Najaar 1954

De koningin zei niets tegen de koning en ook niet tegen het hof, maar Jane hield haar toegewijd als een moeder in de gaten en toen de koningin de maand erna, in september, niet ongesteld werd, knikte ze me triomfantelijk toe. Ik grijnsde terug. De koningin vertelde het in het geheim aan de koning, maar iedereen die zag dat hij dubbel zo lief tegen haar deed moest vermoed hebben dat ze in verwachting was, en dat het voor hen allebei een grote geheime vreugde was.

Het paleis baadde in het licht van hun geluk, en voor het eerst leefde ik aan een koninklijk hofdal van zichzelf blijdschap en verrukking kende. Het gevolg van de koning was nog net zo trots en oogverblindend als toen ze net in Engeland waren, en de zinsnede 'zo trots als een don' werd een gangbare uitdrukking. Iedereen keek zijn ogen uit naar hun weelderige fluweel en hun zware gouden kettingen. Als ze uit jagen gingen hadden ze de allerbeste paarden, als ze gokten gooiden ze een klein fortuin op tafel, als ze met elkaar lachten trilden de muren en 's avonds lieten ze ons de prachtige formele dansen van Spanje zien.

De adellijke dames van Engeland wilden allemaal in dienst komen bij de koningin en waren allemaal verliefd op de Spanjaarden. Ze lazen allemaal Spaanse poëzie, zongen Spaanse liederen en leerden de nieuwste Spaanse kaartspelletjes. Aan het hof was het een en al flirten, muziek, dansen en feesten, en de koningin vormde het middelpunt van dat alles, sereen en glimlachend, met haar jeugdige echtgenoot immer liefdevol aan haar zijde. We waren het meest intellectuele, elegante en rijke hof van de gehele christelijke wereld, en dat wisten we ook. Met koningin Mary stralend aan het hoofd van dit oogverblindende hof dansten we op het toppunt van zelfingenomen genoegen.

In oktober kreeg de koningin te horen dat Elizabeth weer ziek was. Liggend op een dagbed vroeg ze of ik het verslag van sir Henry Bedingfield aan haar wilde voorlezen. Terwijl de koningin dromerig naar de tuin lag te kijken, waar de bomen geel, goud-en bronskleurig werden, leken Woodstock, Elizabeth en Elizabeths vele trucs om aandacht te trekken ver weg. 'Als ze per se wil mogen mijn artsen wel naar haar toe,' zei Mary afwezig. 'Ga jij dan met ze mee, Hannah? Om te kijken of ze er echt zo slecht aan toe is als ze beweert? Ik wil niet onaardig tegen haar zijn. Als ze nou alleen maar haar aandeel in het complot zou toegeven, liet ik haar vrij. Ik wil hier niet mee lastiggevallen worden, niet nu.'

Het was alsof haar eigen geluk zo groot was dat ze het wel met anderen móést delen.

'Maar als ze toegeeft dat ze fout is geweest, dan wil de raad of de koning toch dat ze terechtstaat?' opperde ik.

Koningin Mary schudde haar hoofd. 'Ze hoeft het alleen maar onder vier ogen tegenover mij toe te geven, en dan vergeef ik haar al,' zei ze. 'Haar handlangers zijn dood of weg; er is geen complot meer voor haar over. En ik ben in verwachting van een troonopvolger, van een erfgenaam voor Engeland en voor het hele Spaanse rijk. Dit wordt de grootste prins die de wereld ooit heeft meegemaakt. Elizabeth kan haar fout toegeven en dan vergeef ik haar. Vervolgens moet ze trouwen; de koning heeft zijn neef voorgesteld, de hertog van Savoye. Zeg tegen Elizabeth dat deze tijd van wachten en argwaan koesteren ten einde kan zijn, zeg tegen haar dat ik in verwachting ben. Zeg tegen haar dat ik begin mei zal bevallen. Volgende zomer is alle hoop die ze op de troon heeft gehad vervlogen. Maak haar dat goed duidelijk, Hannah. Er heeft kwaad bloed tussen ons geheerst, maar zodra ze instemt kan dat tot het verleden behoren.'

Ik knikte.

'Sir Henry schrijft dat ze als een goede dochter van de Kerk naar de mis gaat,' zei ze. 'Zeg haar dat dat me deugd doet.' Ze zweeg even. 'Maar hij zegt ook dat ze nooit amen zegt wanneer het moment in de dienst aangebroken is om voor mij te bidden.' Weer zweeg ze. 'Wat vind je daar nou van?

Ze bidt nooit voor me, Hannah.'

Ik zei niets. Als de koningin dit kwaad had gezegd, had ik misschien geprobeerd Elizabeth en haar onafhankelijke geest te verdedigen. Maar de koningin was niet kwaad. Ze zag er hoogstens gekwetst uit.

'Weet je, ik zou wel voor haar bidden als ik in haar schoenen stond,' zei ze. 'Ik gedenk haar in mijn gebeden omdat ze mijn zus is. Zeg maar tegen haar dat ik elke dag voor haar bid, en dat doe ik al sinds ik op Hatfield voor haar gezorgd heb, omdat ze mijn zus is en omdat ik haar probeer te vergeven dat ze tegen me heeft samengezworen, en omdat ik mezelf op haar vrijlating probeer voor te bereiden en mezelf probeer te leren om barmhartig met haar om te gaan en haar net zo genadig te beoordelen als ikzelf beoordeeld hoop te worden. Ik bid elke dag van haar leven dat het goed met haar mag gaan; en dan krijg ik te horen dat ze na een gebed voor mij niet eens amen zegt!'

'Majesteit, ze is een jonge vrouw en ze is heel eenzaam,' zei ik zacht. 'Ze heeft niemand die haar raad kan geven.' Eerlijk gezegd schaamde ik me voor Elizabeths koppigheid en bekrompenheid.

'Probeer haar eens wat van jouw wijsheid bij te brengen, nar,' opperde de koningin met een glimlach.

Ik knielde voor haar neer en boog mijn hoofd. 'Ik zal u missen,' zei ik eerlijk. 'Vooral nu u zo gelukkig bent.'

Ze legde haar hand op mijn hoofd. 'Ik zal jou ook missen, kleine nar,'

zei ze. 'Maar je moet zorgen dat je op tijd voor het kerstmaal terugbent, en als ik daarna het bed moet houden, moet jij bij me blijven.'

'Majesteit, ik zal u maar al te graag gezelschap houden.'

'Een voorjaarskindje,' zei ze dromerig. 'Een voorjaarslammetje van God. Zou dat niet fantastisch zijn, Hannah? Een erfgenaam voor Engeland en Spanje.'

Ik ging van Whitehall naar Woodstock, en het was net alsof ik naar een ander land reisde. Ik vertrok van een blij hof, een en al vermaak, uitbun-dig optimisme, in afwachting van een erfgenaam, en ik kwam aan bij een kleine gevangenis, bevoorraad en bestierd door de oude bedienden van Elizabeth die het krakkemikkige poorthuis niet eens in mochten om haar te verzorgen, maar alles in de tapperij van de nabijgelegen herberg moesten doen, waar ze wel met heel vreemde klanten te maken kregen. Op Woodstock trof ik Elizabeth zeer ziek aan. Niemand twijfelde er ook maar een moment aan dat ze erg zwak was. Ze lag in bed, doodmoe en dik, en ze zag er jaren ouder uit dan eenentwintig. Ze zag er zelfs ouder uit dan haar oudere zus. De schampere opmerkingen die ze eerder over haar jeugd en schoonheid en over de onvruchtbare leeftijd van de koningin had gemaakt waren dit najaar wel erg op haarzelf teruggekaatst, nu ze helemaal opgezwollen was, net zo dik als de oude Anna van Kleef, en de koningin opbloeide als Ceres. Haar wangen waren opgeblazen door haar ziekte, en daardoor vertoonde Elizabeth een schrikbarende gelijkenis met de portretten van haar vader op latere leeftijd. Het was afschuwelijk om haar meisjesachtige schoonheid in zijn grove gelaatstrekken te zien veranderen. De duidelijke lijn van haar kaak was in vetrollen verdwenen, haar ogen gingen schuil achter rode oogleden, de mooie rozenknop van haar mond zonk weg in het dikke vlees van haar wangen en de diepe lijnen die van haar neus naar haar kin liepen. Zelfs haar mooie handen waren dik. Ze had haar ringen afgedaan, want die pasten toch niet aan haar vingers, en zelfs de nagels gingen half schuil achter de monsterlijke aanwas van vlees.

Ik wachtte tot de artsen haar hadden onderzocht en een aderlating hadden gegeven, en totdat ze gerust had. Daarna ging ik haar slaapkamer binnen. Ze wierp me een blik vol wrok toe en bleef roerloos op bed liggen, zonder een woord te zeggen. Kat Ashley glipte de deur uit en bleef buiten staan wachten om te zorgen dat niemand ons afluisterde. 'Hou het kort,'

zei ze in het voorbijgaan tegen me. 'Ze is heel zwak.'

'Wat mankeert ze?' fluisterde ik.

Ze haalde haar schouders op. 'Ze weten het niet. Ze hebben het ook nooit geweten. Het is een waterziekte; ze zwelt op door vocht en kan het zelf niet afvoeren. Maar als ze ongelukkig is gaat het slechter met haar, en ze hebben haar hier heel erg ongelukkig gemaakt.'

'Lady Elizabeth,' zei ik, en ik zeeg naast het bed neer op mijn knieën.

'Trouweloze,' zei ze, bijna zonder haar ogen open te doen. Ik onderdrukte een giechel om haar onweerstaanbare hang naar dramatiek. 'O, mevrouw,' zei ik verwijtend. 'U weet dat ik moet gaan waar ik ontboden word. U weet heus nog wel dat ik naar u toe gekomen ben toen u in de Tower zat, terwijl ik toen helemaal niet had hóeven komen.'

'Wat ik weet is dat je dansend naar Winchester bent vertrokken voor de bruiloft en dat ik je sindsdien niet meer gezien heb.' Van woede verhief ze haar stem.

'Ik moest van de koningin mee naar Londen en nu heeft ze me naar u toe gestuurd. Ik heb een boodschap voor u bij me.'

Ze duwde zich een beetje omhoog in haar kussens. 'Ik ben bijna te ziek om te luisteren, dus vertel het vlug. Word ik vrijgelaten?'

'Als u uw fout toegeeft.'

Onder de dikke oogleden vlamden haar donkere ogen op. 'Vertel me precies wat ze gezegd heeft.'

Ik somde nauwgezet als een klerk op wat de koningin gezegd had. Ik hield niets voor me: het bericht van de zwangerschap niet, het verdriet van haar zus over Elizabeths wrok niet, haar bereidheid om weer vriendschap te sluiten niet. Ik had gedacht dat ze in woede zou uitbarsten wanneer ze hoorde dat de koningin in verwachting was, maar ze zei er niets over. Ik realiseerde me dat ze het waarschijnlijk al geweten had. In dat geval had ze een spion die zo'n hoge post bekleedde dat hij of zij het geheim kende waarvan volgens mij alleen de koning, de koningin, Jane Dormer en ik op de hoogte waren. Elizabeth viel, als een in het nauw gedreven hond, niet te onderschatten.

'Ik zal nadenken over wat je gezegd hebt,' zei ze, geheel in lijn met haar bekende neiging om tijd te rekken. 'Moet je bij me blijven? Of moet je meteen met het antwoord naar haar terug?'

'Ik hoef pas met Kerstmis terug naar het hof,' zei ik. Ik voegde er aanlokkelijk aan toe: 'Als u haar om vergiffenis vraagt, bent u daar met Kerstmis misschien ook wel. Het is nu een vrolijke bedoening, prinses. Het wemelt aan het hof van de knappe edelmannen, er wordt elke avond gedanst en de koningin is heel opgewekt.'

Ze draaide haar hoofd van me af. 'Ik dans niet met een Spanjaard, al kon ik er nu heen.' Ze zag het beeld voor zich. 'Al drommen ze om me heen en smeken ze me om met hen te dansen, ik sta niet op.'

'En u bent er de enige prinses,' probeerde ik haar over te halen. 'De enige prinses aan het hof. Als u zou weigeren om te dansen, zouden ze alle-maal om u heen komen staan. En u krijgt natuurlijk nieuwe jurken. U zou de enige ongehuwde prinses van Engeland zijn, aan het voornaamste hof ter wereld.'

'Ik ben geen kind dat zich met speeltjes laat overhalen,' zei ze waardig.

'En ik ben niet gek. Je kunt gaan, Hannah. Je hebt haar gediend en gedaan wat ze van je vroeg. Maar voor de rest van je verblijf hier doe je wat ik je zeg.'

Ik knikte en stond op. Even aarzelde ik; ze zag er doodziek uit, zoals ze op haar bed lag, geconfronteerd met het vooruitzicht van een bekentenis van verraad of een gevangenisstraf en schande die geen einde kenden.

'God behoede u, mevrouw,' zei ik, plotseling vol mededogen. 'God behoede u, prinses Elizabeth, en zorge ervoor dat u hier veilig weg kunt.'

Ze deed haar ogen dicht, en ik zag haar wimpers donker worden van de tranen. 'Amen,' fluisterde ze.

Ze deed het niet. Ze weigerde te bekennen. Ze wist dat ze er door haar koppigheid toe veroordeeld werd om misschien wel voor altijd op Woodstock te blijven, en ze vreesde dat haar gezondheid de wrok van de koningin niet zou overleven. Maar als ze zou bekennen zou ze zich volledig aan de macht van de koningin uitleveren, en dat weigerde ze. Ze vertrouwde de genade van Mary niet, en beide zussen werden door niet-aflatende Tudor-koppigheid gedreven. Mary was tot erfgenaam benoemd, was vervolgens tot buitenechtelijk kind verklaard, en daarna weer tot erfgenaam. Elizabeth had precies hetzelfde moeten doorstaan. Allebei hadden ze besloten om nooit op te geven, om altijd hun geboorterecht op te eisen, om nooit te wanhopen en te denken dat de kroon nooit meer zou komen. Elizabeth wilde deze levenslange gewoonte niet opgeven, niet eens als ze daarmee de kans kreeg om aan een rijk, gelukkig hof te schitteren en met alle eerbetoon onthaald te worden. Ze was schuldig, of ze was het niet, maar ze zou nooit ofte nimmer bekennen.

'Wat moet ik tegen de koningin zeggen?' vroeg ik haar aan het eind van een lange week. De artsen hadden verklaard dat ze wederom aan de beterende hand was, ze zouden namens mij een boodschap mee terug nemen naar het hof. Als Elizabeth nog verder herstelde zou ze voor Kerstmis in triomftocht naar het hof kunnen reizen - maar ja, dan moest ze wel eerst bekennen.

'Geef haar maar een raadseltje op,' zei Elizabeth ietwat kwaadaardig. Ze zat in een stoel, met als steun een kussen in haar rug en onder haar voeten een in een deken gewikkelde hete baksteen. Ik wachtte.

'Jij kunt toch rijmen als nar?'

'Nee, prinses,' zei ik rustig. 'Dat weet u best. Ik beschik niet over de kwaliteiten van een nar.'

'Dan zal ik je wel een rijmpje leren,' zei ze woest. 'Schrijf het maar aan de koningin, als je wilt. Je mag het wat mij betreft op alle ramen van dit verdoemde oord kalken.' Ze glimlachte macaber. 'Het gaat als volgt.'

Veel dacht men van mij te vrezen,

Maar niets werd er bewezen.

Aldus Elizabeth, gevangene

'Goed is-ie, hè?'

Ik boog en liep weg om de koningin een brief te schrijven. 

Winter 1554 - 1555

We wachtten, Kerstmis kwam en ging, en voor mij viel er ook niets leuks te beleven, aangezien ik bij Elizabeth moest blijven tot ze om vergeving had gevraagd. Het was steenkoud op Woodstock, elk raam liet rechtstreeks tocht in de kamer door, elk vuur walmde. Het beddengoed was altijd vochtig, zelfs de vloerdelen onder je voeten voelden nat aan. Het was in de winter een boosaardig huis. Ik was bij aankomst kerngezond geweest, maar zelfs ik merkte dat ik zwakker werd van de niet-aflatende kou en het donker, de late zonsopgangen en de vroege schemeringen. Voor Elizabeth, die toch al uitgeput was van haar beproeving in de Tower en die altijd snel ziek werd als ze angst ervoer, was het huis een ramp.

Ze was te ziek om plezier aan de feestelijkheden te beleven, die, als ze al gehouden werden, povertjes waren. Ze was zo zwak dat ze niet veel meer kon doen dan naar buiten kijken naar de pantomimespelers die aan de deur kwamen. Ze stak haar hand op om naar hen te zwaaien - Elizabeth zou nooit een publiek teleurstellen - maar als ze weer weg waren, viel ze weer achterover op het dagbed en bleef doodstil liggen. Kat Ashley gooide nog een houtblok op het vuur, en als het bevroren vocht in de houtnerf begon te smelten, siste het en ging het vreselijk walmen. Ik schreef een brief aan mijn vader om hem een gelukkig kerstfeest te wensen en hem te laten weten dat ik hem miste en hem snel weer hoopte te zien. Ik deed er een briefje voor Daniel bij, waarin ik hem ook de beste wensen deed. Een paar weken later, tijdens de koude sneeuwstormen van januari, waarin het tochtige paleis Woodstock van de grauwe dageraad tot de vroege schemering een nachtmerrie van kou en duister was, kreeg ik van hen allebei een brief. Die van mijn vader was kort en liefdevol; hij zei dat de zaken goed gingen in Calais en vroeg of ik, als ik weer in de stad was, bij de winkel in Londen wilde gaan kijken. Toen maakte ik de brief van Daniel open.

Lieve aanstaande vrouw,

Ik schrijf je uit de stad Padua om je goede kerstwensen te doen en de hoop uit te spreken dat deze briefje in goede gezondheid aantreft, net zoals hij mij in goede gezondheid heeft achtergelaten. Je vader en mijn familie maken het goed in Calais en kijken elke dag naar je uit, aangezien we gehoord hebben dat de situatie in Engeland stabiel is, nu de koningin in verwachting is en lady Elizabeth Engeland zal verlaten en bij koningin Maria van Hongarije gaat wonen. Ik ga ervan uit dat je, als zij Engeland heeft verlaten, naar Calais komt, waar mijn moeder en zussen op je wachten. Ik studeer hier aan de vooraanstaande universiteit voor geneeskunde. Mijn meester heeft gezegd dat ik hierheen moest komen om heelkunde te studeren, want daarin hebben de Italianen, en met name de universiteit van Padua, uitgeblonken, alsmede in de farmacopee. Ik zal je niet lastigvallen met mijn studie, maar Hannah! Deze mannen leggen de geheimen van het leven zelf bloot, ze volgen de stroom der lichaamssappen door het hele lichaam, en in Venetië, dat hier vlakbij ligt, weten ze hoe het tij en de rivieren ook door het lichaam van de wereld stromen. Ik kan je niet zeggen hoe het is om hier te zijn en te voelen dat we elke dag een stapje dichter bij het begrip van alle dingen komen - van het rijzen en dalen van het tij tot het kloppen van het hart, van het destillaat van een essence tot de bestanddelen van de steen der wijzen. Je zult er wel van opkijken dat ik vorige maand in Venetië John Dee ben tegengekomen toen ik naar een lezing zat te luisteren van een zeer geleerde broeder die thuis is in de toepassing van vergif om de ziekte te doden, maar de patiënt te redden. Heer Dee is hier zeer gerespecteerd vanwege zijn reputatie als geleerde. Hij heeft college gegeven over Euclides, en dat heb ik bijgewoond, hoewel ik er niet meer dan één op de tien woorden van begrepen heb. Maar nu ik hem in dit gezelschap heb gezien, met deze mannen die werken aan een nieuw wereldbeeld, een wereldbeeld dat wat wij weten over alle dingen - van de kleinste graankorrel tot de grootste planeet - zal veranderen, heb ik wel een hogere dunk van hem. Hij is een geniaal denker; ik begrijp nu veel beter waarom jij hem zo hoog hebt zitten. Ik was blij met je brief en blij dat je denkt dat je je dienstverband bij de prinses spoedig zult kunnen beëindigen. Ik ga ervan uit dat je dan aan de koningin zult vragen of ze je wil laten gaan. Ik denk erover na of we een paar jaar buiten Engeland zouden kunnen wonen. Hannah, liefste, Venetië is een heerlijke stad om in te vertoeven, het weer is stralend, de mannen en vrouwen zijn heel welvarend en de artsen zeer geleerd - je kunt me niet kwalijk nemen dat ik hier wil blijven en dat ik wil dat jij dat ook meemaakt. Het is een stad van enorme rijkdom en schoonheid, er zijn geen wegen, maar alleen grachten en de lagune, en iedereen vaart met een boot naar zijn voordeur. De studie en de geleerden zijn heel bijzonder en je kunt alles vragen en krijgt overal antwoord op.

Ik bewaar je eerste briefin mijn buis, tegen mijn hart. Nu stop ik er ook je kerstbriefje bij, en ik wilde dat je meer geschreven had. Ik denk elke dag aan je en droom elke nacht van je.

We zijn een nieuwe wereld aan het scheppen, met nieuwe inzichten over de bewegingen van de planeten en van de getijden. Het moet natuurlijk mogelijk zijn dat een man en vrouw ook een nieuw soort huwelijk met elkaar sluiten. Ik wil je niet als mijn bediende, ik wil je als mijn geliefde. Ik verzeker je dat je de vrijheid zult krijgen om je eigen heerlijke zelf te zijn. Schrijf me snel weer en vertel of je vlug zult komen. In gedachten en in woord en daad ben ik geheel de jouwe, en zelfs mijn studie die me van zo'n hoop en opwinding vervult betekent niets als ik niet kan denken dat ik alles op een dag met jou kan delen.

Daniel

Daniels tweede brief, waarin hij me zijn liefde beloofde, wachtte hetzelfde lot als de eerste, namelijk de haard, maar pas toen ik hem een stuk of vijf keer gelezen had. Hij moest vernietigd worden, want hij stond vol ketterse denkbeelden waardoor ik me een onderzoek op de hals zou halen, mocht de brief ooit door iemand anders gelezen worden. Maar het speet me deze tweede briefte moeten verbranden. Ik meende er de ware stem in te horen van een jongeman die wijsheid vergaart, van een verloofde man die zijn huwelijk regelt, van een hartstochtelijk man die uitziet naar zijn leven met een vrouw die hij zelfheeft uitgekozen, van een man die ik zou kunnen vertrouwen.

Het was een lange, koude winter en Elizabeth werd maar niet beter. Het bericht van het hof dat de koningin gezond was en dik werd, zorgde er ook niet voor dat haar halfzus er vrolijker op werd, die gewikkeld in bont-kleden, met een rode neus van de kou, door een venster van gebarsten glas naar buiten lag te kijken, naar een tuin die gegeseld werd door ijzige winden en verwaarlozing. We hoorden dat het parlement het rooms-katholieke geloof weer tot de officiële godsdienst had uitgeroepen en dat de leden vreugdetranen geplengd hadden omdat ze wederom in de schoot van de Kerk waren opgenomen. Er was een dankmis gehouden, omdat men de pauselijke heerschappij die men ooit van zich af had geworpen, weer mocht ontvangen. Toen Elizabeth die dag de erfenis van haar vader en de grootste trots van haar broer ten prooi zag vallen aan de overwinning van haar zus, keek ze heel somber. Vanaf die dag ging Elizabeth driemaal daags met gehoorzaam gebogen hoofd naar de mis. Ze verzaakte niet meer. Er golden nu grotere belangen.

Naarmate het 's ochtends weer vroeger licht werd, de sneeuw smolt en in stilstaande koude waterplassen wegliep, werd Elizabeth wat sterker en ging ze er weer toe over om wandelingetjes door de tuin te maken, waarbij ik met mijn rijlaarzen met dunne zolen naast haar meeholde, met een deken om me heen tegen de kou, terwijl ik tegen mijn ijskoude handen blies en over de ijskoude wind klaagde.

'In Hongarije is het nog kouder,' zei ze kortaf.

Ik zei maar niet dat iedereen de geheime plannen die de koningin voor haar had leek te kennen. 'U zult een hooggeëerde gast in Hongarije zijn,'

antwoordde ik. 'Als u thuiskomt, brandt er vast een warm vuur.'

'Ik kan maar één vuur bedenken dat de koningin voor mij zou aanleggen,' zei Elizabeth macaber. 'En zodra ik in Hongarije woon zul je zien dat ik me daar zo thuis voel dat ik Engeland nooit meer te zien krijg. Ik ga niet. Ik verlaat Engeland niet, nooit. Zeg dat maar tegen haar, als ze ernaar vraagt. Ik zal Engeland nooit ofte nimmer vrijwillig verlaten, en Engelse mannen en vrouwen zullen mij nooit ofte nimmer als gevangene weg laten stoppen. Ik heb heus wel vrienden, hoor, ook al heb ik geen zus.'

Ik knikte en deed er diplomatiek het zwijgen toe.

'Maar als ik niet naar Hongarije ga, wat ze me trouwens nog niet eens op de man af heeft durven voorstellen, waar moet ik dan naartoe?' vroeg ze hardop. 'En wannéér, in godsnaam?'

Voorjaar 1555

Tot ieders verbazing ging de koningin als eerste door de knieën. Toen de bitterkoude winter in een nat voorjaar wegsmolt, werd Elizabeth aan het hof ontboden, zonder dat ze eerst had hoeven bekennen, zonder dat ze haar zus ook maar een woord geschreven had, en ik kreeg opdracht in haar gevolg mee te rijden, zonder dat mij werd uitgelegd waarom de ideeën waren veranderd, wat ik trouwens ook niet verwachtte. Voor Elizabeth was dit niet de terugkeer waar ze wellicht op gehoopt had; ze werd bijna als een gevangene teruggebracht. We reisden 's ochtends vroeg en aan het eind van de middag, zodat we niet zouden opvallen, en er viel dus ook niet naar een menigte te glimlachen ofte zwaaien. We reden om de stad heen, want de koningin had bevolen dat Elizabeth niet door de grote straten van Londen mocht rijden. Toen we de kleine weggetjes namen, voelde ik mijn hart van angst een slag overslaan en ik hield mijn paard midden op de weg in en liet ook de prinses halt houden.

'Doorrijden, nar,' zei ze bot. 'Geef hem de sporen.'

'God sta me bij, God sta me bij,' mompelde ik.

'Wat is er?'

De soldaat van sir Henry Bedingfield zag dat ik stokstijf stilstond, keerde zijn paard en kwam terug. 'Kom, doorrijden,' zei hij ruw. 'We mogen niet stilstaan, dat is tegen de orders.'

'O god,' zei ik weer. Dat was het enige wat ik wist uit te brengen.

'Ze is een wijze nar,' zei Elizabeth. 'Misschien heeft ze wel een visioen.'

'Ik zal haar eens een visioen geven!' zei hij, en hij pakte de teugel en trok mijn paard voorwaarts.

Elizabeth kwam naast me staan. 'Kijk, ze is lijkbleek en ze beeft,' zei ze.

'Hannah, wat is er?'

Als ze niet haar hand kalmerend op mijn schouder had gelegd was ik van mijn paard gevallen. De soldaat stond aan de andere kant en trok mijn paard naar voren, met zijn knie tegen de mijne gedrukt, waardoor hij me halfin het zadel hield.

'Hannah!' klonk Elizabeths stem weer. Het was alsof hij van heel ver weg kwam. 'Ben je ziek?'

'Rook,' was het enige wat ik wist uit te brengen. 'Brand.'

Elizabeth keek naar de stad, in de richting die ik wees. 'Ik ruik anders niets,' zei ze. 'Geef je me een waarschuwing, Hannah? Komt er brand?'

Ik schudde dommig mijn hoofd. Mijn afgrijzen was zo hevig dat ik niets wist uit te brengen, maar ik hoorde wel, alsof het ergens anders vandaan kwam, een miauwend geluidje, als van een kind dat huilt om een diep, ontroostbaar verdriet. 'Brand,' zei ik zacht. 'Brand.'

'O, dat zijn de branden van Smithfield,' zei de soldaat. 'Daar schrikt die meid van. Dat was het toch, hè kind?'

Toen Elizabeth vragend keek, legde hij uit: 'Nieuwe wetten. Ketters worden op de brandstapel gebracht. Vandaag branden ze in Smithfield. Ik kan ze niet ruiken, maar uw meidje hier wel. Daardoor is ze van streek.'

Hij gaf me met een zware, vriendelijke hand een klap op mijn schouder.

'Zo vreemd is dat niet,' zei hij. 'Het is ook een verschrikking.'

'Brandstapels?' vroeg Elizabeth. 'Worden er ketters verbrand? Protestanten, bedoel je? In Londen? Tegenwoordig?' Haar ogen gloeiden zwart van woede, maar de soldaat was niet onder de indruk. Wat hem betrof had hij niet veel aan ons. Het ene meisje met stomheid geslagen van angst, het andere woedend.

'Ja,' zei hij kortaf. 'Het is een nieuwe wereld. Op de troon een nieuwe koningin, met een nieuwe koning naast zich, en een nieuwe wet die daarbij past. En iedereen die zich hervormd had, heeft zich weer terug hervormd, en niet zo'n beetje ook. En dat is maar goed ook, vind ik - prijs de Heer, vind ik. Sinds koning Hendrik met de paus gebroken heeft hebben we alleen maar slecht weer en tegenspoed gehad. Maar nu is de paus weer de baas en de Heilige Vader zal Engeland weer zegenen, zodat we een zoon en erfgenaam krijgen, én goed weer.'

Elizabeth zweeg in alle talen. Ze pakte haar pomander van haar riem, legde die in mijn hand en bracht mijn hand omhoog naar mijn neus, zodat ik de aromatische geur van gedroogde sinaasappel en kruidnagelen kon opsnuiven. Die nam de stank van verbrand vlees echter niet weg niets zou mij van die herinnering bevrijden. Ik hoorde zelfs het gekrijs van de mensen op de brandstapels, die hun families smeekten de vlammen aan te wakkeren en het hout hoog op te stapelen, zodat ze sneller zouden sterven en niet langer in gillende doodsnood zouden verkeren, met de geur van hun eigen roosterende lichaam in hun neus.

'Moeder,' zei ik met verstikte stem, maar toen was ik weer stil. We reden in een ijzig stilzwijgen naar Hampton Court en werden daar onthaald als gevangenen onder bewaking. Ze moffelden ons via een achterdeur naar binnen alsof ze zich schaamden om ons te begroeten. Maar zodra de deur van Elizabeths privévertrekken achter ons in het slot viel, draaide ze zich om en nam mijn koude handen in de hare.

'Ik rook geen rook, niemand rook het. De soldaat wist alleen maar dat ze vandaag brandden, maar hij kon het niet ruiken,' zei ze. Ik bleef zwijgen.

'Het kwam door je helderziendheid, hè?' vroeg ze nieuwsgierig. Ik schraapte mijn keel en dacht aan die vreemde, dikke smaak achter op mijn tong, de smaak van rokend mensenvlees. Ik veegde een roetdeeltje van mijn gezicht, maar mijn handen bleven schoon.

'Ja,' bekende ik.

'Je bent door God gestuurd om mij te waarschuwen dat dit gaande was,' zei ze. 'Andere mensen hadden het me kunnen vertellen, maar jij bent erbij geweest; ik zag aan je gezicht hoe afschuwelijk het moet zijn.'

Ik knikte. Ze mocht ervan denken wat ze wilde. Ik wist dat ze mijn eigen doodsangst had gezien, de afschuw die ik als kind had gevoeld toen ze mijn eigen moeder ons huis uit hadden gesleept om haar op een brandstapel vast te binden en het vuur onder haar voeten aan te steken, op een zondagmiddag, als onderdeel van het ritueel van elke zondagmiddag, als onderdeel van de wandeling, voor alle andere mensen een vrome en vermakelijke traditie, maar voor mij de dood van mijn moeder, het einde van mijn jeugd. Prinses Elizabeth liep naar het raam, knielde neer en nam haar vlammende hoofd in haar handen. 'God, dank U dat U mij deze boodschapper met dit visioen hebt gestuurd,' hoorde ik haar zacht zeggen. 'Ik begrijp het, ik begrijp vandaag mijn lotsbestemming beter dan ooit tevoren. Breng mij naar mijn troon, opdat ik mijn plicht kan doen voor U en mijn volk. Amen.'

Ik zei geen 'amen', hoewel ze omkeek om te kijken of ik met haar meegebeden had; zelfs op momenten van de hoogste spiritualiteit rekende Elizabeth op de mensen die haar steunden. Maar ik kon niet tot een God bidden die had toegestaan dat mijn moeder levend was verbrand. Ik kon niet tot een God bidden die door fakkeldragers aangeroepen kon worden. Ik wilde die God niet, noch Zijn geloof. Ik wilde me alleen maar bevrijden van die geur in mijn haar, op mijn huid, in mijn neusgaten. Ik wilde de roetdeeltjes van mijn gezicht vegen.

Ze kwam overeind. 'Ik zal dit niet vergeten,' zei ze kort. 'Je hebt me vandaag een visioen getoond, Hannah. Ik wist het al, maar nu heb ik het in jouw ogen gezien. Ik moet de koningin van dit land worden en een einde aan deze verschrikkingen maken.'

's Avonds, voor de maaltijd, werd ik ontboden in het verblijf van de koningin, alwaar ik haar aantrof in gesprek met de koning en met de nieuwkomer en grootste favoriet: de aartsbisschop en pauselijke gezant, kardinaal Reginald Pole. Ik was al in het audiëntievertrek voor ik hem zag, want als ik had geweten dat hij er was, was ik nooit de drempel overgestoken. Ik was onmiddellijk, intuïtief bang voor hem. Hij had scherpe priemende ogen, die zondaars en heiligen allebei even onverschrokken aankeken. Hij had zijn hele leven in ballingschap doorgebracht vanwege zijn geloofsovertuiging en twijfelde er niet aan dat ieders overtuiging net zo door vuur kon en moest worden beproefd als bij hem het geval was geweest. Ik dacht dat hij me, wanneer hij me zag, ook al was het maar één seconde, meteen door zou hebben en zou weten dat ik een Marrano - een bekeerde Jood - was en dat ze me, in dit nieuwe Engeland van het katholieke geloof dat hij, de koning en de koningin tot stand aan het brengen waren, zouden verbannen, op z'n minst terug naar Spanje, mijn dood tegemoet, of dat ze me anders, als ze konden, in Engeland ter dood zouden laten brengen.

Toen ik het vertrek binnenkwam, keek hij even op en zijn blik schoot ongeïnteresseerd over me heen, maar de koningin stond op van de tafel en stak mij ter begroeting haar handen toe. Ik vloog op haar af en zeeg aan haar voeten neer op mijn knie.

'Majesteit?'

'Kleine nar van me,' zei ze liefdevol.

Ik keek naar haar op en zag meteen hoe ze door de zwangerschap veranderd was. Ze had een goede kleur, met roze wangen, haar gezicht was wat voller en ronder, haar ogen straalden van gezondheid. Haar buik vormde een trotse ronding die slechts gedeeltelijk door het losgemaakte pand van haar lijfje en de wijdere snit van haar jurk aan het zicht werd onttrokken, en ik bedacht dat ze wel heel trots zou zijn als ze elke dag de veters wat losser moest laten om ruimte te maken voor het groeiende kindje. Haar borsten waren ook voller; haar hele gezicht en lichaam verkondigden hoe gelukkig en vruchtbaar ze was. Ze legde haar hand zegenend op mijn hoofd en draaide zich toen naar de twee mannen om. 'Dit is mijn lieve kleine nar, Hannah, die al sinds de dood van mijn broer bij me is. We zijn al heel lang samen, en nu komt zij in mijn vreugde delen. Ze is een trouw en liefhebbend meisje en ze dient als mijn kleine boodschapper voor Elizabeth, die haar ook vertrouwt.' Ze draaide zich naar me om. 'Is ze er?'

'We zijn net aangekomen,' zei ik.

Ze tikte me op de schouder ten teken dat ik moest opstaan, en ik kwam argwanend overeind en keek naar de twee mannen.

De koning gloeide niet zoals zijn vrouw, maar zag er afgetobd en vermoeid uit alsof deze dagen, waarin hij zich een weg baande door de Engelse politiek en door de lange Engelse winter, een hele belasting waren voor een man die gewend was aan absolute macht en aan het zonnige weer van het Alhambra.

De kardinaal had het smalle, knappe gezicht van de ware asceet. Zijn messcherpe blik ging naar mijn ogen, mijn mond en toen naar mijn livrei van page. Ik dacht dat hij meteen, in één oogopslag, mijn geloofsverzaking, mijn verlangens en mijn lichaam zag, dat ondanks mijn eigen ontkenning en mijn geleende kleren uitgroeide tot dat van een vrouw.

'Een wijze nar?' vroeg hij op neutrale toon.

Ikboog mijn hoofd.'Dat zegt men, excellentie.' Ik bloosde van schaamte, want ik wist niet hoe ik hem in het Engels moest aanspreken. We hadden nog niet eerder een kardinaal aan het hof gehad.

'Zie je visioenen?' vroeg hij. 'Hoor je stemmen?'

Het was me wel duidelijk dat hij zeer sceptisch zou reageren wanneer ik grootse dingen beweerde te zien ofte horen. Hij was er de man niet naar om onder de indruk te zijn van acteertalenten.

'Heel zelden,' zei ik kortaf, met een zo Engels mogelijk accent. 'En spijtig genoeg nooit wanneer ik het zelf wil.'

'Ze heeft gezien dat ik koningin zou worden,' zei Mary. 'En ze heeft de dood van mijn broer voorspeld. En van haar eerste meester heeft ze de aandacht getrokken doordat ze in Fleet Street een engel zag.'

De kardinaal glimlachte en zijn smalle donkere gezicht lichtte ogenblikkelijk op. Ik zag wel dat hij niet alleen een knappe, maar ook een charmante man was. 'Een engel?' vroeg hij. 'Hoe zag die eruit? Hoe wist je dat het een engel was?'

'Hij was in gezelschap van een paar heren,' zei ik ongemakkelijk. 'En ik zag hem bijna niet, want hij was vlammend wit. En toen was hij weg. Hij was er maar heel even en toen was hij weg. De anderen zeiden dat het een engel was. Niet ik.'

'Een zeer bescheiden waarzegger,' zei de kardinaal met een glimlach.

'En uit Spanje, aan je accent te horen?'

'Mijn vader was Spaans, maar we wonen nu in Engeland,' zei ik behoedzaam. Ik deed een halve stap naar de koningin toe en bleef toen ogenblikkelijk stokstijf staan. Ik mocht niet ineenkrimpen, want deze mannen waren angst sneller dan wat ook op het spoor. Maar de kardinaal was niet erg in mij geïnteresseerd. Hij glimlachte tegen de koning. 'Kun je ons geen raad geven, wijze nar? We zijn Gods zaken aan het regelen zoals dat al in geen generaties in Engeland is gebeurd. We brengen het land terug naar de Kerk. We maken goed wat heel lang slecht geweest is. En zelfs de stemmen van de mensen in het parlement worden door God geleid.'

Ik aarzelde. Het was me duidelijk dat dit eerder retorisch bedoeld was dan dat hij een antwoord op zijn vraag verlangde. Maar de koningin keek me aan ten teken dat ik het woord moest nemen.

'Mij dunkt dat dat met zachte hand moet gebeuren,' zei ik. 'Maar dat is mijn mening, niet de stem van mijn gave. Ik zou alleen willen dat het met zachte hand kon gebeuren.'

'Het moet snel en krachtig gebeuren,' zei de koningin. 'Hoe langer het duurt, hoe meer twijfel er de kop opsteekt. Beter in één keer goed dan met honderd kleine veranderingen.'

De twee mannen waren zo te zien niet overtuigd. 'Je moet nooit meer mensen beledigen dan je kunt overreden,' zei haar echtgenoot, de heerser over half Europa.

Ik zag dat ze smolt toen ze zijn stem hoorde, maar ze veranderde niet van mening. 'Dit is een koppig volk,' zei ze. 'Als je ze de keuze laat, lukt het ze niet om te kiezen. Ze hebben mij gedwongen die arme Jane Grey ter dood te laten brengen. Zij gaf hun een keuze, en ze kunnen niet kiezen. Het zijn net kinderen die van de appel naar de pruim gaan, uit allebei een hap nemen en daarmee alles bederven.'

De kardinaal knikte naar de koning. 'Hare majesteit heeft gelijk,' zei hij.

'Ze hebben keer op keer veranderingen moeten meemaken. We kunnen het best het hele land een eed laten zweren, één keer, dan hebben we het maar gehad. Daarna moeten we de ketterij uitroeien, vernietigen, en in één moeite door vrede en de oude gebruiken in het land terugbrengen.'

De koning keek bedachtzaam. 'We moeten het snel en duidelijk doen, maar wel genadig,' zei hij. Hij draaide zich om naar de koningin. 'Ik weet hoezeer u van de Kerk houdt, en daar bewonder ik u om. Maar u moet een lieve moeder voor uw volk zijn. Ze moeten overreed worden, niet gedwongen.'

Ze legde heel zoet haar hand op haar bolle buik. 'Ik wil inderdaad een lieve moeder zijn,' zei ze.

Hij legde zijn hand op de hare, alsof ze allebei door haar kleding heen konden voelen waar de baby in haar baarmoeder bewoog en schopte. 'Ik weet het,' zei ze. 'Wie kan dat beter weten dan ik? En samen maken we een heilige katholieke erfenis voor deze jongeman van ons, zodat hij, wanneer hij op zijn troon komt, hier, en in Spanje, tweemaal gezegend zal worden met de mooiste landen van de christelijke wereld en de mooiste vrede die de wereld ooit gekend heeft.'

Will Somers hing tijdens de avondmaaltijd de pias uit, en toen hij mij passeerde, gaf hij me een knipoog. 'Moet je kijken,' zei hij. Hij haalde twee balletjes uit de mouw van zijn buis en gooide die in de lucht. Toen deed hij er nog een bij en nog een, tot ze alle vier tegelijkertijd door de lucht tolden.

'Knap, hè?'zei hij.

'Ja, maar niet grappig,' zei ik.

Daarop draaide hij zijn vollemaansgezicht naar me toe, alsof hij ineens afgeleid was, en sloeg geen acht meer op de ballen in de lucht. Die kletterden meteen om ons heen naar beneden, stuiterden van de tafel en stootten tinnen drinkbekers omver, waardoor overal wijn gemorst werd. De vrouwen slaakten gilletjes en sprongen op in een poging hun jurk te redden. Will was met stomheid geslagen over de ravage die hij had aangericht: de Spaanse edellieden bulderden van de lach om de plotselinge consternatie die als een meifeest over het Engelse hof spoelde. De koningin glimlachte en riep met haar hand op haar buik: 'O, Will, pas toch op!'

Hij boog voor haar, met zijn neus op zijn knieën, en kwam toen stralend weer omhoog. 'U moet de wijze nar de schuld geven,' zei hij. 'Zij heeft me afgeleid.'

'O, voorspelde ze dat jij dit tumult zou veroorzaken?'

'Nee, majesteit,' zei hij heel lief. 'Ze voorspelt nooit iets. In al die tijd dat ik haar ken, in al die tijd dat ze uw dienaar is geweest en uitzonderlijk goed heeft gegeten voor een spiritueel meisje, heeft ze nooit iets gezegd dat van meer inzicht getuigde dan wat de eerste de beste lichtekooi kan zeggen.'

Ik lachte en protesteerde tegelijkertijd. De koningin lachte luidkeels en de koning glimlachte en deed zijn best de schertsvertoning te volgen.

'O, Will!' berispte de koningin hem. 'Je weet best dat het kind helderziend is!'

'Helderziend misschien wel, maar heidersprekend ho maar,' zei Will opgewekt. 'Want ze heeft nog nooit een woord gezegd dat de moeite van het luisteren waard is. Eetlust heeft ze wel, mocht u haar om die reden in dienst hebben. Ze is een ontzettende smulpaap.'

'Will!' riep ik uit.

'Geen woord van haar,' zei hij met klem. 'Ze is een wijze nar zoals uw man koning is. Uitsluitend in naam.'

Dat ging de Spaanse trots te ver. De Engelsen brulden om de grap, maar zodra de Spanjaarden hem begrepen zetten ze een boos gezicht op, en de glimlach van de koningin verflauwde.

'Genoeg,' zei ze bits.

Will boog. 'Maar net als de koning zelfheeft de wijze nar grotere gaven dan een gewone komische nar als ik kan weten,' maakte hij het snel goed.

'Hoezo, wat zijn die dan?' riep iemand.

'De koning schenkt de bevalligste dame van het koninkrijk vreugde, zoals voor mij niet is weggelegd,' zei Will voorzichtig. 'En de wijze nar heeft de koningin haar hart gegeven, zoals de koning zo goed is geweest ook te doen.'

De koningin knikte om het herstel en gebaarde Will terug naar zijn plaats aan tafel bij de officieren. Hij passeerde me met een knipoog.

'Grappig,' zei hij ferm.

'Je hebt de Spanjaarden kwaad gemaakt,' zei ik zacht. 'En je hebt mij verraden.'

'Ik heb het hof aan het lachen gemaakt,' verdedigde hij zichzelf. 'Ik ben een Engelse nar aan een Engels hof. Het is mijn taak de Spanjaarden kwaad te maken. En jij bent volkomen onbelangrijk. Je bent maalkoren, kind, maalkoren voor de molen van mijn verstand.'

'Je maalt wel heel fijn, Will,' zei ik, nog steeds stekelig.

'Net als God zelf,' zei hij, duidelijk tevreden met zichzelf. Die avond ging ik lady Elizabeth goedenacht wensen. Ze zat met haar nachthemd aan en een omslagdoek om haar schouders bij de haard. De gloeiende sintels brachten warmte op haar wangen en in haar haar, dat over haar schouders geborsteld lag en bijna vonkte in het licht van het dovende vuur.

'Goedenacht, mevrouw,' zei ik zacht, terwijl ik boog. Ze keek op. 'Ach, het spionnetje,' zei ze vals.

Ik boog weer en wachtte tot ze me toestemming gaf om te vertrekken.

'De koningin heeft me ontboden,' zei ze. 'Meteen na het eten, voor een gesprekje onder vier ogen van liefhebbende zussen. Het was mijn laatste kans om te bekennen. En als ik me niet vergis zat die ellendige Spanjaard ergens in het vertrek verstopt en hoorde hij elk woord. Waarschijnlijk waren ze er allebei - die overloper van een Pole ook.'

Ik wachtte voor het geval ze nog meer zou zeggen.

Ze haalde haar schouders op. 'Nou ja, wat doet het ertoe?' zei ze bruusk.

'Ik heb niets bekend, ik ben nergens schuldig aan. Ik ben de erfgenaam en daar valt voor hen niets aan te doen, tenzij ze een manier vinden om me te vermoorden. Ik laat me niet berechten, ik trouw niet en ik ga het land niet uit. Ik wacht af.'

Ik zei niets. We dachten allebei aan het naderende kraambed van de koningin. Een gezonde zoon zou betekenen dat Elizabeth voor niets had gewacht. Ze deed er verstandiger aan om nu te trouwen, nu ze nog het aanzien van een erfgenaam had, anders zou het haar net als haar zus vergaan: een bejaarde bruid, of, erger nog, een vrijgezelle tante.

'Ik heb er een lief ding voor over om te weten hoe lang ik moet wachten,' zei ze uit de grond van haar hart. Ik boog weer.

'Ach, ga toch weg,' zei ze ongeduldig. 'Als ik had geweten dat je me naar het hof had gebracht om me door mijn zus voor het slapengaan de les te laten lezen, was ik nooit meegekomen.'

'Het spijt me,' ze ik. 'Maar er is een moment geweest waarop we allebei dachten dat u beter aan het hof kon vertoeven dan in die vrieskoude schuur op Woodstock.'

'Zo erg was het heus niet,' zei Elizabeth mokkend.

'Prinses, het was erger dan een zwijnenstal.'

Daar moest ze om giechelen - een echt giechelend meisje. 'Ja,' gaf ze toe. 'En door Mary terechtgewezen worden is niet zo erg als in de gaten gehouden worden door die sloof van een Bedingfield. Ja, ik denk dat het hier beter is. Alleen...' Ze zweeg, stond toen op en duwde met de punt van haar pantoffel tegen het smeulende houtblok. 'Ik zou er een lief ding voor overhebben om te weten hoe lang ik moet wachten,' zei ze weer. Ik ging langs bij de winkel van mijn vader, zoals hij me in zijn kerstbrief gevraagd had te doen, om te kijken of alles daar in orde was. Het was nu een verlaten oord; in de winterstorm was er een dakpan van het dak gewaaid en op de gepleisterde muur van mijn oude slaapkamertje zat een vochtplek. De drukpers stond als een zich verscholen houdende draak onder een stoflaken te wachten tot hij eronder vandaan kon komen en woorden kon uitbraken. Maar welk woord was nog veilig in dit nieuwe Engeland, waar zelfs de bijbels uit de parochiekerken werden gehaald, zodat de mensen alleen naar de priester konden luisteren en niet zelf konden lezen? Als zelfs het woord van God verboden was, welke boeken waren dan wél toegestaan? Ik keek de lange planken met boeken en pamfletten van mijn vader langs; de helft zou nu ketterij genoemd worden, en het was een misdrijf om ze in huis te hebben, zoals wij hier.

Ik werd overspoeld door grote vermoeidheid en angst. Voor onze eigen veiligheid zou ik hier óf een dag moeten doorbrengen en de boeken van mijn vader moeten verbranden, óf hier nooit meer terug moeten komen. Maar als er in Smithfield grote hoeveelheden touw, hout en fakkels opgeslagen lagen, kon een meisje met een verleden zoals ik beter niet in een kamer vol boeken als hier komen. Maar anderzijds waren deze boeken ons fortuin; mijn vader had ze in de loop van zijn jaren in Spanje vergaard en ze tijdens ons verblijf in Engeland verzameld. Ze vormden de vrucht van honderden jaren studie door geleerde mannen, en ik was niet alleen de eigenaar, maar ook de bewaarder ervan. Ik zou een heel slechte hoeder zijn als ik ze verbrandde om mijn eigen hachje te redden. Er werd op de deur geklopt en ik slaakte een kreet van angst; ik was een heel verlegen hoeder. Ik liep de winkel in en deed de deur van de drukkerij met de belastende titels achter me dicht, maar het was onze buurman maar.

'Ik dacht al dat ik je naar binnen zag gaan,' zei hij opgewekt. 'Is je vader nog niet terug? Is Frankrijk te goed voor hem?'

'Het lijkt erop,' zei ik, en ik probeerde weer rustig adem te halen.

'Ik heb een brief voor je,' zei hij. 'Is het een bestelling? Moet je die dan niet aan mij doorgeven?'

Ik keek naar het papier. Dat droeg het Dudley-zegel met de beer en de staf. Ik bleef uitdrukkingsloos kijken. 'Ik zal hem lezen, heer,' zei ik beleefd. 'En als het iets is wat u wellicht in voorraad hebt, breng ik hem u.'

'Ik kan ook aan manuscripten komen, hoor,' zei hij gretig. 'Zolang ze maar toegestaan zijn. Geen theologie natuurlijk, geen natuurkunde, geen astrologie, geen studies over de planeten en planeetstralen, of over de getijden. Niets met betrekking tot de nieuwe wetenschappen, niets wat de Bijbel in twijfel trekt. Maar verder alles, hoor.'

'Volgens mij is er verder niet veel, als u dat allemaal weigert in huis te halen,' zei ik zuur, en ik dacht aan John Dee, die jarenlang onderzoek had gedaan waarbij alles betrokken werd.

'Boeken ter vermaak,' legde hij uit. 'En de geschriften van de heilige vaders, goedgekeurd door de Kerk. Maar alleen in het Latijn. Ik kan ook bestellingen aannemen voor de dames en heren van het hof, als je mijn naam daar zou noemen.'

'Ja,' zei ik, 'maar ze vragen een nar niet naar de wijsheid van boeken.'

'Nee, maar als ze dat wel doen..."

'Als ze dat wel doen, stuur ik ze naar u door,' zei ik, want ik wilde dat hij zou weggaan.

Hij knikte en liep naar de deur. 'Doe je vader de groeten als je hem ziet,'

zei hij. 'De huisbaas zegt dat hij de drukpers hier laat staan totdat hij een andere huurder gevonden heeft. Maar de zaken gaan slecht...' Hij schudde zijn hoofd. 'Niemand heeft geld, niemand durft een bedrijfje te beginnen zolang we nog wachten op een troonopvolger en we op betere tijden hopen. Ze maakt het goed, hè? God zegene haar. De koningin ziet er goed uit en ze draagt de baby hoog, toch?'

'Ja,' zei ik. 'En nog maar een paar maanden te gaan.'

'God behoede hem, het prinsje,' zei onze buurman, en hij sloeg vroom een kruis. Ik volgde meteen zijn voorbeeld en hield de deur voor hem open.

Zodra ik die vergrendeld had maakte ik mijn brief open. Lieve vrouwe Jongen,

Als je even een moment hebt voor een oude vriend zou hij heel blij zijn je te zien. Ik heb wat papier nodig om te schrijven en een paar goede pennen en potloden, want ik heb me voor troost tot de poëzie gewend, aangezien de tijden te roerig zijn voor iets anders dan voor schoonheid. Als je die dingen in jullie winkel hebt, breng me die dan wanneer het je schikt. Robt. Dudley. (Je vindt me, thuis voor bezoekers, in de Tower, elke dag; een afspraak maken is niet nodig.) Hij keek uit het raam naar het grasveldje, met zijn bureau dicht ernaartoe geschoven om het licht te vangen. Hij stond met zijn rug naar me toe en toen hij zich omdraaide, was ik de kamer al door en stond ik naast hem. Ik lag meteen in zijn armen en hij omhelsde me zoals een man een kind omhelst, een dierbaar meisje. Maar toen ik zijn armen om me heen voelde, verlangde ik naar hem zoals een vrouw naar een man verlangt. Hij merkte het onmiddellijk. Hij was veel te lang rokkenjager geweest om niet te weten wanneer hij een gewillige vrouw in zijn armen had. Hij liet me meteen weer los en deed een stap achteruit, alsof hij bang was dat zijn eigen verlangen de kop op zou steken.

'Vrouwe Jongen, ik schrik ervan! Je bent een vrouw geworden!'

'Daar heb ik niets van gemerkt,' zei ik. 'Ik ben met andere dingen bezig geweest.'

Hij knikte en met zijn vlugge verstand probeerde hij erachter te komen of ik ergens op zinspeelde. 'De wereld verandert in razendsnel tempo,' zei hij.

'Ja,' zei ik. Ik keek even naar de deur, die veilig dichtzat.

'Een nieuwe koning, nieuwe wetten, een nieuw hoofd van de Kerk. Maakt Elizabeth het goed?'

'Ze is ziek geweest,' zei ik, 'maar ze is nu weer beter. Ze is op Hampton Court, bij de koningin. Ik ben net met haar van Woodstock gekomen.'

Hij knikte. 'Heeft ze Dee al gezien?'

'Nee, ik denk van niet.'

'Heb jij hem gezien?'

'Ik dacht dat hij in Venetië zat.'

'Daar zat hij ook, vrouwe Jongen. En uit Venetië heeft hij je vader in Calais een pakketje gestuurd, dat je vader naar de winkel in Londen zal sturen en dat jij dan, als je wilt, aan hem moet brengen.'

'Een pakketje?' vroeg ik bezorgd.

'Alleen een boek.'

Ik zei niets. We wisten allebei dat het verkeerde soort boek mij aan de galg kon doen belanden.

'Is Kat Ashley nog bij de prinses?'

'Natuurlijk.'

'Zeg tegen Kat, namens mij, in het geheim, dat ze, als haar linten aangeboden worden, die beslist moet kopen.'

Ik deinsde onmiddellijk achteruit. 'Heer...'

Robert Dudley stak gebiedend zijn hand naar me uit. 'Heb ik je ooit in gevaar gebracht?'

Ik aarzelde en dacht aan het complot van Wyatt, toen ik verraderlijke boodschappen had overgebriefd die ik niet had begrepen. 'Nee, heer.'

'Breng deze boodschap dan over, maar neem geen andere van iemand anders aan, en breng er ook geen namens Kat over, wat ze je ook vraagt. Zodra je tegen haar gezegd hebt dat ze linten moet kopen en zodra je John Dee zijn boek hebt gebracht, valt er voor jou niets meer te doen. Het boek is onschuldig en de linten zijn gewoon linten.'

'U bent een complot aan het smeden,' zei ik ongelukkig. 'En u betrekt mij erin.'

'Vrouwe Jongen, ik moet toch iets doen. Ik kan niet de hele dag gedichten schrijven.'

'De koningin zal u op den duur vergeven en dan kunt u naar huis

'Ze zal me nooit vergeven,' zei hij toonloos. 'Ik moet wachten tot er een verandering optreedt, een diepzeeverandering, en terwijl ik wacht zal ik mijn belangen beschermen. Elizabeth weet toch wel dat ze niet naar Hongarije moet gaan, hè, en ook nergens anders heen?'

Ik knikte. 'Ze is heel vastbesloten om niet te vertrekken en niet te trouwen.'

'Koning Filips zal haar nu wel aan het hof houden en zorgen dat hij bevriend met haar raakt, lijkt me.'

'Hoezo dan?'

'Eén baby, die voorlopig nog niet geboren is, is niet genoeg om de troon veilig te stellen,' legde hij uit. 'En Elizabeth is de volgende in de lijn van de troonopvolging. Als de koningin in het kraambed zou sterven, verkeert hij in een uitermate gevaarlijke positie: dan zit hij gevangen in Engeland, en zijn de nieuwe koningin en haar hele volk zijn vijanden.'

Ik knikte.

'En als hij Elizabeth zou onterven, wordt Mary, getrouwd met de prins van Frankrijk, de volgende troonopvolger. Denk je niet dat onze Spaanse koning Filips liever de duivel in eigen persoon op de Engelse troon ziet dan de zoon van de koning van Frankrijk?'

'O,'zei ik.

'Precies,' zei hij zacht en tevreden. 'Zeg maar tegen Elizabeth dat haar positie veel sterker is nu Filips in de raad van de koningin zit. Daar zitten niet veel mannen in die helder kunnen nadenken, maar hij kan dat in elk geval wel. Probeert Gardiner de koningin nog steeds zover te krijgen dat ze Elizabeth tot buitenechtelijk kind laat verklaren en ze haar onterft?'

Ik schudde mijn hoofd. 'Dat weet ik niet.'

Robert Dudley glimlachte. 'Ik wil wedden van wel. Ik wéét zelfs dat hij dat nog steeds probeert.'

'U bent wel erg goed op de hoogte voor een gevangene zonder vrienden, zonder nieuws en zonder bezoekers,' merkte ik schamper op. Hij glimlachte duister en verleidelijk. 'Geen enkele vriend is mij zo lief alsjij.schatje.'

Ik probeerde niet terug te glimlachen, maar voelde dat mijn gezicht warm werd van zijn aandacht.

'Je bent echt een jonge vrouw geworden,' zei hij. 'Het is hoog tijd dat je die pagekleren uittrekt, liefje. Het is hoog tijd datje trouwt.'

Ik bloosde snel bij de gedachte aan Daniel en aan wat hij ervan zou denken dat lord Robert me 'schatje' en 'liefje' noemde.

'En hoe gaat het met je vrijer?' vroeg lord Robert, terwijl hij neerzeeg op de stoel bij zijn bureau en zijn laarzen op de her en der verstrooid liggende papieren legde. 'Is hij zijn pak aan het strijken? Is hij hartstochtelijk? Dringt hij aan?'

'Hij is druk bezig in Padua,' zei ik met stille trots. 'Hij studeert geneeskunde aan de universiteit.'

'En wanneer komt hij thuis om zijn maagdelijke bruidje op te eisen?'

'Als ik bij Elizabeth weg mag,' zei ik. 'Dan ga ik naar hem toe, in Frankrijk.'

Hij knikte bedachtzaam. 'Weet je wel dat je nu een aantrekkelijke vrouw bent, vrouwe Jongen? Ik zou dat halve jochie dat je was niet meer in je herkennen.'

Ik voelde dat mijn wangen vuurrood werden, maar ik sloeg mijn ogen niet neer als het eerste het beste knappe dienstmeisje dat zich door de glimlach van haar meester laat overdonderen. Ik hield mijn hoofd geheven en voelde zijn blik vliegensvlug over me heen schieten.

'Ik zou je nooit hebben genomen toen je nog kind was,' zei hij. 'Dat is een zonde waar ik niets van moet hebben.'

Ik knikte en wachtte op wat komen ging.

'En ook niet toen je voor mijn leermeester de toekomst voorspelde,' zei hij. 'Ik zou geen van jullie beiden van jouw gave hebben willen beroven.'

Ik zei nog steeds niets.

'Maar als je een volwassen vrouw bent en de echtgenote van een andere man mag je naar me toe komen, als je me begeert,' zei hij. Zijn stem klonk zacht, warm, oneindig verleidelijk. 'Ik zou je graag willen beminnen, Hannah. Ik zou je graag in mijn armen houden en je hart snel horen kloppen, zoals het volgens mij nu ook doet.' Hij zweeg even. 'Heb ik gelijk?

Bonkend hart, droge keel, slappe knieën, aanzwellend verlangen?'

Zonder een woord te zeggen knikte ik, want hij sloeg de spijker op z'n kop.

Hij glimlachte. 'Dan blijf ik aan deze kant van de tafel en jij aan die kant, en dan onthoud je goed dat ik, als je een jonge vrouw bent en geen meisje meer, je begeer en datje dan naar me toe moet komen.'

Ik had natuurlijk moeten zeggen dat ik oprecht van Daniel hield en hem respecteerde, ik had moeten uitvaren tegen lord Robert met al zijn arrogantie. Maar in plaats daarvan glimlachte ik naar hem alsof ik ermee instemde en liep ik langzaam naar achteren, de ene stap na de andere, van het bureau weg tot ik bij de deur was.

'Kan ik nog iets voor u meenemen als ik weer kom?' vroeg ik. Hij schudde zijn hoofd. 'Kom alleen als ik je laat komen,' beval hij koeltjes, in schril contrast met mijn eigen opwinding. 'En als je je boodschap hebt afgeleverd moet je verder bij Kat Ashley en Elizabeth uit de buurt blijven, voor je eigen bestwil, liefje. Kom pas naar me toe als ik je met naam en toenaam ontbied.'

Ik knikte, voelde het hout van de deur achter me en klopte er met bevende vingers tegen.

'Maar u laat me toch wel komen, hè?' drong ik met een klein stemmetje aan. 'U zult me toch niet zomaar vergeten?'

Hij legde zijn vingers tegen zijn lippen en blies me een kus toe. 'Vrouwe Jongen, kijk om je heen. Zie je een hof vol mannen en vrouwen die me aanbidden? Ik krijg geen bezoek, behalve van mijn vrouw en van jou. Op de twee vrouwen na die van me houden is iedereen ervandoor gegaan. Ik laatje niet vaak komen omdat ik je niet in gevaar wil brengen. Ik denk niet dat je erop zit te wachten dat je de aandacht van het hof trekt met wie je bent, waar je vandaan komt en waar je trouw ligt, zelfs nu niet. Ik laat je komen wanneer je iets voor me moet doen of wanneer ik het geen dag langer uithoud om je niet te zien.'

De soldaat deed de deur achter me open, maar ik kon me niet verroeren.

'Ziet u mij dan graag?' fluisterde ik. 'Zei u dat u het soms geen dag langer uithoudt om mij niet te zien?'

Zijn glimlach was warm als een streling, en net zo licht uitgevoerd. 'Jou zien is een van mijn grootste genoegens,' zei hij heel lief. Toen legde de soldaat zacht zijn hand onder mijn elleboog en liep ik de kamer uit.