08
De bomen waren kaal, de lucht straalde een schraal en koud licht uit. De altijd lange periode na de herfstvakantie was op school zonder grote problemen verlopen. Net Sinterklaas gehad. Alles goed gegaan, veel onrust en gedoe op school, maar dat hoorde bij december. Nog ruim een week, dan begon de kerstvakantie. Hij voelde een vreemde kilte als hij aan die periode dacht. Uiteraard het traditionele kerstdiner bij zijn zus Hermine en haar man Paul met hun moeder. Altijd was er iets van de maaltijd mislukt, verbrand, te gaar of juist ongaar, zodat Hermine huilend naar de slaapkamer verdween en Paul haar diplomatiek probeerde terug te praten.
Milena was voorzichtig begonnen over een afspraak in de kerstvakantie, maar hij had er snel overheen gepraat. Hun relatie bleef vriendschappelijk, hoewel het moeilijk wennen
was aan haar springerige manier van praten waarin ze het ene onderwerp zonder overgang of verband inwisselde voor het andere. Soms waren ze bijna vertrouwelijk, maar Frank wist voldoende afstand te bewaren, nu al enkele maanden. Als ze op de bibliotheek werkte, kwam ze af en toe een kop koffie bij hem drinken, een nieuwe gewoonte. Frank had de indruk dat op school en vooral op het schoolplein de geruchtenmachine volop draaide, maar niemand had openlijk iets tegen hem gezegd.
Hij schrok op toen de bel van de buitendeur ging. Halfacht. Hij kon zich niet herinneren dat er ooit zo vroeg was aangebeld. Ongelukken, rampen, catastrofes trokken in een pijlsnel paniektempo door zijn hoofd: een leerkracht had een dodelijk ongeluk gehad, de school was vannacht afgebrand, er was iets met Jacintha gebeurd. Al sinds begin november had ze hem niet meer willen zien. Wanneer hij opbelde, maakte ze zo snel mogelijk een einde aan het gesprek. Op elke directe vraag naar hoe ze zich voelde, kwam een ontwijkend antwoord. Wanneer hij aanhield, verbrak ze de verbinding.
Er stonden twee onbekende mannen van een jaar of dertig op de stoep. Dit was het dus, zo ging het. Hij sloot een kort moment zijn ogen om het slotbeeld van de film te kunnen zien. 'The end.' Er klonk sombere muziek.
'U bent Frank Eggers?' vroeg de ene man, die een kaalgeschoren hoofd had en door zijn rechterwenkbrauw een klein ringetje droeg. Als om een tegenstelling te creëren had de andere een weelderige bos donkere krullen en een bril met een geprononceerd zwart hoornen montuur.
Het duurde enkele seconden voor hij een antwoord kon produceren. 'Klopt.'
'Mogen we misschien even binnenkomen?'
'Natuurlijk,' zei Frank. 'Maar waar bent u van? Wat is de bedoeling?' 'Politie... recherche,' zei de krullenbol, en hij haalde een geplastificeerd kaartje uit zijn binnenzak. 'Mijn naam is Verhagen en dit is mijn collega Hemmink.'
Hemmink knikte even. Zich identificeren deden ze niet zomaar. Dit was geen grapje, geen ingegooide ruit in De Regenboog of een ander alledaags incident. Frank ging hen voor naar de woonkamer en maakte een gebaar in de richting van de bank.
'Wat is er aan de hand?' vroeg hij.
'We zouden graag zien dat u even met ons meeging naar het bureau. Onze auto staat voor.'
is er iets ernstigs gebeurd? Iets met Jacintha... of met Car-la? Een ongeluk of zo?'
Verhagen schudde zijn hoofd. 'Nee, we willen u graag spreken... een aantal vragen voorleggen.'
'Dat kan hier toch wel?' Hij deed zijn best de irritatie in zijn stem te dempen.
Verhagen en Hemmink keken elkaar aan. Frank probeerde hun blik te lezen, maar kon er geen betekenis in leggen. 'Nee, niet hier, u moet mee naar het bureau. Er is sprake van een aanklacht die we moeten onderzoeken,' zei Verhagen. 'Het spijt ons, maar... eh...'
'Een aanklacht? Maar tegen wie dan? Wat heb ik daarmee te maken?'
Verhagen keek hem even peinzend aan en zei toen: 'Tegen
u.'
Er moest een vergissing in het spel zijn. 'Maar... maar wie... eh, wie heeft dan zo'n aanklacht ingediend? Waarover gaat het, wat zou ik dan gedaan hebben? Dit is toch...' Hij maakte zijn zin niet af.
'Daar kunnen we het misschien beter op het bureau over hebben.'
'Weten jullie zeker dat het geen vergissing is? Ik ben
Frank Eggers, geboren op 14 juni 1952 in Amersfoort en...'
'Nee, het klopt,' onderbrak Hemmink. 'Er is geen sprake van een persoonsverwisseling. Het spijt me, maar het gaat echt om u en om niemand anders.'
'Het is natuurlijk een misverstand,' zei Frank, 'dat moet wel, maar dat kunnen we uit de weg ruimen, dat weet ik zeker. Ik ben directeur van basisschool De Regenboog in de schrijversbuurt, in de Louis Couperusstraat, u kent hem misschien. Nee, ik bedoel niet Couperus, maar de school. Nu al ruim zes jaar, nooit een probleem gehad met de politie, altijd alle medewerking als er problemen waren met een inbraak of zo, laatst bijvoorbeeld met een ouder die agressief werd tegen een leraar, en nu zou ik... nu zou er tegen mij...' Toen viel hij stil. Beurtelings keek hij naar de twee politiemannen, die hem met een vlak, uitdrukkingsloos gezicht aanstaarden. Dat conflict met Peter Jochems destijds; die zou toch niet na zo veel tijd naar de politie zijn gegaan? 'Maar wie dan, wie heeft me dan beschuldigd?'
'Dat kunnen we beter straks bespreken. Komt u mee?' vroeg Verhagen. 'Dat lijkt ons het beste. We kunnen hier nog lang zitten, maar hoe sneller we beginnen, des te eerder zijn we klaar.'
Frank vroeg hoe lang het zou duren.
'Dat kunnen we nu nog niet zeggen. Het hangt ervan af hoe het gesprek verloopt.'
'Maar ik moet uiterlijk om halfnegen op school zijn. Dat is eigenlijk al te laat. Normaal ben ik er rond acht uur, zodat alles...'
'Ik ben bang dat u dat niet gaat halen,' zei Hemmink, die helemaal niet keek of hij daarvoor werkelijk bevreesd was. 'U kunt het beste iemand waarschuwen dat u niet komt en misschien morgen ook niet.'
'Maar ik...' Hij kon zich de dag niet heugen dat hij zich ziek had moeten melden.
'Er is vast iemand die u kunt bellen.'
Loekie had zich gehaast om in ieder geval vandaag ruim op tijd bij de school te zijn. Het leek of Charlotte in de gaten had dat ze tempo wilde maken, want ze at nog trager dan anders. Steeds als ze iets in haar mond had, rende ze van tafel en moest Loekie proberen haar terug te sleuren. Eén keer deed ze dat met zo veel geweld, dat Charlotte in huilen uitbarstte, waarna ze haar troostend op schoot had genomen.
En nu was ze keurig om twintig voor negen op het schoolplein, maar bleek Frank Eggers nergens te bekennen.
'Shit!' zei ze.
'Dat mag je niet zeggen!' reageerde Charlotte.
'Shit,' herhaalde Loekie. Alwin stond bij de ingang van de school, onwennig en schichtig, leek het. Net vandaag natuurlijk. Voorzover ze het zich kon herinneren had Frank daar altijd, elke dag weer, zijn positie ingenomen als de grote opzichter, de grote controleur. Gisteren had Charlotte de halve dag in een speciaal kamertje gezeten, omdat ze volgens Yvon-ne 'niet meer te handhaven' was en een 'negatief effect op de sfeer in de klas' had. Het was het kamertje waar af en toe een orthopedagoog zitting hield of een leerling werd getest. Van buitenaf was de deur op slot gedraaid, ik zat gewoon in de gevangenis,' had Lotje gistermiddag huilend tegen haar gezegd. En dat pikte Loekie niet, dat hoefde ze niet te accepteren. Gisteravond had ze Yvonne thuis gebeld, die heel geïrriteerd deed omdat ze 'in haar privacy gestoord werd'. Verder zei ze dat de maatregel in overleg met Frank was genomen en dat ze een en ander morgen met hem kon bespreken.
Loekie posteerde zich voor Alwin. 'Waar is Frank?'
'Die komt waarschijnlijk vandaag niet meer.'
'Waarschijnlijk niet? Wat is er dan?'
'Ziek... hij moest naar de dokter.'
'Wanneer is hij er weer?' vroeg ze.
ik denk morgen.'
'Goed,' zei Verhagen, 'laten we voor de duidelijkheid alles opnieuw doornemen en nu wat gedetailleerder. De band loopt. Gesprek van rechercheurs Jeffrey Verhagen en Niels Hem-mink met de heer Frank Eggers op n december 2002, kwart over negen.'
Frank zuchtte vermoeid, nee, erger dan vermoeid. Binnen een paar minuten hadden ze hem uitgeknepen, kapotgemaakt, door de mangel gehaald, toen hij eenmaal gehoord had wat de aanklacht behelsde. Ze hadden de band een tijdje stilgezet en wilden nu weer beginnen.
'U hoeft geen antwoord te geven op onze vragen, maar het is het beste voor iedereen, dus ook voor u, als u zoveel mogelijk meewerkt.'
'Hoezo, als ik zoveel mogelijk meewerk?'
'Dat zien we straks wel. Maar als u niks zegt, dan zijn we gedwongen om u langer hier te houden. Dus is het in uw eigen belang om een beetje coöperatief te zijn.'
Het was voor Frank of hij in een andere wereld terecht was gekomen, een wereld met andere termen, wetten en regels dan die hij kende. Zoiets noemden mensen dus kafkaiaans. Een tandenborstel, tandpasta, een t -shirt en een schone onderbroek had hij op aanraden van Hemmink mee van huis genomen. 'Voor het geval dat...' had Hemmink gezegd. En de dreiging van die woorden was volkomen duidelijk.
Hij keek om zich heen, maar zag alleen een donkere, sombere ruimte waarin zich enige schimmen ophielden. Om zijn ogen te kunnen focussen op de twee mannen tegenover zich, moest hij zijn uiterste best doen. Telkens ontglipten ze hem weer en vervaagden tegen de achtergrond. Daarop probeerde hij het verhaal te projecteren, het verhaal zoals het hem in een korte samenvatting van de aanklacht voorgehouden was.
'Volgens uw dochter is het dus begonnen toen... eh, even kijken, op die camping in de Ardennen.' Verhagen keek alsof het hem ook een beetje pijn deed om Frank hiermee te confronteren. 'Daar kampeerde u met uw gezin in juli 1988. Dat klopt toch?'
Frank knikte.
'Misschien dat u dat nog even kunt zeggen.' Verhagen wees naar de recorder. 'We hebben geen videocamera.'
'Ja, dat klopt.'
'Maar zonder uw zoon Benno, want die deed mee aan een zeilkamp bij Sneek. Toen kreeg u bericht dat uw zoon ziek was, en na een tweede telefoontje is uw toenmalige vrouw... even kijken, Carla Koster, die is toen naar Friesland gereisd.'
'Ja.'
'En u bleef alleen met uw dochtertje Jacintha achter op de camping.'
Dochtertje, zeiden ze. Dat verkleinwoord moest haar natuurlijk extra kwetsbaar en hulpeloos maken tegenover een volwassen bruut. 'Ja, ik bleef daar met Jacintha, want het was niet meteen duidelijk dat het zo ernstig was. Later heb ik me voor m'n kop geslagen dat we niet meteen met z'n drieën naar Friesland zijn gegaan, maar toen was het al te laat... veel te laat.'
'Hoe was dat, zo alleen met haar op die camping, terwijl uw vrouw naar Friesland was?'
Frank probeerde te bedenken hoe hij zich toen gevoeld had. Vreemd, op z'n minst, vooral bezorgd vanwege Benno. ik weet het niet precies meer. Het is al zo lang geleden, bijna vijftien jaar en er is ondertussen zoveel gebeurd. Ik dacht natuurlijk continu aan Benno, hoe het met hem was. 's Avonds heb ik toen nog een telefoontje van Carla gehad, dat het niet zo goed ging... hoge koorts en zo.'
'En toen bent u gaan slapen?'
'Ja.'
in één tent met uw dochtertje.'
'Ja,' bevestigde Frank, 'we hadden maar één tent, een De Waard... ik heb hem trouwens nog altijd, opgeborgen in een grote kast met andere kampeerspullen, maar kamperen... nee, sinds die tijd, sinds die gebeurtenis rust daar een soort vloek op, een doem. Zo werkt dat kennelijk.'
Verhagen en Hemmink knikten synchroon. Ze begrepen er verdomme geen moer van. Alsof zij daar zelf hadden gezeten, alsof zij een kind verloren hadden, alsof zij hadden meegemaakt hoe een gezin vervolgens onbarmhartig uit elkaar gescheurd werd.
'Dus jullie tweeën samen in één tent,' zei Hemmink nog eens nadrukkelijk.
Daar waren ze dus weer op uit. 'Die tent had twee slaap-compartimenten, één voor Jacintha en één voor Carla en mij. Jacintha sliep altijd apart.'
'Toen ook?'
'Ja... eh...' Hij probeerde wanhopig zijn gedachten in het gareel te krijgen. Dit gebeurde er dus als mensen zeiden dat hun wereld was ingestort, dat ze hun greep op de werkelijkheid volledig kwijt waren. Carla had laat op die avond nog gebeld, vlak nadat ze was aangekomen in het zeilkamp. Met een taxi was ze vanuit Heerenveen daarnaartoe gereden. Verhagen had een moedervlek op zijn rechterwang, die steeds groter leek te worden. Frank sloot zijn ogen. De campingbaas... hoe heette hij ook alweer? O, ja, Jean-Louis, die kwam weer aan lopen. De brenger van het slechte nieuws. 'Jean-Louis,' zei hij nu.
'Wat bedoelt u, mijnheer Eggers?'
'Jean -Louis, dat was de eigenaar of de beheerder van de camping. Ontzettend aardige man. Dronk misschien een beetje te veel, altijd rode wijn. Hij kende ons heel goed, want we kwamen er al een paar jaar, hadden onze vaste plek, die hij voor ons vrij hield. Jean-Louis kwam dus vertellen dat er telefoon voor me was. In die tijd hadden we uiteraard nog geen mobieltjes.' Frank keek op. Hemmink staarde hem enigszins bevreemd aan. Frank vroeg zich af of hij iedere ochtend zijn hoofd zou scheren en glanzend zou poetsen. Nee, daar ging het nu niet om. Verdomme, concentreren, concentreren.
'Dat lijkt me nu niet direct relevant, hè, Jeffrey? Ik vroeg of uw dochter die avond en die nacht dat uw vrouw vanuit Friesland belde, ook apart sliep.'
'Ja, natuurlijk, zoals altijd. Ze heeft ook nooit als kind bij ons in bed geslapen. Dat doen mensen soms als kinderen in een huilperiode zitten, maar dat is heel slecht. Als ze daar eenmaal aan wennen, willen ze niet anders meer, dan zit je er voor jaren aan vast.'
'Maar volgens uw dochter...'
Frank liet Verhagen niet uitpraten. 'De oorzaak is dat kinderen 's nachts wakker worden en in paniek raken omdat ze denken dat hun ouders misschien verdwenen zijn... nou ja, denken, zo bewust is het allemaal niet, maar in ieder geval, ze beginnen te huilen vanwege een soort verlatingsangst. Dan moet je ze juist niet bij je in bed nemen, maar moet je je even laten zien, zodat ze gerustgesteld zijn en daarna...'
'Laten we terugkeren naar de kern van de zaak,' zei Verhagen. Hij zette zijn bril af, wreef even in zijn ogen en zette hem weer op. 'Het spijt me, maar ik heb de indruk dat u er een beetje omheen draait. Het is niet de bedoeling dat u hier algemene pedagogische verhandelingen afsteekt of de lof zingt van een Belgische campingbaas. Ja?'
'Oké, oké, er komen gewoon allerlei dingen in me op. Begrijp me goed, ik kan me normaal altijd heel goed bij een onderwerp houden, een agendapunt of zo, ik ben heel zakelijk en dat moet ook op school. Carla heeft me vaak genoeg verweten dat ik...'
'Mijnheer Eggers, zo kan-ie wel weer.' Verhagens stem klonk vermoeid. 'Die ene avond op de camping, die bewuste nacht, vertelt u nog eens met eigen woorden wat er volgens u toen gebeurde na dat telefoontje van uw echtgenote.'
Frank zweeg een tijdje. Nu mocht hij geen fout maken. Er was niemand die hij om advies kon vragen. Nee, een advocaat was nooit bij zo'n eerste gesprek aanwezig, hadden ze hem uitgelegd. 'U heeft misschien te veel Amerikaanse politieseries gezien of zo. Zo gaat dat in Nederland niet.' Straks zou de hulpofficier van justitie een besluit nemen of ze eventueel overgingen tot inverzekeringstelling. Dan zou ook de piketdienst worden gebeld of er een advocaat beschikbaar was. Nu ging het nog simpelweg om het inwinnen van informatie nadat er een aanklacht binnen was gekomen.
Verhagen en Hemmink keken hem afwachtend aan. ik las haar voor, zoals we altijd deden,' zei hij ten slotte.
'U las voor,' zei Hemmink, 'en toen?'
'Zoals altijd. Ik bracht Jacintha naar bed en daarna ging ik zelf naar bed, naar mijn eigen kant dus. Ik heb eerst nog een glaasje wijn gedronken, dacht ik.'
'Uw dochter sliep meteen in en werd de volgende dag pas wakker?'
'Eh... ik weet het niet precies meer. Er waren toen zo veel zaken die door elkaar speelden, zo veel emoties, zo veel heftige dingen.'
Hemmink nam een slokje koffie en kneep het plastic bekertje daarna in elkaar. Er drupte nog wat koffie op het tafelblad. 'Denkt u nog eens goed na. Dit is belangrijk, dat be-grijpt u wel. Als alles duidelijk is, kunt u straks misschien al naar huis, hè, Jeffrey?'
Verhagen knikte, terwijl hij Frank aankeek met een blik die bemoedigend bedoeld leek.
'Ja, natuurlijk.' Frank zette een zoeklicht op alle gebaande en ongebaande paden in zijn geheugen. Ze kon niet slapen, hij stelde haar gerust en was weer voor de tent gaan zitten met zijn glas wijn, kijkend naar de kleine campinggastenpa-rade van en naar het toiletgebouw. Hij was nog niet naar bed gegaan, kon toch niet slapen, en toen had ze weer geroepen. Hij vertelde het aan de twee rechercheurs en terwijl hij het zei, wist hij hoe gevaarlijk zijn woorden waren, ik weet het alweer, ik ging nog niet naar bed, omdat ik klaarwakker was. Jacintha riep me. Ze voelde zich zo ontzettend alleen en moest zoveel aan Benno denken.' Hij hoorde nu haar klagerige stemmetje weer. 'Ze was enorm gek op haar broer; echt, Benno was alles voor haar. Ik heb geprobeerd om haar gerust te stellen en daarom...' Hij maakte zijn zin niet af.
'Daarom wat?'
'Daarom ben ik even bij haar gaan liggen. Tot ze in slaap viel. Daar vroeg ze zelf om.'
De twee rechercheurs lieten een drukkende stilte vallen. Frank keek van de een naar de ander, maar beiden gaven geen krimp.
Milena klopte tevergeefs op de deur van het directiekamertje. Ze probeerde de deur te openen, maar die bleek op slot. Natuurlijk, Frank was ergens naar toe, naar de gemeente, een cursus, een andere school. Het was geweldig wat hij allemaal deed voor De Regenboog. Jammer dat Ivana volgend jaar naar de middelbare school zou gaan. Nog een paar maanden en dan kreeg ze de Cito-toets al. Ze liep naar Bert, sinds enkele jaren conciërge met een Melkertbaan. Nee, hij
wist niet waar Frank was, Alwin had contact met hem gehad.
In de pauze sprak ze Alwin, die haar vertelde dat Frank zich telefonisch bij hem ziek had gemeld.
Ze vroeg of het ernstig was.
ik dacht het niet. Morgen is-ie er misschien weer.'
Toen ze om twaalf uur uit school kwam, kocht ze een bos bloemen en ging naar Franks huis. Een man alleen, ziek thuis, ook al was het maar voor een dag, daar zat een pijnlijk soort triestheid in. Eerst een telefoontje? Nee, beter om hem te verrassen.
Ze belde aan, maar er werd niet opengedaan. Voor de tweede keer drukte ze op de bel, maar een reactie bleef uit. Ze deed een paar stappen naar achteren en keek naar het huis. Niemand te zien, niets. Ze had het niet te onderdrukken gevoel dat de woning verlaten was. Nog een keer probeerde ze de bel, maar zonder resultaat.
Net toen ze weer op haar fiets wilde stappen, kwam er een oudere man aan met een zich moeizaam voortbewegende hond aan de lijn, die op zijn rug een grote eczeemplek had. 'U zoekt buurman Eggers?'
'Ja, ik kwam hem iets brengen, maar er is niemand thuis.'
'Kan kloppen,' zei de man. 'Vanochtend om een uur of halfacht ging-ie de deur uit. Ik zeg nog tegen m'n vrouw, buurman Eggers is vroeg vandaag, zeg ik, omdat hij anders altijd om ongeveer tien voor acht weggaat, op z'n fiets...' De man leek zich plotseling een beetje ongemakkelijk te voelen. 'Nou ja, niet dat we alles in de gaten houden of zo, maar we kijken naar buiten... op onze leeftijd heb je niet veel anders meer te doen... en dan zie je wel 's wat.'
'Natuurlijk,' zei Milena, die een paar passen bij de aan haar broek ruikende hond vandaan deed.
'En wat zo gek was, hij stapte bij twee andere mannen in een auto. Een kale en eentje met krullen. Om halfacht van-
ochtend! Ik had die mannen hier nog nooit eerder gezien en m'n vrouw ook niet. Ik zeg nog tegen d'r...' 'Dank u, ik ga maar weer 's.'