10

Het huis staarde Frank aan met de holle, spiegelende ogen van de ramen. Er woonde niemand, het was verlaten, dreigend, onbegaanbaar. Hij keek om en zag de schimmen van zijn overburen, mijnheer en mevrouw Woenselaar, voor hun raam zitten. Er kon niets in de buurt gebeuren zonder dat ze het signaleerden.

Frank opende de deur en stapte zijn huis in. Hij kon het niet opbrengen om de kranten en de post te pakken. In de keuken bleef hij een tijdje werkeloos staan alsof hij zich in een onbekende ruimte bevond en zich afvroeg wat hij hier in godsnaam te zoeken had. Hij was een vreemde woning binnengedrongen. Straks zouden ze hem daarvoor komen arresteren, want nu was immers alles mogelijk. Hij legde het plastic tasje met zijn t -shirt, vuile onderbroek, tandenborstel en

tandpasta op het aanrecht en vloekte hartgrondig. Zo bleef hij meer dan vijf minuten staan, terwijl fragmenten van de gesprekken met Verhagen en Hemmink door zijn hoofd speelden. Hij maakte koffie, ging in de kamer in een stoel zitten en bedacht dat hij de koffie in de keuken had laten staan.

Rond halfvier werd er aangebeld en bleek Milena voor de deur te staan, met een bos bloemen. Ze had gehoord dat hij ziek was en daarom... nou ja...

'Het gaat al wat beter,' zei hij. 'Volgende week ben ik weer op school.'

'Gelukkig.'

Hij vroeg of ze koffie wilde. Ze bukte zich om de kranten en de post van de grond te pakken.

'Dat hoef je niet te doen, wacht maar. Bedankt voor de bloemen. M'n huis kan best wat vrolijks gebruiken.' Hij deed zijn uiterste best om zo opgewekt mogelijk te klinken. 'Ik zal ze straks in het water zetten. O ja, koffie.'

Ze zaten tegenover elkaar, aanvankelijk zwijgend. Frank had er geen idee van wat hij zou kunnen zeggen. Toen begon Milena te vertellen. Over vroeger in Tsjechoslowakije waar haar amandelen waren geknipt, over haar grootmoeder die in het ziekenhuis had gelegen waar ze een verkeerde diagnose hadden gesteld en een maagoperatie hadden uitgevoerd, terwijl er iets met haar darmen was.

Moeiteloos schakelde ze over naar het heden. 'Ivana heeft nu eindelijk een fantastische pianolerares. Die stimuleert haar enorm. Ze gaat werkelijk met sprongen vooruit.'

'Dat is heel mooi,' zei Frank.

Geheel vanuit het niets vroeg Milena: 'Was je woensdag ook ziek thuis?'

'Ja, natuurlijk. Waar zou ik anders geweest zijn? Heb je soms gebeld of zo?'

Ze knikte. 'Ik hoop dat je dat niet vervelend vindt. Ik ben zelfs langs geweest.' Haar hals kleurde rood.

'O, dat was die bel? Ik had geen zin om open te doen. Gewoon geen behoefte om mensen te zien. Jou dus ook niet. Sorry.'

'Maakt niet uit... Lekkere koffie.' Toen begon ze een verhaal over koffie in Tsjechoslowakije.

'Ik wil je niet wegjagen, hoor, maar ik moet nog wat boodschappen doen en zo. Ik heb geen eten in huis.'

'Kan ik ook voor je doen. Hier verderop is toch een supermarkt?'

Het kwam allemaal te dichtbij. Frank had zin om wild om zich heen te meppen, alle mensen weg te slaan die zich in zijn buurt durfden te wagen, maar wist zich te beheersen. Bijna afgemeten zei hij dat dat niet nodig was. 'Het is wel goed voor me om even buiten te komen, een beetje lichaamsbe-heersing... eh, lichaamsbeweging.'

Hij bracht Milena naar de deur. Terwijl ze haar fiets van het slot deed, ging aan de overkant de deur open en stapte Woen-selaar naar buiten.

'Zo, ik zie dat u weer terug bent,' zei Woenselaar, terwijl hij de hond aan zijn riem naar buiten trok.

'Ik vind het echt prettiger als Hans... eh, als mijnheer Kohl-mann erbij is,' zei Jacintha.

Hemmink schudde zijn hoofd. 'In dit stadium willen we je liever alleen spreken. Dat hij erbij was toen je aangifte deed, oké, zoiets is heel moeilijk in je eentje, maar nu willen we jouw eigen verhaal horen. Hij moet maar even in de wachtkamer blijven zitten.'

'Ik heb het allemaal opgeschreven.' Jacintha maakte aanstalten om de twee volgeschreven blocnotes uit haar tas te halen.

'We willen graag dat je het ons zelf nog een keer vertelt.

Dan komen die geschreven verhalen later wel.'

'Maar ik weet niet...' begon ze.

De vrouwelijke agent keek haar vragend aan. Jacintha had haar vandaag voor het eerst gezien. Ze had zich voorgesteld als Margo Roelofs. 'Zeg maar gewoon Margo.'

'Hans heeft me ontzettend geholpen,' zei Jacintha. 'Zonder hem wist ik nog steeds niet wat er allemaal gebeurd is. Dan zat ik diep in de shit. Hoe diep dat wil je niet weten.'

'Dat begrijpen we,' zei Margo, 'maar nu willen we het graag opnieuw horen uit jouw mond, je eigen woorden, niet die van Kohlmann. Misschien vind je het prettiger om het alleen met een vrouw te bespreken?'

Jacintha knikte.

Hemmink stond op en verdween uit de kamer. Hij keek even om met een blik alsof hij bang was iets te vergeten, voor hij de deur achter zich dichttrok.

'Zo, vrouwen onder elkaar, dat praat misschien wat makkelijker.' Margo bladerde door de papieren die voor haar lagen, zette daarna de taperecorder aan en noemde datum, tijd en aanwezigen. 'Het is allemaal niet niks wat er gebeurd is. Als dat allemaal waar is, dan heb jij heel wat meegemaakt, zeg. Laten we bij het begin beginnen. Dat was toch op die camping in de Ardennen? Of was er eerder al iets voorgevallen tussen jou en je vader, had hij al eerder seksuele toenadering gezocht?'

'Misschien,' zei Jacintha, 'maar dat kan ik me niet meer herinneren.'

'Kan je dat niet of wil je dat niet?'

Frank had een paar boterhammen gegeten zonder iets te proeven. De televisie stond aan, maar hij zag vrijwel niets. Af en toe drong een reclameboodschap kort tot hem door. Coca-Cola... Robijn... De Hypotheker... Interpolis.

Ja, Interpolis, verzekeringen. Die zouden hem te hulp komen, alle misverstanden rechtzetten, alle onzin naar het rijk der fabelen verwijzen. Hij deed de televisie uit en begon weer door de kamer te lopen, de gang op, de keuken in, naar zijn slaapkamer, opnieuw door de woonkamer. Dit was het huis waar hij met Carla en Jacintha geleefd had. Hier hadden ze gegeten, gepraat, ruzie gemaakt. Nu was het of dat allemaal nog in de lucht hing. Toch bleef hij door de kamer lopen, gejaagd, soms bijna schokkerig. Steeds doemde het beeld op van Jacintha in allerlei gedaantes, zelfs als baby, als dreumes. Ze zat bij hem en ja, hij knuffelde haar, drukte haar tegen zich aan, las haar voor, zong een liedje, voelde haar op zijn schoot zitten, verschoonde haar luier, zette haar in bad, droogde haar af terwijl ze met schaamteloos gespreide beentjes op de commode lag te kraaien, zijn eigen Jacintha. Voor op de fiets, hij drukte zijn neus in haar haar, rook de kruidige kindergeur. Samen kanoën, hij las voor en zij kroop zo dicht mogelijk tegen hem aan, zodat hij de warmte van haar lichaam voelde. Vroeger samen in bad, er was nog een foto van gemaakt. Hij sloot zijn ogen, stootte zijn scheenbeen tegen een stoel en vloekte hartgrondig. Hoeveel wonden had hij niet schoongemaakt, hoe vaak pleisters geplakt, verband gewikkeld, getroost, tranen gedroogd, gekoesterd, geholpen? Het was alsof met terugwerkende kracht alles wat hij met liefde voor haar gedaan had in zijn tegendeel kwam te verkeren.

Zijn huis was onverdraaglijk geworden en hij ging naar buiten. Toen hij de straat al uit was, merkte hij pas zijn jas te zijn vergeten. Hij rilde van de kou, hij rilde van alles, maar liep toch door in gehaaste pas, alsof er een duidelijke bestemming was die binnen een bepaalde tijd moest worden bereikt. Een fietser maar net ontwijkend liep hij verder door straten die hem bekend waren, maar die anders leken dan normaal. Het begon te schemeren en de lantaarns floepten aan. Hij bleef stilstaan. Soms, overdag, waren in een straat alle lantaarns uit, maar brandde er toch één. Hoe kon dat in godsnaam? Je moest toch aannemen dat er ergens een schakelaar was, die al of niet automatisch om werd gezet, zodat de straatverlichting in een heel gebied of in de hele stad in één keer aan of uit ging. Hoe kon die ene straatlantaarn zich daaraan onttrekken alsof die een eigen routine had en zich niets gelegen hoefde te laten liggen aan het collectief?

'Is er wat?' vroeg een man die hem bezorgd aankeek.

'Nee, niks.' Frank liep door, in snelle pas. Hij keek om en zag dat de man hem nastaarde. Nu was het waarschijnlijk al aan hem te zien. Vroeger tegen Jacintha: 'Je jokt, het staat op je voorhoofd. Kom maar kijken in de spiegel.' Ze lachte. Hij wierp haar in de lucht en ving haar op, gooide haar in de lucht en ving haar weer op. Nog een keer, nog een keer. Tot hij niet meer kon. Doodmoe liet hij zich op de stoeprand zakken. Vandaag was het zaterdag of misschien...? Nee, zaterdag. Eerst de zondag en dan volgende week weer naar school, de laatste week voor de kerstvakantie. Een gat in de tijd van twee weken. En als ze op school te weten zouden komen waarvan hij werd beschuldigd, hoe lang zouden ze dan in zijn onschuld geloven? Waarschijnlijk waren ze op De Regenboog geweest. In elk geval zouden ze zijn computer hebben gecontroleerd op kinderporno, net als zijn computer thuis. Braaf had hij de passwords opgegeven, samen met de sleutel van zijn huis.

Wat had Milena ook alweer gezegd? Nee, die ouwe zak van een Woenselaar, die bemoeial, de ogen en oren van de buurt, zoals iemand hem wel eens had genoemd. Zo, ik zie dat u weer terug bent. Had Milena er iets van begrepen? Hij kon zich niet herinneren dat ze er een opmerking over had gemaakt. Ziek thuis? Laat me niet lachen, 's Morgens vroeg opgehaald door twee mannen in een auto, zeker geen taxi.

Een vrouw passeerde met een kind dat op een fietsje met zijwieltjes reed. Jacintha die fietsen had geleerd. Nee, niet met zijwieltjes. Hij had zelf zijn longen uit zijn lijf gelopen terwijl hij haar overeind hield. Je kan het, kom op, fietsen, doortrappen! Hij had staan juichen toen ze het inderdaad zelf kon, helemaal los. En later Jacintha samen met Benno op de fiets. Soms hoorde je van broer en zus die voortdurend ruzie maakten, maar bij hen was dat gelukkig niet het geval.

Bijna versteend van de kou stond hij op. Hij moest met haar praten. Ze zou inzien dat ze op het verkeerde spoor zat en dit soort krankzinnige bedenksels niet tegen de politie moest vertellen. Hemmink had weliswaar gezegd dat hij beter geen contact met zijn dochter kon zoeken, maar voorlopig kon hij gaan en staan waar hij wilde.

De bel ging. Door de intercom vroeg ze wie er was.

'De post, met een pakje voor mevrouw Eggers.' De stem klonk tegelijk vreemd en bekend. 'Mevrouw Jacintha Eggers.'

'Legt u maar beneden op de trap.' Ze drukte op de knop en de benedendeur sprong open. Ze luisterde. Voetstappen. Ze deed de deur open en Frank stond al bijna boven.

De post die op zaterdag een pakje kwam brengen; ze had ook beter moeten weten.

'Nee,' zei ze, 'ik wil niet dat je ..."

'Maar je moet met me praten,' onderbrak hij haar.

Ze wilde de deur sluiten, maar hij stond al half binnen.

'Als je me aanraakt, dan ga ik gillen. Je wilt toch niet dat de buren komen?'

Hij schudde zijn hoofd. 'Ik wil alleen maar met je praten, verder niks.'

Ze zei dat dat nergens voor nodig was.

'Je kunt me niet zomaar wegsturen, alsof ik een of andere vreemdeling ben, alsof ik...'

'Dat ben je nou juist wel, dat ben je geworden. Daar heb je het zelf naar gemaakt.' Ze was blij dat ze dit zo onder woorden kon brengen. 'Je moet weggaan. Nu. Onmiddellijk. Ik heb het echt helemaal gehad met je.'

Langs haar stapte hij de gang door en daarna de kamer binnen. 'Waarom heb je de politie zo voorgelogen, Jacintha, waarom heb je al die verschrikkelijke dingen over me verteld, dingen die helemaal niet waar zijn?'

De dramatische, wanhopige klank in zijn stem lag er te dik bovenop. Hans had haar voor dit soort confrontaties voldoende gewaarschuwd. Geen valse sentimenten. Dan zou hij weer winnen en was zij opnieuw de verliezer. Ze zweeg.

'Waarom heb je dat gedaan? Ik heb altijd goed voor je gezorgd, ik heb je altijd geholpen. Je was vroeger altijd m'n lieve Jacintha en nu plotseling...'

'Je lieve Jacintha, ja...' Ze keek van hem weg. 'Veel te lief.'

'Zo maak je me kapot, mijn hele leven gaat naar de vernie-ling.'

Ze reageerde niet. Emotionele chantage, daar moest ze niet aan toegeven. Het ging nu om haar. Eindelijk was zij het middelpunt, eindelijk mocht zij haar eigen leven vorm proberen te geven.

'Ik weet dat je jeugd niet altijd gelukkig en leuk was,' ging Frank door. 'Natuurlijk was het overlijden van Benno een enorme klap voor je, net als voor Carla en mij. Misschien dat we daar nooit helemaal van zijn hersteld, en dus ook geen goede ouders voor jou konden zijn. Ik weet het niet, ik weet het allemaal niet meer...' Hij ging op de bank zitten. De tranen stroomden over zijn wangen.

Even dook een licht gevoel van medelijden op, maar dat onderdrukte ze meteen.

Na een paar minuten leek hij zich te herstellen. 'Dat verdriet om Benno heeft ons uit elkaar getrokken, Carla en mij.

Dat heb ik al 's eerder verteld. We groeiden uit elkaar in plaats van dat we elkaar vasthielden. Het gebeurde gewoon. Die afstand werd steeds groter. Het komt vaker voor als mensen een kind verliezen. Laatst las ik...' Hij maakte een hulpeloos gebaar.

'Dit soort dingen hoef je me niet te vertellen. Ik begrijp best waarom het stuk liep tussen jou en Carla. Daar gaat het ook niet om.'

'Waarom heb je dan al die afschuwelijke leugens over jou en mij aan de politie verteld, waarom, Jacintha?'

'Het zijn geen leugens. Jij wilt het ontkennen, maar het is allemaal echt gebeurd.' Ze keek van hem weg en concentreerde zich op hetgeen ze moest zeggen. 'Als je eerlijk bent, dan geef je dat toe, dan ben je er misschien ook van af. Dan kan je ook een nieuw leven beginnen, net zoals ik.'

'Dat is allemaal therapeutenpraat. Je hebt problemen met je leven, met je toekomst, relaties en zo, en daar heb je een oorzaak voor gezocht en...'

'Het is allemaal echt gebeurd,' herhaalde ze monotoon.

Frank kwam overeind en greep haar beet. 'Je weet dat het niet waar is.'

'Blijf godverdomme met je vieze vuile rotpoten van me af.'

'Maar...' Hij liet zijn handen langs zijn lichaam vallen en was in één keer opnieuw een hulpeloze man van middelbare leeftijd geworden, die nog altijd haar medelijden niet wist op te wekken.

'Je hebt al meer dan genoeg aan me gezeten,' beet ze hem toe, 'veel te veel, zoveel dat ik walgde van m'n eigen lichaam. Dat is jouw schuld en daar zal je verdomme voor boeten.'

Frank was naar een ouderwets buurtcafé gegaan, Het Hoekje, waar rond deze tijd alleen twee mannen aan het biljarten waren. Hoeveel cafés, snackbars en sigarettenwinkels waren er in Nederland die 'Het Hoekje' heetten? Moest toch eens iemand uitzoeken. Achter de bar stond een man van een jaar of zestig. Hij had een wit, open overhemd aan waar weelderig grijs borsthaar uit krulde.

Frank bestelde koffie, en de man zei dat hij dat zou moeten zetten.

'Doet u dan maar een pilsje.' Hij voelde de holte in zijn maag. 'En graag iets te eten. Heeft u misschien een uitsmijter?'

De man schudde zijn hoofd. 'Kaas-leverworst-tosti,' zei hij alsof het één woord was.

'Een tosti graag.' Frank nam zijn glas bier van de bar en ging aan een tafeltje zitten waar de bladen van de leesportefeuille op lagen. Hij bladerde door een paar tijdschriften, las een verhaal over een zeventigjarige man, die een jonge inbreker met een bijl zijn huis uit had gejaagd. 'Ze moeten met hun tengels van mijn spullen afblijven. Als hij niet was weggerend, dan had ik hem doorkliefd, dat weet ik zeker.'

Diep zuchtend, alsof hij net een enorme culinaire prestatie had verricht, zette de barman de tosti op het tafeltje. Frank nam er een paar happen van, maar slaagde er bijna niet in het droge, geroosterde brood weg te werken. De gesmolten kaas trok draden in zijn mond. Bij de bar haalde hij nog een glas bier en vroeg om een telefoongids. Koolman, nee, geen enkele Koolman. Zeker geen populaire naam. Of hij had een geheim nummer. Maar dat leek niet waarschijnlijk, zo'n therapeut had klanten nodig. Hij vroeg een Gouden Gids.

'Ik zal effe achter kijken, maar ik blijf niet aan de gang.'

Na een paar minuten legde de man zonder iets te zeggen de gids op de bar.

Frank liet zich niet kennen. 'Zet u er maar een pilsje naast en neem er zelf ook een.'

Even dacht Frank weer mis te hebben geschoten, maar toen zag hij de naam Kohlmann. Hij rekende af en liep naar de deur.

'Uw bier staat er nog.'

Zonder te reageren ging Frank naar buiten. Het leek inmiddels te vriezen. Kohlmann woonde aan het andere eind van de stad. Frank liep naar een bushalte, maar zag op de dienstregeling dat de volgende bus over ongeveer vijfentwintig minuten pas zou komen. Dan was hij hier ondertussen volkomen verkild. Het was handiger om naar huis te gaan, iets warmers aan te trekken en de auto te nemen. Handig en verstandig, maar dat wilde hij nu niet zijn en hij wilde evenmin naar zijn huis.

Een klein halfuur liep hij stevig door, af en toe zelfs op een sukkeldrafje, en toen stond hij voor het pand waarin Kohlmann kennelijk praktijk hield. Er brandde licht. Waarschijnlijk woonde hij hier ook. Frank belde aan.

Een betrekkelijk kleine man met uiterst kort geknipt haar en een vijfdagenbaard deed open.

'U bent mijnheer Kohlmann?' vroeg Frank.

'Klopt. Waarmee kan ik u van dienst zijn?'

'Ik wou iets vragen over therapieën. Informatie dus eigenlijk, gewoon hoe het gaat en zo.'

Kohlmann nam hem onderzoekend op, van top tot teen en weer terug. Verward ogende man, slechts gekleed in broek, overhemd en colbertje, en dat bij deze temperatuur. Belt 's avonds tegen acht uur aan en vraagt om informatie. Kohlmann zou denken dat hij hulp nodig had. 'U kunt op mijn website kijken: www.psychohulp.nl. Als u verder vragen heeft, dan kunt u bellen en dan maken we een afspraak als het nodig is.' De glimlach week niet van Kohlmanns gezicht.

'Ik ben een beetje een kluns op internet,' zei Frank. 'Dus misschien dat u nu een paar minuten heeft. Echt, meer heb ik niet nodig.'

Opnieuw die monsterende blik. Zou hij familietrekken

herkennen?

'Ik heb het een beetje koud namelijk.' Het kostte Frank geen enkele moeite om overtuigend te rillen. 'Vergeten een jas aan te trekken... stom.'

'Nou, komt u dan maar even binnen, maar niet te lang, want ik heb andere dingen te doen.'

Frank volgde de een halve kop kleinere Kohlmann. Die had het dus allemaal op zijn geweten. Een onverwachts opkomende, intense woede doortrok Frank en hij moest zich inhouden om niet op Kohlmann te duiken en hem tegen de grond te werken, in elkaar te beuken, verrot te slaan. Hij sloot even zijn ogen en bleef staan.

'Voelt u zich niet lekker of zo?' vroeg Kohlmann.

'Het gaat wel weer.' Rustig blijven, beheersing tonen, hij moest het niet erger maken voor zichzelf.

Kohlmann ging hem voor naar een grote kamer, waarschijnlijk een soort spreekkamer. Er stond een bureau met een paar kantoorstoelen, een bank en twee makkelijke stoelen. Kohlmann ging achter zijn bureau zitten.

'Vraagt u maar.'

'U bent psychotherapeut?'

'Ja, daarom bent u toch hier?'

Frank balde zijn vuisten. Hij was niet van plan om iets te vragen over Jacintha. Nu ging het alleen om Kohlmann zelf. 'Psycholoog?'

'Nee, is dat belangrijk?'

'Wat bent u dan? Psychiater misschien? Sorry hoor, dat ik het vraag, maar ik wil graag van tevoren weten met wie ik eventueel in zee ga.'

'Van huis uit maatschappelijk werker. Ik bedoel, veel in de hulpverlening gedaan, bij de RIAGG gewerkt, en allerlei cursussen gevolgd, nlp , rationeel-emotieve therapie, bio-feedback, hypnotherapie, Gestalt...'

'Maar dus geen echte psycholoog,' stelde Frank vast.

'Is dat een probleem, mijnheer... eh?'

'Merendonk, Alwin Merendonk... aangenaam.' Het was de eerste naam die Frank te binnen schoot.

'Is dat een probleem, mijnheer Merendonk?'

'Misschien niet. Dat weet ik nog niet.'

'Wat wilt u verder weten? Anders kunnen we dit gesprek beter beëindigen, want ik geloof niet dat het erg productief is. Ik heb het sterke gevoel dat u ergens naar op zoek bent, maar dat liever niet duidelijk maakt. Klopt dat?'

Frank schudde zijn hoofd. 'Nee, dat is het niet. Ik wil gewoon weten hoe u te werk gaat als er mensen bij u komen met problemen... psychische problemen.'

'Kort gezegd gaan we dan eerst samen op zoek naar de oorzaak. Daarna werken we samen verder om...'

Kohlmann praatte door, maar voor Frank zakte zijn stem weg. Hier had Jacintha dus gezeten, hier waren al die zogenaamde herinneringen haar aangepraat totdat ze zelf geloofde dat hij echt die verschrikkelijke dingen had gedaan. Kohlmann had haar natuurlijk gestimuleerd om naar de politie te gaan. Voor de verwerking of zoiets, om er een streep onder te kunnen zetten.

Voordat hij het zelf goed en wel in de gaten had, stelde hij de vraag die hij nu allereerst beantwoord wilde zien: 'En hoe ging dat met Jacintha?'


11

Yvonne kwam Franks kamer binnen. 'Altijd maar werken, werken, werken. Heb jij niks beters te doen? Is er niks anders dan de school?'

'Even wat afmaken.'

'Dat zeg je nou altijd. Je geeft ons een schuldgevoel, weet je dat wel?' Ze lachte even. Schuldgevoel... schuld... beschuldiging. Nee, dat bedoelde ze niet. 'Maar goed. Jij zit toch hier en ik moet echt naar huis. Kan Charlotte niet een tijdje bij jou blijven? Haar moeder is weer 's een keer niet op komen dagen. Ik heb gebeld, maar ik krijg niemand... Nee, Charlotte, blijf daar even staan... Ik krijg niemand aan de lijn. Er wordt niet opgenomen of ik kan wat inspreken op de voice-mail. Heb ik gedaan, maar dat schiet ook niet op.' Half fluisterend voegde ze eraan toe: 'Ik word compleet gestoord van

dat mens. Die moet zo nodig een kind opvoeden en mij dan vertellen wat ik allemaal verkeerd doe, op hoge toon natuurlijk, want het is zo'n bijzonder kind. Nou, dat klopt, bijzonder lastig.'

'Laat haar maar hier komen. Ik speel wel een tijdje naschoolse opvang. Dat kan er best bij.'

Charlotte kwam zijn kamer binnen. Een beetje wantrouwend keek ze hem aan, alsof ze het ergste verwachtte.

'Heb je iets bij je om te lezen of zo?' vroeg Frank.

Ze schudde haar hoofd, zo hevig dat haar lange, krullende haren heen en weer deinden. Als klein kind had Jacintha ook krullen gehad, maar die waren er langzaam uitgegroeid, zoals er zoveel, misschien wel alles uitgegroeid was.

'Wil je iets op de computer doen? Een tekening maken? Nee? Nou ja, dan ga je gewoon maar zitten wachten tot Loekie komt, dan kan ik er ook niks aan doen.'

'Kut,' zei Charlotte.

'Wat zei je daar?'

Ze reageerde niet en schoof alleen onrustig heen en weer op haar stoel, terwijl ze af en toe een liedje leek te neuriën. Een paar keer stond ze op, maakte enkele snelle bewegingen en ging daarna weer zitten.

Frank had geen zin in een conflict en boog zich verder over de herziene registratieformulieren voor het gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid, die vorige week al ingevuld hadden moeten worden. Vorige week. Soms lagen de drie dagen mijlenver achter hem, maar het volgende moment zat hij weer te praten met Hemmink en Verhagen, stond hij tegenover Jacintha of keek hij neer op het bijna tot op de hoofdhuid kortgeknipte haar van de voor hem lopende Kohlmann. Die had natuurlijk niets gezegd over Jacintha. Het was oerstom geweest om naar hem toe te gaan, want dat maakte alles alleen maar moeilijker. Hij moest zijn verstand gebruiken, zich niet mee laten zuigen in die krankzinnige maalstroom van gefantaseerde emoties en waanvoorstellingen van een zieke

geest.

Op school had iedereen normaal tegen hem gedaan. Ja, natuurlijk, Frank ziek, heel ongewoon allemaal, maar verder waren er geen speciale reacties te zien of te horen. Hij was gespitst op bijzondere blikken, schichtige gebaren, suggestieve opmerkingen, maar niets van dat al. Ze mochten het nooit te weten komen, dan was hij verloren. Zelfs de suggestie dat hij schuldig zou kunnen zijn, was rampzalig met zijn beroep. De politie had op zijn verzoek alleen contact met Alwin gehad. Via hem waren ze bij zijn computer gekomen, en hadden ze de administratie op zijn kamer doorzocht. Het weekend had hij met Alwin gebeld. 'Het is allemaal een misverstand, maar ik zou het zeer op prijs stellen als je er echt met niemand over zou praten.'

Hij liep door de lijsten van groep zeven en acht. Nog even en hij was klaar met deze klus. Hopelijk was Loekie dan ondertussen verschenen, want het leek hem weinig aanlokkelijk om hier als onbezoldigde oppas de wacht te blijven houden. Het was of ze zijn gedachten kon raden, want Charlotte stond plotseling wild op, zodat de stoel omviel en rende de kamer uit.

'Hé, waar ga je naar toe? Hier blijven!'

Frank liep haar achterna, maar ze was nergens meer te bekennen. Hij bleef staan luisteren of hij hoorde waar ze naartoe was gegaan. De school was stil, doodstil. Alle kinderstemmen, schuifelende voeten, liedjes uit de kleuterklassen, uitleggende en vermanende woorden van leerkrachten waren verdwenen. Hij ging terug naar zijn kamer. Straks zou ze zich gaan vervelen en bedeesd haar hoofd om de hoek van de deur steken. Toen ze er na ongeveer een kwartier nog niet was, begon zijn verantwoordelijkheidsgevoel op te spelen. Hij liep om de kerstboom heen, die midden in de gang stond en meende een gerucht van boven te horen. De trap op, de gang door: niemand.

'Charlotte, kom onmiddellijk te voorschijn! Als je nou niet komt, dan zwaait er wat.' Stuk voor stuk deed hij de deuren van klaslokalen open, maar er was geen kind te bekennen. 'Charlotte!'

Toen hij langs het materialenhok kwam, knalde de deur open en sprong ze woest de gang in. 'Boe!'

Zijn hart sloeg een paar tellen over en het kostte hem moeite om zijn adem weer goed op gang te krijgen. Zijn knieën trilden.

Charlotte stond enthousiast te lachen. 'Haha, je schrok je te barsten!'

Hij greep haar bij een bovenarm en schudde haar heftig door elkaar. 'Wil je zoiets nooit, maar dan ook nooit meer doen! Anders dan... dan...'

'Au,' schreeuwde ze. 'Je doet me pijn! Laat me los!' Ze schopte Frank keihard tegen zijn rechter scheenbeen, zodat hij een scherpe pijn voelde.

'Verdomme, wat denk je eigenlijk wel?' Hij pakte haar met twee handen nog steviger beet en sleurde haar naar zijn kamer. 'Ben je nou helemaal een beetje besodemieterd?' Even flitste het door hem heen dat hij een kind nog nooit zo had aangepakt in de bijna dertig jaar dat hij in het onderwijs werkte.

Charlotte liet haar voeten over de vloer slepen, terwijl ze hartverscheurend begon te huilen.

De snerpende schoolbel overstemde dat moeiteloos.

Frank had op eerste kerstdag gegeten bij Hermine en Paul in Amersfoort, die tot hun verdriet kinderloos gebleven waren. Milena had hem ook gevraagd, maar haar invitatie had hij afgewezen. 'Familie, je kent dat misschien wel.' Ze vertelde over de beroemde Tsjechische karper, het kerstmaal bij uitstek. Vaak werd de vis enkele dagen levend gehouden in een teil of in het bad, voor hij dood werd gemaakt.

Eerst had Frank zijn moeder opgehaald uit het verzorgingstehuis. Ze had alweer gevraagd waarom Carla niet meegekomen was. 'Mam, we zijn gescheiden, al langer dan tien jaar. Dat weet je toch nog wel?' Zijn moeder knikte, maar de mededeling leek niet echt aan te komen. In de periode van de scheiding had ze daar intens om gehuild, alsof het leven van haar geliefde zoon voorgoed was verwoest, maar de laatste paar jaar leek ze alles te zijn vergeten. 'En hoe gaat het nu op school met Benno en Jacintha? Waar zijn die dan? Het is een kerstdiner voor de familie, daar horen ze ook bij. Ze zijn toch niet ziek?' Ja, de ene dood en de andere ziek. In haar hoofd. Maar Frank had niets meer gezegd en zijn moeder alleen gewezen op de kerstbomen die verschillende mensen in hun tuin hadden staan en de uitbundige kerstversieringen met lampjes voor de ramen. 'Feestelijk, hè, mam?'

Het diner was wonderwel gelukt. Hermine stond stijf van de stress en liep als een niet helemaal goed geprogrammeerde robot heen en weer van de tafel naar de keuken, maar er was niets op het eten aan te merken. Behalve misschien dat het veel te veel was, maar Frank deed zijn best tot hij het voedsel bijna niet meer weg kon krijgen. Na de koffie bracht Frank zijn moeder terug, die hem vroeg de groeten aan Carla te doen. 'Volgende keer moet ze echt weer meekomen.'

Vanuit Amersfoort was hij het zwarte gat van de nacht weer in gereden. Carla... met haar had hij ook gepraat. Ze deed altijd een beetje afwerend en ontwijkend, alsof ze hem nog steeds kwalijk nam wat er allemaal gebeurd was en hem tegelijk niet helemaal vertrouwde. Ooit had hij gehoopt dat ze op een gegeven moment weer op een vriendschappelijke, volwassen manier met elkaar om zouden kunnen gaan, maar dat leek onmogelijk. Ze begreep waarover hij wilde praten, dat wel, want ze was ook gehoord door de politie. 'Je hebt toch gezegd dat het allemaal onzin is?' had hij haar gevraagd. 'Ik had er eerder nooit wat van gemerkt, dat heb ik verteld,' zei ze. 'Ja-cintha had het er nooit over gehad. Het kwam voor mij ook als een complete verrassing.' Frank kon zich niet aan de indruk onttrekken dat ze hem enigszins bedenkelijk had aangekeken, ondanks die complete verrassing. Nooit iets gemerkt, nooit iets over gehoord, maar waar zou Jacintha het anders vandaan halen? Waar rook is, moet vuur zijn. Die verschrikkelijke clichés van het dagelijks leven, die je soms bij de strot hadden. Hij voelde die hand weer, slikte, voedsel leek naar boven te komen, maar hij dwong het omlaag.

Bij een grote parkeerplaats naast een tankstation stopte hij. Hij bleef eerst een tijdje in de auto zitten, liep daarna de parkeerplaats op en stak achter een paar bosjes een vinger in zijn keel om het half verteerde kerstmaal uit te braken. In het tankstation haalde hij een flesje water. Er stond een groepje jonge mannen schreeuwerig bier te hijsen. Ze hadden het over lekkere wijven en geile poesjes. Daarna kwamen de moppen. 'Zegt de ene hoer tegen de andere: Wat vraag jij eigenlijk aan Sinterklaas? Zegt die andere: Nou gewoon, vijftig euro.'

Franks huis was koud en donker. Hij kroop in bed, dacht aan de mannen in het benzinestation en begon zich af te trekken. Voor het einde hield hij op en stapte uit bed. Aan de overkant bij Woenselaar stonden twee trapjes met zeven elektrische kaarsen voor de ramen en er hing een verlichte kerstster. Benno was ergens ver weg, in de oneindige kosmos zweefde zijn ziel rond. Voor hem geen kaarsen, geen kerstdiner, geen zorgen, niets meer. Hij was overal van af en kon al het gewoel ongestoord aanschouwen.

'Hoe gaat het nu met Tanja?'

'Beter,' zei Jacintha, 'een stuk beter.'

'En jijzelf, leuke dingen gedaan, de laatste tijd?'

'Gisteravond bij mijn moeder gegeten.'

En natuurlijk bij Werner en Falco. Het was vreemd om een halfbroer te hebben. Dat woord had ze vaak voor zichzelf herhaald, waarbij ze soms een gehalveerde broer voor zich zag. Vroeger dacht ze: beter geen broer dan een halfbroer, maar nu was ze tevreden met Falco, een rustige jongen die in ieder geval in uiterlijk weinig tot niets op Benno leek, omdat hij vooral een verjongde aflevering van Werner was, terwijl Benno juist sprekend op Frank had geleken, bijna zijn evenbeeld was geweest.

'En echt gegeten?' vroeg Hans.

'Ja, een beetje.' Het had haar veel moeite gekost, vooral om alles binnen te houden, maar het was gelukt. Carla had tenminste niet zitten zeuren over meer eten, beter eten, gezond eten of wat dan ook. In de keuken, toen ze met z'n tweeën waren, was Carla kort ingegaan op haar aanklacht bij de politie. 'Weet je wel goed wat je aan het doen bent?' 'Dat heb je al eerder gevraagd. Ik móet het gewoon doen, anders kom ik er nooit van af, dan blijf ik altijd en eeuwig een zielig geval. Wil je dat dan?' 'Nee, natuurlijk niet,' had Carla geantwoord, 'maar ik wil ook niet dat Frank zoiets ernstigs in zijn schoenen geschoven krijgt, dat misschien...' 'Geloof je me soms niet? Denk je dat ik zomaar wat zit te verzinnen voor de sensatie of zo?' 'Nee, natuurlijk niet. Ik dacht alleen van...' Toen was Werner de keuken binnengekomen. 'Ah, het vrouwendomein, heel traditioneel allemaal.' Later, toen Werner en Carla samen in de keuken waren en Falco in zijn kamer achter de computer zat, had ze de foto uit het album gehaald. Ze vroeg zich af of ze die nu aan Hans zou laten zien. Kijk, toen moet het al begonnen zijn. Zie je wel, je had gelijk!

Hans had kennelijk iets gezegd wat ze niet had opgevangen. Ze keek hem vragend aan.

'Even in een andere wereld? Ik zei dat je dus vooruit gaat nu je al die slechte herinneringen, al die negatieve emoties kwijt begint te raken.' Hij knikte tevreden. 'Je hebt weer geschreven?'

Jacintha pakte een stapel papieren uit haar tas en gaf ze aan Hans.

Goedkeurend bladerde hij er even in. 'Er komt steeds meer naar boven. Helemaal goed, echt knap van je, dat je dat allemaal durft op te schrijven. Ik heb nog een ander idee waar je misschien iets aan kunt hebben... want het gaat om jou, om jezelf, om je eigen leven, dat moet je blijven beseffen.' Hij zweeg even.

'Oké.'

'Er zijn meer vrouwen die meegemaakt hebben wat jij hebt meegemaakt. Die ervan geleerd hebben en die elkaar steunen. Ik kan niet alles doen voor je, misschien omdat ik een man ben. Maar misschien dat je je bij zo'n groep aan kunt sluiten.'

'Bij allemaal mensen die ik niet ken?' Ze zag het voor zich. Een stuk of tien vrouwen, die in een kring om haar heen zaten en haar met grote, ernstige ogen aanstaarden.

'Je kunt ze léren kennen en je zult zien dat je niet bang voor ze hoeft te zijn, dat je voor niemand meer bang hoeft te zijn. Dat heb je van Tanja geleerd.'

Het was een opluchting voor Frank om de deur van de school weer wijdopen te kunnen zetten en daar te staan op de eerste schooldag in januari om naar de binnenstromende kinderen en hun ouders te kunnen kijken. De kerstvakantie was een ramp geweest. Hij had op een regenachtige dag een grote wandeling gemaakt van Wijk aan Zee naar Egmond aan Zee, maar de beschuldigingen bleven door zijn hoofd spoken. Hij hoorde Jacintha's stem, zag haar van woede vertrokken gezicht en merkte niets meer van de omgeving, die een non-descript decor werd, waartegen zich de verschrikkelijkste dingen afspeelden. Het politieonderzoek ging door, wist hij. Ze hadden met Carla gesproken, met vriendinnetjes van Jacin-tha. Ze schenen bewijzen te verzamelen, maar was het niet simpelweg zijn woord tegenover dat van haar? Frank had uitgebreid gepraat met Van Berkel, die hem ook vertelde dat zijn zaak waarschijnlijk zou worden voorgelegd aan een landelijke expertisegroep voor bijzondere zedenzaken. Frank had hem ten slotte gevraagd wat zijn kansen waren. 'Moeilijk te zeggen in dit soort gevallen. Het hangt er mede van af wat er in de tenlastelegging zal staan. Als het zo ver komt, natuurlijk. Misschien wordt het een sepot. Hangt ook af van wat die expertisegroep zegt.'

Yvo kwam naar hem toe. 'Meester, Jantjes moeder heeft drie kinderen. Kwik, Kwek en...?'

'Kwak,' vulde Frank aan.

'Nee,' verbeterde Yvo. 'Jantje natuurlijk!' Zijn moeder stond naast hem te glunderen.

'Dat is een goeie,' zei Frank. 'Ik ben erin getrapt.'

Loekie en haar Charlotte kwamen aanlopen, zelfs ruim voor de bel, op de eerste schooldag! Terwijl Charlotte het gebouw binnen ging, bleef Loekie op een afstandje staan kijken, alsof ze wilde controleren of hij haar dochter niet opnieuw zou mishandelen. Want zo had ze het genoemd, toen ze Charlotte eindelijk was komen halen en die zich snikkend in haar armen had geworpen. Frank had gezegd dat ze mateloos overdreef. Ze had zich misdragen en hem geschopt, en daarom was hij gedwongen geweest om haar met enige kracht naar zijn kamer terug te voeren. Als hij haar daarbij pijn had gedaan, was dat jammer, maar onvermijdelijk. 'Een meisje van tien jaar,' had Loekie gezegd, 'durf je wel tegen zo'n kind?' Als antwoord had hij zijn broekspijp omhoog gedaan om haar de plek op zijn scheenbeen te laten zien. 'Kijk, dat heeft je lieve, onschuldige dochter gedaan.' 'Dat geeft jou niet het recht om haar te mishandelen.' 'Ik zou zeggen: dien een aanklacht in bij de politie of bij het schoolbestuur, dus bij de gemeente. Je ziet maar.'

Nu bleef ze staan toekijken, ook toen Charlotte al in school verdwenen was. Frank probeerde haar te negeren, maar kruiste toch af en toe haar blik. Rond haar mond speelde een glimlach, die niets vriendelijks had.

Toen hij net op zijn kamer zat, kwam Angela geagiteerd binnenstuiven terwijl ze met allerlei papieren wapperde. 'In de kerstvakantie heb ik allemaal leuke dingen uitgezocht en nou wil ik het hier kopiëren en dan is dat kutapparaat weer kapot. Ik doe het ook verdomme niet meer.' Ze gooide de papieren op Franks bureau.

De vakantie was overduidelijk voorbij. De school was weer begonnen met alles wat erbij hoorde. 'Rustig nou maar,' zei hij tegen Angela. 'Ik vraag straks even aan Bert om naar het apparaat te kijken en als het niet lukt, dan stuur ik hem naar die kopieerwinkel op het Boutensplein. Hoeveel exemplaren moet je hebben?'

'Achtentwintig van elk.'

'Komt voor elkaar. Maak je geen zorgen.'

Loekie pakte haar fiets, maar reed nog niet weg. Daar had hij dus weer zijn vaste, onwrikbare positie ingenomen, alsof hij er niet was weg te branden. Met Hans Kohlmann had ze lang gepraat over Charlotte en vooral over de problemen op school en haar confrontaties met de directeur. Toen ze zijn naam noemde, veranderde er iets in Kohlmann. 'Dat is toevallig,' had hij gezegd. 'Hoezo?' 'Zijn dochter is bij mij in behandeling.' 'Waarom?' 'Daar kan ik natuurlijk niet op ingaan, maar als ik jou was, dan zou ik een beetje attent blijven.' Ze had verteld over wat er vlak voor de kerstvakantie was gebeurd, over de huilende Charlotte. 'Misschien moet je opnieuw met haar praten over wat er precies is voorgevallen, waarom hij zo kwaad op haar werd. Hij was toch met haar alleen?' Ze had gevraagd wat hij daarmee bedoelde. 'Eh... niks bijzonders. Ik dacht gewoon...' Maar wat hij dacht, maakte hij niet duidelijk. Loekie had het later opnieuw aan Charlotte gevraagd, eerst open en vrijblijvend, en toen een reactie achterwege bleef ook dwingend. Ze keek haar moeder even aan en wendde toen haar blik af, alsof ze een geheim bezat dat ze nooit prijs zou willen geven.


12

Hemmink wreef zich over zijn kale schedel, enigszins genotvol zo te zien. 'De beschuldigingen zijn heel gedetailleerd, dat hebben we u al eerder uitgelegd en we willen...'

'Zegt die detaillering iets over het waarheidsgehalte?' onderbrak Van Berkel. 'Ik vraag het nu alvast maar.'

'Niet per se, maar ze is heel consequent in wat ze vertelt, in haar herinneringen, in haar verklaringen, in alles.'

'Consequent in haar leugens,' zei Frank, 'en ook gedetailleerd in haar leugens.'

Hemmink deed of hij hem niet had gehoord. Van Berkel had Frank al uitgelegd dat de politie vaak maar één doel had: ervoor zorgen dat er na een aangifte iemand kon worden veroordeeld. 'Waarheidsvinding staat dan op de tweede plaats, als ze daar überhaupt aan toe komen.'

'En we willen nu graag nog een keer met mijnheer Eggers praten om zijn commentaar te vernemen.' Verhagen begon hem de beschuldigingen voor te leggen die hij al eerder te horen had gekregen, te beginnen met de Ardennen.

'Er klopt echt niks van,' zei Frank. 'Het is gewoon niet waar.'

'Maar u heeft gezegd dat u haar knuffelde toen u 's avonds laat bij haar ging liggen omdat ze niet kon slapen, dan is het maar een klein stapje naar...'

Van Berkel liet hem niet uitpraten. 'Kunt u even voorlezen wat mijn cliënt letterlijk heeft gezegd?'

'Oké,' zei Hemmink, 'daar gaat-ie dan. "Het gevoel van een ouder die een kind tegen zich aandrukt, die zijn eigen kind knuffelt en beschermt." Dat lijkt me volstrekt duidelijk.'

'Is elke ouder die zijn kind knuffelt verdacht?' vroeg Van Berkel. 'Als dat niet meer mocht, zou het een kille, onpersoonlijke bedoening worden in Nederlandse gezinnen.'

'Van knuffelen zo 's avonds op een smal bed met een kind dat onzeker en geëmotioneerd is, naar meer intieme handelingen is maar een kleine stap,' vervolgde Verhagen.

'Er waren geen intieme handelingen,' zei Frank, 'absoluut niet. Ik zou het niet in m'n hoofd halen. M'n eigen kind! Ik ben gek op kinderen... eh, ik bedoel, ik vind het belangrijk dat ze zich kunnen ontwikkelen, dat ze een goed leven hebben, gelukkig zijn. Daarom werk ik in het basisonderwijs.'

Frank keek van de ene naar de andere rechercheur. Ze knikten, maar zeiden geen woord. Ja, natuurlijk, het was overduidelijk, alles wat hij zei was op een andere manier uit te leggen, een manier die voor hem desastreus was.

Na een loodzwaar zwijgen zei Verhagen ten slotte: 'U bent volgens uw dochter die hele nacht bij haar gebleven.'

'Nee, nee, nee.' Het kostte Frank moeite om niet te schreeuwen. Hij zag de dempende hand van Van Berkel en hield zich in. Tegelijk probeerde hij zich weer voor de geest te halen hoe die nacht werkelijk verlopen was. Wat had hij de vorige keren ook alweer gezegd? Toen ze eenmaal sliep was hij naar zijn eigen slaapafdeling gegaan, ja, zo was het gebeurd. Of was het anders gegaan? Hij wist het niet precies meer. Zijn herinneringen waren doorschoten met gebeurtenissen die later hadden plaatsgevonden. Het begon met de verse croissants die hij 's morgens bij Jean-Louis had gehaald. Hij zag zich weer over de camping lopen met een papieren zakje met drie croissants erin, één voor Jacintha en twee voor hem. Vervolgens de autotocht naar Sneek, het eten ergens onderweg in een wegrestaurant, waarschijnlijk een uitsmijter voor hem en een broodje kroket voor Jacintha, de aankomst daar, het peilloze verdriet, het Grote Huilen. 'Ik ben die nacht niet bij haar gebleven,' bracht Frank moeizaam uit.

'Oké,' zei Hemmink. Hij bladerde in het voor hem liggende dossier. 'We laten de nacht op die camping even rusten. Belangrijk is de periode daarna, wat er toen gebeurde, met name de tijd dat u alleen op dat zolderappartement woonde. We hebben dat uiteraard al eerder besproken. Uw dochter heeft daarover het volgende verklaard. "Mijn vader woonde daar alleen. Het was een grote ruimte, met een open keuken. Hij sliep op een groot bed en voor mij was er een bankbed. Dat was een bank die hij uittrok als ik moest gaan slapen. Onderin was een soort bak met dekens, lakens en een kussen." Klopt dat?'

Frank knikte.

'"En als ik naar bed ging, om een uur of tien, ging hij ook naar bed, want dan moesten alle lichten uit. Meestal ging hij dan eerst op zijn eigen bed liggen, maar na een tijdje kwam hij bij me, omdat hij zich zo alleen voelde. Dan praatte hij eerst zachtjes tegen me, dan zei hij allemaal dingen tegen me, 'lieve Jacintha' en zo, 'm'n lieve meisje', en dan begon hij me te strelen. Eerst gewoon over mijn schouders en mijn armen, maar na een tijdje...'"

Hij kon het niet meer aanhoren en wilde zijn oren dichtstoppen, wegrennen, verdwijnen, liefst naar Benno, die natuurlijk al op hem zat te wachten. Dat Jacintha, zijn eigen lieve dochter, hem zo schandalig door het slijk had gehaald, dat deze mensen hier dit allemaal te horen hadden gekregen en zelfs konden oplezen met een treiterige stem om te zien hoe hij erop zou reageren, dat was onverdraaglijk. Hij sloot zijn ogen, probeerde zichzelf weg te denken. De stem van Hem-mink klonk van steeds verder weg, tot Frank niets meer hoorde. Hij stond op, zocht de deur naar buiten, voelde de hand van Van Berkel, die hem terug naar zijn stoel probeerde te leiden.

'Het spijt me, maar dit heeft uw dochter allemaal verteld, volledig vrijwillig. Het is haar verhaal. Gaat u alstublieft weer zitten.'

'Onzin,' mompelde hij. 'Klinkklare onzin. Klopt helemaal niets van.'

'Hoe ging dat dan, als ze bij u bleef slapen?'

Frank vertelde dat Jacintha's verhaal waarheidsgetrouw was tot het moment dat hij zogenaamd bij haar kwam. Dat deed hij niet. Nooit. Het kwam niet in zijn hoofd op. 'Dan moet je ziek zijn, als je zoiets doet, en ik ben niet ziek. Ik was en ik ben een gewone vader, die natuurlijk wel van zijn dochter hield en houdt. Dat hoef ik toch niet te ontkennen?'

'Nee, dat hoeft u niet te ontkennen.'

Milena was naar de vergadering van de mr geweest. Het belangrijkste punt betrof een door de directie voorgestelde verandering van de schooltijden. De begintijd zou van kwart voor negen naar halfnegen moeten gaan, de middagpauze zou een kwartier korter worden, zodat de kinderen een halfuur eerder uit school kwamen. In het stuk met het voorstel stond onder meer als argument 'Dan blijft er een substantiëler deel van de middag over om iets met kinderen te ondernemen. Leerkrachten hebben dan meer tijd voor bepaalde taken en voor onderling overleg.' Loekie was natuurlijk fel tegen geweest. 'Waarom vroeger? Ze kunnen beter om negen uur beginnen, dat is veel prettiger.' Alwin, een van de leraren in de MR had gewaagd om te veronderstellen dat zij zelf dan waarschijnlijk pas om kwart over negen haar dochter zou komen afleveren. 'Jullie willen gewoon meer vrije tijd 's middags, dat is het. Alsof leerkrachten nog niet genoeg vakantie hebben. Bijna tien weken per jaar.' Alwin had diep gezucht, maar verder niet gereageerd. Er was geen besluit gevallen. Uitgesteld tot de volgende vergadering.

Nu zaten ze in een café niet ver van de school iets te drinken; traditie na een MR -vergadering. Milena ving enkele woorden op van een fluistergesprek tussen Loekie en een andere ouder, Eline, die meestal de kant van Loekie koos in allerlei kwesties en conflicten. 'Z'n dochter,' hoorde ze, en 'politie... Frank... onze kinderen... laatst met Lotje...'

'Wat is er aan de hand?' vroeg Milena. 'Is er iets met Frank of zo?'

'Nee, hoor,' zei Loekie met een valse glimlach, 'helemaal niks. Hij blijft natuurlijk een geweldige, fantastische directeur... een zegen voor de school!' Ze schaterde alsof ze een goede grap had verteld. 'Wie wil er nog wat drinken?'

'Volgens mij is ieder mens belangrijk, speciaal en uniek,' zei Hans. 'Iedereen is een bijzonder product van wat in hem of haar zit, van de omstandigheden, en van de wisselwerking daartussen. Ben je dat met me eens?'

Jacintha knikte.

'Ieder mens, zei ik, dus jij bent ook belangrijk en bijzonder. Dat geloof je toch wel?'

'Ik denk het.'

'Oké, dan kun je ook opkomen voor jezelf, de ruimte opeisen die je nodig hebt, de kans om je te ontplooien, om je talenten waar te maken. "Hier kom ik! Ga opzij! Ik heb recht op m'n eigen plek!"'

'Talenten?' vroeg ze.

'Ja, alle talenten die je hebt. Ik voel ze, ik heb ze gezien, ook al hebben anderen ze niet herkend. Jij móest altijd te veel en daarbij ben je tegen je eigen grenzen opgelopen, terwijl je mogelijkheden grenzeloos zijn.'

'Grenzeloos,' herhaalde ze.

'Ja, en het gaat nu om je eigen ambities. Spreek het maar uit, confronteer jezelf ermee. Voor de volgende keer kun je misschien twee lijstjes maken van wat je zelf wilt en wat je per se niet wilt. Gewoon achter elkaar een keer of tien "Ik wil puntje puntje puntje" en "Ik wil niet puntje puntje puntje". En dan invullen. Je kunt het. Dat voel ik gewoon.'

Ze haalde haar schouders op.

'We hebben Tanja nu een plek gegeven. Ik bedoel, je kunt verder voor haar zorgen, maar alleen als je voor jezelf opkomt. Wat je voor jezelf doet, doe je voor haar, en omgekeerd. Bedenk dat goed.'

'Ik zal het proberen.'

'Prima,' zei Hans, 'heel goed. Ik zal je zoveel mogelijk helpen, maar ik vertrouw erop dat je zelf veel kunt, zeker nu je al die ballast kwijt bent, en al die rotzooi ergens anders ligt.'

'Bij Frank?' probeerde ze.

'Misschien, maar daar moet jij je geen zorgen over maken. Dat is de prijs van het verleden die hij moet betalen. Jij hebt geen schuld. Jij hebt gedaan wat je moest doen. Dat weet je toch?'

Ze wist het en tegelijkertijd twijfelde ze af en toe. Andere keren, vooral als ze hier bij Hans was, waren de beelden duidelijk en de gebeurtenissen namen dan een vaste vorm aan met alle personen die erbij hoorden. 'Ja, ik denk het wel.'

'Goed, heel goed. Ben je eigenlijk nog naar die groep geweest met die andere vrouwen?'

Weer een ochtend niet op school. In zijn wekelijkse 'Mededelingen voor het personeel' had Frank geschreven dat hij naar de gemeentelijke dienst onderwijs moest in verband met gesprekken over een mogelijke fusie met De Hele Wereld, een zwarte school een kleine kilometer verderop in de aanpalende schildersbuurt, die te kampen had met een leegloop van Nederlandse leerlingen. Nu bedacht hij dat zijn leugentje misschien te veel ingekleed en verantwoord was, wat juist weer vragen op zou kunnen roepen. Te gedetailleerd, net als die waanzinnige verzinsels van Jacintha.

Om tien uur werden ze verwacht. Zelf hadden ze om half-negen afgesproken om het proces-verbaal door te kunnen nemen, een pak papier met de aangifte, verklaringen van Jacintha, van Frank en ook van Carla. Voor Frank klonk het allemaal vernietigend, vooral die ontwijkende uitspraken van Carla en wat ze had gezegd over hun steeds verder vervagende liefdesleven, tot er niets meer van over was. De politie had ook Patrick en een paar voormalige vriendinnetjes opgespoord, die Frank gelukkig allemaal leken vrij te pleiten. Nee, Jacintha had vroeger nooit iets gezegd over de dingen die nu naar boven waren gekomen, zelfs geen hint in die richting. Ze konden zich absoluut niets voor de geest halen. 'Goed voor ons,' zei Van Berkel, die Frank al eerder uitgebreid had verteld over zogenaamde hervonden herinneringen. Als het tot een rechtszaak kwam, dan zouden ze een deskundige laten oproepen die al vaker in dit soort zaken was opgetreden. Thuis had Frank het een en ander op internet gelezen. Er waren overduidelijk twee kampen: zij die ideeën over hervonden herin-neringen fel bestreden en zij die er wel in geloofden. Maar de vraag was hoe je kon winnen van gelovigen, hoe je hen kon overtuigen.

Alleen van de foto van Jacintha en hemzelf in bad was hij zo geschrokken, dat hij aanvankelijk geen woord had kunnen uitbrengen. Zij moest hem aan de politie hebben gegeven. Een jaar of acht was ze toen geweest, dacht Frank. De gewoonte uit haar babytijd om samen in bad te gaan, hadden ze misschien te lang vastgehouden. En hoe kwam Jacintha aan die foto? Die moest uit een van de plakboeken van Carla afkomstig zijn, maar misschien had ze zelf een afdruk gehad.

Ze werden binnengelaten bij de rechter-commissaris, een veel jongere man dan Frank had verwacht. 'Gaat u zitten, heren.' Hij las de aangifte voor. Daarna keek hij van over zijn leesbril Frank aan. 'Ik begrijp dat u alles ontkent.'

'Inderdaad,' zei Frank. 'Er klopt helemaal niets van.'

'Elk concreet bewijs ontbreekt,' zei Van Berkel. 'In de eerste plaats heeft nooit iemand iets gezien of gehoord van wat er aan onoorbaars tussen mijn cliënt en zijn dochter zou zijn voorgevallen. Er is simpelweg geen enkele getuige die de verhalen, de verzinsels van de aangeefster zou kunnen staven. In het hele dossier...' Van Berkel wees naar de dikke map op het bureau, '...daarin is absoluut niets te vinden.'

'En deze foto? Ik wil hem niet direct compromitterend noemen, maar ik weet niet of het zo verstandig is van een vader om samen met zijn opgroeiende dochter van een jaar of tien een bad te nemen.'

'Ze was toen ongeveer acht jaar. Het was volmaakt onschuldig. Daarom is er ook een foto van genomen. Dacht u dat mijn cliënt zich zou laten fotograferen als het zijn bedoeling was om onzedelijke handelingen met haar te verrichten? Dit noem ik dus geen concreet bewijs.'

De rechter-commissaris knikte. 'Gaat u verder.'

'Goed, ten tweede, er is nu meer dan tien jaar verstreken sinds het misbruik zich zou hebben voorgedaan en in die tien jaar heeft de aangeefster nooit en te nimmer tegenover wie dan ook iets gezegd over het veronderstelde seksuele wangedrag van mijn cliënt. Niet tegen haar moeder, niet tegen vriendinnen, niet tegen haar voormalige vriend Patrick. Ze heeft het nota bene wel vaak met al die mensen gehad over de problemen die ze ervoer met haar vader. Maar daarbij ging het om de normale confrontaties tussen ouders en opgroeiende kinderen, het eeuwenoude generatieconflict. Dat haar vader te veel van haar verwachtte, dat hij te hoge eisen stelde, die ze niet waar kon maken. Allemaal bekende zaken... heb ik minstens zo veel last van gehad met mijn eigen kinderen.'

De rechter-commissaris lachte even. 'Krijg ik waarschijnlijk ook binnenkort.'

'Maar goed, dus allerlei problemen aangekaart, later zelfs bij de riagg gelopen in verband met gezondheidstoestanden, langdurige ziekte, wat niet al, maar nooit... en ik herhaal, nooit één woord over misbruik, ook niet bij de riagg . En dan nu, plotseling, als een konijn uit een hoge hoed...' Van Berkel maakte een goochelaarsgebaar, '...tovert ze dat verhaal te voorschijn, een verhaal dat ze geconstrueerd heeft in therapeutische sessies met de heer Hans Kohlmann, psychotherapeut hier ter stede, maar geen psycholoog. Mijnheer Kohlmann heeft een opleiding als maatschappelijk werker gevolgd, en hij heeft er op een gegeven moment meer brood in gezien om een praktijk als psychotherapeut te beginnen. Een paar jaar geleden was er een zaak van een jonge vrouw, die hij dan zogenaamd geholpen had om... om met haar verleden in het reine te komen. Daarbij betrof het, geloof ik, verondersteld misbruik door een stiefvader, wat ook nooit bewezen is. Volgens mij is mijnheer Kohlmann een soort specialisme aan het ontwikkelen. Patiënten, vrouwen die geestelijk enigszins uit het lood geslagen zijn, praat hij bepaalde herinneringen aan en...'

'Ik ken de discussie over hervonden herinneringen,' onderbrak de rechter-commissaris. 'Misschien meer dan me lief is. Het lijkt me niet nodig om daar nu uitgebreid op in te gaan en evenmin op de therapeutische merites van mijnheer Kohl-mann.'