04
Frank had alle binnengekomen e-mails bekeken. Geen belangrijke kwesties, behalve een bericht van een gemeentelijke ambtenaar over de renovatie van het gymlokaal, die ondanks een voorlopige, informele toezegging moest worden uitgesteld, 'wegens herijking van de financiële doelstellingen in het kader van de herdefiniëring van de targets ten gevolge van de heroverweging van beleidsmatige keuzes met betrekking tot innovaties en bestedingen in de onderwijssector'. De douches hadden, voorzover Frank het wist, nooit gewerkt, er zat houtrot in enkele raamkozijnen aan de westkant, de vloer leek volledig geïmpregneerd met steeds sterker ruikend kin-derzweet, sommige deuren sloten niet meer goed, maar nee, de financiële doelstellingen waren toe aan een herijking.
Frank liep even naar het gymlokaal; het was goed om 'de
stallen' regelmatig te bezichtigen, want zo kwam je juist op ideeën. Leerlingen van groep acht hadden les van Tom, de vakleerkracht die ze gelukkig hadden kunnen handhaven. Frank keek naar het springerige, levendige gedrag van de kinderen. Ze deden een balspel waarbij ze elkaar moesten afgooien. Er klonken kreten van degenen die geraakt werden, vooral van een paar meisjes die met hun ranke lichamen aan de hard gegooide ballen probeerden te ontsnappen.
Tom vroeg hem of er iets was.
'Nee, gewoon even kijken.'
Net terug in zijn kamer kwam er een jarige leerling met haar snoepmand, begeleid door twee vriendinnen.
'Gefeliciteerd, Amanda.' Hij kreeg de mand met zelfgebakken cakejes voorgehouden. 'Dat ziet er heerlijk uit. Je bent zeker elf geworden?'
Amanda knikte, verlegen, met rode blosjes op haar wangen.
Toen ze de deur achter zich dicht hadden getrokken, deed hij wat hij tot nu toe voor zich uit had geschoven. Zuchtend voerde hij zijn wekelijkse telefoongesprek met Otto, die het afgelopen voorjaar de ziektewet in was gegaan. Burn-out. Vroeger heette dat gewoon overspannen, maar misschien klonk burn-out interessanter. Het kostte Frank moeite om begripvol en met mededogen naar Otto te luisteren. In de loop van het vorig jaar was hij al verschillende keren ziek thuis gebleven, steeds een paar dagen of een week. En altijd maar dat geklaag en gezeur over kleine probleempjes en kleine pijntjes. 'Ja, Otto tilt er nu eenmaal heel zwaar aan,' had zijn vrouw Isabel gezegd, en zelf opperde Otto dat hij hoge eisen aan zichzelf stelde, en steeds het gevoel had dat hij faalde. Hij had zitten huilen in Franks kantoortje, totdat er toevallig een leerling binnenkwam die voor Alwin krijtjes moest halen, en dat had een behoorlijk gênante situatie opgeleverd, waarbij
Otto snel was opgestaan en het heftig geschrokken meisje bijna omver had gelopen.
Hij drukte op de bel voor het eind van de schooldag, en ging bij de buitendeur staan. Een kluwen kinderen kwam juichend en joelend naar buiten. Een paar kleintjes vlogen in de armen van hun moeder.
Toen de school was leeggestroomd, ging Frank terug naar zijn kamer. Terwijl hij nog verdiept was in het rapport met de schoolanalyse en de verbeterpunten van het Algemeen Pedagogisch Centrum, kwam André binnen.
'Vanochtend is er weer een stel computers gecrasht. Het zijn zulke ouwe krengen; ze kunnen die laatste programma's absoluut niet aan. Het wordt hoog tijd dat we nieuwe krijgen.'
'Ik zal binnenkort de begroting nog eens doorspitten,' zei Frank. 'Misschien moeten we onze targets herdefiniëren.'
André keek hem enigszins verbijsterd aan. Frank vertelde dat hij die tekst net was tegengekomen in een bericht van de gemeente. 'Ambtelijke lulkoek en kromspraak, gewoon omdat ze geen geld willen geven voor dat gymlokaal, terwijl ze zelf laatst in een spiksplinternieuw gebouw zijn getrokken. Wij zijn immers maar een lullig schooltje! Ze geven het veel liever aan spannende, zogenaamd innoverende projecten waar de wethouder politiek mee kan scoren.'
'Absoluut. Ik ga er maar 's vandoor. Het is al bijna halfvijf. Tot morgen.'
'Ja, tot morgen.' Frank boog zich nu over de formulieren van de onderwijsbegeleidingsdienst waarmee de laatste nascholingscursus over beginnende geletterdheid was ge-evalueerd. Beginnende geletterdheid, weer zo'n nieuwe ontwikkeling die je niet mocht laten schieten. De onderbouw-leerkrachten vonden de cursus te theoretisch en hadden meer 'praktische handvatten' gewild.
Er werd zachtjes op de deur geklopt. Milena stond met een verlegen glimlach om haar lippen in de deuropening. 'Kom ik... eh, ongelegen?'
'Nee, natuurlijk niet. Ik heb toch niks te doen. Dat kan je zo wel zien.' Hij wees naar de stapels op zijn bureau.
'O, maar dan ga ik weer. Ik heb niets bijzonders.'
Terwijl Milena al bijna zijn kamer uit was, zei hij: 'Nee, nee, het was maar een grapje. Die dingen kan ik morgen allemaal nog doen of vanavond. Ga zitten.'
Milena Frankova was een van die ouders waar de school op draaide. Ze zat niet alleen in de mr, maar deed daarnaast vrijwilligerswerk in de bibliotheek. Op z'n minst een ochtend en een middag. Vanmiddag dus. Verder assisteerde ze altijd tijdens schoolreisjes, bij het versieren van de school ter gelegenheid van sinterklaas en kerst. Nooit te beroerd om de helpende hand uit te steken. Alleen - hij durfde het bijna niet te denken - soms misschien een beetje te aardig, te meegaand, te ondersteunend. Het zou kunnen dat ze daarom gescheiden was. Af en toe leek het of hij in een club van gescheiden mensen was terechtgekomen, misschien dat hij ze aantrok vanwege zijn eigen achtergrond. Nee, André bijvoorbeeld was getrouwd en dat gold voor vrijwel alle leraren en net zo goed voor de ouders van de meeste kinderen.
Milena schraapte haar keel.
'Waar is Ivana?' vroeg hij.
'Met een vriendinnetje mee. Daar blijft ze ook eten. Yo-landa, dat is haar hartsvriendin.'
Waarom moest ze hem vertellen dat haar dochter bij haar vriendin zou eten?
Ze stond op, kwam naast hem staan en legde een paar A -4'tjes voor hem neer. 'Ik heb een overzicht gemaakt van de uitleningen. Kijk, Carry Slee en Harry Potter natuurlijk, maar verder Paul van Loon, die scoren het best, Roald Dahl en An-nie M.G. Schmidt ook. Zijn bijna altijd uitgeleend. Misschien moeten we daar een paar extra exemplaren van aanschaffen. Maar anderen zijn helemaal niet populair. Kijk, zie je, Julius Mateman, drie boeken.' Ze ging iets dichter bij hem staan. 'Het hele vorige jaar nul keer uitgeleend. Heel zielig voor Julius Mateman, maar misschien moeten we die boeken wegdoen.'
'Ik zou zeggen: bespreek het in de bibliotheekcommissie. Dan kunnen jullie met een voorstel komen, en dan zien we wel. Oké?'
Terwijl ze de papieren weer oppakte, boog ze even over hem heen, waarbij ze hem licht aanraakte. 'Goed, dan ga ik weer.' Ze liep naar de deur en speelde zo te zien alsof ze plotseling iets bedacht. 'Ben je hier eigenlijk nog lang bezig?'
'Een tijdje... ik weet niet. Net zolang als ik zin en energie heb.' Er zit thuis toch niemand op me te wachten, vulde hij voor zichzelf aan.
'Misschien zouden we...' Het was of ze ergens doorheen brak. 'Als je tijd hebt, zouden we ergens iets kunnen gaan drinken. Daar verderop is zo'n nieuw, modern café gekomen.' Ze wees vaag in de richting van het Boutensplein.
Frank keek van Milena naar zijn bureau, en vandaar weer naar Milena. Hij moest erop letten dat hij niet de indruk wekte dat hij haar min of meer keurde. Ze bloosde met een dieprode kleur in haar nek. Het had iets, moest hij toegeven, dat schoolmeisjesachtige, dat volstrekt niet geraffineerde, wat eigenlijk weer totaal niet bij haar lichaam paste.
'Nou ja, goed, als je...' begon ze, voordat hij iets had gezegd.
'Ik wil inderdaad nog wat werken, maar misschien een volgende keer?' Terwijl hij de woorden uitsprak, drong het besef tot hem door dat hij zo hoop gaf, valse hoop.
Jacintha bleef in haar bed liggen. Als je maar lang genoeg honger had, dan voelde je het niet meer. Dan was er geen leegte om te vullen, maar vulde de leegte juist je lichaam. De gordijnen waren open. Regen sloeg tegen de ramen. Ze volgde de druppels die tegen het glas naar beneden gleden.
Ze stond op en trok haar kleren aan. Eigenlijk had ze onder de douche gemoeten. Ze rook aan haar kleren, duwde haar neus tegen haar oksel, bekeek haar handen, haar nagels. Vroeger had ze op haar nagels gebeten. Frank had een vloeistof gekocht die hij elke ochtend en avond op de nagels smeerde en die zo verschrikkelijk vies was, dat ze het uit haar hoofd liet om de nagelriemen steeds verder naar beneden te werken. De smaak was meteen weer op te roepen, de smaak van Frank. Ze kneep haar ogen zo stijf mogelijk dicht. Haar mond zat vol, ze slikte het door, het walgde in haar slokdarm, haar maag, haar buik. Ze stompte tegen haar maag, liep naar de wc, maar er kwam alleen wat zuur slijm naar boven.
Voor ze het zelf begreep, stond ze buiten. De deur afgesloten? De trap afgegaan? Ze wist het niet meer, misschien omdat er iemand anders naar beneden was gelopen. Iemand anders die haar lichaam had overgenomen, haar tred, en die haar kleren aanhad.
Ze dwaalde door de stad, stond minutenlang naar etalages van schoenenzaken, drogisterijen, een doe-het-zelfwinkel te kijken, ging ten slotte een kledingwinkel binnen en zei tegen een verkoopster dat ze een nieuwe jas zocht.
De verkoopster troonde haar mee naar een paar rekken. 'Kijk, deze bijvoorbeeld.' Met een vloeiend, bijna charmant gebaar haalde ze een jas te voorschijn. 'Honderdnegenentwintig euro, echt niet duur voor zo'n prachtige jas. Misschien wilt u hem eens passen? Maat zesendertig?'
'Nee, dat is niks, ik... eh...'
'Deze dan misschien? Een hele leuke kleurstelling, dat donkerpaars, bijna tegen het zwarte aan, met die lila strepen in de kraag en de manchetten. Zou u echt heel goed staan, volgens mij.'
De verkoopster bleef jassen uit het rek halen, totdat Jacin-tha zich omdraaide en de winkel uit liep. Achter zich hoorde ze de vrouw verontwaardigd roepen.
Ze dwaalde verder, liep een zaak binnen die zich snacke-taria noemde, maar schoot na een blik op de koelvitrine snel naar buiten. Na geruime tijd kwam ze in de buurt van het station. Voor de ingang stond een donkere man de daklozenkrant te verkopen. Hij droeg een immens grote, gebreide muts, waaronder een bijna even immense bos haar moest zitten.
Lang bestudeerde ze de gele borden met vertrektijden. Je kon overal naartoe. Ze tastte naar de zakken van haar spijkerbroek, maar ze had geen geld bij zich. Zo veel mensen deden dat, zonder kaartje met de trein mee, waarom zij niet? Ze bedacht hoe heerlijk het zou zijn, zomaar in een warme coupé te gaan zitten, uitstappen, overstappen, een nieuwe trein, een nieuwe bestemming, weer overstappen, zodat ze nooit ergens aan zou komen. Ze bleef bij de bloemenstal staan. Vanavond eten bij Carla, aan tafel zitten in ieder geval. Nee, ze moest bellen dat ze verhinderd was, later kwam, na het eten pas. Ja, te druk, te veel te doen, allemaal toestanden, later wel eens.
'Pardon?' vroeg de vrouw van de bloemenstal. 'Wat zei u?'
'Niks, waar bemoei je je mee? Waarom luister je me af?'
'Gek is lastig,' zei de vrouw, terwijl ze haar de rug toekeerde en verder ging met bloemen in een emmer plaatsen.
Jacintha bleef even toekijken. Bloem voor bloem. Wit, rood, paarsig blauw, geel. Allemaal kleuren.
Op het perron ging ze op een bank zitten en pakte een Metro die daar lag. Ze probeerde het nieuws tot zich te nemen. Israël en de Palestijnen, Amerika en Irak, Nawijn en de illegalen, Balkenende versus Bos, Al-Qaeda in Afghanistan. Ze las over een bejaarde man die in een Amsterdamse gracht was verdronken. 'De dagelijkse gewoonte om zijn auto even te starten is een 94-jarige Amsterdammer dinsdag fataal geworden. Hij gleed met zijn auto de gracht in en overleed ondanks een reddingspoging van twee omstanders. Alhoewel hij geen auto meer mocht rijden, had de man de gewoonte om zijn auto iedere dag even te starten. Volgens de nabestaanden deed hij dat om zijn motor warm te laten draaien.' Maar hoe kon het dat die auto plotseling de gracht in schoot? Daarvoor moest de man de versnelling in z'n één hebben gezet, terwijl die normaal in z'n vrij stond. Zij had zelf ooit autorijles genomen (op aanraden van Frank en door hem bekostigd), maar het rijbewijs had ze nooit gehaald, of de 'drijverslicentie' zoals Lodewijk, een oude vriend, het wel eens had genoemd. Ja, Lodewijk, die moest ze een keertje opzoeken. Bleef ook zitten in 5-vwo, maar was na een tweede jaar wel overgegaan. Zij niet. Diplomaresistent, dat was ze.
De 94-jarige Amsterdammer reed weer de gracht in, het water stroomde de auto binnen, zuurstof raakte op. Alles nat en koud. Zijn vrouw zat in huis op hem te wachten. 'Doe je voorzichtig, Karei, ook bij het oversteken?' Twee omstanders sprongen de gracht in, zo vermeldde het bericht in de krant. Ze sprong mee, het koude water in, zag een gezicht tegen het autoraam. De ongelukkige chauffeur wilde iets zeggen, maar het water gulpte zijn mond binnen.
Er kwam een man naast haar zitten. Ze stond op en ging via de onderdoorgang naar een ander perron. Dat liep ze uit tot het eind, waar geen mens meer te zien was. Ze stapte via een trapje naar beneden en ging over de rails lopen. Het gladde metaal van de rails blonk, een dubbelspoor van glanzend licht, vooral nu de zon was doorgebroken en helder scheen tussen donkere wolkenpartijen. Grote stappen zette ze, van biels tot biels. Ze liep niet meer, maar bewoog zich dansend voort.
Van ver weg hoorde ze iemand roepen. 'Hé, wat moet dat daar?'
Frank was tegen zes uur thuis. Hij keek naar het journaal, maakte zijn eten klaar en dwong zich om het op te eten zonder lectuur ernaast. Het nadeel daarvan was dat hij te snel at. 'Het is niet goed of het deugt niet,' mompelde hij. Opletten om niet te vervallen in de gewoonte om in zichzelf te praten, zoals zijn vader altijd had gedaan. Die was schoenmaker geweest en soms dachten mensen dat er iemand bij hem in zijn werkplaats zat met wie hij converseerde, vooral omdat hij stemmen van anderen goed kon imiteren. Hij instrueerde niet alleen zichzelf voortdurend ('Nou eerst maar 's die nieuwe zooltjes... jongens, jongens, wat hebben ze die afgelopen... Waar heb ik nou...?'), maar voerde ook hele gesprekken met niet aanwezige anderen. Vriendjes hadden Frank ermee gepest.
Hij nam wat spullen van school door, omdat hij na de korte interventie van Milena niet meer echt aan werken was toegekomen, vooral had nagedacht over haar, over vrouwen in het algemeen, over Carla en waar het mis was gegaan. Die camping in de Ardennen, vlak bij de Samois, hij had er nooit naar terug durven gaan. Hij probeerde zijn gedachten te kantelen. Zou Milena ooit hebben gekampeerd, zou ze weten wat een De Waard was, de koning onder de tenten? Hij probeerde zichzelf en zijn eigen reactie op haar ogenschijnlijke toenadering te begrijpen. Natuurlijk had hij best iets met haar kunnen gaan drinken zonder dat het verder ergens toe zou leiden behalve een vrijblijvend gesprek. En als ze wel iets verwachtte, was het niet zo moeilijk om haar duidelijk te maken dat het er niet in zat. Maar waarom was dat zo? Hij probeerde zijn eigen emoties af te tasten. Ze zag er redelijk uit, hoewel nogal zwaar, was vriendelijk, intelligent, sociaal.
Hij stortte zich op het verslag van het directieoverleg van openbare basisscholen met de begeleidende beleidsnotitie over de toekomst van het openbaar onderwijs.
Toen hij geen zin meer had in schoolwerk, pakte hij het boek waar hij nu een paar dagen in bezig was, Het grijze kind van Theo Thijssen, dat hij vreemd genoeg nooit eerder had gelezen, misschien omdat hij altijd had verondersteld dat het om een grauw, bijna niet te onderscheiden, saai kind ging, wat vrijwel zeker een saai boek moest opleveren.
'Ik zou het natuurlijk heel wat aangenamer vinden als ik dit wonderlijke samenstel van herinneringen wat meer geordend bezat,' las Frank. 'Ze waren dan ongetwijfeld wat meer waard. Ik had feitelijk, dat zie ik nu achteraf heel goed in, ik had feitelijk van het begin af de hele zaak wetenschappelijker moeten inpikken. Systematisch moeten aantekenen, elke bijzonderheid schriftelijk moeten vastleggen, ook...'
De telefoon rinkelde. Carla. Ze had een afspraak met Ja-cintha, maar die was niet op komen dagen. Ze was niet thuis en ook niet op haar nulzes bereikbaar. Of hij iets wist? Nee, gisteravond had hij haar nog gesproken. Het was duidelijk dat het niet zo goed met haar ging, maar ze was onder behandeling bij een of andere therapeut, misschien dat het zou helpen. Carla zei dat ze zich ongerust maakte, ik heb het gevoel dat ik geen contact meer met haar krijg. Dat alles wat ik zeg langs haar heen gaat.'
Een halfuur later belde Carla weer. Ze had een telefoontje gehad van de spoorwegpolitie. Jacintha zat op het station, al een paar uur, maar het had even geduurd voor ze haar naam en het telefoonnummer van een familielid had gegeven.
'Wat heeft ze dan gedaan? Toch niet een conducteur aangevallen of zo? Dat lijkt me niks voor Jacintha.'