Een anatomie van angst
Als we ons vermogen tot verbondenheid willen ontwikkelen en vergroten als de kern van goed leraarschap, dan dienen we de negatieve maar grote aantrekkings-kracht van een ‘afgesneden leven’ te begrijpen – en te weerstaan. Op welke manier ontmoedigt de academische cultuur ons te leven in verbondenheid en waarom doet ze dat? Waarom moedigt zij ons aan afstand te nemen van onze leerlingen en ons vakgebied, om les te geven en te leren zonder de betrokkenheid van ons hart?
Oppervlakkig gezien lijkt het antwoord duidelijk: we worden op afstand gehouden door een beoordelingssysteem dat leraren scheidt van leerlingen, door vaksecties die kennisgebieden fragmenteren, door competitie die ervoor zorgt dat zowel leraren als leerlingen op hun hoede zijn voor hun collega’s en medeleerlingen, en door een bureaucratisch systeem dat de leraren en de leiding tegen elkaar opzet.
Natuurlijk zijn er in onderwijsinstellingen structuren die verdeeldheid zaaien, maar als we die structuren verantwoordelijk stellen voor onze verdeeldheid, laten we de mythe voortbestaan dat de buitenwereld meer macht heeft dan het innerlijk van een mens. De externe onderwijsstructuren zouden de macht niet hebben ons 37
Copyright © Noordhoff Uitgevers bv 2005
Leraar met hart en ziel 24-03-2005 11:59 Pagina 38
zo sterk te verdelen als zij niet geworteld zouden zijn in een van de meest bepalende kenmerken van ons innerlijk landschap: angst.
Als we zouden stoppen deze structuren te steunen zouden ze ineenstorten, een academische variant van de Fluwelen Revolutie. Maar we werken eraan mee, zeggen hoogstens af en toe geërgerd dat ze ‘veranderd’ moeten worden omdat ze met zoveel succes onze angst uitbuiten. Angst schept afstand tussen ons en onze collega’s, onze leerlingen, ons vak, onszelf. Angst maakt een einde aan de ‘experimenten met waarheid’ die ons in staat stellen een groter net van verbindingen te weven. En maakt zo tevens een eind aan ons vermogen om les te geven.
Al vanaf de basisschool is onderwijs een angstige aangelegenheid. Als leerling zat ik te vaak in klassen waar angst heerste, het soort angst dat ervoor zorgt dat veel kinderen die geboren zijn met het verlangen om te leren school gaan haten.
Als leraar ben ik op mijn slechtst als de angst bezit van mij neemt. Het maakt niet uit of dat angst van mij voor mijn leerlingen is of door mij gemanipuleerde angst van hen voor mij. Onze relatie met collega’s op de faculteit wordt vaak verslechterd door angst en angst is bijna universeel in de relatie tussen leidinggevenden en docenten. Angst is een standaard stuk gereedschap in de gereedschapskist van het management geworden.
Na dertig jaar van lesgeven ligt mijn eigen angst nog altijd dicht onder het oppervlak. Het is aanwezig als ik de klas binnenkom en een onderstroom van spanning voel. Het is er als ik een vraag stel en mijn leerlingen zó ijzig zwijgen alsof ik hen gevraagd heb hun vrienden te verraden. Het is aanwezig als ik het gevoel heb dat ik de controle verlies, als mij een ingewikkelde vraag wordt gesteld of er een irrationeel conflict ontstaat. Het is er als mijn leerlingen de weg kwijtraken in mijn les omdat ik zelf de weg kwijt ben. Als zo’n slechte les ten einde komt, ben ik nog een hele tijd bang – bang dat ik niet alleen een slechte leraar maar ook een slecht mens ben, zo nauw is mijn gevoel van eigenwaarde verbonden met het werk dat ik doe.
Mijn eigen angst houdt gelijke tred met de angst van mijn leerlingen, hoewel ik dat feit gemakshalve vergat gedurende de eerste jaren dat ik lesgaf. Vanuit mijn positie voor de klas voelde ik mij naakt en kwetsbaar en ik keek jaloers naar mijn leerlingen die veilig achter hun boeken en schriften zaten, anoniem in de massa.
Ik had me moeten herinneren dat leerlingen ook bang zijn: bang om te falen, om iets niet te begrijpen, om over onderwerpen te moeten praten die ze liever willen vermijden; bang om hun onwetendheid te moeten toegeven of hun vooroordelen uitgedaagd te zien; bang om voor gek te staan voor hun medeleerlingen. Als de angst van mijn leerlingen zich vermengt met de mijne neemt die angst exponen-tieel toe en raakt het onderwijs verlamd.
Als we ook maar een gedeelte van de energie die we steken in uiterlijke onderwijsveranderingen zouden gebruiken om de demonen van de angst te verdrijven, zouden we een belangrijke stap zetten in de richting van een werkelijke verandering op het gebied van lesgeven en leren. We zouden niet langer passief blijven wachten op structurele veranderingen. Als we onze angst zouden begrijpen zouden we de situatie van het afgesneden zijn te boven kunnen komen omdat we onszelf beter zouden kennen.
Wat is die angst die maakt dat we aan de genoemde situatie vasthouden? Opnieuw lijkt het antwoord duidelijk: het is de angst om mijn baan, imago of status te verliezen, als ik geen eer bewijs aan de institutionele krachten. Maar die verklaring gaat niet diep genoeg.