02
'Dus daar kan je niet over praten?'
Jacintha schudde haar hoofd.
'Of misschien wil je er niet over praten. Ik bedoel, in feite kennen we elkaar helemaal niet... vreemden voor elkaar, die elkaar anders zouden passeren als schepen in de nacht.'
Schepen in de nacht, ja, dat was best mooi. Alleen, zij was al op de rotsen gelopen, had schipbreuk geleden.
'Ik kan me goed voorstellen,' vervolgde Kohlmann zijn monoloog, 'dat jë iets hebt van waarom zou ik die kerel vertellen wat me dwars zit.'
Ze reageerde niet. Stokstijf blijven zitten, dat was het beste. Die man kon zeggen wat hij wilde, maar alles bleef hetzelfde. Dit was zo'n verschrikkelijk voorspelbaar introductiepraatje. Mooie woorden waar ze ook geen moer verder mee kwam.
'Zo is het toch? Waarom zou je vertellen wat eraan schort?'
Bijna tegen haar eigen zin zei ze toch iets. 'Ik weet niet. Ik trek het gewoon niet meer. Het is...' Ze haalde haar schouders op. Al die mensen die wilden praten, al die mensen met goede raad, barstensvol beste bedoelingen, verstandige adviezen, wijze aanbevelingen. Ze schoot er geen fuck mee op.
'Tja, het is moeilijk om erover te praten, dat begrijp ik heel goed.' Kohlmann leunde achterover in zijn stoel zonder verder iets te zeggen. Hij had een plezierige stem, maar Jacintha bleef op haar hoede. Er waren veel mannen met plezierige stemmen. Warm, innemend, overtuigend, aardig, sympathiek, meelevend. Ze maakte rijtjes, zag de gezichten, al die bijbehorende stemmen resoneerden mee in haar hoofd. Ze wilde opstaan en wegrennen, de straat op, de stad in, de stad uit, overal naartoe, nergens naartoe, maar het lukte haar niet om overeind te komen. 'Je gaat al geruime tijd niet meer naar je werk,' zei Kohlmann. 'Hoe lang al niet?'
'Drie maanden... zeg maar ruim drie maanden.'
'Ruim drie maanden,' herhaalde Kohlmann. 'En mis je het niet? Je collega's, de sociale contacten?'
Ze schudde haar hoofd. 'Ik had daar vooral asociale contacten. Zulke vervelende mensen allemaal.' Ze was weer op het kantoor, liep door de gang langs het kopieerapparaat waar twee medewerkers geintjes stonden te maken. Natuurlijk zeiden ze iets tegen haar. 'Je ziet er weer lekker uit vandaag,' of zoiets. 'Wat kijk je kwaad? Heeft je vriendje het soms uitgemaakt?' Stelletje domme, seksistische hufters. Terwijl ze haar werkkamer binnen ging, meende ze een van de mannen het woord 'ongesteld' te horen gebruiken. Estrella zat al achter het computerscherm. Zodra ze Jacintha zag begon ze te ratelen over een programma over plastische chirurgie, dat ze de vorige avond op de televisie had gezien. 'Zoiets zou ik ook wel willen, en dan natuurlijk nog voor m'n trouwdag,' zei Estrella terwijl ze een wijsvinger op haar beginnende onderkin legde. En uiteraard begon ze weer over dat huwelijk. Haar vriend Egbert had zelfs een speciale website gemaakt, waarvan Estrella zonder enige gêne het adres aan allerlei collega's had doorgemaild. Er stonden pagina's op over hun ontmoeting, het aanzoek, de auto, het feest en de bruidsjurk, met teksten waarvan Jacintha bijna over haar nek was gegaan.
Kohlmann zweeg even, alsof hij haar al die boze gedachten van harte gunde. 'En nu ben je hele dagen thuis,' zei hij ten slotte. 'Verveel je je dan niet? Wat doe je dan zo'n hele dag?'
Ze draaide haar ogen naar het raam. 'Die glijdt vanzelf voorbij. Je hoeft er niets voor te doen, het gebeurt vanzelf.' Er kwam een bejaarde vrouw met een rollator langs. In het mandje van de rollator zat een klein, witharig hondje. De vrouw stond even stil, keek om zich heen en begon toen tegen het hondje te praten. Op een gegeven moment stak ze zelfs een waarschuwende wijsvinger op.
'Is het dat, dat je er niets voor hoeft te doen? Dat je je handen overal vanaf kunt trekken? Ze bekijken het maar, zoiets?'
'Misschien.' Jacintha keek op haar horloge.
'We hebben nog meer dan een halfuur.'
' U heeft nog meer dan een halfuur,' verbeterde Jacintha.
'Misschien dat je kunt proberen om me te tutoyeren. Zeg maar jij en jou, en noem me maar gewoon Hans. Daar voel ik me het prettigste bij.'
Hans, jij en jou, jou en jij, proberen tutoyeren, tutoyeren proberen, weerkaatste het in haar hoofd. Alles kon je omkeren of op zijn kop zetten. 'Ik zal proberen om je te tutoyeren.'
'Heel goed. Misschien kan je iets over jezelf vertellen.'
'Jacintha Eggers, vierentwintig jaar, alleenstaand, single. Dat is het zo'n beetje. O ja, ziek, al een tijdje.'
'Erg kort samengevat.'
'Ja, waarom niet? De rest zijn details; die doen er niet toe.'
'Maar er is vast meer te vertellen.'
Ze schoof iets naar voren op haar stoel. 'Wat wil je weten?' Ze was er zelf verbaasd over dat dat 'je' haar zo makkelijk afging. Hoeveel mensen hadden al niet geprobeerd om te graven en te spitten in haar leven, in haar verleden? Oprotten, allemaal, moven, wegwezen.
'Waarom houd je nu je hand voor je mond?'
Geschrokken legde ze haar linkerhand terug op haar schoot, de rechter erbovenop, zodat hij niet opnieuw kon ontsnappen.
'Uit wat voor gezin kom je? Je ouders, wat zijn dat voor mensen? Broers... zussen? Vertel maar.'
'Mijn vader heet Frank, mijn moeder Carla, Carla Koster. Ze zijn gescheiden, een jaar of twaalf geleden. Ik heb één broer... Benno. Geen zus. Met een zus was het vast makkelijker geweest en was het allemaal niet gebeurd.'
'Wat was er makkelijker geweest en wat was er niet gebeurd?'
'Alles,' zei ze.
Hij bleef haar aankijken. 'Dat is veel... Maar, vertel verder. Hoe was je jeugd? Kan je je voorvallen herinneren die belangrijk waren, waar je wel eens aan denkt?'
'We waren een gewoon gezin. Mijn vader was onderwijzer. Trouwens nog altijd, maar hij is nu hoofd van een school... directeur van een basisschool. Hij kan goed met kinderen opschieten, kan goed lesgeven. Eigenlijk kan hij alles goed. Dat vindt hij zelf ook.'
'Jij dan niet?'
'Misschien. Het was niet leuk om op een school te zitten waar mijn vader meester was. Hij was er altijd, iedereen kende hem. En thuis was hij ook een soort meester. Daar gaf hij ook les aan Benno en mij. Wij zaten eeuwig op school, we moesten altijd werkjes doen, taken uitvoeren, opdrachten maken, oefeningen invullen, al die onzin...' Ze fluisterde nu bijna.
'Dus je had eigenlijk nooit vrij.'
'Nee, nooit vrij, ook niet in de vakanties. Hij was continu bezig dingen uit te leggen en zo... en we moesten natuurlijk het goede voorbeeld geven. Ik kan me herinneren dat ik bij Monique in de klas zat en die zei toen ik een keer een lesje had afgeraffeld: "Nou, dat zou je vader ook niet leuk vinden. Volgens mij heb je het van hem heel anders geleerd." Dat soort dingen. Wij gingen ook nooit gewoon naar het bos of zo, nee, het was meteen een lesje biologie.'
'En je moeder, kon je goed met haar opschieten?'
'Ik denk het wel. Maar ik heb nooit zoveel van haar gemerkt, tenminste vroeger niet, voordat...' Het was stil op straat. Dit was wat mensen een vredige buitenwijk noemden, alsof buitenwijken überhaupt vredig konden zijn.
'Voordat wat?'
'Eh... voor de echtscheiding. Toen ze uit elkaar gingen, toen bleef ik bij mijn moeder. Dat sprak vanzelf. Eén keer in de twee weken een weekend en een keer door de week bij mijn vader. Hij had toen ergens een soort appartement, zeg maar.'
'Wat vond je daarvan, van die scheiding?'
'Ik had het wel verwacht. Het ging helemaal niet goed. Veel ruzie en zo. Volgens mij sliepen ze ook niet meer bij elkaar.' Ze begon te huilen. Ze zag zichzelf zitten, waardoor het alleen maar verergerde. En het werd nog heviger toen ze dacht aan de grote doos Kleenex die Kohlmann op zijn bureau had staan. Ze kneep haar ogen dicht en de doos werd groter en groter.
Frank stond bij de ingang. Een directeur verwelkomde zijn leerlingen. Maar hij deed het ook voor zichzelf. Om de stemmen van de kinderen te horen, om ze te zien rennen over het schoolplein, om te observeren hoe ze apetrots aan een vriendje een nieuw autootje toonden of nieuwe plaatjes als er weer een rage was. De vraag was wat er na Digimon en Dragonball zou komen.
Hij groette alle kinderen en hun ouders, meestal moeders. Tot en met groep vier mochten ze mee de klas in. Daarboven niet meer, want het werd te vol in de school met al die bezige, en soms bazige, nieuwsgierige volwassenen. Sommige moeders bleven langer dan een halfuur hangen. Een enkeling bemoeide zich met het onderwijsproces, de pedagogische doelstellingen, met de plaats die hun kind kreeg toegewezen of de taak die het moest uitvoeren.
Alsof ze zijn gedachten onmiddellijk tot werkelijkheid wilde maken, stond Loekie voor hem. Nee, alsjeblieft, nu geen Loekie Henkelveld.
'Kan ik je straks even spreken?' vroeg ze afgemeten.
Hij groette een paar kinderen. 'Hallo Shana, Jan-Jaap... Steven... Lidewij... Een nieuwe rugzak? Ja? Mooi, hoor.'
'Het hoeft niet lang te duren,' hield Loekie aan.
'Ik heb straks eigenlijk... Dag Mimoun, wat kijk je weer vrolijk vandaag. Maar goed,' zei hij weer tegen Loekie, 'loop maar alvast naar mijn kamer.'
Om kwart voor negen liet hij de bel gaan en sloot hij de deur, nadat de laatste ouders de school hadden verlaten. Kinderen en ouders die te laat waren, moesten wachten tot negen uur. De kinderen die alleen kwamen, zouden o.m drie uur een halfuur moeten blijven en de speelplaats schoonvegen, ook als er niets was om schoon te vegen. Voor de ouders was het al een boetedoening om te moeten wachten tot negen uur. Er waren er ook die daarom pas tegen negen uur met hun kind verschenen. Dan bleef de deur dicht tot kwart over negen. Een paar weken geleden was hij tot deze maatregel overgegaan, omdat het de spuigaten uitliep met kinderen die te laat kwamen. Hij had ellenlange discussies in de medezeggenschapsraad gevoerd. Loekie was natuurlijk een van die mensen die vond dat je rekening moest houden met persoonlijke omstandigheden: een lekke band, een ander, ziek kind voor wie een oplossing moest worden gezocht. Waarom zo'n bureaucratische, strenge maatregel? 'Het gaat er ook om dat kinderen leren dat ze op tijd moeten zijn,' had Frank gezegd. 'Kinderen kunnen net zo goed leren dat mensen een beetje soepel en begripvol met elkaar omgaan en rekening houden met eikaars problemen of tekortkomingen,' was Loekies reactie. Daarna had ze een zalvend pleidooi gehouden voor de 'tolerante school' zoals ze het zelf noemde. 'Een tolerante school voedt kinderen op tot tolerante mensen,' was haar adagium.
Hij drukte een punaise in een half loshangend affiche van een jeugdtheatergroep en hing twee gevallen jassen aan de kapstok.
Loekie was al aan de tafel gaan zitten.
'Koffie?' vroeg Frank.
'Graag.'
Hij schonk in, kalm, bedaard. Van achter zag hij haar rood geverfde kapsel, waar bij de haarwortels wat grijzigs doorheen schemerde. Een man, een vriend, een partner of de vader van haar dochter Charlotte had hij nooit gezien. Misschien Bewust Ongehuwde Moeder, een bom in zijn school, die voortdurend dreigde te ontploffen. Flauw grapje, maar hij was er mooi klaar mee. Of de verwekker van Charlotte had eieren voor zijn geld gekozen toen hij Loekie eenmaal wat beter had leren kennen. Ze was in ieder geval een alleenstaande ouder. Met een beetje fantasie kon je dat afkorten als aso . Nee, zo mocht hij niet denken. In feite waren Carla en hij sinds de scheiding ook alleenstaande ouders geweest, totdat Carla een nieuwe vriend kreeg, Werner.
Hij zette de koffie neer. 'Nou, vertel het maar.'
Er volgde een warrig verhaal over Charlotte en haar speciale, creatieve talenten die onvoldoende werden herkend door haar leerkracht, Yvonne. 'Als je de tekeningen ziet die ze maakt, die fantastische verhalen die ze vertelt, daar houdt ze helemaal geen rekening mee. Ze heeft het er alleen maar over dat Lotje zo druk is en soms problemen heeft met andere kinderen. Nou, misschien ligt het aan die andere kinderen, dat kan toch ook?'
'Yvonne heeft zesentwintig, nee, zevenentwintig leerlingen in haar klas en dat moet ze zien te managen. Dat is geen kattenpis en dan moet je wel eens...'
'Maar Charlotte is nu eenmaal anders dan andere kinderen,' onderbrak Loekie hem. 'Ze heeft leesproblemen, ik weet het, maar ik denk ook dat ze dyslectisch is, en Yvonne ontkent dat. Ze wil het gewoon niet zien. Lotje heeft extra ondersteuning nodig, extra aandacht, en als ze dat niet krijgt, ja, dan gaat ze misschien lopen klieren.'
'Gebrek aan aandacht is toch geen reden om een ander kind keihard met een scherp potlood in zijn arm te prikken? Dat is vorige week toch gebeurd?'
Loekie dronk van haar koffie, haalde een papieren zakdoekje te voorschijn en snoot driftig haar neus. 'Toch wil ik dat je eens met Yvonne gaat praten. Op De Regenboog moet er ook ruimte zijn voor individuele kenmerken van kinderen, hun eigenaardigheden, hun kwaliteiten.' Ze keek Frank nu indringend aan. 'Kijk maar, dat staat er ook in.' Ze haalde de schoolgids uit haar tas.
Kennelijk had ze zich goed geprepareerd, want er stak een geel memobriefje uit de gids. Ze begon te lezen, maar dat hoefde voor hem niet. Hij had de tekst tenslotte zelf geschreven. Natuurlijk, dat waren mooie woorden over een warm pedagogisch klimaat met een open oog voor verschillen tussen kinderen, over adaptief onderwijs, het belang van sociale en creatieve ontwikkelingsdomeinen naast het cognitieve. Hij had het min of meer overgenomen uit een model dat was aangeleverd door de onderwijsbegeleidingsdienst.
Loekie keek hem enigszins triomfantelijk aan.
Frank zuchtte. 'We doen ons best... en ik zal weer 's met Yvonne praten. Oké?'
Eindelijk was ze weg, maar ze bleef aanwezig door de vage geur van haar zoetige parfum die in zijn kamer bleef hangen. Haar koffiebekertje met de rode afdruk van haar lippen stond nog aan de andere kant van de tafel.
Hij liep zijn post door. E-mail zou hij straks afhandelen. Catalogi van een paar uitgeverijen, verzoek om mee te doen aan een poëzieproject, brief van een onderzoeker die het taalgebruik in de rekenles wilde analyséren, registratieformulieren in verband met het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, een brief over de schooltuinen ('Helaas moeten we u meedelen dat er het komende jaar...'), een notitie van Nan-da, de interne leerlingbegeleider, over extra aandacht voor risicokinderen, een brief van het Jeugd Advies Team - dat in verband met de afkorting wel een zeer ongelukkige naam had gekozen - en een aantal facturen. Hij schoof alles naar één kant van zijn bureau, behalve de brieven van het poëzieproject en de onderzoeker. Die gingen meteen in de prullenbak. 'Brullenbak,' had Jacintha vroeger gezegd. Hij dronk van zijn koffie en krabde aan een oneffenheid op zijn bureau. Vanavond zou hij weer eens bij haar langsgaan. Ze zat tot haar nek in de problemen, dat wist hij, dat was overduidelijk. Maar juist nu mocht hij haar niet in de steek laten, zelfs als ze zo afwerend deed als de laatste tijd. Misschien ging het wel zo slecht dat ze zich schaamde om hem daar echt deelgenoot van te maken. Eergisteren had hij nog opgebeld, maar ze had amper gereageerd op zijn vragen en opmerkingen.
Jacintha lag op de bank. Ze had het koud, en ze wilde het kouder krijgen. Tot in haar botten. Koude vingers, koude handen, ijskoude voeten als ze met Frank ging schaatsen. Kom op, doorzetten! Ze hoorde zijn stem. Elke rechtgeaarde Nederlandse meid kan schaatsen. Ik houd je goed vast. Zijn handen op haar heupen, duwend, sturend. Eén twee, één twee, links rechts, links rechts, in een gespannen gemeenschappelijk ritme. Daar gingen ze weer, het grijze niets tegemoet. Totdat ze viel door een scheur in het ijs, of gewoon omdat ze zich liet vallen. Kijk, dit noemden we vroeger dubbeltjesijs, zie je wel, die witte vlekken in dat ijs dat tegelijkertijd helder en donker is. Wie op dit ijs viel, ging dubbeltjes zoeken. Dat zeiden we altijd. Weet je hoe die in het ijs komen? Als het windstil is en het vriest hard dan... Het had iets met zuurstof of zo te maken, dat had ze onthouden, opstijgende luchtbelletjes. Frank zou het nog altijd verschrikkelijk goed uit kunnen leggen.
ik ben geen rechtgeaarde Nederlandse meid,' mompelde ze. 'Hoedt u voor de rechtgeaarde Nederlandse meid.'
Ze liep naar haar keukentje, eerst voorzichtig, daarna met een zekerder tred omdat ze nu in ieder geval wist wat ze ging doen.