Lesgeven achter gesloten deuren
Als ik mij voorstel dat de gemeenschap van waarheid verzameld is rond een van de grote onderwerpen – of het nu DNA, het boek The Heart of Darkness 2 of de Franse Revolutie is – dan vraag ik mij af: Zouden leraren bijeen kunnen komen rond het belangrijke onderwerp dat ‘lesgeven en leren’ wordt genoemd en proberen de geheimen daarvan te onderzoeken met hetzelfde respect dat we hebben voor ieder ander onderwerp dat de moeite van het kennen waard is?
We moeten leren hoe we dat moeten doen, want zo’n bijeenkomst is een van de weinige middelen die we hebben om een betere leraar te worden. Er zijn geen formules voor goed leraarschap, en de adviezen van deskundigen zijn slechts van on-dergeschikte betekenis. Als we willen groeien in ons beroep kunnen we maar op twee belangrijke plaatsen terecht: het innerlijke gebied waaruit goed lesgeven voortkomt en de gemeenschap van collega’s van wie we meer kunnen leren over onszelf en ons vak.
Als ik goed les wil geven is het essentieel dat ik mijn innerlijk onderzoek. Maar ik kan erin verdwalen, mijzelf voor de gek houden en uit eigenbelang in kringe-tjes ronddraaien. Daarom heb ik de adviezen nodig die de gemeenschap mij kan geven door middel van gesprekken met collega’s. Daarnaast kan zo’n gemeenschap mij steun bieden als ik iets uitprobeer in de les en kan ik gebruik maken van de verzamelde en gezamenlijke wijsheid die in iedere goede faculteit of vakgroep te vinden is.
We kunnen bij elkaar de bronnen vinden die ons kunnen helpen beter les te geven – als ons de toegang niet geweigerd wordt. En daar ligt nu net de moeilijk-121
Copyright © Noordhoff Uitgevers bv 2005
Leraar met hart en ziel 24-03-2005 11:59 Pagina 122
heid. De academische cultuur werpt barrières tussen collega’s op die nog breder en hoger zijn dan die tussen ons en onze leerlingen. Deze barrières zijn voor een deel het gevolg van de wedijver waardoor we ons uit angst van elkaar afschermen.
De barrières laten tevens zien dat van alle beroepen lesgeven wellicht een van de meest solistische is.
Hoewel wij lesgeven aan een groep leerlingen geven we meestal alleen les, buiten het zicht van onze collega’s. Dit in tegenstelling tot chirurgen of advocaten, die werken in aanwezigheid van vakgenoten. Advocaten bepleiten een zaak tegenover andere advocaten zodat tekortkomingen in hun kennis of vaardigheden voor iedereen zichtbaar zijn. Chirurgen opereren onder het oog van specialisten die het zullen merken als hun hand trilt. Hierdoor worden verkeerde handelingen minder waarschijnlijk. Maar leraren kunnen wondgaas in hun patiënt laten zitten of het verkeerde been afzetten en alleen het slachtoffer is er getuige van.
Als wij onze werkplek, de klas, binnenlopen, sluiten we de deur voor onze collega’s. Als we naar buiten komen, praten we zelden over wat er is gebeurd of over wat er nog gaat komen, omdat we geen gedeelde ervaringen hebben. En in plaats van dit isolement te noemen en te proberen daar wat aan te doen, beweren we dat het een goede eigenschap die ‘academische vrijheid’ heet: mijn klas is mijn kasteel en andere krijgsheren zijn er niet welkom.
Wij betalen een hoge prijs voor deze afzondering. Neem de manier waarop lesgeven wordt beoordeeld. Als we elkaars lesgeven niet kunnen bijwonen ontwikkelen we beoordelingsmethoden die afstandelijk, demoraliserend, en zelfs onfat-soenlijk zijn. Omdat we geen informatie uit de eerste hand over elkaars werk hebben, staan wij toe dat iets als een leerlingenenquête de plaats inneemt van gegevens die alleen in persoonlijk contact kunnen worden verkregen.
De gebruikelijke manier van ‘evalueren’ van de manier waarop iemand lesgeeft bestaat eruit dat leerlingen aan het eind van een cursus een gestandaardiseerde vragenlijst krijgen voorgelegd. De lijst reduceert het complexe lesgeven tot tien of vijftien categorieën, gemeten op een vijfpuntenschaal in de trant van: ‘Geeft heldere en beknopte instructies’; ‘Organiseert zijn lessen goed’; ‘Hanteert objectieve criteria voor beoordeling’.
Leraren hebben het volste recht gedemoraliseerd te raken door een dergelijke simplistische benadering – er wordt zo op geen enkele manier geen recht gedaan aan de vele nuances van het lesgeven. Er zijn geen standaardvragen te bedenken die algemeen van toepassing zijn op de verschillende manieren van goed lesgeven. Maar als we erop staan de deur achter ons dicht te willen doen als we werken, hoe kunnen anderen ons dan beoordelen behalve door een paar vragenlijsten door het bovenraam naar binnen te gooien vlak voor het einde van het semester?
Dergelijke beoordelingen zijn niet simpelweg het gevolg van de bureaucratisering waarover docenten zich zo vaak beklagen. Ze zijn het resultaat van een leraren-cultuur die geen ander alternatief biedt.
Helaas worden de beperkingen van deze evaluaties zo ongenuanceerd geaccepteerd, en de uitkomsten zo selectief geciteerd, dat de gegevens heel gemakkelijk voor of tegen iemand kunnen worden gebruikt. Als we bijvoorbeeld iemand op de universiteit willen ontslaan die een goede evaluatiescore op het lesgeven kreeg, maar die weinig publicaties achter zijn naam heeft staan, zeggen we dat de vragenlijsten alleen populariteit meten. Als we iemand willen bevorderen met een slechte evaluatiescore op het lesgeven maar die veel gepubliceerd heeft dan bear-122
Copyright © Noordhoff Uitgevers bv 2005
Leraar met hart en ziel 24-03-2005 11:59 Pagina 123
gumenteren we dat de vragenlijst niet relevant is voor zijn of haar belangrijke wetenschappelijke inbreng.
Er is maar één eerlijke manier om de verschillende vormen van goed leraarschap in al zijn aspecten te evalueren: ter plekke zijn. Wij moeten elkaar zien lesgeven, ten minste af en toe, en we moeten meer tijd vrijmaken om met elkaar over lesgeven te praten. Als dan het moment is aangebroken voor een besluit over een bevordering of vaste aanstelling, hebben we reële informatie om als uitgangspunt te gebruiken in plaats van alleen de statistische verzinsels waarmee we nu onze beslissingen manipuleren.
Ik besef heel goed dat drukke roosters verhinderen dat leraren elkaars lessen bij kunnen wonen. Maar als we in ieder geval op vaste tijden gedurende een langere periode gesprekken over lesgeven zouden voeren, zouden we genoeg over elkaar weten om echte vragen te stellen en echte antwoorden te geven als het moment daar is om te evalueren:
· Blijkt uit gesprekken dat deze persoon betrokken is en het lesgeven serieus neemt?
· Hoe gaat deze persoon te werk bij het ontwerpen van een leerplan?
· Hoe leeft deze persoon zich in en gaat hij om met problemen die ontstaan tijdens de lessen?
· Leert deze persoon van eerdere fouten als hij nieuwe lessen ontwerpt en in-voert?
· Probeert deze persoon collega’s te helpen bij belangrijke punten die te maken hebben met het lesgeven?
Betrokkenheid in een gemeenschap waarin de dialoog over onderwijs centraal staat, is meer dan een vrijblijvende optie voor individuele docenten die steun en mogelijkheden voor groei zoeken. Het is een professionele verplichting die onderwijsinstellingen iedereen die lesgeeft, zouden moeten opleggen. Lesgeven in afzondering belemmert niet alleen de groei van de individuele leraar, maar moedigt tevens institutionele onbekwaamheid aan. Door het lesgeven in afzondering te laten plaatsvinden, maken wij het onderwijsinstellingen moeilijk om hun opdracht goed te vervullen.
Het niveau van een beroep kan alleen verbeteren als de beoefenaars ervan hun praktijk delen en er eerlijk met elkaar over spreken. Wij groeien door vallen en op-staan, zeker, maar onze bereidheid om iets te proberen, met kans op falen, wordt ernstig beperkt als we niet de steun krijgen van een instelling die het nemen van dergelijke risico’s aanmoedigt. Als iedereen op een eilandje staat zal men hun beroep waarschijnlijk zo behoudend mogelijk uitoefenen en weigeren om al te ver af te wijken van hetgeen waarvan gezegd wordt dat ‘het werkt’ – zelfs wanneer dat duidelijk niet het geval is.
Dit risicomijdend gedrag is een goede beschrijving van de situatie omtrent het lesgeven. Vergeleken met andere beroepen heeft het lesgeven zich, vanwege deze afzondering, erg langzaam ontwikkeld. Als de chirurgie of de advocatuur op een even afgezonderde manier beoefend zouden worden als het lesgeven zouden we patiënten nog steeds met bloedzuigers behandelen en beklaagden in het water gooien om te zien of ze bleven drijven.
De bronnen die we nodig hebben om als leraar te groeien zijn in overvloed aanwezig in de gemeenschap van onze collega’s. Hoe kunnen we uit onze afzondering tevoorschijn komen en in gesprek komen over onderwijs, een gesprek dat al-123
Copyright © Noordhoff Uitgevers bv 2005
Leraar met hart en ziel 24-03-2005 11:59 Pagina 124
tijd voortduurt, zodat we uit die overvloed kunnen putten? We hebben vruchtbare gesprekken over goed lesgeven nodig, niet alleen voor onze beroepspraktijk maar ook om te groeien als persoon, de persoon uit wie dat lesgeven voortkomt.
Ik wil drie elementen onderzoeken die wezenlijk zijn om deze gesprekken met collega’s te laten ontstaan: gespreksonderwerpen die ons voorbij technieken brengen en die ons confronteren met de kernproblemen van het lesgeven, grondregels die ons ervan weerhouden onszelf te dwarsbomen voordat de gesprekken de nodige diepte bereiken, en leiders die van ons verwachten dat we die gesprekken aangaan en ons daartoe uitnodigen.