Als leraren de moed verliezen
Velen van ons zijn leraar geworden vanuit het hart, omdat we geraakt waren door ons vakgebied en gedreven werden door de wens anderen te helpen leren. Maar velen onder ons verliezen na jaren lesgeven hun passie. Hoe kunnen we weer 22
Copyright © Noordhoff Uitgevers bv 2005
Leraar met hart en ziel 24-03-2005 11:58 Pagina 23
moed vatten en doorgaan met wat goede leraren altijd doen: onze leerlingen een hart onder de riem steken?
We verliezen deels de moed omdat lesgeven een dagelijkse oefening in kwetsbaarheid is. Ik hoef geen persoonlijke geheimen prijs te geven om me naakt te voelen voor de klas. Ik hoef alleen maar op het bord een zin te ontleden of bewijs uit te werken terwijl mijn leerlingen in slaap sukkelen of briefjes doorgeven. Hoe technisch mijn onderwerp op dat moment ook is, het is iets waar ik om geef en hetgeen waar ik om geef bepaalt voor een deel mijn eigenheid.
Wat lesgeven onderscheidt van andere beroepen is dat het zich afspeelt op het grensvlak van het persoonlijke en het openbare leven. Een goede therapeut werkt op het persoonlijke vlak, maar nooit in de openbaarheid: als hij zelfs maar de naam van zijn cliënt onthult, deugt hij niet. Een goede advocaat werkt in de publieke ruimte, maar kan zich niet laten beïnvloeden door zijn persoonlijke mening: als hij persoonlijke gevoelens toelaat over de schuld van zijn cliënt en daardoor een minder sterke verdediging voert, is hij een slechte advocaat.
Maar een goede leraar bevindt zich op de plaats waar het persoonlijke en het publieke samenkomen. Hij heeft te maken met een drukke verkeersstroom op dat kruispunt, waardoor het ‘creëren van een netwerk van verbindingen’ meer lijkt op het te voet oversteken van een snelweg. Als we proberen verbindingen te leggen tussen onszelf, ons vakgebied en onze leerlingen maken we onszelf en ons vakgebied kwetsbaar voor onverschilligheid, veroordeling en spot.
Om minder kwetsbaar te worden, distantiëren wij ons van onze leerlingen, ons vakgebied en soms zelfs van onszelf. We bouwen een muur tussen ons werkelijke gevoelsleven en ons uiterlijke optreden en spelen de rol van leraar. Onze woorden, die niet meer uit ons hart komen, worden de teksten in de ballonnetjes van een stripverhaal, en we worden een karikatuur van onszelf. We nemen afstand van onze leerlingen en ons vakgebied om het gevaar te beperken en vergeten daarbij dat afstand nemen door onze identiteit te isoleren juist meer gevaar oplevert.
Die zogenaamde zelfbeschermende splitsing tussen het persoonlijke leven en de praktijk van een leraar wordt zeer aangemoedigd door een academische cultuur die wantrouwen koestert tegen persoonlijke waarheid. Hoewel de wetenschap beweert waarde te hechten aan meervoudige manieren om kennis te verwerven, eert zij er maar één – de ‘objectieve’ manier van kennen, die ons de
‘werkelijke’ wereld binnenleidt door ons ‘uit onszelf’ te halen.
In de wetenschappelijke cultuur worden objectieve feiten als zuiver beschouwd, terwijl subjectieve gevoelens verdacht en onzuiver zijn. In die cultuur is de persoonlijkheid geen bron die kan worden aangeboord, maar een gevaar dat moet worden bezworen; geen mogelijkheid die tot zijn recht kan komen, maar een moeilijkheid die moet worden overwonnen. In deze cultuur wordt het negeren van de eigen persoonlijkheid beschouwd als een deugd en als dusdanig beloond.
Als mijn schets van het academische vooroordeel tegen subjectiviteit overdreven lijkt, volgt hier een verhaal over een college dat ik een paar jaar geleden gaf aan een grote universiteit:
Ik gaf mijn studenten een serie korte analytische essays op over thema’s uit de teksten die we zouden gaan lezen. Daarna liet ik ze een aantal autobiografische opstellen schrijven die met die thema’s te maken hadden, zodat ze het verband zouden zien tussen de concepten uit de leerboeken en hun eigen leven.
Na afloop van het eerste college kwam er een student naar me toe die vroeg: ‘Is het goed als ik in die autobiografische opstellen het woord “ik” gebruik?’