03

Frank schoof de verkruimelde blauwe kaas op de eenper-soonsmoot kabeljauw en zette het schaaltje in de oven. Hij temperde het vuur onder de aardappelen en de worteltjes, hakte wat peterselie klein en legde het pal naast de pan met worteltjes, zodat hij straks niet zou vergeten om het daarover te strooien. Altijd ergerlijk als je pas na het eten ontdekte dat je die finishing touch vergeten was.

Het Onderwijsblad lag naast zijn bord. Terwijl hij at, las Frank over kledingvoorschriften op scholen in verband met naveltruitjes, laag uitgesneden shirtjes en piercings, over judo als therapie voor kinderen met een gebrek aan zelfbeheersing en sociale vaardigheden, de vierdaagse lesweek, Engels op de basisschool en een afvalproject op een basisschool in Diepenveen, opgezet door 'natuurouders'.

Verdomd, nu had hij toch weer bijna ongemerkt, vrijwel niets proevend de maaltijd naar binnen gewerkt. In z'n eentje eten, hij zou er waarschijnlijk nooit aan wennen. Drie jaar geleden, met Ellen, had hij vaak samen gegeten. Hoe lang had het geduurd? Bijna een halfjaar. Af en toe bleef ze bij hem slapen of hij bij haar, maar op een gegeven moment tekende het besef zich af dat het niets kon worden. In het begin was hij bijna overdonderd door zijn eigen verliefdheid. Hij had Ellen zelfs aan Jacintha voorgesteld en gehoopt dat die zijn nieuwe vriendin zou accepteren of zelfs meer dan dat, maar ze hield haar eigen, afwachtende, bijna wantrouwende houding. Later, toen het al maanden uit was, had hij het aan Jacintha gevraagd. ik, wantrouwend? Waarom zou ik? Ik hoef zo iemand toch niet per se leuk te vinden? Het was tenslotte jouw vriendin, niet die van mij.'

Halfacht. Straks eerst even naar het journaal kijken. Dan was hij rond kwart voor negen bij Jacintha, een mooie tijd.

Ze nam eerst twee Marsen. De zachte vulling plakte aan haar gebit en verhemelte. De zoete, kleverige smaak vulde haar mond. Jacintha bleef gewoon staan, aan het aanrecht, vlak bij het kastje met etenswaren en de koelkast. Dan had ze alles binnen handbereik. Ze dronk een glas cola en at daarna een zakje zachte drop leeg. Iemand zei haar dat ze te mager was. Estrella natuurlijk. 'Volgens mij heb je nog een kindermaatje,kwetterde haar stem. Uit het kastje haalde ze een zak met zes gevulde koeken. Bij elke koek ging het moeilijker. Doorzetten, kom op, Jacintha, je kunt het, ik weet het zeker. Ze hoorde zijn stem. 'Goed eten, daar word je sterk van. Nee, je moet echt je bord leegeten.' Ze perste de laatste vermalen koek door haar keel. Daarna dronk ze weer een glas cola. Vervolgens begon ze aan een zak chips.

Ze leunde op het stalen aanrecht, terwijl ze de chips bij el-kaar veegde die ze op het metaal had gestrooid. Haar ogen staarden naar het lege pak. Cheese onion, ze had het niet geproefd. Ze maakte een paar boterhammen klaar met jam, en werkte die haastig weg. 'Nee, je blijft net zolang aan tafel zitten tot je bord leeg is.' Een derde glas cola. Het was nu al niet meer haar eigen lichaam, maar een container, een vat dat gevuld moest worden. Weer een boterham. Ze zou zichzelf vetmesten. Waggelend ging ze over straat, nagestaard door al die keurige, mooie, gladde mensen. Kijk eens, wat een gedrocht!

Nu een boterham met pindakaas. Ze stak de lepel in de pot en nam een paar happen. Ze stopte het laatste stukje brood in haar mond. Jammer, geen brood meer in huis. Ha, gelukkig, daar achter dat lege trommeltje lag een bijna vergeten Twix, die ze gulzig verorberde.

Haar adem ging moeizaam, alsof er geen lucht meer bij kon. Ze keek in de spiegel en zag een andere Jacintha. Natuurlijk, er waren oneindig veel Jacintha's. Elk moment kon ze er een nieuwe bij maken. Zo ver mogelijk sperde ze haar ogen open. Altijd open, die ogen, altijd een heldere, frisse blik op de wereld. Elke dag een nieuwe kans, elke taak een verse uitdaging. Morgen een volgende afspraak. 'Het is soms beter om tempo te maken,' had Kohlmann gezegd. 'Als je de draad oppakt en steeds weer neerlegt, moet je elke keer opnieuw beginnen. Dat schiet niet op.'

Half strompelend begaf ze zich naar de wc. Voor de pot viel ze op haar knieën. Bijna liefhebbend omklemde ze het witte porselein, rook de muffe wc-geur, snoof die stank diep op, waardoor ze al begon te kokhalzen. Maar eerst moest ze haar vinger diep in haar keel steken, voordat het bruine, grauwe braaksel naar boven kwam, in ritmische golven. Enkele minuten bleef ze boven de zurig stinkende smurrie hangen.

Ze poetste haar gebit tot het tandvlees bloedde en bleef bijna een halfuur onder de douche staan. Daarna wreef ze zich stevig droog met een wat hard aanvoelende handdoek. Uitgeput viel ze neer op haar bed en streek met haar vingers langs de rood geworden huid, voelde haar borsten tot de tepels hard werden.

De bel ging. Nee, nu niet overeind komen. Ze kon niemand zien. De bel ging opnieuw, dwingender leek het wel. Ze stond op, deed een ochtendjas aan en liep naar de gang. Ze drukte op het knopje van de intercom. 'Wie is daar?'

Iemand schraapte zijn keel. 'Ik ben het, Frank.'

'Wat kom je doen?'

'Niks speciaals... zomaar.'

Frank kwam nooit zomaar, zoals hij nooit iets zomaar deed. Bovendien was hij hier vorige week al geweest. 'Het komt nu een beetje slecht uit,' zei ze. 'Ik was net van plan om vroeg naar bed te gaan.'

'Ik blijf niet lang. Even samen koffie drinken of zo. Ik heb nog geen koffie gehad.'

Ze drukte op het knopje waardoor beneden de deur opensprong.

Tot tegen drieën had Frank wakker gelegen. Om een uur of één was hij uit bed gegaan om een glas warme melk te drinken, wat helemaal niets had geholpen. Mensen die nooit last hadden van slapeloosheid konden niet ongelukkig zijn, had hij wel eens bedacht.

Toen hij vannacht eindelijk leek weg te zeilen in de slaap, verscheen Jacintha weer. In elkaar gedoken had ze op de bank gezeten, terwijl hij probeerde openingen in haar pantser te schieten met luchthartige kleine anekdotes over gebeurtenissen op school. Een kleuter die hem de 'baasmeester' noemde, Youri uit groep vier die iets kwam halen voor juf Elly en hem vroeg wat hij de hele dag deed in zijn kamer, of hij zat te wachten tot de telefoon ging. Meer dan een flauwe glimlach kon er niet af, maar misschien had ze al te veel schoolverhalen gehoord. Ja, ze liep nog in de ziektewet. Nee, het was onduidelijk wanneer ze weer naar haar werk zou gaan, 'als ik überhaupt nog terugga naar dat kutkantoor'. Wat ze dan moest? Ze had haar schouders opgehaald. De zoveelste jonge vrouw met een goede opleiding (niet afgemaakt, dat wel), die in de WAO terechtkwam? Die vraag had hij niet gesteld om de atmosfeer niet meer te bederven.

Hij belegde drie boterhammen met kaas en stopte ze in een plastic zakje, dat hij met een appel uit de groentela in zijn tas deed. Bij de deur twijfelde hij even. Iets vergeten? Nee, hij kon niets bedenken.

Hij stapte op zijn fiets. In het begin, vlak na de scheiding, leek het goed te gaan met Jacintha. Natuurlijk hadden ze alledrie een flinke klap gehad. Ze waren beschadigd en hij had er werkelijk alles aan gedaan om die schade te herstellen. Jacintha was een redelijk sociaal, intelligent, grappig kind, maar rond haar vijftiende begon dat drastisch te veranderen. Volstrekt onnodig bleef ze zitten in 5-VWO. Hij had haar op alle mogelijke manieren geholpen, deed samen met haar haar huiswerk als ze bij hem was en corrigeerde schriftelijke opdrachten. Maar het tweede jaar doubleerde ze weer. Voor sommige vakken zelfs met een slechter cijfer. Hij had aan allerlei touwtjes getrokken om haar op de pabo te krijgen. Toen dat uiteindelijk was gelukt, wilde ze zelf niet.

'Hé, ik kom van rechts, hoor. Kan je niet uit je doppen kijken, ouwe lui!' De jongen stak zijn middelvinger op.

Loekie zag op haar horloge dat het net kwart voor negen was geweest. Ja, de deur was verdomme op slot. Zoiets kon je perfect toevertrouwen aan die bureaucraat van een Frank Eggers. Al bij voorbaat overtuigd van het nutteloze daarvan drukte ze toch op de deurbel. Er klonk geen geluid. Bel natuurlijk afgezet om mensen nog meer te frustreren. Charlotte ging op een van de wipkippen zitten die hier voor de kleuters waren geplaatst. Ze zwaaide wild en vervaarlijk heen en weer.

'Lotje, doe je een beetje voorzichtig?'

Charlotte lachte en leek nog heftiger heen en weer te schieten. Haar rechterhand hield ze boven haar hoofd als in een overwinningsgebaar. Er kwam een moeder naar buiten die haar kind had afgeleverd en kennelijk te lang was blijven hangen.

Loekie hield de deur open. 'Lotje, kom je? We kunnen naar binnen. Kom nou, schat.' Als ze haar zou halen, sloeg de deur weer dicht en stond ze hier tot negen uur te wachten. Charlotte klom van de wipkip en begon indianenkreten uitstotend rondjes te rennen over het schoolplein. Die meid had zo veel energie. Soms werd ze er zelf doodmoe van, maar ja, wat erin zat, moest ook naar buiten komen.

'Charlotte!' schreeuwde ze nu bijna. 'Meteen hier komen!' Lotje rende haar richting uit, maar vlak voor haar zwenkte ze naar rechts.

'Als je nu niet meteen komt, mag je vandaag en morgen geen tv kijken.'

Charlotte sprintte op haar af en maakte vlak voor haar een gillend geluid als van een rem. 'Daar ben ik al, mam.'

Loekie drukte een zoen op haar wilde haardos. 'Moest je een beetje rennen? Zeker omdat je straks weer de hele tijd stil moet zitten, hè?' Ze zag dat er een andere moeder naar buiten kwam. 'Kom, we gaan de school in.'

Frank Eggers versperde haar de weg. 'Buiten wachten, het is nog geen negen uur. Je kent de regels.'

'Regels, regels, wat ben jij toch een verschrikkelijke regelneef, zeg!'

Hij bleef onwrikbaar voor haar staan. Ze had zin om hem opzij te duwen en zo door te koersen naar Charlottes klas. Om negen uur moest ze zelf bij de dokter zijn en ze had geen zin om te laat te komen, zodat ze misschien moest wachten tot het eind van de reeks afspraken. Achter Frank verscheen nu Milena, ook al lid van de medezeggenschapsraad. Milena Frankova, die altijd heftig zat te knikken als Frank iets kwam uitleggen over een of andere maatregel, en die onveranderlijk zo'n maatregel steunde, hoe bekrompen, benauwend of stompzinnig die ook was. Misschien vanwege de opvallende overeenkomst tussen haar achternaam en zijn voornaam. Terwijl zij toch iets moest weten over vrijheid en over vrije mensen. Begin jaren tachtig was ze erin geslaagd om te vluchten uit Tsjechoslowakije, wist Loekie. Destijds had ze hier een vriend, een jongen die ze had ontmoet in Praag waar hij met vakantie was en met wie ze was getrouwd. Milena mocht het hele verhaal graag vertellen tijdens de nazit van de mr . Een jaar of vier geleden was Milena gescheiden. Wie niet?

ik ga weer,' zei Milena. Terwijl ze langs Frank naar buiten ging, legde ze even een hand op zijn arm.

Over straat lopend hield Jacintha enkele seconden haar ogen dicht. Het was een spelletje dat ze vroeger al had gedaan, maar dan alleen in het bos of op een landweggetje. Daar hield ze het langer vol. Eén keer was ze al struikelend in een greppel gevallen, had haar been bezeerd aan vuilnis dat daarin was gekieperd. Was dat niet in de Ardennen geweest, die verdomde Ardennen? Ze probeerde de herinnering weg te vegen, maar zag de camping weer voor zich, de angst in de ogen van haar moeder. Ze stond voor de tent, voor die De Waard waar Frank zo trots op was geweest.

Als ze haar ogen opende, was het of daardoor de wereld in beweging kwam. Alles en iedereen wachtte op haar signaal.

Iemand botste tegen haar op. 'Sorry,' zei de man. Hij had

een klein hoedje op zijn hoofd, dat hij even lichtte.

Na een minuut of vijf was ze bij het huis van Kohlmann.

Dit was de derde sessie. De vorige keer was het al iets beter gegaan. Kohlmann had opgemerkt dat ze een beetje los begon te komen.

Hij ging haar voor naar de praktijkruimte. 'Zo, hoe is het nu?'

'Hetzelfde.'

'Het was misschien een stomme vraag. Na een paar dagen is er natuurlijk niet veel veranderd. Dat kan niet. Ik maak ook fouten, daar kom je nog wel achter.' Hij bleef haar een tijdje zwijgend aankijken. 'Je zit heel gespannen in die stoel. Alsof je klaarzit om er elk moment uit op te kunnen springen. Weg! Zo, in één keer, net of het een schietstoel is.'

'Misschien wel, ja,' gaf ze toe.

'Als het je niet zint, wil je weg. Dan wil je onmiddellijk verdwijnen, zoals je misschien altijd wilt kunnen verdwijnen. Is dat het?'

'Ik denk het wel,' zei Jacintha. Op haar werk was ze inmiddels verdwenen. Een lege stoel bij Multistat Inc.

'Je bent hier helemaal vrijwillig. Niemand houdt je vast of zo. Toch?'

Ze haalde haar schouders op.

Kohlmann stelde haar voor om eerst ontspannen te gaan zitten, legde uit hoe ze moest ademen, hoe ze haar armen en handen het beste kon houden. Daarna vroeg hij wat ze gedaan had vandaag.

'Niets.'

Het was prettig dat Kohlmann daar niet het standaardcommentaar over verveling op had, maar alleen informeerde hoe ze zich daarbij voelde.

'Gewoon, zoals altijd.'

'Wat zeg je? Ik kan je niet goed verstaan. Probeer je uit te spreken. Ik mag het horen, ik móet het zelfs horen, daarom ben je hier.'

Ze herhaalde haar woorden, deed haar best om die luider uit haar mond te laten komen.

'Zoals altijd... oké. Voel je je wel eens beroerd, slecht, ongelukkig? Het moet haast wel, want anders was je niet ziek. Dat klopt toch?'

Ze knikte.

'Laat je rustig wegzakken in dat gevoel, wees er niet bang voor. Hier kan je niks gebeuren. Blijf je ontspannen. Laat alles los.'

Ze probeerde rustig te ademen, niets vast te grijpen. Haar lichaam werd zwaar, zo zwaar dat het leek alsof ze al dat eten niet was kwijtgeraakt, alsof ze naar de grond werd getrokken, de aarde in.

'Als je je ongelukkig voelt, waar denk je dan aan, wat komt er dan bij je boven?'

'Niks. Alles is leeg.'

'Alles is leeg,' herhaalde Kohlmann. 'En dat is misschien beangstigend. Ja?'

'Vreemd, vooral vreemd, alsof ik ergens ben waar ik niet thuishoor, waar ik eigenlijk helemaal niet mag zijn.'

'En waarom hoor je daar niet thuis, denk je?'

'Om alles wat er gebeurd is,' zei ze, 'wat ik gedaan heb.'

'En wat is dat dan?'

'Dat weet ik niet, dat kan ik niet zeggen.'

Kohlmann stond op en begon heen en weer te lopen. 'Kan je het niet zeggen of wil je het niet zeggen?'

'Ik weet het niet,' zei ze, 'ik weet niet waar het vandaan komt. Het is er gewoon.'

'We moeten er dus achter zien te komen... we moeten samen zien uit te vinden wat er gebeurd is, wat de oorsprong is. Zolang je dat niet weet, blijf je in deze situatie vastzitten en

volgens mij is dat nergens voor nodig.'

'Misschien is het wel nodig,' veronderstelde ze.

'Waarom? Heb je soms iets verkeerd gedaan, zelf fouten gemaakt? We maken trouwens allemaal af en toe fouten, dat zei ik net al.'

In een snelle, chaotische opeenvolging flitsten er gebeurtenissen, scènes, bijeenkomsten door haar hoofd. Ze zaten aan tafel met z'n vieren, Frank las haar voor, Carla liep de kamer uit, ze lag op bed, hoorde Benno op de gang, de camping, ze zat op school, speelde met Saskia, op de speelplaats, viel een gat in haar knie, bij Frank achter op de fiets, haar handen om hem heen geslagen, de geur van zijn jas, de smaak van aarde in haar mond, Carla huilend op de bank, een zwijgend ontbijt, Carla weer huilend op de bank, Patrick, die naast het bed stond en op haar neerkeek nadat ze gevreeën hadden, zijn nog halfstijve geslacht, de ballen in die lelijke, rimpelige ou-de mannenzak, een druppeltje sperma, de vraag of het zou vallen.

iets anders,' zei Kohlmann, die weer was gaan zitten. 'Laten we het wat concreter maken en het niet meer alleen over dat gevoel hebben en waar het misschien vandaan komt. Dat is voorlopig nog vaag en onduidelijk.' Hij haalde een paar keer diep adem, alsof hij voor een moeilijke beslissing stond. 'Wat doe je als je je ongelukkig voelt, wat gebeurt er dan met je?'

Ze haalde haar neus even op. 'Ik doe niks... ik kan niks doen.'

'Echt helemaal niks?'

Ze wachtte even voordat ze het kon zeggen. 'Soms ga ik vreten.'

Kohlmann leek niet verbaasd. 'Soms ga je vreten... Veel?'

'Ja,' gaf ze toe, 'erg veel, zoveel mogelijk.'

'Waarom?'

'Zomaar, omdat ik er zin in heb.'

'De vraag is dus waarom je er zin in hebt.'

'Ja,' zei ze, 'dat is de vraag.'

'En weet je het antwoord?' Kohlmanns stem kwam nu van ver weg, van een andere plaats en van een andere tijd.

'Nee.'

'En daarna, wat doe je daarna?'

'Dan kots ik het natuurlijk weer uit,' zei ze.

'En hoe voel je je als je dat doet?'

'Een stuk beter. Niet geweldig natuurlijk.' Ze lachte even. 'Maar wel een stuk beter.'

'Omdat je alles kwijt bent, omdat je lichaam weer schoon en leeg is?'

'Ja, zoiets.' Kohlmann begreep tenminste waar het om

ging-

'Je weet dat dit een zoektocht is, een ontdekkingsreis. Ontdekking.' Kohlmann legde de nadruk op beide delen van het woord. 'We moeten samen proberen het dek weg te halen. Voorlopig is alles verborgen, alles is nog toegedekt. Misschien ben je bang voor wat we zullen vinden. Klopt dat?' 'Ja, misschien wel.'

'Ik zal je helpen,' ging Kohlmann door. 'Samen komen we eruit, samen doen we die ont-dekking. We moeten zoeken naar het moment dat je voor het eerst dat gevoel had, dat je...' 'Welk gevoel?'

'Heel goed, oké, je wilt er nu ook zelf achter zien te komen, maar eigenlijk weet je al wat ik bedoel. Toch? Moet ik het zeggen?'

Ze schudde haar hoofd. 'Toen met Benno,' zei ze, 'toen is het volgens mij begonnen.'