09
'Als je er helemaal klaar voor bent, gaan we weer terug. Is dat oké?' Jacintha liet zich meevoeren op het stemgeluid van Hans. 'We reizen weer naar Tanja. Die staat er in haar eentje voor, maar ze kan het allemaal niet alleen. Daarom voelt ze zich ellendig en hopeloos, al zo veel jaar. Wil je Tanja helpen? Ik denk het wel.'
'Ja.' Ze had in de loop van de laatste maanden geleerd dat ze Hans volledig kon vertrouwen.
'Je kunt haar volgens mij al zien. Wat doet ze?'
'Ze is alleen, ze zit in haar eentje op haar kamer. De regen slaat tegen het raam. Ze wil eigenlijk weg, maar ze durft niet.' Jacintha bedacht meer beelden en scènes, want dat vond Hans altijd geweldig. Hij had haar een paar voorbeelden gegeven, zodat ze zich er beter in zou kunnen verplaatsen. Maar
nu zweeg ze, volledig opgaand in Tanja.
'Nee, ze durft niet,' zei Hans, 'maar met jouw support durft ze wel. Zullen we naar haar toe gaan?'
'Oké.' Tanja... Jacintha... Tanja, soms begreep ze hoe alles in elkaar overliep, hoe Hans de lijnen liet vervloeien als in een aquarel, maar andere keren ontsnapte dat inzicht haar weer.
'Luister maar naar wat Tanja je te vertellen heeft. Ze hoopt dat je naar haar luistert, want dat wilden de mensen vroeger niet. Ik bedoel, ze zat maar in haar eentje te broeden en te denken en steeds somberder te worden. Ze moet leren om er doorheen te breken. Als ze alles verteld heeft, kan ze het kwijtraken, dan kan ze het van zich afschudden. Luister goed naar haar verhaal. Niet alleen met je oren, maar met je hele lichaam, laat haar woorden doorzingen tot in je binnenste.'
Jacintha probeerde haar weg te vinden in het verschrikkelijke verhaal dat ze de vorige keren al stukje bij beetje met hulp van Hans had gereconstrueerd, waarnaar ze had leren luisteren door hem. Tanja legde de stukjes van de puzzel neer, eerst voorzichtig, maar allengs zekerder, omdat ze wist dat het klopte. Het was net als met een echte legpuzzel. In het begin alleen een berg losse stukjes waarvan de doos met de afbeelding was zoekgeraakt, zoals Hans had uitgelegd. 'Je hebt geen voorbeeld meer.' Maar de voorstelling werd steeds duidelijker, terwijl meer dan de helft van de stukjes zijn plaats nog moest zien te vinden.
'Wat heeft Tanja deze keer verteld?' vroeg Hans.
Zoekend en tastend probeerde Jacintha het verhaal over te brengen. Hans vulde de lege plekken aan en meteen herkende ze het. Natuurlijk, zo was het gegaan. Vreemd dat ze het vergeten was, dat ze alles aan Tanja had toevertrouwd, alsof die er in haar eentje raad mee had geweten.
'We kunnen Tanja helpen,' zei Hans, 'want als die met het probleem blijft zitten, wordt ze nooit meer beter. Het is een enorm gewicht, dat in een rugzak aan haar rug hangt. Zelf kan ze die rugzak niet afdoen. Daar heeft ze anderen voor nodig. Ben je in staat om naar Tanja toe te gaan?'
Jacintha slikte een paar keer. 'Ik weet het niet. Ik voel me zo vreemd, alsof er zeg maar iets met mijn lichaam gebeurt.' Ze wilde er niet aan denken, maar het moment dat ze bij de politie stond, verduisterde bijna het beeld van Tanja, die voorover op het bed was gevallen, haar hoofd in het kussen, alsof ze zichzelf wilde verstikken omdat ze het leven niet meer aan kon. Alles schoof in elkaar: hoe zij, nee, hoe Tanja op dat bed lag, wist dat haar vader in een stoel zat te lezen, Hans had het laten zien, het moest kloppen, hoe hij straks bij haar zou komen, dat kon niet anders, zo moest het gebeurd zijn, woorden, beelden, boze stemmen, bange stemmen, een onderdrukte kreet, pijn, hoe ze hem zou voelen, met Hans naar de politie, want dat was een van de manieren om af te rekenen met het verleden, het gesprek op het politiebureau, haar tranen, wat Tanja haar nu probeerde te vertellen, wat ze nog meer kwijt moest zien te raken, want dit was alleen maar een begin.
Het tolde en raasde allemaal door haar hoofd, zodat een misselijk gevoel vanuit haar maag omhoog kwam. Ze slikte weer.
'Ik zie dat je het moeilijk hebt, maar we zijn dichtbij. Ik weet het. Jij ook? Ja? Laten we dan even een pauze nemen.' Hij ging naar haar toe en leidde haar naar een hoek van de behandelruimte. 'Strek je maar uit op een heerlijk zacht, donzig mostapijt. Laat alles los.' De stem van Hans voerde haar mee. 'De zon verwarmt je lichaam. Al die warme stralen geven rust en veiligheid. Je ruikt die aardse geur. Laat al die spanning maar wegtrekken, de grond in zakken, die neemt alles in zich op. De lucht is hier zo fris, zo helder. Je ademt hem in met diepe teugen en dan adem je weer uit, rustig... in en uit. Verder-op staan een paar bomen met vogels erin. Je hoort ze zingen, vrij en vrolijk, alsof ze alleen voor jou hun lied ten gehore brengen, een prachtig lied. Niemand heeft het geschreven, niemand heeft het bedacht, het is er zomaar, speciaal voor jou. De spanning en de angst zijn verdwenen. Zullen we nu naar Tanja gaan? Ja? Kom maar.' Hans trok haar aan haar handen overeind. 'Kijk, daar is ze, zie je wel.'
Ze liepen naar de andere hoek van de kamer. 'Voel je het mos onder je voeten? Misschien een paar kleine takjes? Ja? Ik ook. Het kietelt een beetje, maar het is best een lekker gevoel. Kom maar mee, Tanja staat al op je te wachten. We zullen haar helpen die rugzak af te doen. Zet je tanden op elkaar. Ik weet dat je het kunt.'
Jacintha voelde de banden van de rugzak, het immense, onvoorstelbare gewicht, dat Tanja steeds had moeten torsen en waaronder ze bijna bezweken was.
'Gooi hem maar op de grond,' zei Hans. 'Prima. Nu moeten we het kwijt zien te raken. Het moet kapot, het moet verdwijnen. Dat vind jij toch ook?'
'Ja, helemaal stuk.'
'Kijk, hier heb je een zware stok.'
Jacintha voelde het gladde hout van een knuppel.
'Houd hem maar goed met twee handen vast. Daar voor je ligt het, dat enorme gewicht waarmee die arme Tanja de hele tijd heeft lopen zeulen. Jij kunt het vernietigen.'
Voor zich zag Jacintha een grote stoffen bol, een soort poef.
'Sla maar, je kunt het, maak het maar kapot.'
Voorzichtig sloeg Jacintha een paar keer met de knuppel.
'Prima, heel goed, ga maar door. Harder... boven je hoofd en dan keihard naar beneden.'
Alle kracht die ze in zich had, bracht ze nu naar haar armen en haar handen. De bol met lappen spatte uit elkaar. Hans bleef haar aanvuren. Ze zag alleen scheurend en rond-dwarrelend textiel. Hoewel buiten adem sloeg ze door, totdat ze huilend op de grond viel.
Na een korte, met chaotische dromen doorschoten slaap was Frank vanochtend om een uur of halfzes wakker geworden op een hard bed. Zijn heupen deden pijn, maar zoals gewoonlijk had hij niet op zijn rug kunnen liggen. Dit was dus inverzekeringstelling, een begrip dat hij tot nu toe alleen uit de krant kende. Hij kwam overeind en deed enkele oefeningen: dertig diepe kniebuigingen, dertig armzwaaien en twintig pushups. Daarna ging hij op de rand van het bed zitten. Tot gistermiddag waren ze doorgegaan en doorgegaan, steeds opnieuw met dezelfde vragen, dezelfde zogenaamde feiten, dezelfde beschuldigingen. Ze bleven het grootste deel van de tijd vriendelijk, maar daar doorheen schemerde een zeker ongeduld, dat af en toe onverwacht scherpe vormen aannam. 'Verdomme, man, het is toch duidelijk? Zo'n kind liegt toch niet zomaar over haar eigen vader? Werk nou eindelijk 's een keertje mee.' Hij had gezegd dat ze misschien niet eens begreep dat ze loog. Jacintha was in de war en daarom had ze van alles verzonnen. 'Ze is ziek,' had hij bij herhaling gezegd, 'niet fysiek, maar in haar hoofd... geestelijk.' Terwijl hij zijn hand door zijn krullen haalde, had Verhagen gezegd: 'Maar als het nou 's andersom is?' Frank begreep niet wat hij bedoelde. 'Dat ze het niet zegt omdat ze ziek is, maar dat ze ziek is om wat er gebeurd is.' Toen had Frank een tijdje gezwegen. Verhagen en Hemmink ook, alsof ze dit enkele minuten op hem in wilden laten werken.
Frank had met Alwin gebeld om zijn afwezigheid voor de volgende dag te melden. Alwin had gevraagd wat er dan aan de hand was. 'Het is niks voor jou om ziek te zijn.' 'Eén keer moet de eerste keer zijn,' had hij geantwoord, 'griep waarschijnlijk.'
De hele dag gebeurde er niets, behalve dat hij een klein uur met de advocaat had gesproken, die hem via de piketdienst was toegewezen. Het was een grote zware man met een welluidende stem, Van Berkel was zijn naam. Frank had hem de situatie uitgelegd. Van Berkel raadde hem aan zich bij zijn verhaal te houden. 'Als ze morgen doorgaan, kan ik er absoluut niet bij zijn, vrijdag, ik zit helemaal vol. Volgens mij heeft de politie daarop gerekend. Doen ze wel vaker; makkelijker voor hun. Maar dat is geen ramp, echt niet. Laat u zich niet provoceren, en als u twijfelt, geef dan geen antwoord, dat is het beste.'
Frank kreeg te eten en te drinken. Verhagen kwam tegen het eind van de middag even langs om te melden dat ze de volgende dag inderdaad het verhoor zouden voortzetten. 'Vandaag hebben we andere dingen te doen.'
'Vanwege die aanklacht?'
'Daar kan ik nu niet op ingaan.'
Deze lege tussendag moesten ze bewust hebben ingelast om hem op zijn zenuwen te werken. Allemaal strategieën en tactieken die hem onzeker moesten maken, een willoos slachtoffer dat straks blij was te kunnen bekennen. Dan hadden ze aan hem een verkeerde, want er viel niets te bekennen.
De volgende dag, iets na acht uur, waren Verhagen en Hem mink er weer. Ze doorliepen voor de zoveelste keer de gebeurtenissen op de camping. 'Dus volgens u heeft u even bij haar gelegen tot ze sliep en daarna bent u naar uw eigen bed gegaan. Klopt dat?'
'Ja, dat heb ik nu al zo vaak verteld. Jullie lijken af en toe kinderen die doen alsof ze Oost-Indisch doof zijn.'
Daar ging Verhagen niet op in. 'Heeft ze toen in uw armen gelegen? Heeft u haar armen om haar heen geslagen? Heel intiem misschien wel?'
Frank had het idee dat alleen al de vragen hem bevuilden of besmetten.
'Hoe ging dat?' vroeg Hemmink.
Frank haalde zijn schouders op. 'Gewoon... ik weet niet.'
'Hoezo gewoon? Ze lag op een éénpersoons luchtbed. Dan moest u toch heel erg dicht tegen haar aankruipen om er niet af te vallen?'
'Ik denk het wel, ja.'
'Wat vond u daarvan?'
Frank zweeg, maar als hij geen reactie had, ging hij mee in de gedachtegang en de veronderstellingen van Hemmink en Verhagen. 'Ik vond daar niet zoveel van,' zei hij ten slotte. 'Ze was mijn dochter en ik probeerde haar in slaap te krijgen.'
Verhagen knikte. 'Dat begrijp ik. Maar zo'n warm meisjeslichaam dat zo dicht tegen je aan ligt, krijgt een man daar niet bepaalde gevoelens bij?'
Plotseling had Frank er geen zin meer in. 'Misschien dat jullie zo zijn, maar ik niet. Verdomme, ik laat me niet...'
Hemmink deed of hij niets van Franks reactie had gemerkt. 'Sommige mannen raken opgewonden van zoiets. U zou niet de eerste zijn. Uw vrouw was er niet die nacht, u had wat gedronken en...'
Frank stond vloekend op. 'Dit pik ik niet. Jullie schuiven me zomaar wat in m'n schoenen, en alleen maar op basis van de uitspraken van een jonge vrouw, die volledig in de war is.'
Verhagen pakte Frank bij zijn arm. 'Ik geloof dat het niet verstandig is als u zich zo opstelt. We hebben echt het beste met u voor en u kunt ook beter onze vragen beantwoorden. Anders wekt u toch de indruk dat u zich aan alles probeert te ontrekken, mijnheer Eggers. Daar doet u uw zaak geen goed mee, hè, Niels?'
'Zeker weten.'
Alle energie vloeide uit hem weg. Gelaten en uitgeput liet
Frank zich op de stoel zakken. Met zijn ellebogen op de tafel steunde hij zijn hoofd op zijn handen. De adviezen van Van Berkel, daar moest hij zich aan zien vast te houden. Nu had hij zich toch weer laten provoceren.
'Dus ik vraag het nog maar 's, raakte u daar opgewonden van?'
'Nee, natuurlijk niet.'
'Was het dan misschien een prettig gevoel?' hield Hem-mink aan.
Frank probeerde zich te verplaatsen naar die avond, die nacht. Ooit was je kind zo dicht bij je, dat het bijna een onderdeel van jezelf was, en daarna verwijderde het zich steeds meer. Het werd een wezen van zichzelf, niet meer van jou; het kon zich zelfs tegen je keren. 'Gewoon, het gevoel van een ouder die een kind tegen zich aandrukt, die zijn eigen kind knuffelt en beschermt. Daar is toch niks mis mee?'
Verhagen deed zijn bril af en begon met een zakdoek de glazen schoon te maken. 'Hoe ver ging dat knuffelen? Ze was tenslotte al een meisje van tien jaar, en bepaald geen baby of peuter meer.'
'Dat ging helemaal niet ver. Het was eigenlijk geen knuffelen... Jezus, dat woord, ik wou dat ik dat niet gebruikt had. Ik hield haar vast tot ze sliep.'
'Streelde u haar?'
'Nee.'
'Dat weet u zeker?'
'Ja, absoluut, honderd procent zeker.'
'Gek,' zei Verhagen, 'terwijl u andere dingen helemaal niet meer zo zeker weet. U twijfelt voortdurend.'
'Maar dit wel.'
'Dus u streelde haar ook niet door haar haar of over haar schouder of zo, heel onschuldig allemaal.' Hemmink keek Frank vriendelijk aan.
'Nee.'
'Nou, dat weten we dan. Het verhaal van uw dochter daarover is trouwens heel anders.'
'Hoe dan?'
'Dat komt nog wel een keer aan de orde. Het gaat hier om wat ü te vertellen heeft. Zullen we even pauzeren?'
'Ik wou nu graag dat dit gesprek afgelopen was,' zei Frank, 'dat ik weg kon. Het is vandaag vrijdag en voor het weekend begint, is het belangrijk dat ik op school een paar dingen doe. Volgende week vieren we kerst. De boom staat al, maar daar moet ik nog van alles voor regelen. Dan een nieuw rooster in verband met de langdurige ziekte van Otto, een functioneringsgesprek met de conciërge voor de mogelijke continuering van zijn Melkertbaan in een andere regeling, dat soort dingen.'
Hemmink boog zich iets naar voren. 'Ik denk dat we nog lang niet klaar zijn, mijnheer Eggers. Er is veel meer dat we moeten bespreken. En nogmaals, u kunt maar beter een beetje meewerken, want voor ons is zo'n gesprek ook geen lolletje. Wij hebben net zo goed zin in het weekend straks, en als we er vandaag niet uitkomen, moeten we verlenging van de inverzekeringstelling vragen en zitten we hier de komende dagen ook.'
Frank begreep waar het ook nu weer op neerkwam: meewerken, dat betekende de rechercheurs hun zin geven, zodat ze er vanaf waren. Bovendien zou die verlenging verleend moeten worden door de hulpofficier, en dat was een inspecteur van de politie had hij begrepen, dus in feite gewoon een collega van Hemmink en Verhagen.
'Nou, komt er nog wat van? We hebben niet eeuwig de tijd om naar al die uitvluchten en smoesjes van u te luisteren.' Hemmink spreidde zijn handen alsof hij er al van uitging iets te kunnen ontvangen. 'Kom op, zeg het nou maar, gooi
het eruit. Dat lucht op, dat weet ik zeker.'
Frank keek van hem weg.
'Shit,' riep Hemmink, terwijl hij opstond en om de tafel begon te lopen. 'Dat hebben wij weer. Zo'n man die denkt dat-ie alles beter weet, zo'n echte onderwijzer. Ik had er vroeger ook zo één op de lagere school, zo'n eigenwijze, vervelende kerel. Nooit kon ik iets goed bij hem doen. Altijd gezeik. Ik kan het me verdomd goed herinneren. "Jij groeit op voor galg en rad," zei-ie. Ha, en ik zit al jaren bij de politie.'
'Maak het nou niet persoonlijk,' suste Verhagen. 'Mijnheer Eggers, ik begrijp dat het allemaal heel moeilijk voor u is, maar ik weet zeker dat het een opluchting voor u moet zijn om de waarheid te vertellen. Als u nou gewoon toegeeft dat u toen te ver bent gegaan, dan hoeven we verder niet moeilijk te doen, hè Niels? Misschien dat u dan binnen een halfuurtje naar huis kan.'
'Er valt niks toe te geven,' zei Frank. 'Het zijn allemaal verzinsels, fantasieën van iemand die finaal de weg kwijt is in haar leven. Ik begrijp niet dat jullie daar niet doorheen prikken. Het is gewoon belachelijk.' Hij ging door op wat hij gisteren in die benauwde politiecel had bedacht. 'Volgens mij is het die therapeut waar ze bij loopt. Ik ken die man niet, maar die moet haar van alles ingefluisterd hebben. Met hem moeten jullie maar 's...'
Hemmink, die inmiddels weer was gaan zitten, liet hem niet uitpraten. 'U bent nog steeds ongetrouwd nu?'
'Inderdaad.'
'Geen vaste relatie?'
Frank schudde zijn hoofd. Geen vriendin of vrouw als alibi. Ze kregen het op een presenteerblaadje.
'Dus al meer dan tien jaar...' begon Verhagen.
'Ik heb een paar relaties gehad... drie, als jullie dat zo nodig moeten weten, maar dat is op niks uitgelopen. Het klikte gewoon niet. Niet voldoende in elk geval.'
Hemmink en Verhagen keken hem zwijgend aan.
'Die ene keer met Ellen heeft het 't langst geduurd,' ging Frank door. 'Een klein halfjaar, dacht ik, maar uiteindelijk was het toch niet wat we alletwee wilden.' Terwijl hij het onder woorden bracht, daagde al het besef dat het niet helemaal zo was gegaan. Nee, zeker niet. Ellen, die ook een huwelijk achter de rug had, leek diep ongelukkig nadat hij een eind aan hun verhouding had gemaakt.
Hemmink bladerde wat in een aantekenboekje en zei toen: 'Maar met andere vrouwen lukte het dus niet meer?'
Frank vroeg wat hij bedoelde met 'het'.
'Dat lijkt me duidelijk.' Hemmink keek Frank glimlachend aan. 'Een relatie hebben, liefde, seks, en alles wat daarbij hoort.'
Frank begreep waar ze op uit waren. 'We hadden wel seks. Daar ging het niet om.'
'Waarom dan?'
'Wat ik zei, het klikte niet. Soms weet je zoiets pas na een tijdje. Het valt niet mee als je een jaar of veertig bent.'
'Maar de seks was dus wel goed, bijvoorbeeld met die Ellen? Hoe was eigenlijk haar volledige naam?'
'Ellen Michielsen. Ik kan haar adres geven, maar ik weet niet of ze daar nog woont. Burgemeester Adrichemstraat zestien. En als jullie dat zo graag willen weten, ja, de seks was goed. Moet ik details geven? Hoe vaak we het deden, waar we het deden, welke standjes? Krijgen jullie daar misschien zelf een kick van of zo?'
'U hoeft niet zo kwaad te worden,' zei Verhagen. 'Wij doen alleen maar ons werk. Ik bedoel, wij willen ook het liefst dat dit zo snel mogelijk wordt opgelost.'
'Laten we 's een andere periode bij de kop nemen,' stelde Hemmink voor.
'Prima.'
'Na uw scheiding... even kijken, in november 1990, toen woonde u een tijdje in een appartement, een soort zolderappartement met een open keuken en zo.'
'Ja, in de Van der Lietstraat, niet ver van de school waar ik toen lesgaf, De Springplank was dat.' Hij zou ze elk detail geven dat voorhanden was. 'Carla bleef met Jacintha in ons oude huis op de Vierwindenstraat, waar ik nu dus weer woon, en ik kon dat appartement huren. Het was niet ideaal, maar voorlopig een prima oplossing. Dat had ook met geld te maken, natuurlijk. Ik moest een flinke alimentatie betalen.'
'En uw dochter kwam af en toe in het weekend.'
'Ja, gelukkig wel. We hadden een omgangsregeling en die werkte goed. Daar was ik ontzettend blij om. Benno was overleden en als je dan bij een scheiding je vrouw kwijtraakt, dan is dat vaak al heel erg. Wanneer dan je kind... dan, eh...'
'Ja, gaat u door.'
'Nee, niks, maar in ieder geval om de twee weken was Jacintha een lang weekend bij mij, van vrijdagmiddag tot maandagochtend, en in de tussenliggende week van woensdagmiddag tot donderdagochtend.'
'Dus ze logeerde bij elkaar genomen...'
'Het was geen "logeren",' kwam Frank er zo vriendelijk mogelijk tussen. 'Een kind logeert niet bij een van zijn ouders.'
'Goed, ze verbleef dus... als ik goed reken... per veertien dagen drie nachten bij u?'
'Dat klopt, ja. Maar uiteraard niet alleen nachten. Overdag deden we van...'
Nu liet Verhagen hem niet uitpraten. 'En het was één grote ruimte, die zolderverdieping?'
Frank kreeg het idee dat ze dat allang wisten. 'Ja, een soort loft, zoals ze dat tegenwoordig schijnen te noemen.' Er kwam ineens een grote, diepe vermoeidheid over hem, omdat duidelijk was in welke richting ze redeneerden. Zo leeg en radeloos had hij zich maar één keer eerder gevoeld... Benno, de zeilschool, toen hij daar aankwam met Jacintha.
'Zonder aparte slaapkamers dus,' zei Verhagen, 'ook niet voor uw dochtertje.'
Loekie zag Milena aan komen fietsen. Die deed alles voor de school; het was of ze leefde voor De Regenboog. En steeds maar braaf zitten knikken bij de mr als het over nieuwe plannen of ideeën van Frank ging, hoe onzinnig ze ook waren. Dat kind van haar, die Ivana, was daarbij zo'n walgelijke modelleerling, die meedeed in elk toneelstukje en die prachtig piano speelde op schooluitvoeringen of bonte avonden, terwijl Charlotte niet verder kwam dan wild en woest playbacken op keihard gedraaide nummers van Britney Spears. Ivana ging straks natuurlijk naar het gymnasium, die had geen leesproblemen, geen concentratiestoornissen en zeker geen agressieve buien.
Voordat Milena de school binnen kon lopen, sprak Loekie haar aan. 'Weet jij misschien waar Frank is? Ik moet even iets met hem doornemen. Jij bent zo goed met hem, je weet vast wel waar hij is. Nee, Lotje, even blijven staan. Wachten, zei ik!'
'Ik dacht dat-ie ziek was.'
'Ziek? Dat is niks voor Frank.' Ze keek Milena indringend aan.
Milena kleurde tot in haar nek. 'Misschien is hij er volgende week weer?'
Loekie riep de weggerende Charlotte terug. Ze voelde de kritische blikken van andere ouders in haar rug.
'Kom op. Lotje, pak je fiets weer.'
'Niet naar school? Heb ik vrij?'
'Niet echt vrij. Je gaat naar een soort dokter. Dat heb ik je toch al verteld?'
Ze stapten op de fiets en waren er in ruim een kwartier. Loekie belde aan.
'Toch geen echte dokter, hè, mam?'
'Nee, geen echte dokter.'
'Wat staat daar dan?' vroeg Charlotte, terwijl ze wees naar het bord naast de deur. 'Dat kan ik niet lezen, hoor.'
Loekie volgde de woorden met haar wijsvinger. 'Hans Kohlmann, psychotherapeut.'
'Koolman, wat is dat voor een gekke naam. Bloemkoolman of zo, zeker. Bah.' De deur ging open. 'En wat is nou weer een spiegopuit?'