18

De wind brengt ons naar het noorden, naar een motel in Alabama. Daar blijven we twee nachten, al weer dankzij het feit dat Sam een identiteit van mij gebruikt. Daarna rijden we naar het westen en brengen een nacht door onder de sterrenhemel op een akker in Oklahoma, gevolgd door twee nachten in een Holiday Inn in de buitenwijken van Omaha, Nebraska. Daarna, zonder een bepaalde reden − of in elk geval zonder een reden die Zes ooit zal toegeven − rijdt Zes zestienhonderd kilometer in oostelijke richting en huurt vervolgens een houten hut in de bergen van Maryland, op hooguit vijf minuten rijden van de grens met West Virginia en op bijna drie uur rijden van de grot van de Mogadoren. We zijn precies 317 kilometer van Paradise, Ohio, waar onze reis is begonnen. Een halve benzinetank bij Sarah vandaan.

Voordat ik mijn ogen zelfs maar heb geopend, weet ik al dat het weer zo’n zware dag wordt, een van die dagen waarop Henri’s dood me als een mokerslag raakt en ik de pijn op geen enkele manier kan verzachten. Ik heb steeds vaker van die dagen. Dagen vol berouw. Dagen vol schuldgevoelens. Dagen vol oprecht verdriet omdat ik nooit meer met hem kan praten. Die gedachte verlamt me. Ik wilde dat ik dat kon veranderen. Maar zoals Henri eens heeft gezegd, sommige dingen kunnen nooit ongedaan worden gemaakt. En dan is er Sarah en dat vreselijke schuldgevoel waar ik mee kamp sinds we uit Florida vertrokken en ik mezelf toestond zó dicht bij Zes te komen dat ik haar bijna kuste.

Ik haal diep adem en ten slotte open ik mijn ogen. Het bleke ochtendlicht stroomt de kamer binnen. Henri’s brief, denk ik. Ik móét hem nu lezen. Het is te gevaarlijk om het nog langer uit te stellen. Zeker nadat ik hem in Florida bijna was kwijtgeraakt.

Ik haal de dolk en de brief onder mijn kussen vandaan. Die heb ik steeds vlak bij me gehouden. Ik kijk even naar de envelop en probeer me voor te stellen onder welke omstandigheden de brief is geschreven. Dan slaak ik een zucht, want ik weet dat dit niet van belang is en dat ik alleen maar tijd verspil. Met de dolk snijd ik de envelop open en haal de bladzijden eruit. Henri’s perfecte handschrift vult vijf gele schrijfblokvellen. Ik haal diep adem en begin het eerste vel te lezen.

 

19 januari

J−

Deze brief heb ik de afgelopen jaren vele malen geschreven. Ik wist nooit of het mijn laatste brief zou zijn, maar als je dit nu leest, dan is het antwoord dus ja. Het spijt me, John. Het spijt me echt. Wij Cêpanen, die met jullie zijn meegekomen, hadden tot taak jullie negenen ten koste van alles te beschermen, zo nodig ten koste van ons leven. Maar, en nu ik aan onze keukentafel deze woorden opschrijf, een paar uur nadat je me in Athens hebt gered, weet ik dat het geen plichtsgevoel was waardoor we bij elkaar bleven, maar liefde; en liefde is altijd een sterkere band dan welke plicht dan ook. Feit is dat mijn dood onvermijdelijk was. De enige variabelen waren wanneer en hoe, en zonder jou zou ik vandaag zijn gestorven. Onder welke omstandigheden mijn dood ook plaatsvindt, geef jezelf alsjeblieft nooit de schuld. Ik heb nooit gedacht dat ik hier zou overleven en toen we jaren geleden Loriën verlieten, wist ik dat ik nooit terug zou gaan. Ik ben benieuwd hoeveel je hebt ontdekt in de tijd die is verstreken nadat ik deze woorden opschrijf en voordat jij ze leest. Ik weet zeker dat je nu weet dat ik je heel veel niet heb verteld. Misschien wel meer dan ik had moeten doen. Het grootste deel van je leven wilde ik dat je geconcentreerd bleef, hard trainde. Ik wilde je op Aarde een zo normaal mogelijk leven laten leiden. Ik weet zeker dat je dat belachelijk zult vinden, maar als je de hele waarheid had gekend zou je nóg meer stress hebben gehad in een toch al stressvolle tijd.

Waar moet ik beginnen? De naam van je vader was Liren. Hij was moedig en machtig, en hij is zijn hele leven integer en wilskrachtig geweest. Zoals je hebt gezien in je visioenen over de oorlog heeft hij deze eigenschappen tot het einde toe behouden, ook al wist hij dat deze oorlog niet gewonnen kon worden. En meer dan dat mogen we niet verwachten, dat we sterven met onze waardigheid, dat we eervol en heldhaftig zullen sterven. Dat we sterven in de wetenschap dat we alles hebben gedaan wat in ons vermogen lag. Dat was een korte beschrijving van wie je vader was. Dat is een korte beschrijving van wie jij bent, ook al geloof je dat misschien niet.

 

Ik ga rechtop zitten, met mijn rug tegen het hoofdeinde van het bed, en lees de tekst over mijn vader nog een keer. De brok in mijn keel lijkt wel een rotsblok. Ik wilde dat Sarah hier was en me zou aansporen om verder te lezen, met haar hoofd op mijn schouder.

Ik begin aan de volgende alinea.

 

Toen jij nog heel klein was, kwam je vader regelmatig op bezoek, zelfs als dat niet nodig was. Hij aanbad je en kon urenlang naar je kijken als je in het gras speelde met Hadley (heb je Bernie Kosars echte identiteit al ontdekt?). En ook al weet ik zeker dat je je die tijd niet kunt herinneren, ik kan je wel vertellen dat je heel gelukkig was. Gedurende een korte tijd heb je het soort jeugd gehad waar alle kinderen recht op hebben, maar die ze niet allemaal krijgen. Ik heb heel veel tijd met je vader doorgebracht, maar je moeder heb ik slechts één keer ontmoet. Zij heette Lara en net als je vader was ze gereserveerd en zelfs een beetje verlegen. Dat vertel ik je nu, want ik wil dat jij weet wie je bent en waar je vandaan komt. Je komt uit een eenvoudige familie met weinig geld, en wat ik je altijd al heb willen vertellen is dat we Loriën niet hebben verlaten omdat we die dag toevallig daar waren. Het feit dat we op het vliegveld waren was geen dom toeval. We waren daar omdat de Gardes zich verzamelden toen de aanval begon, om jullie daar te krijgen. Toen hebben velen hun leven gegeven. Jullie hadden met z’n tienen moeten zijn, maar zoals je weet hebben maar negen het overleefd.

 

Ik word verblind door tranen. Ik strijk met mijn vinger over mijn moeders naam. Lara. Lara en Liren. Ik vraag me af wat mijn Lorische naam was, of die ook met een L begon. Ik vraag me af of ik, als er geen oorlog was geweest, een zusje of broertje zou hebben gehad. Er is me zoveel afgenomen.

 

Nadat jullie alle tien geboren waren, onderkende Loriën jullie kracht, jullie ziel, jullie wilskracht, jullie compassie, en heeft jullie belast met de rol die jullie allemaal op je moesten nemen: de rol van de oorspronkelijke tien Ouderlingen. Wat dit betekent is dat jullie die vertrokken zijn na verloop van tijd veel sterker zullen worden dan alles wat Loriën ooit heeft meegemaakt, zelfs veel sterker dan de oorspronkelijke tien Ouderlingen van wie jullie je erfdeel hebben gekregen. De Mogadoren weten dit en daarom zitten ze jullie nu zo koortsachtig achterna. Ze zijn wanhopig geworden en hebben allemaal spionnen naar deze planeet gestuurd. Dit heb ik je nooit verteld omdat ik bang was dat je daardoor arrogant zou worden en dat je daardoor op het slechte pad zou raken, en je wordt aan veel te veel gevaren blootgesteld om dat te kunnen riskeren. Ik vraag je dringend… zorg dat je sterk wordt, groei in de rol die je moet gaan vervullen en zoek de anderen. Diegenen van jullie die zijn overgebleven, kunnen deze oorlog nog altijd winnen.

Het laatste wat ik je moet vertellen, is dat we niet toevallig naar Paradise zijn verhuisd. Je Erfgaven waren vertraagd en ik begon me zorgen te maken, en toen ik in paniek raakte nadat je derde litteken verscheen − en ik wist dat jij de volgende was − besloot ik de enige man op te zoeken die ons misschien naar de anderen kon leiden. Toen wij op Aarde arriveerden, werden we opgewacht door negen mensen die begrepen in welke situatie we ons bevonden en ook dat we ons moesten verspreiden. Zij waren bondgenoten van de Loriërs, en de laatste keer dat we hier waren − vijftien jaar geleden − hebben ze allemaal een transmitter gekregen die zichzelf zou inschakelen zodra hij contact kreeg met een van onze schepen. Zij waren er die nacht om ons te leiden in de transitie van Loriën naar Aarde, om ons in het begin te helpen. Niemand van ons was hier ooit eerder geweest. Toen we van boord stapten, kregen we allemaal twee stel kleren, een pakket met instructies over de gang van zaken op deze planeet en een stukje papier met een adres erop. Op die adressen moesten we beginnen, niet blijven, en niemand van ons wist waar de anderen naartoe gingen. Ons papiertje bracht ons naar een stadje in het noorden van Californië. Het was een leuk, rustig stadje, op een kwartiertje rijden van de kust. Daar heb ik je leren fietsen en vliegeren en nog meer eenvoudige dingen, zoals je veters strikken, maar pas nadat ik dat zelf had geleerd. We zijn daar een halfjaar gebleven en toen gingen we weg, zoals ik wel had geweten. De man die jou en mij ontmoette, onze gids, kwam daarvandaan, uit Paradise. Ik heb hem opgezocht omdat ik per se wilde weten waar de anderen in eerste instantie naartoe waren gegaan. Maar toen we daar kwamen, was er waarschijnlijk iets ergs gebeurd, want de man was al weg. Deze man die we die eerste dag ontmoetten, die ons culturele informatie verstrekte en die ons in onze eerste huizen installeerde, heette Malcolm Goode. Sams vader. Wat ik je nu vertel, John, is dat ik denk dat Sam gelijk had. Ik denk dat zijn vader inderdaad is ontvoerd. Ter wille van Sam hoop ik dat hij nog leeft. En als Sam nog steeds bij je is, zou ik graag zien dat je hem dit vertelt en ik hoop dat het hem troost schenkt. Word wie je moet worden, John. Word sterk en machtig en verlies alles wat je inmiddels hebt geleerd geen seconde uit het oog. Wees edel, zelfverzekerd en moedig. Leef met hetzelfde soort waardigheid en heldhaftigheid als je van je vader hebt geërfd, en vertrouw op je hart en je wilskracht, net als Loriën dat nog altijd doet. Zorg dat je nooit de hoop of het vertrouwen in jezelf kwijtraakt, en vergeet niet dat er altijd hoop is, ook als deze wereld zich van zijn slechtste kant laat zien en zich van je afwendt.

En ik ben ervan overtuigd dat je, ooit, naar huis zult gaan.

Veel liefs,

Je vriend en Cêpaan,

−H

 

Het bloed klopt in mijn slapen en ondanks Henri’s woorden weet ik dat hij, als we toen hij dat wilde Paradise hadden verlaten, nog steeds zou leven. Dat we dan nog steeds samen zouden zijn. Hij kwam naar de school om me te redden, omdat dat zijn plicht was en omdat hij van me hield. En nu is hij dood.

Ik haal diep adem, strijk met de rug van mijn hand over mijn gezicht en loop de kamer uit. Ondanks zijn gewonde been wilde Sam op de eerste verdieping slapen, ook al boden Zes en ik aan om dat te doen. Nu loop ik naar boven en klop aan. Ik loop naar binnen en als ik het lampje op zijn nachtkastje aandoe, zie ik de oude bril van zijn vader liggen. Sam beweegt zich.

‘Sam? Hé, Sam! Sorry dat ik je wakker maak, maar ik moet je iets belangrijks vertellen.’

Dat trekt meteen zijn aandacht en hij slaat de dekens van zich af. ‘Vertel het dan maar.’

‘Eerst moet je me beloven dat je niet kwaad wordt. Ik wil dat je weet dat ik niets wist van alles wat ik je ga vertellen en je moet het Henri vergeven, ook al heb ik geen idee waarom hij het je niet zelf heeft verteld.’

Hij schuift omhoog en laat zijn hoofd tegen het hoofdeinde rusten. ‘Verdomme, John. Vertel het nou maar.’

‘Je moet het beloven.’

‘Oké, ik beloof het.’

Ik geef hem de brief. ‘Ik had hem eerder moeten lezen, Sam. Het spijt me heel erg dat ik dat niet heb gedaan.’

Ik loop zijn kamer uit en doe de deur achter me dicht zodat hij de brief in alle rust kan lezen. Ik kan niet voorspellen hoe hij zal reageren. Je kunt nooit weten hoe iemand reageert als hij antwoord krijgt op de vraag waar hij zijn hele leven al mee rondloopt, de vraag die hem al die tijd al kwelt.

Ik loop naar beneden en via de achterdeur naar buiten, samen met Bernie Kosar, die het bos in rent. Ik ga op een picknicktafel zitten. In de koude februarilucht kan ik mijn adem zien. De duisternis wordt naar het westen gedrongen en het ochtendlicht stroomt hier vanuit het oosten naartoe. Ik kijk omhoog naar de halvemaan en vraag me af of Sarah er misschien naar kijkt, of een van de anderen. Ik en de anderen, de vijf die nog steeds leven, die de rol van de Ouderlingen zouden moeten overnemen. Ik begrijp nog steeds niet wat dat precies betekent. Dan kijk ik omhoog en sluit mijn ogen. Zo blijf ik zitten, tot de deur achter me openschuift. Ik draai me om in de verwachting Sam te zien, maar het is Zes. Ze komt naast me op de picknicktafel zitten. Ik glimlach zwakjes naar haar, maar ze glimlacht niet terug.

‘Ik hoorde je hier buiten lopen. Is alles in orde? Hebben jij en Sam ruziegemaakt of zo?’ vraagt ze.

‘Wat? Nee. Hoezo?’

‘Ik weet alleen dat hij beneden op de bank zit te huilen en niet met me wil praten.’

Ik ben even stil, maar dan zeg ik: ‘Ik heb eindelijk de brief gelezen die Henri heeft achtergelaten. Daar staat iets in over Sam wat we je niet hebben verteld. Over zijn vader.’

‘Wat dan? Problemen?’

Ik draai me om, zodat onze knieën elkaar raken. ‘Weet je, toen ik Sam op school leerde kennen, was hij behoorlijk geobsedeerd door de verdwijning van zijn vader, die op een dag boodschappen ging doen en gewoon nooit is teruggekomen. Ze hebben zijn vrachtwagen gevonden met zijn bril ernaast. Je weet wel, die bril waar hij de hele tijd mee rondloopt?’

Zes draait zich om en kijkt naar de achterdeur. ‘Wacht eens even, is die bril van zijn vader?’

‘Ja. En Sam is er dus eigenlijk van overtuigd dat zijn vader door aliens is ontvoerd, wat ik altijd een belachelijk idee heb gevonden. Maar nu weet ik het niet meer, want wie ben ik om zijn hoop dat hij zijn vader terug zal vinden de bodem in te slaan? Ik heb gewacht tot Sam je dit zelf zou vertellen, maar ik heb zonet Henri’s brief gelezen en je zult niet geloven wat daarin staat.’

‘Wat dan?’

Ik vertel haar alles, dat Sams vader een bondgenoot was van de Loriërs die Henri en mij heeft opgevangen toen ons schip was geland en waarom Henri ons meenam naar Paradise.

Zes glijdt van de picknicktafel af en komt onhandig op de bank terecht. ‘Wat toevallig dan, dat Sam hier nu is.’

‘Volgens mij niet. Ik bedoel, dat kan toch niet? Dat het toevallig zo uitpakt dat ik van alle mensen in Paradise Sam uitkies als beste vriend? Volgens mij was dit geen toeval.’

‘Misschien heb je wel gelijk.’

‘Best cool dat zijn vader ons die nacht heeft geholpen, toch?’

‘Heel cool. Weet je nog dat hij zei dat hij het zo geweldig vond om bij ons te zijn?’

Ja, dat weet ik nog. ‘Maar, weet je, Henri schrijft in zijn brief dat Sams vader écht is ontvoerd, misschien wel is vermoord, door de Mogadoren.’

Zwijgend kijken we naar de zon die langzaam boven de horizon zichtbaar wordt. Bernie Kosar rent het bos uit en rolt op zijn rug zodat we zijn buik kunnen aaien. ‘Hallo, Hadley.’ Als ik dat zeg, springt hij meteen overeind, met zijn beaglekop scheef. ‘Ja,’ zeg ik. Ik spring van de tafel en aai hem met beide handen onder zijn kin. ‘Ik weet het.’

Sam komt naar buiten. Hij heeft rode ogen en gaat naast Zes op de bank zitten.

‘Hi, Hadley,’ zegt Sam tegen Bernie Kosar. BK blaft ten antwoord en begint zijn handen te likken.

‘Hadley?’ vraagt Zes.

De hond blaft weer, instemmend.

‘Ik wist het!’ zegt Sam. ‘Ik wist het al vanaf het moment dat hij verdween.’

‘Je hebt al die tijd gelijk gehad,’ zeg ik.

‘Mag ik die brief lezen?’ vraagt Zes. Sam geeft hem aan haar. Ik houd mijn rechterhandpalm boven het eerste vel en laat hem oplichten. In het licht daarvan leest Zes de brief, daarna vouwt ze hem op en geeft hem terug.

‘Ik vind het echt heel erg voor je, Sam,’ zegt ze.

Ik voeg eraan toe: ‘Als je vader er niet was geweest, zouden Henri en ik het nooit hebben overleefd.’

Tegen mij zegt Zes: ‘Weet je, het is belachelijk dat jouw ouders Liren en Lara waren, of misschien is het belachelijk dat ik me dat nooit heb gerealiseerd. Ken je me nog van Loriën, John? Jouw ouders en mijn ouders, Arun en Lyn, waren elkaars beste vrienden. Ik weet dat we niet zo vaak bij onze ouders waren, maar ik weet wel dat ik een paar keer bij je thuis ben geweest. Jij was toen nog een peuter, volgens mij.’

Het duurt even voor ik me herinner wat Henri me een keer vertelde. Dat was toen Sarah terugkwam uit Colorado, op de dag dat we elkaar bekenden dat we van elkaar hielden. Toen ze weg was, zaten Henri en ik te eten en toen zei hij: ‘Ik weet niet wat haar nummer is en ook niet waar ze is, maar ik weet wel dat een van de kinderen die samen met ons naar Aarde kwamen, de dochter is van de beste vrienden van je ouders. Ze zeiden vaak voor de grap dat jullie kennelijk voor elkaar bestemd waren.’

Bijna vertel ik Zes wat Henri had gezegd, maar ik herinner me dat hij dit zei naar aanleiding van mijn gevoelens voor Sarah, en dan komen de oude schuldgevoelens terug die ik al heb sinds onze wandeling.

‘Ja, dat is best wel raar, maar ik kan het me niet herinneren,’ zeg ik.

‘Hoe dan ook, deze informatie over de Ouderlingen en hoe we hun rol moeten overnemen is best wel heftig. Geen wonder dat de Mogs zo meedogenloos zijn,’ zegt ze.

‘Klinkt inderdaad logisch allemaal.’

‘We moeten terug naar Paradise,’ zegt Sam opeens.

‘Ja hoor.’ Zes schiet in de lach. ‘Nee, we moeten een manier bedenken om de anderen te zoeken. We moeten weer op die laptop zien te komen. Nog meer trainen.’

Sam staat op. ‘Nee, ik meen het echt, we moeten terug. Als mijn vader iets heeft achtergelaten, die transmitter, dan kan ik hem volgens mij wel vinden. Toen ik zeven was, vertelde hij me een keer dat mijn toekomst was afgebeeld op de kaart op de zonnewijzer. Toen ik vroeg wat hij bedoelde, zei hij alleen maar dat als de donkere sterren ooit vielen, ik de Ennead moest zoeken en de kaart bij mijn geboortedatum op de zonnewijzer moest bekijken.’

‘Wat is een Ennead?’ vraag ik.

‘Dat is een groep van negen goden in de Egyptische mythologie.’

‘Negen?’ vraagt Zes. ‘Negen goden?’

‘En welke zonnewijzer?’ vraag ik.

‘Nu begin ik het te snappen,’ zegt Sam. Peinzend loopt hij om de picknicktafel heen met Bernie Kosar achter zich aan. ‘Ik vond het altijd zo frustrerend dat hij van die rare dingen zei die alleen hij begreep. Een paar maanden voor hij verdween, groef mijn vader een put in onze achtertuin en zei dat die het regenwater van de dakgoten zou opvangen en zo; maar nadat het beton was gestort, zette hij zijn ingewikkeld uitziende zonnewijzer op het stenen putdeksel. Daarna stond hij naar de put te kijken en zei tegen mij: “Jouw toekomst is afgebeeld op de zonnewijzer, Sam.’”

‘En dat heb je nooit gecontroleerd?’ vraag ik.

‘Tuurlijk wel. Ik heb de zonnewijzer rondgedraaid en mijn geboortedatum en geboortetijd en nog een paar andere dingen opgezocht, maar er is nooit iets gebeurd. Na een tijdje dacht ik dat het gewoon een domme put was met een zonnewijzer erop. Maar nu ik Henri’s brief heb gelezen, met die alinea over die donkere sterren en zo, weet ik dat het een aanwijzing moet zijn. Alsof hij het me heeft verteld zonder het me te vertellen,’ zegt Sam stralend. ‘Hij was zo slim!’

‘Jij ook,’ zeg ik. ‘Het zou weleens zelfmoord kunnen zijn, teruggaan naar Paradise, maar ik denk niet dat we nu veel keus hebben.’