bij... eh... ?' had ze gevraagd. 'Ja, bij Mi-lena. ' 'Leuk voor je, een nieuwe vriendin. ' Hij keek nu weer naar Ivana, haar smalle schouders, de ranke polsen, zo volkomen onschuldig en natuurlijk.

Ze hield op met spelen, draaide zich naar hem en stelde de vraag die hij al zo lang verwachtte. 'Waarom ben je eigenlijk niet meer op De Regenboog?'

'Ik ben ziek. '

Ze glimlachte. 'Maar je ligt helemaal niet op bed. Waarom ben je dan ziek? Schoolziek misschien?'

'Nee, er zijn dingen gebeurd waardoor ik me niet goed voel, waardoor ik niet kan werken. '

Ze stond op van de pianokruk en ging weer naast hem zitten. 'Wat voor dingen?'

'Dat is moeilijk om te vertellen. Het is meer iets voor grote mensen. Later zal ik het wel eens uitleggen. '

Ze sloeg een arm om hem heen en zoende hem op zijn wang. 'Ik hoop dat je weer gauw beter wordt, dat je ook weer naar De Regenboog gaat. '

'Als jij zo lief voor me bent, dan gebeurt dat zeker. '

'Maar blijf je wel bij ons wonen? Ik vind het zo gezellig. '

'Misschien wel. '

Ivana stond op en liep naar de piano. 'Als je naast me komt zitten, kan je de bladzij omslaan. '

'Maar hoe weet ik wanneer dat moet?'

'Je kan vast wel een beetje muziek lezen. '

Frank overwoog om te vertellen over de blokfluitlessen die hij ooit op de kweekschool had gevolgd. Een groot talent voor muziek bleek hij niet te hebben. 'Een klein beetje en hier staan zo veel noten op, ik weet niet of ik dat kan volgen. '

ik geef wel een teken. '

Frank schoof een stoel naast haar pianokruk.

Ivana keek hem aan met grote, eerlijke ogen. 'Ik geef een klein schopje tegen je been. Is dat goed? Kom maar dichter naast me zitten. '

Over het hoofd van Ivana heen zag Frank een man aan de andere kant van de straat, die naar binnen leek te staren.

Frank stond op, liep naar het raam en schoof het gordijn dicht.


24

'Het is heel vervelend, mijnheer Eggers, maar we kunnen u nog niet naar huis laten gaan. '

Uit niets bleek dat ze het vervelend vonden. 'Waarom niet?'

'We hebben u net verteld over die voorbijganger. '

Een langsfietsende vrouw scheen een man te hebben gezien, die bij Kohlmann aanbelde en Frank voldeed min of meer aan het signalement dat ze had opgegeven. Hij vermoedde dat het een verzonnen getuige was, bedacht om hem onder druk te zetten, "s Nachts om een uur of één?' had hij gevraagd. 'Hoe kon ze dat in godsnaam zien?' 'Uw postuur, een lichte regenjas, ' had Budding gezegd, 'net zo één als u heeft. ' Hij knikte naar Franks jas aan de kapstok. 'En een rode sjaal. ' 'Die ben ik kwijt, al een tijdje. Ergens laten liggen, zeker. ' Hij had het gevoel hoog spel te spelen, maar dat gaf hem een zekere voldoening.

'Verder heeft u de heer Kohlmann verschillende keren bedreigd en dat nemen we bijzonder serieus. En ten slotte de waarde van dat zogenaamde alibi van u, dat is maar net hoe je het bekijkt. Eén persoon, met wie u een relatie heeft, bij wie u al een tijdje... eh, logeert, met wie u het bed deelt... Moeten we haar geloven? Denkt u nou werkelijk dat we zo naïef zijn?'

Frank zei niets.

Ze haalden koffie en namen op zijn verzoek voor hem een bekertje water mee. Onverwachts trok Arends een foto van het bebloede hoofd van Kohlmann uit een map te voorschijn.

Frank liet zijn blik er vluchtig over gaan, maar zei niets. Hij zag hoe ze hem observeerden. Flauw kunstje, waar hij niet in zou trappen.

'En?' vroeg Budding. 'Niet zo leuk, hè?

'Nee, maar daar kan ik niks aan doen. '

Budding kwam iets naar voren, zijn ellebogen op het tafelblad. iemand met een gruwelijke hekel aan Kohlmann moet het hebben gedaan. Hij haatte hem... diep, heftig, zoals u Kohlmann haatte. Kijkt u nog maar 's goed naar de foto. ' Budding schoof hem iets verder in de richting van Frank.

Frank wierp er nog een blik op en staarde toen weer voor zich uit.

'Die eerste keer dat u bij de heer Kohlmann was, daar heeft hij toen aangifte van gedaan. Bedreiging. '

Kohlmann had destijds gezegd dat hij naar de politie zou gaan, als hij hem nog een keer lastig zou vallen, wist Frank zich te herinneren. Weer gelogen: meteen als een huilend kind naar de politie gelopen, de lafaard.

'Er bestaat een bandopname van de tweede keer. Ik zal een stukje voorlezen. ' Budding schraapte zijn keel en zei daarna op felle, agressieve toon: '"Het is verdomme jouw schuld en als je dat niet toegeeft, dan... dan... " Wat de consequenties zijn, maakt u niet meteen duidelijk, maar iets verder na een vraag van Kohlmann, zegt u: "Dan pak ik je nog wel, dan zal je merken wat er gebeurt. Tot nu toe ben ik het slachtoffer, maar dan... "' Budding liet een korte, dreigende stilte vallen. 'Lijkt me duidelijk. '

'Mij niet, ' zei Frank.

Plotseling schoot Arends naar voren, een bruingerookte wijsvinger in de richting van Frank priemend. 'Het is een regelrecht dreigement en dat nemen we heel erg serieus. In de vorige zaak heb je mazzel gehad, maar deze keer pakken we je, Eggers, als je dat maar weet. '

Frank snoof even. 'Jullie hebben helemaal niks. '

'Die zogenaamde inbreker, ' zei Arends, 'die heeft ook het cassettebandje meegenomen van die dinsdagavond. Vreemd, hè? Hoe kan dat? Hij komt binnen, hij slaat Kohlmann neer en dan haalt hij zomaar een bandje uit de recorder. Terwijl dat ding natuurlijk niet eens aan stond. Nogmaals: hoe kan dat?'

'Moet u niet aan mij vragen. '

Budding gaf Arends een teken en ze stonden beiden op. Frank volgde hun voorbeeld.

'O nee, ' zei Budding, 'we zijn nog lang niet klaar. U blijft hier voorlopig een tijdje. '

'Ik kan er maar niet aan wennen, zo'n kaal hoofd, ' zei Carla.

Jacintha was met haar naar de recreatiezaal gegaan. Ankie zat in haar eentje, driftig rokend, aan een andere tafel. Eén keer had Jacintha bezoek voor haar gezien, waarschijnlijk een oudere zus, die al na tien minuten weer was vertrokken nadat Ankie begonnen was haar uit te schelden.

'Heb je het van haar overgenomen?' vroeg Carla. 'Heeft zij gezegd dat je het ook moest doen?'

'Niet wijzen, ' zei Jacintha.

Carla roerde in haar thee, hoewel ze er geen suiker in deed. 'Je ziet er zo vreemd uit zo. Frank zou niet weten wat-ie zag. '

Jacintha glimlachte.

'Frank is ook weer... eh, ja... '

Jacintha vroeg niets. Ze dacht aan de brief, aan wat hij haar geschreven had. Natuurlijk zou ze terug moeten schrijven, maar dat was onmogelijk. Wat moest ze zeggen? Je hebt gelijk, ik heb me vergist? Alle gebeurtenissen op de camping waren weer aan haar voorbij getrokken, nadat ze zijn verslag had gelezen. Merel, ja, ze had bij Merel geslapen die nacht, haar vakantievriendinnetje. Twee blonde vlechten had ze gehad. Verschillende keren had zij de vlechten erin gedraaid. Ze had haar over Benno verteld. Nee, niet alles, dat mocht niet, dat kon niet.

Frank had het allemaal uitgezocht. Merel, die nu ergens in Overijssel woonde en twee kinderen had, volgens zijn beschrijving. Zelf zou ze nooit kinderen krijgen. Onmogelijk. Nu herinnerde ze zich ook weer het boek waaruit hij had voorgelezen. Jean-Louis, de campingbaas, nee, die kon ze zich niet meer herinneren. Volwassenen bestonden nauwelijks in die tijd. Nu zouden ze ook beter kunnen verdwijnen.

Carla stamelde verder. Jacintha begreep dat de nieuwe vriendin van Frank, ene Milena, haar had opgebeld. Frank zat vast bij de politie in verband met de moord op Hans Kohl-mann. 'Het is verschrikkelijk voor hem, ' zei Carla, die werkelijk getroffen leek, 'en hij is de laatste tijd al zo ontzettend door de mangel gehaald. '

Jacintha liet haar hoofd voor zich op de tafel liggen, bonsde er even mee. Ze voelde Carla's hand op haar schouder, wilde hem van zich af schudden, maar hield zich zo stil mogelijk. Geen adem, geen beweging, geen klank. Als ze dit maar lang genoeg volhield, dan ging ze vanzelf op in het niets.

Loekie schrok toen ze het hoorde. De zus van een buurvrouw van Femke werkte bij de politie. Frank Eggers en Hans Kohl-mann? Het moest wraak zijn geweest of zoiets, zijn ware aard die weer bovenkwam.

Ze had Charlotte een kwartier eerder uit bed gehaald en was extra vroeg op het schoolplein. Andere ouders wilden het alleen geloven toen Femke erbij kwam om het te bevestigen.

'En dan te bedenken dat we onze kinderen jarenlang gewoon aan hem hebben toevertrouwd!'

'Als je hem zo zag, dan zou je het toch niet zeggen. '

'Die zijn juist het gevaarlijkst. '

'Tegen Lotje is-ie ook een keer heel agressief geweest. '

'Maar hij is alleen maar verdachte. Je mag volgens mij iemand niet zomaar veroordelen. '

ik heb hem nooit helemaal vertrouwd, en destijds is hij wel vrijgesproken, maar wegens gebrek aan bewijs. '

in Nederland hoef je gelukkig niet je onschuld te bewijzen. '

'Dat zou hij dat ook niet kunnen. Hij had toen een heel goeie advocaat. Die heeft hem erdoorheen gesleept. Zo zijn die advocaten; ze hebben allemaal naar Moszkowicz gekeken of naar die engerd van een Spong. '

'Toen met Wesley Jochems, dat was ook niet fris volgens mij. Wat er toen gebeurd is, dat... '

Een meisje klampte zich huilend aan haar moeder vast. Tussen haar snikken door zei ze: 'Lotje zegt dat ik een stomme kutmeid ben... en ze heeft... en ze heeft weer aan m'n haren getrokken!'

Nee, een echt antwoord op de brief van Frank was onmogelijk. Maar ze kon wel schrijven. Gisteravond was ze naar de receptie gegaan en had bij de man die er toen zat, weer gevraagd naar Gamra. Hij was er niet en zou ook niet meer terugkomen, volgens de receptionist. Ze hadden hem nooit in dienst mogen nemen, had de man gehoord, want hij had geen verblijfsvergunning. Hij scheen nu weer het land uit te worden gezet. 'Met Jip en Janneke?' had ze gevraagd. De man keek haar aan met een verbaasde blik, hoewel hij hier het een en ander gewend moest zijn. Ze vroeg hem om pen en papier.

Nu had ze alles opgeschreven, het laatste wat ze kon doen voor Frank, het laatste wat ze kon doen voor zichzelf. Natuurlijk had ze de verjaardagskalender ook genoemd.

Ze lag nu op bed te wachten. Het was niet moeilijk geweest de pillen te pakken te krijgen, omdat Ankie de deur van haar kamer vaak niet afsloot. Ze was nu naar creatieve therapie. Ja-cintha had zich afgemeld omdat ze zich niet lekker voelde. Niet lekker, een leuk eufemisme. Het hele leven was een eufemisme, in werkelijkheid vele malen erger dan op het eerste gezicht leek. Kohlmann had daar ook niets aan kunnen veranderen. Had het alleen maar erger gemaakt. Daar had hij voor moeten boeten. Ze sloot haar ogen, voelde een lichte pijn in haar maag, maar die zou snel voorbijgaan. Benno ging nooit voorbij. Onmogelijk. Alle twee op een fiets. Grote Benno naast haar, een hand op haar schouder, 's Avonds, als ze al in bed lag, kwam hij soms bij haar, ook een hand op haar schouder, haar arm, haar lichaam, langzaam verkennend, ten slotte overal. Haar grote broer, die alles wist, die alles uit kon leggen; hij zat toen al een paar jaar op de middelbare school. Frank en Carla waren weg, naar de bioscoop, naar vrienden. 'Zal ik even bij je komen liggen, anders ben je ook maar zo alleen?' Aardige Benno, lieve Benno. Eigenlijk had ze het de hele tijd al geweten. Hou me vast, nee, het is niet erg, het mag best, als we het allebei willen, als we het alletwee lekker vinden, maar je mag nooit iets aan andere mensen vertellen, het is ons geheim, we hebben samen een groot geheim, iets wat helemaal alleen van ons tweeën is, dat wil je toch ook?

Toen ze met hem fietste, was ze veel jonger. Misschien net vier. Denk erom dat de sturen niet in elkaar komen, dat jullie niet vallen. Met Frank in een kano. Hij wilde altijd zoveel. Misschien te veel. Dag Benno, ik kom er zo aan, maar ik wil het niet meer, dat weet je toch? Het was fout, helemaal fout, en dat kunnen we nooit meer goedmaken.

Frank zat slechts enkele decimeters van haar af op de bank, maar hij was onbereikbaar ver weg. Gistermiddag had hij opgebeld. Met gebroken, snikkende stem had hij haar verteld wat er was gebeurd. Hij wilde alleen zijn, in zijn eigen woning. Het had Milena veel moeite gekost hem over te halen om naar haar huis te komen, maar veel leek het niet uit te maken.

Het was nu drie dagen geleden. Overmorgen zou de begrafenis zijn. Carla en Werner hadden tot zijn immense opluchting alles geregeld. Hij hoefde er alleen maar te zijn, als rouwende vader. Maar misschien zou hij toch het woord moeten voeren. Afscheid van Jacintha, voor altijd.

Milena was nu weg, naar haar werk, Ivana zat op De Regenboog, de school die nooit meer zijn school zou kunnen worden. Er was hier geen cassetterecorder in huis; daarvoor moest hij naar de Vierwindenstraat. Hij pakte het bandje, dat hij verborgen had in de boekenkast, achter de romans van Kundera. Die boeken, in het Tsjechisch, waren voor hem even raadselachtig als wat er het afgelopen jaar was gebeurd. Alleen, die taal zou hij zich eigen kunnen maken, maar de geheime code waarmee hij die gebeurtenissen moest ontcijferen en verklaren, was niet te achterhalen.

Ongericht liep hij door zijn eigen woning. De paar planten die hij had, hadden zijn afwezigheid niet overleefd. Hier hadden ze met zijn vieren gewoond, hier moest de duistere oorsprong liggen. Hij verkende de kille en stoffige kamers, zonder de hoop een aanwijzing te vinden die hem verder zou kunnen helpen. Dit huis moest worden verkocht. Er was te veel gebeurd. Zijn boeken stonden nog hier, de meeste van zijn kleren hingen in de kast, de cd's lagen in een rek, geordend, alfabetisch. Het liefst zou hij alles achter willen laten, maar zoiets als een nieuw leven was voor altijd uitgesloten.

Hij stond in wat ooit Jacintha's kamer was geweest, nu een lege ruimte met enkele dozen. Wat erin zat, kon hij zich niet meer herinneren, maar zoals alles deed dat er ook niet meer toe. Frank ging voor het eerst in lange tijd Benno's voormalige kamer binnen. Het bureau waaraan hij zijn huiswerk had gemaakt, de stereo-installatie die hij had verdiend met het rondbrengen van het stedelijk advertentieblad en reclamefolders, zijn bed, de planken met zijn middelbareschoolboeken. Er hingen affiches van een bergbeklimmer en van de Niagara watervallen aan de muur, en een paar foto's die Benno hier zelf had opgeprikt, van hem alleen of met Jacintha. De aanhankelijke, kleine zus met haar lieve grote broer, die zijn arm om haar heen had geslagen en haar tegen zich aantrok. Ze keek op naar Benno, met een bijna verliefde blik. Haar grote, sterke broer, die haar altijd zou beschermen. Frank haalde de foto van de muur en stak hem bij zich.

Plotseling werd het hem te veel. Er was onvoldoende zuurstof in deze en in de andere kamers in het huis. Het leven leek er voorgoed uit te zijn weggezogen. Hij pakte de cassetterecorder. Aan de overkant stond Woenselaar met zijn hondje toe te kijken.  

'Zo bent u er ook weer 's?'

Zonder te reageren stapte Frank op de fiets. Hij reed naar café Het Hoekje, maar zag al van een afstand het bord met 'Te Koop'.

Frank beluisterde opnieuw het bandje. De stem van Kohl-mann was helder, maar die van Jacintha klonk van ver weg, alsof ze toen al bezig was voorgoed te vertrekken. 'En ik heb alleen de omstandigheden gecreëerd die het mogelijk moesten maken dat alles naar boven kwam, ' zei Kohlmann, 'dat je al die pijnlijke dingen durfde te benoemen. ' 'Er klopt geen fuck van, dat voel ik gewoon, ' was de reactie van Jacintha.

Uiteindelijk had ze zijn kant gekozen, op een radicale, gewelddadige manier. Het stond allemaal in haar afscheidsbrief, waarvan een kopie voor hem op tafel lag. De politie had later op de verjaardagskalender van Kohlmann, op de datum van de moord, diens naam gezien, met een kruisje erachter, en haar eigen naam. Je zou kunnen zeggen dat ze haar handtekening had gezet. Overladen met verontschuldigingen van de politie was Frank weer naar huis gestuurd.

Jacintha. Door wat ze had gedaan, was ze weer zijn dochter geworden.

Hij stond op, sloeg een paar toetsen op de piano aan, en ging weer zitten. Ze had zich opgeofferd, door alle schuld op zich te nemen. Nog twee dagen, dan zou hij daar moeten staan, in die aula waar hij eerder had gestaan. Ze had geschreven dat ze gecremeerd wilde worden. Haar as moest worden verstrooid in de Semois. Frank vroeg zich af of hij dat op zou kunnen brengen. Behalve hij en Milena ging iedereen ervan uit, dat inderdaad zij een einde aan het leven van Kohlmann had gemaakt. Ze was in de war, diep gefrustreerd, vervuld van tomeloos schuldgevoel over haar vader en in een finale poging had ze geprobeerd dat alles in te lossen. Zo luidde het verhaal. Maar Frank kende de waarheid en hij kon haar niet laten gaan, hij kon geen afscheid van haar nemen en vooral ook andere mensen afscheid van haar laten nemen, zonder die waarheid te openbaren.

Maar dan, als hij de politie had verteld wat er werkelijk was gebeurd, wat dan? Hoeveel zou hij krijgen? Minstens tien jaar. Krijgen, een vreemd woord in dit verband.

Het was nu bijna half drie. Straks kwamen Milena en Iva-na thuis. Ze zouden vanavond aan tafel zitten, Ivana oefende daarna een paar études, ze keken naar de televisie, dronken koffie, waarschijnlijk nog een glas wijn, ze gingen naar bed, vreeën misschien met elkaar, net alsof er nog een normaal leven mogelijk was.

Hij stopte het bandje in een envelop, adresseerde die aan de politie en plakte er een paar postzegels op. Maar toen hij zijn jas wilde pakken om de envelop in een postbus te gooien, werd hij weer bevangen door twijfels.

Voor de zoveelste keer las hij de afscheidsbrief. Zijn ogen liepen vol toen hij opnieuw zag dat ze die had ondertekend met 'Jacintha Eggers'. Zijn naam, haar naam. Plotseling kreeg dat een loodzware betekenis, ik heb verschrikkelijke spijt van wat er gebeurd is, ' las Frank, 'en ik weet dat ik het nooit meer goed kan maken. Met dat idee kan ik niet leven. Ik ga nu naar mijn broer, dat is een rustig gevoel. Die altijd heel speciaal voor me is geweest. Ik ga voorgoed naar Benno. ' Dat waren haar laatste woorden.

Naar Benno. Frank zag de foto weer voor zich, de arm van Benno om Jacintha, haar bijzondere blik, en langzaam, heel langzaam begon er een inzicht te dagen.