Winter 1553
Het was zo donker dat het wel nacht leek, terwijl het pas zes uur in de avond was, en de mist liet als een zwarte lijkwade los van het dode lichaam van de koude rivier. De geur die ik in mijn neusgaten had was de geur van wanhoop van de reusachtige natte, huilende muren van de Tower van Londen, zonder meer het somberste paleis dat ooit door een vorst is gebouwd. Ik meldde me bij de zijpoort en de bewaker hield een brandende fakkel omhoog, zodat hij mijn witte gezicht kon zien.
'Een jonge knul,' besloot hij.
'Ik heb boeken bij me die ik bij lord Robert moet afgeven,' zei ik. Hij trok de fakkel terug en de duisternis spoelde weer over me heen. De scharnieren die ik daarna hoorde kraken vertelden me dat hij de poort naar buiten toe opendeed, en ik zette een stap achteruit om de grote natte planken de ruimte te geven om open te zwaaien. Daarna trad ik naar voren om naar binnen te gaan.
'Ik wil ze even zien,' zei hij.
Ik gaf hem de boeken maar al te graag. Het waren theologische werken waarin het pausgezinde standpunt werd verdedigd, goedgekeurd door het Vaticaan en door de raad van de koningin zelf.
'Loop maar door,' zei de bewaker.
Ik liep over de glibberige kasseien naar het wachthuis, en vandaar over een verhoogd pad, met aan weerskanten smerige modder waarin het maanlicht scheen, en toen een houten trap op naar de hoge deur in de versterkte muur van de witte toren. Als er een aanval kwam of een reddingspoging werd gedaan, hoefden de soldaten die erin zaten alleen de buitentrap maar weg te schoppen en dan kon er niemand meer bij hen komen. Niemand kon mijn heer eruit halen.
In de deuropening stond weer een soldaat te wachten. Hij ging me voor naar binnen en klopte toen op een binnendeur, die hij met een zwaai opendeed om mij binnen te laten.
Toen zag ik hem eindelijk, mijn lord Robert, over zijn papieren gebogen, met een kaars vlak naast zich, waarvan het goudkleurige licht op zijn donkere hoofd scheen, op zijn bleke huid, en toen zijn stralende glimlach, zodra langzaam tot hem doordrong dat ik het was.
'Vrouwe Jongen! O! Mijn vrouwe Jongen!'
Ik liet me op één knie zakken. 'Heer!' was het enige wat ik uit wist te brengen, en toen barstte ik in tranen uit.
Hij lachte, trok me overeind, sloeg zijn arm om mijn schouders en veegde mijn gezicht af-dat alles in één duizeligmakende streling. 'Kindje toch, kindje toch. Wat scheelt eraan?'
'U!' Ik hapte naar adem. 'Dat u hier zit. En u ziet er zo..." Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om 'bleek', 'ziek', 'moe' of'verslagen' te zeggen, maar al die woorden waren wel waar. 'Gevangen' bedacht ik toen maar.
'En uw mooie kleren! En... wat gaat er nu met u gebeuren?'
Hij lachte, alsof dat er helemaal niet toe deed, en bracht me naar het vuur, waar hij zelf op een stoel ging zitten en voor mij een kruk bijtrok, zodat ik recht tegenover hem zat, als een lievelingsneefje. Verlegen stak ik mijn armen uit en legde mijn handen op zijn knieën. Ik wilde hem aanraken om zeker te weten dat hij het was. Ik had zo vaak over hem gedroomd, en nu zat hij hier voor me: onveranderd, op de diepe rimpels in zijn gezicht na, rimpels van vernedering en teleurstelling.
'Lord Robert...' fluisterde ik.
Hij zocht mijn blik. 'Ja, kleintje,' zei hij zacht. 'Het was een grote gok, en we hebben verloren. Daar moeten we een hoge prijs voor betalen. Maar jij bent geen kind meer; jij weet wel dat het geen gemakkelijke wereld is. Als het moet ben ik bereid die prijs te betalen.'
'Gaan ze u...?' Ik durfde hem niet te vragen of hij zijn eigen dood met deze ontembare glimlach onder ogen zag.
'O, ik denk van wel,' zei hij opgewekt. 'Heel snel al. Dat zou ik tenminste doen als ik de koningin was. Kom, vertel me eens wat voor nieuws je hebt. We hebben niet veel tijd.'
Ik trok mijn kruk wat dichterbij en ordende mijn gedachten. Ik wilde hem het nieuws niet vertellen, want dat was allemaal slecht nieuws; ik wilde naar zijn afgetobde gezicht kijken en zijn hand aanraken. Ik wilde hem vertellen dat ik er zo naar had verlangd om hem te zien en dat ik hem de ene brief na de andere had geschreven, in de geheimtaal, hoewel ik wist dat hij daar vast de sleutel van kwijt was, en dat ik die allemaal in de haard had verbrand.
'Kom,' zei hij gretig. 'Vertel me alles.'
'De koningin denkt erover om te trouwen, maar dat weet u vast al, denk ik,' zei ik zacht. 'En ze is ziek geweest. Ze hebben de ene man na de andere voorgesteld. Filips van Spanje is de beste kandidaat. De Spaanse ambassadeur zegt dat het een goed huwelijk wordt, maar ze is bang. Ze weet dat ze niet in haar eentje kan regeren, maar ze is bang dat een man haar zal overheersen.'
'Maar gaat ze ermee door?'
'Misschien bedenkt ze zich. Ik weet het niet. Ze is bijna ziek van angst bij de gedachte alleen al. Ze is bang om een man in haar bed te hebben en zonder man is ze weer bang voor haar troon.'
'EnladyElizabeth?'
Ik keek even naar de dikke houten deur en liet mijn zachte stem tot een nog zachtere mompeltoon dalen. 'Ze kan het de laatste tijd niet goed vinden met de koningin,' zei ik. 'In het begin ging het allemaal heel hartelijk. Lady Mary wilde Elizabeth voortdurend naast zich hebben en behandelde haar als haar troonopvolger, maar tegenwoordig verdragen ze elkaar niet goed meer. Lady Elizabeth is niet meer het kleine meisje dat doet wat de koningin zegt, en bij discussies is ze haar de baas. Ze is net zo vlug van verstand als een alchemist. De koningin heeft een hekel aan discussies over heilige kwesties en lady Elizabeth heeft overal haar woordje over klaar en neemt niets zomaar aan. Ze bekijkt alles met harde ogen...' Ik zweeg.
'Harde ogen?'vroeg hij. 'Ze heeft juist mooie ogen.'
'Ik bedoel dat ze alles doordringend bekijkt,' legde ik uit. 'Ze heeft geen geloof, ze sluit nooit uit ontzag haar ogen. Ze is heel anders dan mijn meesteres; je ziet haar nooit verbaasd kijken als de hostie uitgereikt wordt. Ze wil alles zeker weten; ze vertrouwt niets.'
Lord Robert knikte instemmend bij deze nauwgezette beschrijving.
'Ja. Dat heeft ze altijd al gehad; ze nam niets zomaar aan.'
'De koningin heeft haar gedwongen de mis bij te wonen en toen lady Elizabeth erheen ging, moest ze haar buik vasthouden en kreunde ze van de pijn. Toen de koningin er weer bij haar op aandrong, zei ze dat ze zich had bekeerd. De koningin wilde de waarheid van haar horen. Ze vroeg of ze haar de geheimen van haar hart wilde vertellen: of ze in het heilige sacrament geloofde of niet.'
'De geheimen van Elizabeths hart!' riep hij lachend uit. 'Wat haalt de koningin zich in haar hoofd? Elizabeth staat niemand toe de geheimen van haar hart te kennen. Zelfs toen ze als klein kind nog in de kinderkamer zat, durfde ze die nauwelijks voor zichzelf fluisterend uit te spreken.'
'Nou, ze zei dat ze publiekelijk bekend wilde maken dat ze overtuigd is van de kwaliteiten van de oude godsdienst,' zei ik. 'Maar ze doet het niet. En ze gaat alleen naar de mis als het echt niet anders kan. En iedereen zegt...'
'Wat zeggen ze, spionnetje van me?'
'Dat ze brieven naar echte protestanten stuurt, dat ze een netwerk van aanhangers heeft. Dat een opstand tegen de koningin de Fransen duur zal komen te staan. En dat ze in elk geval maar hoeft te wachten tot de koningin doodgaat en dat de troon dan toch voor haar is en ze dan alle vermomming van zich af kan werpen en een protestantse koningin kan zijn, zoals ze nu een protestantse prinses is.'
'O, o.' Hij zweeg even en dacht na over wat hij zojuist allemaal gehoord had. 'En de koningin gelooft al die lasterpraat?'
Ik keek naar hem op, in de hoop dat hij het zou begrijpen. 'Ze dacht dat Elizabeth een echte zus voor haar zou zijn,' zei ik. 'Ze is op het hoogtepunt van haar triomf met haar Londen binnengereden. Elizabeth moest naast haar blijven, en op de dag van haar kroning ook. Wat kon ze nog meer doen om te laten zien dat ze van haar hield, haar vertrouwde en haar als haar troonopvolger beschouwde? En sindsdien hoort ze dag in dag uit dat Elizabeth dit gedaan heeft, dat gezegd heeft, en ziet ze dat Elizabeth de mis probeert te ontlopen en net doet alsof ze wel van plan is erheen te gaan, maar naar believen naar haar geweten luistert of het negeert. En Elizabeth...'Ik zweeg.
'Wat is er met Elizabeth?'
'Ze was er met de kroning bij, ze zat naast de koningin, op verzoek van de koningin zelf. Ze reed in een koets achter die van de koningin,' zei ik op felle fluistertoon. 'Bij de kroning droeg ze haar sleep, ze mocht als eerste voor de nieuwe koningin knielen, legde haar handen in de hare en zwoer plechtig dat ze een trouw onderdaan zou zijn. Ze heeft ten overstaan van God trouw gezworen. Hoe kan ze dan nu een complot tegen haar smeden?'
Hij ging achteruit zitten op zijn stoel en keek belangstellend toe hoe verhit ik raakte. 'Is de koningin boos op Elizabeth?'
Ik schudde mijn hoofd. 'Nee. Het is erger dan boosheid. Ze is in haar teleurgesteld. Ze is eenzaam, lord Robert. Ze wilde haar kleine zusje naast zich hebben. Ze heeft haar uit liefde en eerbied uitgekozen. Ze kan bijna niet geloven dat Elizabeth niet van haar houdt; het is heel pijnlijk voor haar om erachter te komen dat Elizabeth een complot tegen haar zou kunnen smeden. En haar wordt van alle kanten gezegd dat ze een complot smeedt. Elke dag komt er wel iemand met een nieuw verhaal.'
'Hebben ze ook bewijzen?'
'Genoeg om haar al tien keer te hebben laten arresteren, zou ik zeggen. Er doen talloze geruchten de ronde dat ze echt niet zo onschuldig kan zijn als ze eruitziet.'
'En toch onderneemt de koningin niets tegen haar?'
'Ze wil vrede,' zei ik. 'Ze zal alleen tegen Elizabeth optreden als het echt niet anders kan. Ze zegt dat ze lady Jane niet ter dood zal laten brengen, en uw broer ook niet...' Ik zei niet 'en u ook niet', maar we dachten allebei aan de doodstraf die hem boven het hoofd hing. 'Ze wil dat dit land vrede kent.'
'Nou, mijn zegen heeft ze,' zei lord Robert. 'En is Elizabeth van plan om met Kerstmis aan het hof te blijven?'
'Ze heeft gevraagd of ze weg mocht. Ze zegt dat ze weer ziek is en de rust van het platteland nodig heeft.'
'En is ze ook echt ziek?'
Ik schokschouderde. 'Wie zal het zeggen? Ze zag er laatst erg opgeblazen en beroerd uit. Maar niemand krijgt haar eigenlijk echt te zien. Ze blijft voornamelijk in haar kamers. Ze komt er alleen uit als het echt niet anders kan. Niemand spreekt met haar, de vrouwen doen onaardig tegen haar. Iedereen zegt dat haar niks mankeert, dat het alleen maar afgunst is.'
Hij schudde zijn hoofd om de kleinzielige haat en nijd van vrouwen.
'En dan moet dat arme kind ook nog een rozenkrans en een gebedenboek bij zich hebben en naar de mis gaan!'
'Ze is geen arm kind,' zei ik pinnig. 'Ze wordt slecht behandeld door de hofdames van de koningin, maar dat is haar eigen schuld. Alleen als er mensen bij zijn praat ze heel zacht en laat ze haar hoofd hangen. En wat de mis betreft, daar moet iedereen naartoe, te allen tijde. In de kapel van de koningin wordt zeven keer per dag een mis opgedragen. Iedereen gaat er minstens twee keer per dag heen.'
Hij moest er een beetje om glimlachen dat het hof zo snel naar vroomheid was omgeslagen. 'En lady Jane? Hoeft zij echt niet te sterven vanwege haar verraad?'
'De koningin zal haar eigen nicht, een jonge vrouw, nooit doden,' verzekerde ik hem. 'Ze moet nog een tijdje als gevangene in de Tower blijven, en daarna, als het rustig is in het land, wordt ze vrijgelaten.'
Hij trok een grijns. 'Dat is een groot risico voor de koningin. Als ik haar raadsman was, zou ik haar zeggen dat ze er korte metten mee moest maken, met ons allemaal.'
'Ze weet dat lady Jane er niet zelf voor gekozen heeft. Het zou wreed van de koningin zijn als ze lady Jane strafte, en ze is nooit wreed.'
'En het kind was pas zestien,' zei hij halfin zichzelf. Hij stond op, zich nauwelijks bewust van mijn aanwezigheid. 'Ik had er een stokje voor moeten steken,' zei hij. 'Ik had Jane erbuiten moeten houden... wat voor complotten mijn vader ook gesmeed heeft...'
Hij keek naar buiten, naar de donkere binnenplaats waar zijn eigen vader ter dood was gebracht, terwijl hij smeekte om genade en beloofde bewijzen tegen Jane, tegen zijn zonen, tegen wie ook te zullen leveren, als hij maar gespaard zou worden. Toen hij voor het blok was neergeknield, was de blinddoek voor zijn ogen omlaaggegleden en had hij die weer omhooggetrokken en op handen en knieën in het rond getast, terwijl hij de beul smeekte te wachten tot hij er klaar voor was. Het was een beroerd einde, maar niet zo beroerd als de dood die hij de jonge koning had bezorgd die hij onder zijn hoede had en die in alle opzichten onschuldig was geweest.
'Ik ben dom geweest,' zei Robert verbitterd. 'Verblind door mijn eigen ambitie. Het verbaast me dat je het niet hebt zien aankomen, kind. Ik had gedacht dat de hemel wel op zijn grondvesten had moeten schuddebuiken van de lach om de overmoed van de Dudleys. Lieve help, had je me maar op tijd gewaarschuwd.'
Ik stond op, met mijn rug naar het vuur. 'Ik wou dat ik dat gedaan had,'
zei ik verdrietig. 'Ik had wel alles willen doen om te voorkomen dat u hier zou belanden.'
'En moet ik hier blijven wegrotten?' vroeg hij rustig. 'Kun jij dat voor me zien? 's Nachts hoor ik de ratten wel eens over de vloer wegschieten en dan denk ik: dit is het enige wat ik ooit nog zal horen, dat vierkantje blauwe lucht door het raam is het enige wat ik ooit nog zal zien. Ze zal me niet onthoofden, maar ze zal me wel mijn jeugd ontnemen.'
Ik schudde zwijgend mijn hoofd. 'Ik luister en luister, en één keer heb ik het haar op de man afgevraagd. Ze zei dat ze geen bloed wilde vergieten als dat niet nodig was. Ze zal u niet ter dood laten brengen, en als lady Jane vrijgelaten wordt, moet ze u ook vrijlaten.'
'Ik zou het niet doen als ik haar was,' zei hij zacht. 'Als ik haar was zou ik mezelf ontdoen van Elizabeth, van Jane, van mijn broer en van mij; en ik zou Mary Stuart als troonopvolger benoemen, of ze nu Frans is of niet. In één keer schoon schip. Dat is de enige manier om dit land terug te brengen bij de Kerk van de papen en het daar te houden, en dat zal ze zich eerdaags ook wel realiseren. Ze moet ons van de kaart vegen, deze generatie van protestantse samenzweerders. Als ze dat niet doet, moet ze de ene kop na de andere laten rollen en toezien hoe anderen de macht grijpen.'
Ik liep naar de andere kant van het vertrek en ging achter hem staan. Ik legde verlegen mijn hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en keek me aan alsof hij vergeten was dat ik er was. 'En jij?' vroeg hij vriendelijk.
'Ben jij nu veilig in dienst van de koningin?'
'Ik ben nooit veilig,' zei ik zacht. 'U weet waarom. Ik kan nooit veilig zijn. Ik kan me nooit veilig voelen. Ik hou van de koningin en niemand heeft twijfels over wie ik ben of over waar ik vandaan kom. Ik sta bekend als haar nar, alsof ik al mijn hele leven bij haar ben. Ik zou me veilig moeten voelen, maar ik heb altijd het gevoel alsof ik over dun ijs sluip.'
Hij knikte. 'Ik zal je geheim met me mee naar het schavot nemen, als ik die kant op ga,' beloofde hij. 'Je hebt van mij niets te vrezen, kind. En ik heb niemand verteld wie je was of waar je vandaan kwam.'
Ik knikte. Toen ik opkeek, zag ik dat hij naar me keek, en zijn donkere ogen stonden warm. 'Je bent groot geworden, vrouwe Jongen,' vond hij.
'Binnenkort ben je een vrouw. Jammer dat ik dat niet meer zal meemaken.'
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Ik stond daar maar zwijgend voor hem. Hij glimlachte, alsof hij maar al te goed wist hoe het vanbinnen bij mij tekeerging. 'Ach, kleine nar. Ik had je die dag bij je vader in de winkel moeten laten en je niet hierin mee moeten sleuren.'
'Mijn vader heeft gezegd dat ik afscheid van u moet nemen.'
'Gelijk heeft hij. Je mag nu bij me weg. Ik verlos je van je belofte om van mij te houden. Je bent niet langer mijn vazal. Ik laat je gaan.'
Voor hem was het een grapje, meer niet. Hij wist net zo goed als ik dat je een meisje niet kunt bevrijden van haar belofte om van een man te houden. Ze bevrijdt zichzelf of ze zit er voor de rest van haar leven aan vast.
'Ik ben niet vrij,' fluisterde ik. 'Mijn vader heeft gezegd dat ik naar u toe moest gaan en afscheid moest nemen. Maar ik ben niet vrij. En dat zal ik ook nooit zijn.'
'Zou je dan nog steeds voor me willen werken?'
Ik knikte.
Lord Robert glimlachte en boog zich naar voren, zodat zijn mond zo dicht bij mijn oor kwam dat ik zijn warme ademhaling kon voelen. 'Doe dan nog één ding voor me. Ga naar lady Elizabeth. Zeg haar dat ze vrolijk moet zijn. Zeg haar dat ze les moet nemen bij mijn oude leermeester, John Dee. Zeg haar dat ze beslist naar hem toe moet gaan en bij hem moet gaan studeren. Ga dan naar John Dee en zeg hem twee dingen. Eén: ik vind dat hij contact moet zoeken met zijn oude meester, sir William Pickering. Heb je dat begrepen?'
'Ja,' zei ik. 'Sir William. Ik heb over hem gehoord.'
'En twee: zeg dat hij ook naar James Crofts en Torn Wyatt gaat. Volgens mij zijn die bezig met een alchemistisch experiment dat John Dee zeer zou aanspreken. Edward Courtenay kan een chemisch huwelijk sluiten. Kun je dat allemaal onthouden?'
'Ja,' zei ik. 'Maar ik weet niet wat het betekent.'
'Des te beter. Ze gaan van heel eenvoudig metaal goud maken, en zilver tot as verlagen. Zeg dat maar tegen hem. Hij weet wel wat ik bedoel. En zeg tegen hem dat ik mijn rol in de alchemie zal spelen, als hij zorgt dat ik daar kom.'
'Waar?'vroeg ik.
'Onthoud de boodschap nou maar,' zei hij. 'Herhaal hem voor me.'
Ik herhaalde hem, woord voor woord, en hij knikte. 'En tot slot kom je nog één keer bij me terug, voor het allerlaatst, en dan vertel je me wat je in de spiegel van John Dee hebt gezien. Ik moet het weten. Wat er met mij gebeurt. Ik moet weten wat er met Engeland gaat gebeuren.'
Ik knikte, maar hij liet me niet meteen gaan. Hij bracht zijn lippen naar mijn hals, vlak onder mijn oor, en gaf me een heel zacht kusje, een kus als een ademtocht. 'Heel lief van je,' zei hij, 'dank je wel.'
Toen liet hij me los, en ik deed een stap achteruit, steeds verder naar achteren, bij hem vandaan alsof ik het niet over mijn hart kon verkrijgen om me om te draaien. Ik klopte op de deur achter me, en de bewaker deed hem open. 'God zegene u en behoede u, heer,' zei ik. Lord Robert draaide zijn hoofd om en glimlachte naar me, zo lief dat mijn hart ervan brak. De deur ging dicht en onttrok hem aan mijn zicht.
'God zij met je, jongen,' antwoordde hij vlak tegen de dichtvallende deur, en toen was die echt dicht en stond ik wederom in het donker en de kou, zonder hem.
Buiten op straat zette ik er flink de pas in en ging op een holletje naar huis. Plotseling kwam er een schim uit een portiek, die me de doorgang versperde. Ik slaakte geschrokken een kreet.
'Sst, ik ben het maar: Daniel.'
'Hoe wist je dat ik hier was?'
'Ik was in de winkel van je vader en hij zei dat je naar de Tower was om lord Robert een paar boeken te brengen.'
'O.'
Hij kwam naast me lopen. 'Je hoeft hem nu toch niet meer te dienen?'
'Nee,' zei ik. 'Hij heeft me weggestuurd.' Ik wilde dat Daniel weg zou gaan, zodat ik aan de kus in mijn hals en aan lord Roberts warme adem tegen mijn oor kon denken.
'Ik dacht dat je niet meer voor hem zou werken?' vroeg hij pedant.
'Dat heb ik toch al gezegd?' zei ik vinnig. 'Ik werk niet meer voor hem. Ik bezorg boeken voor mijn vader. Toevallig aan lord Robert. Ik heb hem niet eens gezien. Ik heb ze alleen naar binnen gebracht en aan een bewaker gegeven.'
'Wanneer heeft hij je dan ontslagen?'
'Maanden geleden,'jokte ik, en ik probeerde me te beheersen.
'Wanneer is hij gearresteerd?'
Ik viel tegen hem uit. 'Wat maakt jou dat uit? Ik werk niet meer voor hem, ik werk nu voor koningin Mary. Wat moet je nog meer weten?'
Zijn boosheid zwol aan, net als de mijne. 'Ik heb het recht alles te weten wat je doet. Je wordt mijn vrouw, je gaat mijn naam dragen. En als jij per se van het hof naar de Tower wilt hollen, breng je jezelf in gevaar, en ons daarmee ook.'
'Jij loopt helemaal geen gevaar,' wierp ik tegen. 'Wat weet jij daar nou van? Je hebt nog nooit iets gedaan, je bent nog nooit ergens geweest. Terwijl jij lekker veilig thuiszat is de wereld op zijn kop gezet en weer terug. Waarom zou jij gevaar lopen?'
'Nee, ik heb niet de ene meester tegen de andere uitgespeeld, een vals gezicht getoond en een valse getuigenis afgelegd, als je dat soms bedoelt,'
zei hij scherp. 'Dat zijn in mijn ogen nooit grote en bewonderenswaardige daden geweest. Ik heb me aan mijn geloof gehouden en mijn vader volgens mijn geloof begraven. Ik heb mijn moeder en mijn zusjes gesteund, en ik heb geld gespaard voor de dag van mijn bruiloft. Onze bruiloft. Terwijl jij verkleed als page door donkere straatjes rent, een paaps hof dient, een veroordeelde verrader bezoekt en mij verwijt dat ik helemaal niets gedaan heb.'
Ik trok mijn hand los. 'Begrijp je dan niet dat hij doodgaat?' schreeuwde ik, en toen merkte ik dat de tranen over mijn gezicht stroomden. Ik veegde ze boos met mijn mouw weg. 'Weetje dan niet dat ze hem ter dood gaan brengen en dat niemand hem kan redden? Of dat ze hem in het beste geval hier laten wachten en wachten, tot hij doodgaat van het wachten?
Hij kan zichzelf niet eens redden. Begrijp je dan niet dat het wel lijkt alsof iedereen van wie ik hou van me afgenomen wordt, om niets? Dat ik ze op geen enkele manier kan redden? Denk je soms dat ik niet elke nacht in mijn dromen rook ruik? En nu moet deze man... deze man...' Ik zweeg, huilend.
Daniel pakte me bij mijn schouders, niet in een omhelzing, maar hield me met een ferme greep op een armlengte afstand vast, zodat hij mijn gezicht met een langdurige, onpartijdige, beoordelende blik kon peilen.
'Deze man heeft niets te maken met de dood van je moeder,' zei hij botweg. 'Hij heeft niets te maken met iemand die om zijn geloof sterft. Dus vermom je verlangen niet als verdriet. Je hebt twee meesters gediend, gezworen vijanden van elkaar. Het kon niet anders dan dat een van hen hier zou belanden. Als het lord Robert niet was geweest, dan koningin Mary wel. Een van hen moest zegevieren en een van hen moest sterven.'
Ik wurmde me los en deinsde achteruit voor zijn harde ogen waaruit geen enkel medeleven sprak. Ik sjokte weg, terug naar huis. Even later hoorde ik hem achter me aan komen.
'Zou je net zo moeten huilen als koningin Mary daar had gezeten, met haar hoofd op het hakblok?' vroeg hij.
'Sst,' zei ik, immer op mijn hoede. 'Ja.'
Hij zei niets, maar zijn stilzwijgen bewees wel dat hij er zeer sceptisch tegenover stond.
'Ik heb niets oneerbaars gedaan,' zei ik vlak.
'Ik geloof je niet,' zei hij, net zo kil als ik. 'Als je eerbaar bent geweest, is dat alleen maar omdat er zich geen gelegenheid voor iets oneerbaars heeft voorgedaan.'
'Hoerenjong,' fluisterde ik zo zacht dat hij het niet verstond, en hij liep zwijgend met me mee naar huis. Voor mijn deur namen we afscheid door elkaar de hand te schudden, en dat was niet zoals nicht en neef dat hoorden te doen en het was ook niet liefdevol. Ik liet hem gaan en had maar wat graag een groot dik boek naar zijn verdwijnende geheven hoofd gegooid. Toen ging ik naar binnen, naar mijn vader, en ik vroeg me af hoe lang het zou duren voordat Daniel naar hem toe zou komen om te zeggen dat hij verlost wilde worden van onze verloving, en wat er dan verder met mij zou gebeuren.
Als hofnar van de koningin werd ik geacht elke dag in haar vertrekken te zijn, aan haar zij. Maar zodra ik even een uurtje weg kon zonder de aandacht te trekken, waagde ik het erop, en ging ik naar het oude verblijf van de Dudleys om John Dee te zoeken. Ik klopte op de deur, en een man in vreemde livrei deed open en keek me argwanend aan.
'Ik dacht dat hier de familie Dudley woonde,' zei ik verlegen.
'Niet meer,' zei hij bijdehand.
'Waar vind ik die dan?'
Hij haalde zijn schouders op. 'De hertogin heeft haar vertrekken vlak bij de koningin. Haar zonen zitten in de Tower. Haar echtgenoot in de hel.'
'En de privéleraar?'
Hij haalde zijn schouders weer op. 'Die is weg. Terug naar het huis van zijn vader, denk ik.'
Ik knikte en keerde terug naar de vertrekken van de koningin, en ging op een kussentje aan haar voeten zitten. Haar hondje, een hazewindhond, had net zo'n kussen als ik; hond en ik zaten, met onze neuzen evenwijdig aan elkaar, met dezelfde niet-begrijpende bruine ogen toe te kijken, terwijl de hovelingen binnenkwamen, een buiging maakten en om land, functies en toelagen vroegen. Soms gaf de koningin de hond een klopje, en soms gaf ze mij een klopje; hond en ik hielden ons mondje dicht en zeiden geen moment wat we van deze vrome katholieken vonden die de vlam van hun geloof zo lang zo ontzettend goed verborgen hadden weten te houden. Goed verborgen terwijl ze het protestantse geloof beleden, goed verborgen terwijl ze toekeken hoe katholieken op de brandstapel werden gezet, in afwachting van dit moment, net als de narcissen met Pasen, om dan open te bloeien. Als je bedacht hoeveel gelovigen er in het land waren en dat tot op dit moment niemand ze kende!
Toen ze allemaal weg waren, liep lady Mary naar een venster waar niemand ons kon horen en wenkte ze me. 'Hannah?'
'Ja, majesteit?' Ik liep onmiddellijk naar haar toe.
'Wordt het niet eens tijd datje die livrei van een page uittrekt? Eerdaags ben je een vrouw.'
Ik aarzelde. 'Als u het goedvindt, majesteit, ga ik liever nog als page door het leven.'
Ze keek me nieuwsgierig aan. 'Maar verlang je dan niet naar een mooie jurk, en wil je je haar niet laten groeien, kind? Wil je dan geen jonge vrouw zijn? Ik wilde je eigenlijk voor Kerstmis een jurk geven.'
Ik dacht aan mijn moeder, die mijn dikke zwarte haar had gevlochten, de vlechten om haar vingers had gewonden en tegen me had gezegd dat ik mooi zou worden, een beroemde mooie vrouw. Ik dacht eraan dat ze me berispt had omdat ik zo van mooie stof hield en dat ik gesmeekt had of ik voor Chanoeka een jurk van groen fluweel mocht hebben.
'Ik ben mijn liefde voor mooie kleren kwijtgeraakt toen ik mijn moeder verloren heb,' zei ik zacht. 'Als zij er niet is om de jurken uit te kiezen, met me te passen en te zeggen of ze me staan of niet, is er voor mij geen plezier aan te beleven. Ik wil niet eens lang haar als zij er niet is om het voor me te vlechten.'
Ze kreeg een zachte uitdrukking op haar gezicht. 'Wanneer is ze overleden?'
'Toen ik elf jaar was,' jokte ik. 'Aan de pest.' Ik liet het wel uit mijn hoofd om de waarheid te vertellen, namelijk dat ze als ketter op de brandstapel was gebracht, zelfs niet aan deze koningin die mij zo ernstig en verdrietig aankeek.
'Arm kind,' zei ze vriendelijk. 'Dat is een verlies dat je nooit zult vergeten. Je kunt wel leren het te dragen, maar je zult het nooit vergeten.'
'Elke keer dat er iets fijns gebeurt, wil ik het haar vertellen. Elke keer dat er iets vervelends gebeurt, wil ik dat ze me helpt.'
Ze knikte. 'Ik schreef mijn moeder altijd brieven, ook al wist ik dat ze me nooit toestemming zouden geven om ze ook aan haar te versturen. Er stond niets in waar ze bezwaar tegen zouden kunnen hebben, geen geheimen, nee - alleen dat ik haar nodig had en dat ik verdrietig was omdat ze zo ver bij me vandaan was. Maar ik mocht haar niet schrijven. Ik wilde haar alleen maar zeggen dat ik van haar hield en dat ik haar miste. En toen ging ze dood en mocht ik niet eens naar haar toe. Ik kon niet eens haar hand vasthouden en haar de ogen sluiten.'
Ze bracht haar hand naar haar ogen en drukte met haar koele vingertoppen tegen haar oogleden, alsof ze oude tranen wilde terugdringen. Ze schraapte haar keel. 'Maar dit kan toch niet betekenen dat je nooit een jurk zult dragen?' zei ze luchtig. 'Het leven gaat door, Hannah. Je moeder zou vast niet willen dat je verdriet had. Ze zou willen dat je een vrouw werd, een mooie jonge vrouw. Ze zou niet willen dat haar kleine meisje voor altijd in jongenskleren liep.'
'Ik wil geen vrouw zijn,' zei ik eenvoudigweg. 'Mijn vader heeft een huwelijk voor me gearrangeerd, maar ik weet dat ik er nog niet aan toe ben om een vrouw en een echtgenote te zijn.'
'Je wilt toch niet ongetrouwd blijven, zoals ik?' zei ze met een wrang glimlachje. 'Dat is een weg die niet veel vrouwen uit eigen beweging zouden kiezen.'
'Nee,' zei ik. 'Geen ongehuwde koningin zoals u; ik heb nog niet besloten of ik alleen wil blijven, maar het is net alsof...' Ik zweeg. 'Alsof ik niet weet hoe dat moet, vrouw-zijn,' zei ik ongemakkelijk. 'Ik kijk naar u en ik kijk naar de hofdames.' Uit tact zei ik er maar niet bij dat ik van hen allemaal vooral naar lady Elizabeth keek, die in mijn ogen op en top beschikte over de gratie van een meisje en de waardigheid van een prinses.' Ik kijk naar iedereen en ik denk dat ik het op den duur wel zal leren. Maar nu nog niet.'
Ze knikte. 'Ik begrijp precies wat je bedoelt. Ik weet niet hoe ik een koningin moet zijn zonder een echtgenoot aan mijn zijde. Ik heb nooit gehoord over een koningin die geen man naast zich had om haar van advies te dienen. En toch ben ik heel bang om te trouwen...' Ze zweeg even. 'Ik geloof niet dat een man ooit de angst zou kunnen begrijpen die een vrouw bij de gedachte aan trouwen kan voelen. Vooral een vrouw als ik, geen jonge vrouw, geen vrouw met een hang naar vleselijke genoegens, zelfs niet een erg begeerlijke vrouw...' Ze stak haar hand op om te voorkomen dat ik haar tegensprak. 'Ik weet het, Hannah, je hoeft me niet te vleien.
En het allerergste is nog wel dat ik geen vrouw ben die gemakkelijk een man vertrouwt. Ik vind het vreselijk om machtige mannen om me heen te hebben. Als ze in de raad met elkaar in discussie gaan, bonkt mijn hart in mijn keel en ben ikbang dat mijn stem zal beven als ik het woord moet nemen. Maar toch heb ik een hekel aan zwakke mannen. Als ik naar mijn neef Edward Courtenay kijk, met wie ik van de kanselier moest trouwen, zou ik bij de gedachte alleen al in lachen kunnen uitbarsten. Die jongen is een puppy en een ijdele domkop, en ik zou mezelf nooit, maar dan ook nooit kunnen verlagen door onder zo iemand te gaan liggen. Maar als je met een man trouwt die eraan gewend is om bevelen te geven ...' Ze zweeg even. 'Wat zou dat een verschrikking zijn,' zei ze zacht. 'Je hart toevertrouwen aan een vreemde! Wat een verschrikking lijkt het me om te moeten beloven dat je een man zult gehoorzamen die je wel kan opdragen om ik weet niet wat te doen! En te moeten beloven dat je tot de dood van een man zult houden...' Ze zweeg. 'Mannen vinden zelf immers niet altijd dat ze zich aan dergelijke beloften hoeven te houden. En wat gebeurt er dan met een brave echtgenote?'
'Dacht u dat u als maagd zou leven en sterven?' vroeg ik. Ze knikte. 'Toen ik prinses was, hebben ze me me telkens weer met andere mannen laten verloven. Maar toen mijn vader me verwierp en me zijn bastaardkind noemde, wist ik dat er geen huwelijksaanzoeken zouden komen. Toen heb ik dat helemaal uit mijn hoofd gezet, en ook de gedachte dat ik zelf kinderen zou krijgen.'
'Heeft uw vader u verworpen?'
'Ja,' zei de koningin kortaf. 'Ik moest zelf op de Bijbel zweren dat ik een bastaard was.' Haar stem beefde en ze haalde diep adem. 'Daarna was er in heel Europa geen prins te vinden die nog met me wilde trouwen. En om je de waarheid te zeggen schaamde ik me zo erg dat ik ook geen echtgenoot had gewild. Ik had een eerbaar man nooit recht in de ogen kunnen kijken. En toen mijn vader doodging en mijn broer koning werd, dacht ik dat ik een soort douairière zou worden, een soort lievelingspeetmoeder, zijn oudere zus die hem raad kon geven. En ik dacht dat hij kinderen zou krijgen, voor wie ik dan zou kunnen zorgen. Maar nu is alles veranderd en ben ik koningin, en ook al ben ik koningin, ik merk dat ik nog steeds niet zelf kan kiezen.' Het was even stil. 'Ze hebben me Filips van Spanje aangeboden, moet je weten.'
Ik wachtte.
Ze draaide zich naar me om alsof ik meer verstand had dan haar hazewindhond, alsof ik haar raad kon geven. 'Hannah, ik ben minder dan een man en minder dan een vrouw. Ik kan niet heersen als een man en ik kan het land niet de troonopvolger geven waar het terecht naar verlangt. Ik ben een halve prins. Koningin noch koning.'
'Maar het land heeft toch alleen een heerser nodig voor wie het eerbied kan hebben?' zei ik aarzelend. 'En het land heeft jaren van vrede nodig. Ik ben nog maar pas in dit land, maar zelfs ik begrijp dat mensen niet meer weten wat goed en kwaad is. De Kerk is in hun leven keer op keer veranderd, en zij hebben mee moeten veranderen. Er is zo veel armoede in de stad en honger in het land. Kunt u niet gewoon wachten? Kunt u niet gewoon de armen te eten geven en grond teruggeven aan mensen die geen grond bezitten, mensen weer aan het werk zetten en bedelaars en dieven van de weg halen? Kunt u de Kerk haar schoonheid niet weer teruggeven en de kloosters hun grond?'
'En als ik dat gedaan heb?' vroeg koningin Mary met een vreemde trilling van spanning in haar stem. 'Wat dan? Als het land weer veilig binnen de Kerk gehaald is, als iedereen te eten heeft, als de schuren vol liggen en de kloosters welvarend zijn? Als de priesters zuiver zijn in hun leefwijze en de Bijbel zoals hij bedoeld is aan de mensen wordt voorgelezen? Als in elk dorp de mis wordt opgedragen en elke ochtend voor de metten de klokken over de velden klinken, zoals het hoort, zoals altijd gedaan is? Wat dan?'
'Dan hebt u de taak volbracht waar God u toe geroepen heeft, toch?'
stamelde ik.
Ze schudde haar hoofd. 'Ik zal je vertellen wat er dan gebeurt. Dan word ik ziek of krijg ik een ongeluk en dan sterf ik kinderloos. En dan staan die bastaard van Anna Boleyn en die luitspeler Mark Smeaton op om de troon op te eisen: Elizabeth. En zodra ze op de troon zit, zet ze haar masker af en laat ze zien wie ze echt is.'
Ik herkende haar bijna niet, zo siste haar stem en zo veel haat stond er op haar gezicht te lezen. 'Hoezo, hoe is ze dan echt? Wat heeft ze gedaan dat u zo boos op haar bent?'
'Ze heeft me verraden,' zei ze vlak. 'Toen ik voor onze erfenis vocht, zowel voor de hare als de mijne, heeft zij de man die tegen mij ten strijde trok een brief geschreven. Dat weet ik inmiddels. Terwijl ik zowel voor haar als voor mijzelf vocht, sloot zij al een overeenkomst met hem voor als ik dood was. Ze had het nog op mijn hakblok willen ondertekenen. Toen ik met haar naast me Londen binnenreed, juichte men voor de protestantse prinses, en zij glimlachte om het gejuich. Toen ik leermeesters en geleerden naar haar toe stuurde om haar de dwalingen van haar geloof uiteen te zetten, glimlachte ze tegen hen - de sluwe glimlach van haar moeder - en zei ze dat ze het nu begreep, dat ze nu de zegening van de mis wilde ontvangen.
En dan komt ze naar de mis als een vrouw die daartoe gedwongen wordt, die haar geweten geweld aan moet doen. Hannah! Toen ik net zo oud was als zij, werd ik al door de meest vooraanstaande mannen van Engeland in mijn gezicht vervloekt en met de dood bedreigd als ik me niet tot het nieuwe geloof bekeerde. Ze hebben me mijn moeder afgepakt en ze is ziek, doodongelukkig en alleen gestorven, maar ze is nooit voor hen door de knieën gegaan. Ze hebben me gedreigd met het schavot vanwege hoogverraad! Ze hebben me gedreigd met de brandstapel vanwege ketterij! Om minder dan wat ik gezegd heb zijn er mannen en vrouwen verbrand. Ik moest me met al mijn moed aan mijn geloof vastklampen en ik heb er pas afstand van gedaan toen de koning van Spanje in eigen persoon zei dat dat moest, dat ik er afstand van móést doen, omdat het anders mijn dood zou betekenen. Hij wist dat ze me zouden doden als ik geen afstand zou doen van mijn geloof. Maar het enige wat ik Elizabeth heb aangedaan is dat ik haar gesmeekt heb haar eigen ziel te redden en mijn kleine zusje weer te zijn!'
'Majesteit...' fluisterde ik. 'Ze is nog jong, ze leert het wel.'
'Zo jong is ze niet.'
'Ze leert het wel...'
'Als ze van plan is te leren, kiest ze de verkeerde leermeesters. Ze spant met het koninkrijk Frankrijk tegen mij samen, ze heeft een groep mannen om zich heen die overal toe in staat is om haar maar op de troon te krijgen. Elke dag vertelt iemand me wel over een laag complot en altijd leiden de vertakkingen terug naar haar. Elke keer dat ik nu naar haar kijk, zie ik een vrouw die doordrenkt is van zonde, precies zoals haar moeder, de gifmengster. Ik kan bijna zien hoe haar vlees zwart wordt van de zonde in haar hart. Ik zie dat ze de Heilige Kerk de rug toekeert, ik zie dat ze mijn liefde de rug toekeert, ik zie dat ze afstormt op zonde en verraad.'
'U zei dat ze uw kleine zusje was,' hielp ik haar herinneren. 'U zei dat u van haar hield alsof ze uw eigen kind was.'
'Ik hield ook van haar,' zei de koningin verbitterd. 'Meer dan ze zich kan heugen. Meer dan ik had moeten doen, als je bedenkt wat haar moeder de mijne heeft aangedaan. Ik hield echt van haar. Maar ze is niet meer het kind van wie ik gehouden heb. Ze is niet meer het meisje dat ik heb leren lezen en schrijven. Ze is onbetrouwbaar geworden. Ze is gecorrumpeerd. Ze zit tot aan haar nek in de zonde. Ik kan haar niet redden; ze is een heks en de dochter van een heks.'
'Ze is een jonge vrouw,' protesteerde ik voorzichtig. 'Geen heks.'
'Ze is nog erger dan een heks,' zei ze beschuldigend. 'Een ketter. Een hypocriet. Een hoer. Dat weet ik allemaal van haar. Ze is een ketter omdat ze naar de mis gaat; maar ik weet dat ze protestants is, en met haar ogen op de hostie gericht pleegt ze meineed. Ze is een hypocriet omdat ze niet eens haar eigen geloof trouw is. Er zijn in dit land moedige mannen en vrouwen die naar de brandstapel zouden gaan omwille van hun dwaling - zo niet zij. Toen mijn broer Edward op de troon zat, was zij het stralende licht van de hervormde godsdienst. Ze was de protestantse prinses in haar donkere jurken en haar witte plooikragen, met haar neergeslagen ogen en zonder goud of sieraden in haar oren of aan haar vingers. Nu hij dood is knielt zij naast me neer wanneer de hostie omhooggehouden wordt, slaat ze een kruis en maakt een buiging voor het altaar, maar ik weet dat het allemaal nep is. Het is een belediging aan mijn adres, maar dat heeft niets te betekenen; het is echter ook een belediging aan het adres van mijn moeder, die terzijde geschoven is om plaats te maken voor haar moeder, en het is een belediging aan het adres van de Heilige Kerk, en dat is een zonde tegen God zelf. En, moge God haar vergeven, ze is een hoer om wat ze met Thomas Seymour gedaan heeft. De hele wereld moest het weten; maar die andere voorname protestantse hoer heeft die twee verborgen en heeft daarbij het leven gelaten.'
'Wie dan?' vroeg ik. Ik was verbijsterd en gefascineerd tegelijkertijd, en dacht aan het meisje in de zonovergoten tuin en aan de man die haar tegen een boom drukte en zijn hand onder haar rokken stak.
'Katherine Parr,' zei koningin Mary met opeengeklemde kaken. 'Ze wist dat haar man Thomas Seymour door Elizabeth was verleid. Ze had hen in Elizabeths kamer betrapt, Elizabeth in haar onderhemd, lord Thomas boven op haar. Katherine Parr zorgde ervoor dat Elizabeth het land uit werd gestuurd - opgeruimd staat netjes. Ze bood de roddels het hoofd, ze ontkende alles. Ze beschermde het meisje - nou ja, ze moest wel, want het kind was bij haar in huis geweest. Ze beschermde haar man en toen overleed ze, tijdens de bevalling van zijn kind. Domkop. Domme vrouw.'
Ze schudde haar hoofd. 'Arme vrouw. Ze hield zo veel van hem dat ze nog voordat mijn vader goed en wel in de grond lag al met hem trouwde. Ze choqueerde het hof en zette haar positie in de wereld op het spel. En hij beloonde haar door een kind van veertien in haar eigen huis, onder haar eigen ogen, te bepotelen. En dat meisje, mijn Elizabeth, mijn kleine zusje, wrong zich in alle bochten onder zijn strelingen en zwoer dat ze zou sterven als hij haar ooit nog een keer aanraakte, maar ze deed nooit de deur van haar slaapkamer op slot, klaagde niet tegen haar stiefmoeder en zocht geen beter onderkomen.
Ik wist ervan. Lieve hemel, er werd zo erg geroddeld dat het zelfs mij, weggestopt op het platteland, ter ore kwam. Ik heb haar een brief geschreven en gezegd dat ze naar me toe moest komen: ik had een huis, ik kon wel voor ons allebei zorgen. Ze schreef me heel lief terug, heel netjes. Ze schreef dat er niets met haar aan de hand was en dat het helemaal niet nodig was dat ze verhuisde. En al die tijd liet ze hem 's ochtends haar kamer in en liet ze hem de zoom van haar jurk optillen, zodat hij haar onderhemd kon zien, en één keer, God sta haar bij, heeft ze hem haar jurk van zich aflaten knippen, zodat ze bijna naakt voor hem stond. Ze heeft me nooit om hulp gevraagd, hoewel ze wist dat ik haar daar binnen een dag had weggehaald. Toen was ze al een sloerie, en nu nog, en ik heb het altijd geweten, God vergeve me, en ik hoopte dat ze zich beter zou gaan gedragen. Ik dacht dat ze, als ik haar een plaats naast mij gaf, en de eer die haar toekwam, wel tot een prinses zou uitgroeien. Ik dacht dat een jong hoertje in wording ongedaan gemaakt kon worden, dat ze opnieuw gemaakt kon worden, dat haar geleerd kon worden hoe ze zich als prinses hoorde te gedragen. Maar dat kan ze niet. Dat wil ze niet. Je zult zien hoe ze zich in de toekomst gaat gedragen als ze weer de kans krijgt om zich te laten kittelen.'
'Majesteit...' Ik was overdonderd door zo veel rancune. Ze haalde diep adem en draaide zich om naar het raam. Ze leunde met haar voorhoofd tegen de dikke ruit en ik zag hoe het glas besloeg van de warmte die uit haar haar opsteeg. Het was koud buiten, de ondraaglijke Engelse winter, en voorbij de steenkleurige tuin lag de Theems er loodgrijs onder een grauwe hemel bij. Ik zag het gezicht van de koningin weerspiegeld in het dikke glas, als een camee onder water, en ik zag de koortsachtige energie door haar lichaam bonken.
'Ik moet me verlossen van deze haat,' zei ze rustig. 'Ik moet me verlossen van de pijn die haar moeder me aangedaan heeft. Ik moet haar onterven.'
'Majesteit...' zei ik weer, zachter nu.
Ze draaide zich weer naar me om.
'Als ik zonder erfgenaam sterf, komt zij na mij op de troon,' zei ze toonloos. 'Dat liegbeest van een hoer. Alles wat ik bereik zal door haar ongedaan gemaakt worden, zal door haar verpest worden. Alles in mijn leven is altijd al door haar geplunderd. Ik was de enige prinses van Engeland en de oogappel van mijn moeder. Je knippert één keer met je ogen en je bent dienstmeisje in de kinderkamer van Elizabeth, je moeder is verlaten en vervolgens is ze dood. Elizabeth, de dochter van de hoer, is de verdorvenheid in eigen persoon. Ik moet een kind krijgen om haar weg naar de troon te blokkeren. Dat is de grootste plicht die ik tegenover dit land, mijn moeder en mijzelf heb.'
'Dus u gaat met Filips van Spanje trouwen?'
Ze knikte. 'Met hem, of met onverschillig wie,' zei ze. 'Ik kan een verdrag met hem sluiten dat stand zal houden. Hij weet wat voor land dit is, en zijn vader ook. Met een man als hij kan ik koningin en echtgenote zijn. Hij heeft zijn eigen land, zijn eigen fortuin; hij heeft het kleine Engeland niet nodig. En dan kan ik koningin van mijn eigen land zijn en echtgenote voor hem, en moeder.'
De manier waarop ze 'moeder' zei had iets waardoor ik op mijn hoede was. Ik had gevoeld hoe ze mijn hoofd had aangeraakt, ik had haar gezien met de kinderen die uit de vieze huisjes naar buiten gestormd waren.
'Wat, verlangt u dan zelf naar een kind?' riep ik uit. Ik zag hoe behoeftig ze keek, en daarna wendde ze zich van me af, terug naar het raam en naar het uitzicht over de koude rivier. 'O ja,' zei ze zacht tegen de koude tuin buiten. 'Ik verlang al twintig jaar naar een kind. Dat was de reden waarom ik zo veel van mijn arme broer hield. In de honger van mijn hart heb ik zelfs van Elizabeth gehouden toen zij klein was. Misschien zal God zo goed zijn mij een zoon te schenken.' Ze keek naar me. 'Jij bent helderziend. Krijg ik een kind, Hannah? Krijg ik zelf een kind, dat ik in mijn armen kan vasthouden en van wie ik kan houden? Een kind dat zal groeien en mijn troon zal erven en dat Engeland tot een groot land zal maken?'
Ik wachtte even, voor het geval er iets tot mij zou komen. Ik voelde echter alleen maar grote wanhoop en radeloosheid, verder niets. Ik sloeg mijn ogen neer en knielde voor haar. 'Het spijt me, majesteit,' zei ik. 'Helderziendheid werkt niet op afroep. Ik kan u het antwoord op die vraag niet vertellen - op geen enkele vraag trouwens. Mijn zicht komt en gaat zoals het zelf wil. Ik kan niet zeggen of u een kind zult krijgen.'
'Dan zal ik het je zelf voorspellen,' zei ze bars. 'Ik zeg je dit: ik trouw met die Filips van Spanje, zonder liefde, zonder verlangen, maar met het zeer oprechte gevoel dat het land dit nodig heeft. Hij zal ons de rijkdom en macht van Spanje brengen, hij zal dit land tot een onderdeel van het rijk maken, en dat hebben we hard nodig. Hij zal mij helpen dit land weer de leer van de ware Kerk bij te brengen, en hij zal me een kind geven, een goddelijke christelijke erfgenaam die dit land op de rechte weg zal houden.'
Ze zweeg even. 'Je hoort nu "amen" te zeggen,' sommeerde ze me.
'Amen.' Dat was gemakkelijk gezegd. Ik was een christelijke Jodin, een meisje dat zich verkleedde als een jongen, een jonge vrouw die verliefd was op de ene man en verloofd met een andere. Een meisje dat verdriet had om haar moeder en nimmer haar naam noemde. Mijn hele leven lang wendde ik al instemming voor. 'Amen,' zei ik.
De deur ging open en Jane Dormer gebaarde twee dragers binnen te komen, met een in doek gewikkelde lijst tussen hen in. 'Hier is iets voor u, majesteit!' zei ze met een guitige glimlach. 'Iets wat u vast graag wilt zien.'
De koningin kon haar bedachtzame stemming niet een, twee, drie van zich afzetten. 'Wat is het, Jane? Ik ben moe.'
Bij wijze van antwoord wachtte vrouwe Dormer tot de mannen hun vracht tegen de muur hadden gezet, pakte toen de zoom van de doek op en draaide zich om naar haar koninklijke meesteres. 'Bent u er klaar voor?'
De koningin wist een glimlachje tevoorschijn te toveren.'Is dit het portret van Filips?' vroeg ze. 'Daar laat ik me niet door bedriegen. U vergeet dat ik oud genoeg ben om me de keer te herinneren dat mijn vader met een portret trouwde, maar zich van het model liet scheiden. Hij zei dat er nog nooit zo'n gemene truc met een man was uitgehaald. Een portret is altijd geflatteerd. Ik laat me niet door een portret in de luren leggen.'
Toen ze dat zei, trok Jane Dormer de doek opzij. Ik hoorde de koningin haar adem inzuigen, zag de kleur op haar bleke wangen komen en weer verdwijnen, en hoorde toen haar meisjesachtige giechel. 'Lieve hemel, Jane, dit is een man!' fluisterde ze.
Jane Dormer sloeg dubbel van de lach, liet de doek vallen en vloog naar de andere kant van de kamer om het portret van een afstandje te bewonderen. Het was inderdaad een knappe man. Hij was jong, waarschijnlijk halverwege de twintig, terwijl de koningin al veertig was, had een bruine baard en donkere, glimlachende ogen, een volle zinnelijke mond, een goed figuur, brede schouders en slanke, sterke benen. Hij droeg donkerrood, met een donkerrode muts die hij zwierig scheef op zijn bruine krul-lendos had gezet. Hij zag eruit als een man die een vrouw zoete woordjes in het oor kon fluisteren tot ze er slappe knieën van kreeg. Hij zag eruit als een knappe kwajongen, maar hij had een vastberaden trekje om zijn mond en de stand van zijn schouders deed vermoeden dat hij niettemin in staat was tot eerlijk onderhandelen.
'Wat vindt u ervan, majesteit?' vroeg Jane.
De koningin zei niets. Ik keek van het portret weer naar haar gezicht. Ze staarde naar hem. Ik wist even niet aan wie ze me deed denken, maar toen wist ik het ineens: aan mijn eigen gezicht in de spiegel als ik aan Robert Dudley dacht. Het had diezelfde ontwakende, groot wordende ogen, diezelfde onbewust verschijnende glimlach.
'Hij is heel... aantrekkelijk,' zei ze.
Jane Dormer keek naar mij en glimlachte.
Ik wilde terug glimlachen, maar in mijn hoofd klonk een vreemd geluid, een gerinkel als van belletjes.
'Wat heeft hij een donkere ogen, hè?' merkte Jane op.
'Ja,' fluisterde de koningin.
'Hij draagt zijn kraag heel hoog; dat is vast mode in Spanje. Hij introduceert vast de nieuwste modes aan het hof.'
Het geluid in mijn hoofd werd luider. Ik legde mijn handen tegen mijn oren, maar het echode steeds harder in mijn hoofd. Het was nu een hels kabaal.
'Ja,' zei de koningin.
'En ziet u? Een gouden kruis aan een ketting,' kirde Jane. 'Godzijdank, Engeland krijgt weer een katholieke christelijke prins.'
Het was nu ondraaglijk geworden. Het was net alsof ik in een klokkentoren zat waar de klok voluit geluid werd. Ik boog me dubbel en draaide rond in een poging het verschrikkelijke geschal uit mijn oren te krijgen. Toen barstte ik uit: 'Majesteit! Uw hart zal breken!', en meteen was het geluid weg en heerste er stilte - een stilte die op de een of andere manier nog luider was dan de klokken hadden geklonken. De koningin keek naar me, en Jane Dormer keek naar me, en ik realiseerde me dat ik voor mijn beurt had gesproken, dat ik als een onbezonnen gek maar wat had geroepen.
'Wat zei je daar?' Jane Dormer daagde me uit te herhalen wat ik net gezegd had; ze daagde me uit de blijde sfeer van die middag te bederven, van twee vrouwen die het portret van een knappe man bekeken.
'Ik zei: "Majesteit, uw hart zal breken,"' herhaalde ik. 'Maar ik weet niet waarom.'
'Als je niet weet waarom, had je beter helemaal je mond kunnen houden,'viel Jane Dormer naar me uit, die haar meesteres altijd hartstochtelijk trouw was.
'Dat weet ik,' zei ik verdoofd. 'Maar ik kan er niets aan doen.'
'Wat een povere wijsheid dat je een vrouw vertelt dat haar hart zal breken, maar niet hoe of waarom!'
'Ik weet het,' zei ik weer. 'Het spijt me.'
Jane draaide zich om naar de koningin. 'Majesteit, let toch niet op de nar.'
Het gezicht van de koningin, dat heel vrolijk en geanimeerd had gestaan, betrok plotseling. 'Jullie kunnen allebei gaan,' zei ze vlak. Ze trok haar schouders op en draaide zich om. Uit dat karakteristieke gebaar van een koppige vrouw maakte ik op dat ze haar keus had gemaakt en dat ze niet meer door wijze woorden tot andere gedachten te brengen zou zijn. En ook niet door de woorden van een nar. 'Jullie kunnen gaan,' zei ze. Jane liep naar het portret toe om het met de doek af te dekken. 'Laat dat daar maar staan,' zei ze. 'Misschien wil ik er nog een keer naar kijken.'
Terwijl de lange onderhandelingen over het huwelijk gaande waren tussen de raad van de koningin, waar men misselijk van angst werd bij de gedachte aan een Spanjaard op de troon van Engeland, en de Spaanse vertegenwoordigers, die maar al te graag nog een koninkrijk aan hun uitdijende rijk wilden toevoegen, ging ik naar het huis van de vader van John Dee. Het was een klein huis vlak bij de rivier, in de stad. Ik klopte op de deur en toen gebeurde er een tijdje niets. Daarna ging er boven de voordeur een raam open en riep iemand naar beneden: 'Wie is daar?'
'Ik ben op zoek naar Roland Dee,' riep ik naar boven. Door het afdakje boven de voordeur was ik niet te zien; hij kon mijn stem wel horen, maar mij niet zien.
'Hij is er niet,' riep John Dee terug.
'Heer Dee, ik ben het: Hannah, de hofnar,' riep ik. 'Ik was op zoek naar u.'
'Sst,' zei hij snel, en hij sloeg het venster dicht. Ik hoorde zijn voeten op de houten trap in het huis galmen, het kabaal van grendels die opengeschoven werden, en toen ging de deur naar binnen toe open, naar een donkere hal. 'Kom vlug binnen,' zei hij.
Ik perste me door de kier en hij sloeg de deur dicht en vergrendelde hem. We stonden zwijgend in de donkere gang tegenover elkaar. Ik wilde net iets zeggen toen hij zijn hand op mijn arm legde om te zorgen dat ik mijn mond hield. Ik verstijfde helemaal. Buiten hoorde ik de normale geluiden van een straat in Londen: mensen die langsliepen, een paar handelaren die wat schreeuwden, venters die hun waar aanprezen, in de verte een brul van iemand die bij de rivier aan het lossen was.
'Ben je gevolgd? Heb je tegen iemand gezegd dat je naar mij op zoek was?'
Mijn hart ging tekeer toen hij dat vroeg. Mijn hand ging naar mijn wang, alsof ik er een vuiltje afwilde vegen. 'Hoezo? Wat is er gebeurd?'
'Kan het zijn datje gevolgd bent?'
Ik probeerde na te denken, maar ik was me alleen bewust van het gebonk van mijn bange hart. 'Nee, meneer. Ik geloof van niet.'
John Dee knikte, en toen draaide hij zich om en liep zonder een woord tegen mij te zeggen naar boven. Ik wist niet goed wat ik moest doen, maar ging toen toch maar achter hem aan. Voor een stuiver was ik via de achterdeur weer naar buiten geglipt, naar het huis van mijn vader gerend en had ik hem nooit meer gezien.
Boven aan de trap stond een deur open, en hij wenkte me zijn kamer binnen te gaan. Zijn bureau stond bij het raam, met in het midden een mooi, vreemd koperen instrument. Ernaast stond een grote tafel van geboend eikenhout, helemaal bezaaid met papieren, linialen, potloden en pennen, inktpotten en rollen papier, overdekt met minuscuul schrift en heel veel getallen.
Ik wilde mijn nieuwsgierigheid pas bevredigen als ik zeker wist dat ik veilig was. 'Wordt u gezocht, heer Dee? Kan ik maar beter gaan?'
Hij glimlachte en schudde zijn hoofd. 'Ik ben overdreven voorzichtig,'
zei hij eerlijk. 'Mijn vader is meegenomen voor ondervraging, maar hij is een bekend lid van een leesgroep - protestantse denkers. Tegen mij heeft niemand iets. Ik schrok alleen toen ik jou zag.'
'Weet u het zeker?' drong ik aan.
Hij lachte even. 'Hannah, je bent net een jonge ree die op het punt staat om te vluchten. Rustig maar. Hier ben je veilig.'
Ik kalmeerde wat en begon om me heen te kijken. Hij zag dat mijn blik weer naar het instrument bij het raam ging.
'Wat denk je dat dat is?' vroeg hij.
Ik schudde mijn hoofd. Het was een mooi ding, maar niet een instrument dat ik kon thuisbrengen. Het was gemaakt van koper, met in het midden een bal zo groot als een duivenei op een steel, eromheen een koperen ring die heel slim door nog twee stelen werd ondersteund, hetgeen betekende dat hij heen en weer kon bewegen, en er gleed een bal omheen. Daarbuiten bevonden zich nog een ring en nog een bal, daarbuiten weer. Het was een reeks ringen en ballen, en degene die zich het verst van het middelpunt bevonden waren het kleinst.
'Dit,' zei hij zacht, 'is een model van de wereld. Zo heeft de Schepper, de meester-timmerman van de hemel, de wereld gemaakt en in beweging gezet. Hierin gaat het geheim schuil van hoe de geest van God werkt.' Hij boog zich naar voren en raakte voorzichtig de eerste ring aan. Als door toverkracht begonnen ze allemaal langzaam te bewegen, allemaal in hun eigen tempo, allemaal in hun eigen baan, waarbij ze elkaar nu eens passeerden en dan weer inhaalden. Alleen het gouden eitje in het midden bewoog niet; al het andere zwaaide eromheen.
'Waar is onze wereld?' vroeg ik.
Hij keek me glimlachend aan. 'Hier,' zei hij, en hij wees naar het gouden ei in het midden van het geheel. Hij wees naar de volgende ring met de langzaam ronddraaiende bal. 'Dit is de maan.' Hij wees op de volgende.
'Dit is de zon.' Hij wees naar de volgende paar ringen. 'Dit zijn de planeten, en daarachter heb je de sterren, en dit,' - hij gebaarde naar een ring die heel anders was dan alle andere, een ring van zilver, die toen hij het instrument had aangeraakt als eerste was gaan bewegen en alle andere op den duur in beweging had gezet -'dit is het primum mobile. Dat is Gods aanraking van de wereld, gesymboliseerd door deze ring die alles in beweging heeft gezet, die ervoor gezorgd heeft dat de wereld kon beginnen. Dit is het Woord. Dit is de manifestatie van "er zij licht".'
'Licht,' herhaalde ik zacht.
Hij knikte. '"Er zij licht." Als ik wist waardoor deze beweging is ontstaan, wist ik ook wat het geheim van alle bewegingen van de hemellichamen is,' zei hij. 'In dit model kan ik de rol van God spelen. Maar wat is in de echte hemel de kracht die zorgt dat de planeten ronddraaien, dat de zon om de aarde draait?'
Hij wachtte tot ik antwoord zou geven, wetend dat ik dat niet kon, aangezien niemand het antwoord wist. Ik schudde mijn hoofd, duizelig geworden van de beweging van de gouden ballen aan hun gouden ringen. Hij stak zijn hand uit om het instrument stil te laten houden, en ik zag hoe het vertraagde en toen stopte. 'Mijn vriend, Gerard Mercator, heeft dit voor me gemaakt toen we allebei studeerden. Hij wordt ooit een groot landkaartenmaker, dat weet ik zeker. En ik...' Hij zweeg. 'Ik zal mijn eigen pad volgen,' zei hij. 'Waar dat me ook zal brengen. Ik moet helder zijn in mijn hoofd en vrij van eerzucht, en ik moet leven in een land dat ook helder en vrij is. Ik moet een helder pad bewandelen.'
Hij zweeg even. Toen vroeg hij, alsof hij zich mij plotseling weer herinnerde: 'En jij? Waarom ben je hiernaartoe gekomen?', op een heel andere toon nu. 'Waar moest je mijn vader voor hebben?'
'Ik kwam niet voor hem. Ik kom voor u. Ik wilde hem alleen vragen waar u was,' zei ik. 'Aan het hof zeiden ze dat u naar huis was, naar uw vader. Ik zocht u. Ik heb een boodschap voor u.'
Plotseling was hij een en al gretigheid. 'Een boodschap? Van wie?'
'Van lord Robert.'
Zijn gezicht betrok. 'Ik dacht heel even dat je door een engel bezocht was, met een boodschap voor mij. Wat wil lord Robert?'
'Hij wil weten wat er gaat gebeuren. Hij heeft me twee opdrachten gegeven. Om te beginnen moet ik tegen lady Elizabeth zeggen dat ze naar u toe moet gaan en u moet vragen haar leermeester te worden, en vervolgens moest ik tegen u zeggen dat u met bepaalde heren contact moet zoeken.'
'Welke heren?'
'Sir William Pickering, Tom Wyatt en James Crofts,' somde ik op. 'En ik moest ook dit nog tegen u zeggen: dat ze bezig zijn met een alchemistisch experiment waarbij ze van eenvoudig metaal goud maken en dat ze zilver weer tot as terugbrengen en dat u hen daarbij moet helpen. Edward Courtenay kan een chemisch huwelijk sluiten. En ik moet weer naar hem toe en zeggen wat er gaat gebeuren.'
Heer Dee keek even naar het raam alsof hij bang was dat er op de vensterbank buiten luistervinken zaten. 'Het zijn geen goede tijden om een verdachte prinses en een man die voor verraad in de Tower zit te dienen, en nog drie anderen van wie ik de namen misschien al ken, maar over wier plannen ik wellicht zo mijn twijfels heb.'
Ik keek hem rustig aan. 'Zoals u wilt, sir.'
'En jij zou zelf ook wel wat veiliger werk kunnen zoeken, jongedame,'
zei hij. 'Wat bezielt hem, dat hij jou aan zo'n groot gevaar blootstelt?'
'Ik ben zijn dienaar,' zei ik ferm. 'Dat heb ik hem beloofd.'
'Hij hoort je uit zijn dienst te ontslaan,' zei hij vriendelijk. 'Vanuit de Tower kan hij geen bevelen geven.'
'Hij heeft me ook laten gaan. Ik zie hem nog maar één keer,' zei ik. 'Ik ga terug en vertel hem wat u voorspelt dat er met Engeland gaat gebeuren.'
'Zullen we nu in de spiegel kijken of we iets zien?' vroeg hij. Ik aarzelde. Ik was bang voor de donkere spiegel en de verduisterde kamer, bang voor de dingen die ons door de duisternis heen misschien lastig kwamen vallen. 'Heer Dee, wat ik de vorige keer heb gezien was niet echt,' bekende ik onhandig.
'Toen je zei op welke datum de koning zou sterven?'
Ik knikte.
'Toen je voorspelde dat Jane de volgende koningin zou zijn?'
'Ia.'
'Je had anders wel gelijk met je antwoorden,' merkte hij op.
'Ik gokte het eigenlijk maar zo'n beetje,' zei ik. 'Ik zoog ze uit mijn duim. Het spijt me.'
Hij glimlachte. 'Doe dat dan nog maar een keer,' zei hij. 'Gok maar voor mij. Gok maar voor lord Robert. Hij vraagt het toch?'
Ik kon geen kant op, en ik wist het. 'Goed dan.'
'Dan doen we het nu,' zei hij. 'Ga zitten, doe je ogen dicht en probeer nergens aan te denken. Ik zal de kamer voor je in gereedheid brengen.'
Ik deed wat hij me gezegd had en ging op een kruk zitten. Ik hoorde hem in het vertrek ernaast zachtjes heen en weer lopen, ik hoorde het gezoef van een gordijn dat gesloten werd, en toen hij met een spaander uit het vuur de kaarsen aanstak, hoorde ik het sputterende geluid van een vlammetje. Toen zei hij zacht: 'Hij is klaar. Kom, en moge de goede engelen je bijstaan.'
Hij pakte mijn hand en liep met me een kleine doosvormige kamer in. De spiegel die we al eerder gebruikt hadden stond tegen een muur, met een tafel ervoor waarop een wastablet lag waar vreemde tekens in waren gedrukt. Voor de spiegel brandde een kaars, en daartegenover had hij er nog een gezet, zodat het leek alsof er talloze kaarsen in de oneindige verte verdwenen, tot voorbij deze wereld, tot voorbij de zon en de maan en de planeten, zoals hij me op zijn draaiende ronde model had laten zien - niet helemaal tot aan de hemel, maar het absolute duister in, waar uiteindelijk meer duisternis dan kaarsvlammetjes zou zijn en het alleen nog maar donker was.
Ik haalde diep adem om mijn angst te bezweren en nam plaats voor de spiegel. Ik hoorde hem mompelend bidden en ik herhaalde: 'Amen.' Toen keek ik in het donker van de spiegel.
Ik hoorde mezelf praten, maar ik verstond bijna niet wat ik zei. Hij schreef het op en ik kon zijn pen horen krassen. Ik hoorde dat ik hele cijferreeksen opsomde, en toen hoorde ik vreemde woorden, als een woest gedicht met een geheel eigen ritme en schoonheid; ik kon er geen betekenis in ontdekken. Toen hoorde ik mijn stem heel duidelijk in het Engels zeggen: 'Er zal een kind zijn, maar geen kind. Er zal een koning zijn, maar geen koning. Er zal een vergeten maagdelijke koningin zijn. Er zal een koningin zijn, maar geen maagd.'
'En lord Robert Dudley?' fluisterde hij.
'Hem zal de schepping van een prins toevallen die de geschiedenis van de wereld zal veranderen,' fluisterde ik ten antwoord. 'En hij zal sterven, bemind door een koningin, veilig in zijn eigen bed.'
Toen ik weer bij zinnen was, stond John Dee naast me met een drankje dat naar fruit smaakte, met daarachter een metaalachtig accent.
'Gaat het wel met je?' vroeg hij.
Ik knikte. 'Ja hoor. Ik ben alleen beetje slaperig.'
'Je moest maar eens terug naar het hof,' zei hij. 'Ze zullen je wel missen.'
'Gaat u niet mee, voor lady Elizabeth?'
Hij keek bedachtzaam. 'Ja, wanneer ik zeker weet dat het veilig is. Zeg maar tegen lord Robert dat ik hem zal dienen, en dat ik de zaak zal dienen, en dat ik ook denk dat de tijd er nu rijp voor is. Ik zal haar van advies die-nen en haar informant zijn in deze tijden van verandering. Maar ik moet voorzichtig zijn.'
'Bent u niet bang?' vroeg ik, en ik dacht aan hoe bang ik zelfwas om in de gaten gehouden te worden, hoe bang ik was voor de klop op de deur in het donker.
'Dat valt wel mee,' zei hij langzaam. 'Ik heb vrienden op machtige posities. Ik moet mijn plannen tot voltooiing brengen. De koningin herstelt de kloosters in ere en hun bibliotheken moeten ook in ere worden hersteld. Het is mijn door God gegeven taak om de boeken te vinden en weer op hun planken te zetten, de manuscripten en de wetenschap. En ik hoop dat ik nog zal meemaken dat gewoon metaal in goud verandert.'
'De steen der wijzen?' vroeg ik.
Hij glimlachte. 'Dit keer is het een raadsel.'
'Wat moet ik tegen lord Robert zeggen als ik weer naar hem toe ga in de Tower?' vroeg ik.
John Dee zette een peinzend gezicht. 'Zeg hem maar alleen dat hij in zijn bed zal sterven, bemind door de koningin,' zei hij. 'Jij hebt het gezien, hoewel je niet wist wat je kon zien. Dat is de waarheid, al lijkt het nu uitgesloten.'
'En u weet het zeker?' vroeg ik. 'U weet zeker dat hij niet ter dood gebracht zal worden?'
Hij knikte. 'Dat weet ik zeker. Hij moet veel te veel doen, en het tijdperk van een gouden koningin zal aanbreken. Lord Robert is geen man die jong moet sterven, zonder dat hij zijn werk heeft voltooid. En ik zie een grote liefde voor hem in het verschiet, de grootste liefde die hij ooit heeft gekend.'
Ik wachtte, bijna zonder adem te halen. 'Weet u van wie hij zal houden?' fluisterde ik. Ik dacht geen moment dat ik diegene zou zijn. Hoe zou dat ook kunnen? Ik was zijn vazal, hij noemde me vrouwe Jongen, hij lachte om de meisjesachtige aanbidding die hij op mijn gezicht zag en bood aan mij uit zijn dienst te ontslaan. Zelfs op het moment dat John Dee een grote liefde voor hem voorspelde, dacht ik niet dat ik die zou kunnen zijn.
'Een koningin zal van hem houden,' zei John Dee. 'Hij wordt haar grote liefde.'
'Maar ze gaat met Filips van Spanje trouwen,' merkte ik op. Hij schudde zijn hoofd. 'Ik zie geen Spanjaard op de troon van Engeland,' voorspelde hij. 'En dat geldt voor vele anderen met mij.'
Het was moeilijk om lady Elizabeth te spreken te krijgen zonder dat het halve hof dat in de smiezen had. Ze had geen vrienden aan het hof en slechts een kleine eigen hofhouding, maar het leek wel alsof ze voortdurend omringd was door ogenschijnlijk nonchalante voorbijgangers, van wie de helft betaald werd om haar te bespioneren. De Franse koning had zijn spionnen in Engeland, de Spaanse koning had ook zo zijn netwerk. Alle voorname mannen hadden dienstmeisjes en heren in andere hofhoudingen die alert moesten zijn op tekenen van verandering of van verraad, en de koningin riep zelf ook een netwerk van informanten in het leven, die ze betaalde. Als je het mij vroeg was er ook iemand die geld kreeg om mij in de gaten te houden, en die gedachte alleen al maakte me misselijk van angst. Het was een gespannen wereld van voortdurende argwaan en zogenaamde vriendschap. Ik moest denken aan John Dees model van de aarde met alle planeten eromheen. De prinses was net de aarde, het middelpunt van alles, behalve dan dat alle sterren aan haar firmament haar met jaloerse ogen in de gaten hielden en haar slecht gezind waren. Ik vond het niet zo vreemd dat ze, naarmate het kerstbanket naderde en niemand haar gunstig gezind was, met de dag bleker werd en dat de kringen onder haar ogen van blauw overgingen in het donkere paars van beurse plekken.
De vijandigheid van de koningin werd elke dag dat Elizabeth met opgeheven hoofd, haar neus in de lucht, door het paleis liep groter, en ook elke keer dat ze zich in de kapel van het beeld van Onze-Lieve-Vrouwe afwendde, elke keer dat ze in plaats van haar rozenkrans een miniatuurgebedenboekje meenam, dat aan een ketting om haar middel hing. Iedereen wist dat in dat gebedenboek het gebed stond dat haar broer op zijn sterfbed had uitgesproken: 'O Heer, verdedig dit rijk tegen het papendom en behoud Uw ware geloof.' Dat ze dit droeg, liever dan de rozenkrans van koraal die de koningin haar gegeven had, was meer dan een openlijk tarten - nee, het was een tableau vivant van ongehoorzaamheid. Voor Elizabeth was het misschien niet veel meer dan opzichtig opstandig gedrag; maar voor onze koningin was het een belediging die haar recht in het hart trof. Wanneer Elizabeth gekleed in rijke kleuren glimlachend en zwaaiend uit rijden ging, juichten de mensen haar toe en zetten hun muts voor haar af. Wanneer ze thuisbleef, in eenvoudig zwart en wit gekleed, kwamen de mensen naar paleis Whitehall om haar aan de tafel van de koningin te zien dineren en maakten ze opmerkingen over haar breekbare schoonheid en over de eenvoudige protestantse vroomheid van haar jurk. De koningin begreep best dat Elizabeth, hoewel ze haar geen moment openlijk uitdaagde, de roddelaars voortdurend munitie gaf die ze buiten het hof konden verspreiden naar hen die het protestantse geloof nog steeds beleden:
'De protestantse prinses zag wat bleek vandaag en heeft de wijwaterbak niet aangeraakt.'
'De protestantse prinses heeft gevraagd of ze niet naar de avondmis hoefde, omdat ze zich weer onwel voelde.'
'De protestantse prinses, die bijna een gevangene is aan het pausgezinde hof, houdt zich zo goed mogelijk aan haar geloof en beidt haar tijd tussen de kaken van de antichrist.'
'De protestantse prinses is een martelaar van haar geloof en die grijze muis van een zus van haar is net zo koppig als een roedel berenbijters, want ze belaagt het zuivere geweten van de jonge vrouw.'
De koningin, die er luisterrijk uitzag in schitterende jurken en die met plezier de sieraden van haar moeder droeg, oogde opgedirkt naast de vurige gloed van Elizabeths haar, met haar martelaarachtige bleekheid en de extreme ingetogenheid van haar zwarte kledij. Hoe de koningin zich ook kleedde, wat ze ook aantrok, Elizabeth, de protestantse prinses, straalde als een meisje dat op de drempel van het vrouw-zijn stond. De koningin naast haar, die oud genoeg was om haar moeder te kunnen zijn, zag er vermoeid uit, en overweldigd door de taak die zij had geërfd. Dus ik kon niet zomaar naar Elizabeths vertrekken gaan en vragen of ze me kon ontvangen. Ik had mezelf net zo goed kunnen laten aankondigen bij de ambassadeur van Spanje, die elke stap die Elizabeth zette in de gaten hield en alles aan de koningin doorbriefde. Maar toen ik op een dag achter haar door de galerij liep, struikelde ze. Ik liep naar haar toe om haar te helpen, en ze pakte mijn arm.
'De hak van mijn schoen is gebroken; hij moet naar de schoenmaker.'
'Ik help u wel even naar uw kamers,' bood ik aan, en ik voegde er fluisterend aan toe: 'Ik heb een boodschap voor u, van lord Robert Dudley.'
Ze keek niet eens even snel naar me opzij, en door die volstrekte beheersing begreep ik ogenblikkelijk dat ze een ervaren samenzweerder was en dat de koningin met recht bang voor haar was.
'Ik kan geen boodschappen in ontvangst nemen als mijn zus er niet haar zegen aan heeft gegeven,' zei Elizabeth liefjes. 'Maar ik zou het heel fijn vinden als je me even naar mijn kamer bracht, want toen mijn hak afbrak, heb ik mijn voet verzwikt.'
Ze bukte zich en trok haar schoen uit. Onwillekeurig viel me op dat haar kous zo mooi geborduurd was, maar het leek me niet het moment om haar naar het patroon te vragen. Zoals altijd fascineerde alles wat ze aanhad en wat ze deed mij. Ik bood haar mijn arm aan. Een passerende hoveling keek ons allebei aan. 'De prinses heeft de hak van haar schoen gebroken,' legde ik uit. Hij knikte en liep door. Hij was in elk geval niet van plan haar te helpen.
Elizabeth bleef strak voor zich uit kijken en hinkte een beetje op haar kousenvoet, waardoor ze maar langzaam vooruitkwam. Ze gaf me op die manier alle tijd om de boodschap af te leveren waarvan ze had gezegd dat ze er niet zonder toestemming naar kon luisteren.
'Lord Robert vraagt u om John Dee als uw privéleraar aan te stellen,' zei ik zacht. '"Beslist," zei hij erbij.'
Ze keek nog steeds niet naar me.
'Kan ik tegen hem zeggen dat u dat zult doen?'
'Je kunt tegen hem zeggen dat ik niets doe wat mijn zus, de koningin, onwelgevallig kan zijn,' zei ze vlotjes. 'Maar ik wil al heel lang met heer Dee studeren en ik wilde hem toch al vragen om samen met mij te lezen. Ik ben vooral geïnteresseerd in de leer van de vroege kerkvaders.'
Ze wierp me één snelle gesluierde blik toe.
'Ik probeer meer te leren over de rooms-katholieke Kerk,' zei ze. 'Mijn scholing laat tot nog toe zeer te wensen over.'
We kwamen bij de deur van haar kamers. Een wachter sprong in de houding en deed de deur open. Elizabeth liet me los. 'Dank je wel voor je hulp,' zei ze koeltjes, en ze ging naar binnen. Toen de deur achter haar dichtviel, zag ik dat ze zich bukte om haar schoen weer aan te trekken. Aan de hak mankeerde uiteraard niets.
De juistheid van de voorspelling van John Dee dat de bevolking van Engeland in opstand zou komen om te voorkomen dat de koningin met een Spanjaard zou trouwen, werd elke dag door tientallen incidenten bewezen. Er werden balladen tegen het huwelijk gezongen, de meer moedige priesters gingen bulderend tekeer tegen een huwelijk dat de onafhankelijkheid van het land deerlijk in gevaar bracht. Op elke gepleisterde muur in de stad verschenen primitieve tekeningen, er werden volksboe-ken uitgereikt waarin de Spaanse prins belasterd werd en de koningin uitgescholden omdat ze hem zelfs maar als kandidaat zag. Het hielp ook niet echt dat de Spaanse ambassadeur iedere edelman aan het hof op het hart drukte dat zijn prins helemaal niet van plan was om de macht in Engeland te grijpen, dat de prins door zijn vader tot het huwelijk was overgehaald, dat prins Filips, een begeerlijk man van nog geen dertig, net zo goed een bruid had kunnen zoeken die hem meer plezier en voordeel opleverde dan de koningin van Engeland, die elf jaar ouder was dan hij. De koningin stortte zelf bijna in onder het gewicht van de tegenstrijdige adviezen, onder haar grote angst dat ze de liefde van het volk van Engeland kwijt zou raken en niet eens de steun van Spanje zou weten te verwerven.
'Waarom heb je gezegd dat mijn hart zou breken?' vroeg ze me op een dag op koortsachtige toon. 'Was dat omdat je kon voorzien dat het allemaal zo zou gaan als nu? Dat al mijn raadsheren me zeggen dat ik het huwelijk moet weigeren, maar tegelijk allemaal beweren dat ik zo snel mogelijk moet trouwen en een kind moet krijgen? Dat het hele land bij mijn kroning danste en dat iedereen me een paar minuten later bij het bericht over mijn huwelijk vervloekt?'
'Nee,' zei ik. 'Dat had ik niet kunnen voorspellen. Ik denk dat niemand van tevoren had kunnen weten dat er in zo korte tijd zo'n omslag zou plaatsvinden.'
'Ik moet op mijn hoede voor hen zijn,' zei ze, meer tegen zichzelf dan tegen mij. 'Bij elke wending moet ik zorgen dat ze mij ten dienste blijven staan. De voorname heren, en iedereen die ze onder zich hebben, moeten mijn trouwe dienaren zijn; maar ze staan voortdurend in alle hoeken te fluisteren en menen dat ze een oordeel over mij moeten vellen.'
Ze stond op van haar stoel en liep de acht passen naar het raam, draaide zich om en liep weer terug. Ik moest denken aan de eerste keer dat ik haar op Hunsdon had gezien, aan het kleine hof waar ze zelden lachte, waar ze niet veel meer dan een gevangene was. Nu was ze koningin van Engeland, en nog steeds was ze gevangene van de wil van het volk en nog steeds lachte ze niet.
'En de raad is nog erger dan mijn hofdames!' riep ze uit. 'Ze zijn onophoudelijk aan het bakkeleien, zelfs waar ik bij ben, en er zijn er tientallen bij van wie ik geen zinnig woord van advies krijg; ze willen allemaal iets anders en ze liegen allemaal tegen me - allemaal! Mijn spionnen vertellen me het ene verhaal, en de Spaanse ambassadeur het andere. En al die tijd weet ik dat ze tegen me samenspannen. Louter en alleen omdat ze kwaad zijn willen ze me van de troon trekken en Elizabeth erop duwen. Ze ont-nemen zichzelf de zekerheid van de hemel en storten zich in de hel, omdat ze zeggen dat ze ketterij bestudeerd hebben, en nu herkennen ze het ware woord niet meer wanneer dat tot hen gesproken wordt.'
'Mensen willen graag zelfdenken...' probeerde ik.
Ze viel tegen me uit. 'Helemaal niet. Ze lopen juist graag achter iemand aan die bereid is voor hen te denken. En nu denken ze dat ze hem gevonden hebben. Ze hebben Thomas Wyatt gevonden. Nou en of ik die ken. De zoon van de geliefde van Anna Boleyn: aan wiens kant denk je dat die staat? Ze hebben mannen als Robert Dudley, die in de Tower zijn kans afwacht, en ze hebben een prinses als Elizabeth: een onnozel kind, te jong om te weten wat ze er zelf van vindt, te ijdel om voorzichtig te zijn en te gretig om te wachten, net zoals ik heb moeten wachten, eerbaar heb moeten wachten, al die beproevende jaren lang. Ik heb in een wildernis gewacht, Hannah. Maar zij is helemaal niet van plan om te wachten.'
'Van Robert Dudley hebt u niets te vrezen,' zei ik snel. 'Weet u niet meer dat hij zich voor u heeft uitgesproken? Tegen zijn eigen vader in? Maar wie is die Wyatt?'
Ze liep naar de muur en weer terug naar het raam. 'Hij heeft gezworen dat hij me trouw zou zijn, maar dat hij mijn echtgenoot zou verloochenen,' zei ze. 'Alsof zoiets kan! Hij zegt dat hij me van de troon zal halen en me er dan weer op zal zetten.'
'Heeft hij veel mensen achter zich staan?'
'Half Kent,' fluisterde ze.'Met die sluwe duivel van een Edward Courtenay als aanstaande koning, als ik me niet vergis, en Elizabeth die hoopt zijn koningin te worden. En ergens moet geld vandaan komen om hem voor zijn misdaad te betalen, daar twijfel ik niet aan.'
'Geld?'
Haar stem klonk verbitterd. 'Franken. De vijanden van Engeland worden altijd in franken betaald.'
'Kunt u hem niet laten arresteren?'
'Als ik hem vind wel, ja,' zei ze. 'Hij heeft al meer dan tien keer verraad gepleegd. Maar ik weet niet waar hij zit en ook niet wat hij van plan is tegen mij uit te halen.' Ze liep naar het raam en keek naar buiten, alsof ze voorbij de tuin naar de voet van de paleismuren wilde kijken, over de zilveren Theems heen, die er koud bij lag in het winterse zonlicht, helemaal tot aan Kent en de mannen die hun plannen geheimhielden. Ik vond het contrast tussen onze hoop toen we onderweg naar Londen waren en hoe het er nu ze gekroond was voor stond, wel erg groot. 'Weet u, toen we onze intrede in Londen maakten, dacht ik dat uw strijd gestreden was.'
Ze draaide zich om en keek me met een gekwelde blik aan, haar ogen omschaduwd door bruin, haar huid zo dik als kaarsvet. Ze zag er jaren ouder uit dan op de dag dat we aan het hoofd van een juichend leger tussen de juichende menigte door waren gereden. 'Dat dacht ik ook,' zei ze.
'Ik dacht dat mijn ongeluk ten einde was. De angst die ik mijn hele jeugd lang heb gevoeld: de nachtmerries, en dan elke ochtend bij het wakker worden weer tot de verschrikkelijke ontdekking komen dat ze waar waren. Ik dacht dat ik, als ik tot koningin uitgeroepen en gekroond was, veilig zou zijn. Maar het is nu nog erger dan voorheen. Elke dag krijg ik wel te horen dat er weer een nieuw complot tegen me wordt gesmeed, elke dag zie ik iemand achterdochtig kijken als ik naar de mis ga, elke dag hoor ik iemand bewonderend praten over de geleerdheid van lady Elizabeth, of over haar waardigheid of gratie. Elke dag weet ik dat er weer iemand anders met de Franse ambassadeur heeft gefluisterd, roddel heeft verspreid, een leugentje heeft verteld, geopperd heeft dat ik mijn koninkrijk in de schoot van Spanje wil gooien; alsof ik niet al mijn hele leven lang op de troon heb gewacht! Alsof mijn moeder zichzelf niet heeft opgeofferd en elke overeenkomst met de koning heeft geweigerd opdat ze mij als de troonopvolger kon behouden! Ze is gestorven zonder dat ik bij haar was, zonder ook maar een vriendelijk woord van hem te horen, in een koude, vochtige ruïne, ver weg van haar vrienden, opdat ik ooit koningin zou worden. Alsof ik haar erfenis enkel en alleen voor een portret zou vergooien! Denken ze nou echt dat ik mezelf zo tekort zou doen?
Er is mij niets, maar dan ook niets dierbaarder dan deze troon. Er is mij niets dierbaarder dan deze mensen; en toch willen ze het maar niet begrijpen en vertrouwen ze me niet!'
Ze beefde; ik had haar nog nooit zo ontdaan gezien. 'Majesteit,' zei ik, 'u moet kalm blijven. U moet sereen overkomen, zelfs wanneer u dat niet bent.'
'Ik moet iemand naast me hebben,' fluisterde ze, alsof ze me niet gehoord had. 'Iemand die om mij geeft, iemand die begrijpt in wat voor gevaar ik verkeer. Iemand die me beschermt.'
'Prins Filips van Spanje zal niet...' begon ik, maar ze hief haar hand om me tot zwijgen te brengen.
'Hannah, hij is mijn enige hoop. Ik hoop dat hij naar me toe komt, ondanks alle lage laster die er over hem de ronde doet, ondanks het gevaar voor ons allebei. Ondanks de dreigementen dat ze hem zullen vermoorden zodra hij voet aan wal zet in dit koninkrijk. Ik hoop bij God dat hij de moed heeft om naar me toe te komen, me tot zijn vrouw te maken en me te behoeden. Want - en God is mijn getuige - ik kan dit koninkrijk niet zonder hem besturen.'
'U zei dat u een ongetrouwde koningin zou zijn,' hielp ik haar herinneren. 'U zei dat u als een non voor uw volk zou leven, met alleen uw volk als echtgenoot en alleen uw onderdanen als kinderen.'
Ze draaide zich om van het raam, van het uitzicht op de koude rivier en de loodgrijze lucht. 'Dat heb ik gezegd,' beaamde ze. 'Maar ik wist niet hoe het zou zijn. Ik wist toen niet dat ik als koningin nog meer verdriet zou hebben dan als prinses. Ik wist niet dat je, als je een ongetrouwde koningin bent, zoals ik nu, altijd in gevaar verkeert, dat je eeuwig en altijd achtervolgd wordt door je angst voor de toekomst, en datje altijd alleen bent. En het allerergste is nog wel dat ik altijd zal weten dat alles wat ik doe eindig is.'
De grimmige stemming van de koningin duurde tot etenstijd, en ze nam met gebogen hoofd en een bars gezicht plaats aan tafel. Er daalde een doodse stilte neer over de grote zaal; niemand kon vrolijk zijn als de koningin somber was en iedereen had zo zijn eigen angsten. Als de koningin haar troon niet kon behouden, dan kon niemand er toch zeker van zijn dat dit huis veilig was? Als ze afgezet werd en Elizabeth haar plaats innam, zouden de mannen die net hun kapellen in ere hadden hersteld en die geld betaalden om de mis te laten opdragen, het tij weer tegen zich zien keren. Het was een stil en bedrukt hof. Iedereen keek om zich heen, en toen Will Somers opstond van zijn stoel, zijn buis met een fatterig rukje met zijn polsen rechttrok en naar de tafel van de koningin liep, ging er een rimpeling van aandacht door de zaal. Toen hij alle ogen op zich gericht wist, liet hij zich elegant op één knie vallen en zwaaide zwierig met zijn halsdoek.
'Wat is er, Wil?' vroeg ze afwezig.
'Ik kom om u een hoewoeloeksaanzoek toe doen,' zei Will, plechtig als een bisschop, maar met heel mal uitgesproken woorden. Het hele hof hield zijn adem in.
De koningin keek op, met de glinstering van een glimlach in haar ogen.
'Huwelijk? Will?'
'Ik ben een verstokt vrijgeuzel,' zei hij, terwijl vanachter uit de zaal een onderdrukt gegiechel klonk. 'Zoals iedereun wel weut. Maar ik ben bereid daar voor deuze geleugenheid afstand van te doen.'
'Wat voor gelegenheid?' De stem van de koningin gorgelde van de lach.
'De geleugenheid van mijn hoewoeloeksaanzoek,' zei hij. 'Aan uwe majeusteut.'
Het was gevaarlijk terrein, zelfs voor Will.
'Maar ik zoek helemaal geen man,' zei de koningin stijfjes.
'Dan trek ik het terug,' zei hij met grote waardigheid. Hij kwam overeind en deed een stap achteruit bij de troon vandaan. Het hof hield zijn adem in vanwege de grap, en de koningin ook. Hij wachtte even; zijn timing was die van een muzikant, een componist van de lach. Hij draaide zich om. 'Maar denkt u nu niet,' zei hij, en hij zwaaide haar met een lange knokige wijsvinger waarschuwend toe, 'denkt u nu niet dat u zichzelf moet vergooien aan de zeun van een geweune keuning. U weut nu dat u mij kunt krijgen.'
Het hof barstte in lachen uit, en zelfs de koningin lachte toen Will met zijn komische slungelige tred terugliep naar zijn stoel en zijn glas wijn tot de rand toe volschonk. Ik keek naar hem en hij hief zijn glas naar mij, als de ene nar tot de andere. Hij had precies gedaan wat er van hem verwacht werd: hij had van het allermoeilijkste en allerpijnlijkste onderwerp een grap gemaakt. Maar Will kon altijd meer dan dat, hij kon er de angel uit halen, hij kon een grap maken die niemand kwetste, zodat zelfs de koningin, die wist dat ze door haar vastbeslotenheid om te trouwen haar land verscheurde, in elk geval één avond lang kon glimlachen, haar maaltijd kon gebruiken en de machten die zich tegen haar verzamelden kon vergeten.
Ik ging naar huis naar mijn vader en liet het hof gonzend van de roddels achter. Ik liep door een stad die ziedde van rebellie. De geruchten over een geheim leger dat een oorlog tegen de koningin voorbereidde waren niet van de lucht. Iedereen kende wel iemand die niet meer thuis was, die weggelopen was om zich bij de opstandelingen aan te sluiten. Van lady Elizabeth werd beweerd dat ze er klaar voor was en bereid om met een goede Engelsman te trouwen - Edward Courtenay - en dat ze beloofd had de troon te bestijgen zodra haar zus was afgezet. De heren van Kent zouden een Spaanse prins niet toestaan hen te veroveren en te onderwerpen. Engeland was niet een of andere bruidsschat die een prinses, een halfSpaanse prinses, zomaar aan Spanje kon overhandigen. Als de koningin zo graag wilde trouwen, waren er ook goede Engelsen uit wie ze kon kiezen. Zo had je de knappe jonge Edward Courtenay, zelf ook verwant aan de koninklijke familie. In heel Europa had je protestantse prinsen, je had heren van goede komaf en met een goede opleiding, die een prima gemaal voor de koningin konden zijn. Natuurlijk moest ze trouwen, en wel meteen, want geen enkele vrouw ter wereld kon een huishouden runnen, laat staan een koninkrijk, zonder de sturende hand van een man; een vrouw was daar gewoon niet geschikt voor, haar intelligentie was niet toereikend voor de beslissingen die moesten worden genomen, haar moed was niet groot genoeg voor de moeilijkheden, ze was van nature niet standvastig genoeg voor de lange termijn. Natuurlijk moest de koningin trouwen en het koninkrijk een zoon en erfgenaam schenken. Maar ze hoorde niet met een Spaanse prins te trouwen; ze hoorde dat niet eens in overweging te nemen. Het idee alleen al was verraad aan Engeland, en ze moest wel uitzinnig zijn van liefde voor hem, zoals iedereen zei, dat ze dat zelfs maar durfde te overwegen. En een koningin die haar gezonde verstand laat plaatsmaken voor haar begeerte was niet geschikt om te heersen. Een koningin die op haar oude dag gek was van verlangen kon je beter uit het zadel werken dan datje een Spaanse tiran te verduren kreeg. Mijn vader had gezelschap in de boekwinkel. De moeder van Daniel Carpenter zat op een van de krukken bij de toonbank, en haar zoon zat naast haar. Ik knielde neer om de zegen van mijn vader in ontvangst te nemen en maakte toen een kleine buiging voor mevrouw Carpenter en mijn aanstaande echtgenoot. De twee ouders keken naar Daniel en mij, stekelig als katten op een tuinmuur, en probeerden, zonder succes, hun wereldwijze geamuseerdheid over de prikkelbaarheid van een jong stelletje tijdens de verlovingstijd niet te laten merken.
'Ik heb op je gewacht om het nieuws van het hof van je te horen,' zei mevrouw Carpenter. 'En Daniel wilde je natuurlijk ook zien.'
Uit de blik waarmee Daniel even naar haar keek maakte ik op dat hij niet wilde dat zij het tegen mij over zijn doen en laten had.
'Gaat het huwelijk van de koningin door?' vroeg mijn vader. Hij schonk me een glas goede Spaanse rode wijn in en trok een kruk voor me naast de toonbank van de winkel. Het viel me op dat ik door mijn werk als nar blijkbaar iemand geworden was die je respect moest tonen, met een stoel en een eigen glas wijn.
'Vast en zeker,' zei ik. 'De koningin zit te springen om een helper en een metgezel, en het ligt voor de hand dat ze een Spaanse prins wil.'
Ik repte met geen woord over het portret dat ze in haar privévertrek had opgehangen, aan de muur tegenover de bidstoel, en dat ze bij elk moeilijk moment haar hoofd van een beeld van God naar een schilderij van haar aanstaande echtgenoot en weer terug draaide. Mijn vader keek even naar mevrouw Carpenter. 'Ik hoop bij God dat het voor ons geen verschil zal maken,' zei hij. 'Ik hoop bij God dat ze niet ook Spaanse gebruiken introduceert.'
Ze knikte, maar ze verzuimde een kruis te slaan, wat ze wel had moeten doen. In plaats daarvan boog ze zich naar voren en gaf mijn vader een klopje op de hand. 'Vergeet het verleden,' zei ze geruststellend. 'Wij wonen nu al drie generaties in Engeland. Niemand kan ons voor iets anders aanzien dan voor goede christenen en goede Engelsen.'
'Als het hier een soort Spanje wordt, kan ik niet blijven,' zei mijn vader zacht. 'U moeten weten dat ze elke zondag, elke heiligenfeestdag ketters hebben verbrand, soms wel honderden tegelijk. En degenen onder ons die al jaren praktiserend christen waren zijn samen met mensen die die naam nauwelijks verdienden berecht. En niemand die zijn onschuld kon bewijzen! Oude vrouwen die niet naar de mis waren geweest omdat ze ziek waren, oude vrouwen van wie gezien was dat ze hun blik hadden afgewend toen de hostie omhooggehouden werd - wat voor excuus, wat voor reden ook, en je werd aangeklaagd. En het waren altijd, altijd de mensen die geld hadden verdiend, of de mensen die het ver geschopt hadden in de wereld en die vijanden hadden. En ik wist dat ze mij, met mijn boeken, mijn bedrijf en mijn reputatie als geleerde, ook zouden komen halen, dus toen ben ik me gaan voorbereiden. Maar ik had niet gedacht dat ze mijn ouders, de zus van mijn vrouw, en mijn vrouw zelf eerder zouden oppakken dan mij...' Hij zweeg. 'Ik had het kunnen weten, we hadden eerder moeten vertrekken.'
'Papa, we konden haar niet redden,' zei ik, en ik probeerde hem met dezelfde woorden te troosten die hij tegen mij had gesproken toen ik huilend had uitgeroepen dat we hadden moeten blijven en naast haar hadden moeten sterven.
'Oude tijden,' zei mevrouw Carpenter kordaat. 'En die komen hier niet. De Inquisitie komt niet naar Engeland.'
'O jawel, die komt wel,' verzekerde Daniel haar.
Het was net alsof hij een vies woord had gezegd. Er viel meteen een stilte; zijn moeder en mijn vader draaiden zich allebei om om naar hem te kijken.
'Een Spaanse prins, een half-Spaanse prinses: ze moest vastbesloten zijn om de Kerk weer in ere te herstellen. En hoe doe je dat beter dan door de Inquisitie te introduceren om de ketterij uit te roeien? En prins Filips is al sinds lange tijd een fervent aanhanger van de Inquisitie.'
'Daar kent ze te veel genade voor,' zei ik. 'Ze heeft lady Jane niet eens ter dood laten brengen, hoewel al haar adviseurs zeggen dat ze dat moet doen. Lady Elizabeth gaat met tegenzin naar de mis en blijft als het maar even kan weg, en niemand die er iets van zegt. Als de Inquisitie eraan te pas komt om oordelen te vellen, wordt Elizabeth wel tien keer schuldig bevonden. Maar de koningin denkt dat de waarheid van de Heilige Schrift op eigen kracht aan het licht zal komen. Ze zal nooit ketters op de brandstapel brengen. Ze weet hoe het is om voor je leven te vrezen. Ze weet hoe het is om ten onrechte beschuldigd te worden. Ze gaat met Filips van Spanje trouwen, maar zal het land niet aan hem overdragen. Ze zal nooit ofte nimmer zijn cipier zijn. Ze wil een goede koningin zijn, net zoals haar moeder dat was. Ik denk dat ze dit land met zachte hand weer terug zal brengen bij het ware geloof; de helft is nu al blij om weer naar de mis te kunnen, en de rest volgt later wel.'
'Ik mag het hopen,' zei Daniel. 'Maar ik zeg het nog één keer: we moeten voorbereid zijn. Ik wil niet dat er op een avond op de deur geklopt wordt en dat we dan weten dat het te laat is, dat we onszelf niet meer kunnen redden. Ik laat me niet onverwacht oppakken; ik ga niet zonder slag of stoot mee.'
'Maar waar moeten we dan naartoe?' vroeg ik. Ik voelde die oude angst in mijn buik, het gevoel dat ik nergens veilig was, dat ik voor eeuwig en altijd zou luisteren of ik voetstappen op de trap hoorde, of ik rook rook.
'Eerst naar Amsterdam, dan naar Italië,' zei hij vastbesloten. 'Zodra we in Amsterdam zijn, trouwen we en dan reizen we verder over land. We reizen met z'n allen. Jouw vader, mijn moeder en mijn zussen. Ik kan mijn opleiding tot arts ook in Italië afmaken, en in sommige Italiaanse steden staat men tolerant tegenover Joden. Daar kunnen we openlijk ons geloof belijden. Je vader kan zijn boeken verkopen en mijn zussen kunnen werk zoeken. Dan leven we als een familie.'
'Hoor toch eens hoe hij alles al van tevoren heeft uitgedacht,' zei mevrouw Carpenter op goedkeurende fluistertoon tegen mijn vader. Hij glimlachte ook naar Daniel, alsof deze jongeman het antwoord op elke vraag belichaamde.
'We zouden pas volgend jaar trouwen,' zei ik. 'Ik ben er nu nog niet aan toe.'
'O, begin nou niet weer,' zei mijn vader.
'Dat denken alle meisjes,' zei mevrouw Carpenter.
Daniel zei niets.
Ik liet me van mijn kruk af glijden. 'Kunnen we even onder vier ogen met elkaar spreken?' vroeg ik.
'Ga maar naar de drukkerij,' zei mijn vader tegen Daniel. 'Dan drinken je moeder en ik hier nog een glas wijn.'
Hij schonk nog wat wijn voor haar in en toen Daniel en ik de zijkamer waar de grote drukpers stond in gingen, zag ik haar geamuseerd glimlachen.
'Heer Dee heeft gezegd dat ik mijn helderziendheid kwijtraak als ik trouw,' zei ik ernstig. 'Hij vindt dat die een geschenk van God is, dat ik het niet zomaar mag negeren.'
'Het is giswerk en het zijn dagdromen,' zei Daniel botweg. Dat stond zo dicht bij hoe ik er zelf over dacht dat ik er bijna niks tegen in wist te brengen. 'Het gaat ons begrip te boven,' zei ik moedig. 'Heer Dee wil dat ik zijn waarzegger word. Hij is alchemist en zegt dat...'
'Dat klinkt als hekserij. Als prins Filips van Spanje naar Engeland komt zal John Dee als heks berecht worden.'
'Niet waar. Het is werk van God. Voor en na het waarzeggen bidt hij. Het is een heilige, spirituele taak.'
'En wat heb je er tot nog toe van geleerd?' vroeg hij schamper. Ik dacht aan alle geheimen die ik al had gehoord, het kind dat geen kind zou zijn, de maagd, maar geen koningin, de koningin, maar geen maagd, en de veiligheid en roem die mijn heer zou verwerven. 'Geheimen die ik jou niet kan vertellen,' zei ik, en toen snel erachteraan: 'En dat is ook een reden waarom ik je vrouw niet kan zijn. Tussen man en vrouw horen geen geheimen te bestaan.'
Hij draaide zich met een geërgerde kreet van me af. 'Probeer me niet te slim af te zijn,' zei hij. 'Je hebt me ten overstaan van mijn moeder en jouw vader beledigd door te zeggen dat je helemaal niet wilde trouwen. Je komt mij hier nu niet wijsmaken dat je op je woord wilt terugkomen. Je bent zo leugenachtig datje jezelf nog ongeluk en een gebroken hart aanpraat, terwijl je gelukkig zou kunnen zijn.'
'Hoe zou ik gelukkig moeten zijn als ik niemand mag zijn?' vroeg ik. 'Ik ben de gunsteling van koningin Mary. Ik krijg goed betaald. Ik zou omkoopsommen en gunsten ter waarde van honderden ponden kunnen aannemen. De koningin stelt groot vertrouwen in mij. De grootste filo-soof van het land denkt dat ik een gave van God heb en dat ik de toekomst kan voorspellen. En jij denkt dat mijn geluk erin gelegen is dit alles in de steek te laten en met een leerling-arts te trouwen?'
Hij pakte mijn handen vast, die ik in elkaar geslagen had, en trok me naar zich toe. Zijn ademhaling ging net zo snel als de mijne. 'Zo is het wel genoeg,' zei hij boos. 'Je hebt me nu genoeg beledigd, lijkt me. Je hoeft niet met een leerling-arts te trouwen. Je kunt ook de hoer van Robert Dudley zijn of de volgeling van zijn leermeester. Je kunt jezelf beschouwen als vriendin van de koningin, maar iedereen kent je als de nar. Je kunt jezelf lager maken dan wat ik je te bieden heb. Je zou de vrouw van een eerbaar man kunnen zijn die van je zou houden, maar in plaats daarvan gooi je jezelf liever in de goot, te grijp voor elke voorbijganger.'
'Niet waar!' riep ik uit, en ik probeerde mijn handen weg te trekken. Plotseling trok hij me naar zich toe en sloeg zijn armen om mijn middel. Zijn donkere hoofd boog zich naar omlaag, zijn mond kwam dicht bij de mijne. Ik rook de pommade in zijn haar en voelde de warmte van zijn wang. Ik deinsde achteruit, maar verlangde er tegelijkertijd naar om naar voren te komen.
'Hou je van een andere man?' vroeg hij op dringende toon.
'Nee,'jokte ik.
'Zweer je op alles waar je in gelooft, wat dat ook moge zijn, dat je vrij bent om met mij te trouwen?'
'Ik ben vrij om met je te trouwen,' zei ik, behoorlijk eerlijk, want God wist net zo goed als ik dat verder niemand me wilde.
'Eerbaar,' specificeerde hij.
Ik voelde mijn lippen uiteengaan en had hem in mijn woede wel in het gezicht willen spugen. 'Natuurlijk, eerbaar,' zei ik. 'Ik heb je toch verteld dat mijn gave afhankelijk is van mijn maagdelijkheid? Ik heb je toch gezegd dat ik die niet op het spel zet?' Ik maakte me van hem los, maar hij pakte me nog steviger vast. Ik kon er niets aan doen, maar mijn lichaam registreerde zijn aanwezigheid: de kracht van zijn armen, de kracht van zijn bovenbenen die tegen me aan drukten, zijn geur, en om de een of andere vreemde reden ook het gevoel van absolute veiligheid dat hij me gaf. Ik moest me van hem lostrekken om te voorkomen dat ik eraan toegaf. Ik realiseerde me dat ik mezelf om hem heen wilde plooien, mijn hoofd op zijn schouder wilde leggen en me door hem vast wilde laten houden en zou weten dat ik veilig was - als ik hem maar de kans gaf van me te houden, als ik mezelf maar de kans gaf van hem te houden.
'Als ze de Inquisitie hierheen brengen, moeten we wel weg, dat weet je best.'
Hij hield me nog net zo stevig vast, ik voelde zijn heupen tegen mijn buik en moest mezelf ervan weerhouden om op mijn tenen te gaan staan en tegen hem aan te leunen.
'Ja, dat weet ik,' zei ik, maar ik luisterde maar half en voelde hem over mijn hele lichaam tegen me aan.
'Als we weggaan, moet jij als mijn vrouw met me mee. Dat is de voorwaarde waarop ik bereid ben jou en je vader in veiligheid te brengen.'
'Ja.'
'Dus we zijn het eens?'
'Als we uit Engeland weg moeten, trouw ik met je,' zei ik.
'En we trouwen sowieso als je zestien bent.'
Ik knikte en deed mijn ogen dicht. Toen voelde ik zijn mond op de mijne, en onder zijn kus smolt elk argument weg. Hij liet me los en ik leunde tegen de drukpers om op de been te blijven. Hij glimlachte alsof hij wist dat ik duizelig was van verlangen. 'En wat lord Robert betreft, ik vraagje hem niet langer te dienen,' zei hij. 'Hij is een veroordeelde verrader, hij zit in de gevangenis, en je brengt jezelf en ons in gevaar door hem op te zoeken.' Zijn gezicht betrok. 'En hij is niet bepaald een man die ik met mijn verloofde vertrouw.'
'Hij beschouwt me als een kind en een nar,' corrigeerde ik hem.
'Je bent geen van beiden,' zei hij vriendelijk. 'En ik ook niet. Je bent min of meer verliefd op hem, Hannah, en dat duld ik niet.'
Ik aarzelde, wilde ertegen ingaan en kreeg toen de vreemdste gewaarwording van mijn hele leven: het verlangen om iemand de waarheid te vertellen. Ik had nog nooit eerder de wens gevoeld om eerlijk te zijn; ik had mijn hele leven in een web van leugens doorgebracht: een Jodin in een christelijk land, een meisje in jongenskleren, een hartstochtelijke jonge vrouw gekleed als de heilige nar, en nu een jonge vrouw die met de ene man verloofd was, maar verliefd op de andere.
'Als ik je ergens de waarheid over vertel, zul je me dan helpen?' vroeg ik.
'Ik zal je de beste hulp geven die ik tot mijn beschikking heb,' zei hij.
'Daniel, als ik met jou praat is het net alsof ik met een farizeeër moet onderhandelen.'
'Hannah, als ik met jou praat is het net alsof ik in het Meer van Galilea aan het vissen ben. Wat wilde je me nou vertellen?'
Ik had me om kunnen draaien, maar hij pakte me vast en trok me weer dicht naar zich toe. Hij drukte zijn lichaam tegen me aan, ik voelde hoe hard hij was, en plotseling begreep ik - een ouder meisje had dat al veel eerder begrepen - dat dit het betaalmiddel van het verlangen was. Hij was mijn verloofde. Hij verlangde naar me. Ik verlangde naar hem. Het enige wat ik hoefde te doen was hem de waarheid vertellen.
'Daniel, dit is de waarheid. Ik heb gezien dat de koning zou doodgaan, ik heb voorspeld op welke dag. Ik heb gezien dat Jane tot koningin gekroond zou worden. Ik heb gezien dat koningin Mary koningin zou worden en ik heb een glimp van haar toekomst opgevangen - een gebroken hart namelijk - en van de toekomst van Engeland, die mij onduidelijk is. John Dee zegt dat ik helderziend ben. Hij zegt dat dat deels komt doordat ik maagd ben, en ik wil eerbiedig met deze gave omgaan. En ik wil met je trouwen. En ik verlang naar je. En ik kan er niets aan doen, maar ik hou van lord Robert. Al die dingen. Allemaal tegelijk.' Ik hield mijn voorhoofd tegen zijn borst gedrukt, ik voelde de knopen van zijn buis tegen mijn voorhoofd en ik had de ongemakkelijke gedachte dat hij, als ik opkeek, de afdruk daarvan in mijn huid zou zien staan, waardoor ik er niet begeerlijk, maar bespottelijk zou uitzien. Niettemin bleef ik zo staan en hield ik hem stevig vast, terwijl hij over de stroom waarheden nadacht die ik hem net had verteld. Even later maakte hij zich van me los en keek hij me aan.
'Is het een eerbare liefde, zoals een dienaar van zijn meester houdt?'
vroeg hij.
Hij zag dat mijn ogen zich van zijn ernstige blik losmaakten en legde zijn hand onder mijn kin om mijn gezicht naar hem op te heffen. 'Zeg op, Hannah. Je wordt mijn vrouw. Ik heb het recht om het te weten. Is het een eerbare liefde?'
Ik voelde dat mijn lip trilde en de tranen me in de ogen sprongen. 'Het is een warboel,' zei ik zwakjes. 'Ik hou van hem om wat hij is...' Ik kon onmogelijk aan Daniel duidelijk maken wat er zo aantrekkelijk aan Robert Dudley was, dus deed ik er maar het zwijgen toe; zijn voorkomen, zijn kleren, zijn rijkdom, zijn laarzen, zijn paarden - het ging mijn vocabulaire allemaal te boven. 'Hij is... geweldig.' Ik durfde hem niet aan te kijken.
'Ik hou van hem om wat hij zou kunnen worden - hij wordt vrijgelaten, hij wordt een groot man, een groot man, Daniel. Hij wordt de verwekker van een prins van Engeland. En vanavond is hij in de Tower, waar hij zijn doodvonnis afwacht, en ik denk aan hem, en ik denk aan mijn moeder die net als hij wachtte op de ochtend waarop ze haar eruit kwamen halen...'
Mijn stem brak, ik schudde mijn hoofd. 'Hij is een gevangene, net als zij dat was. Hij balanceert op het randje van de dood, net als zij. Natuurlijk hou ik van hem.'
Hij hield me nog een paar tellen vast en duwde me toen kil van zich af. Ik kon de ijskoude lucht van de stille drukkerij bijna tussen ons door voelen stromen. 'Het gaat hier niet om je moeder. Hij zit niet vanwege zijn geloof gevangen,' zei hij rustig. 'Hij wordt niet berecht door de Inquisitie, maar door een koningin van wie jij zegt dat ze genadig en wijs is. Je hebt geen enkele reden om van een man te houden die met complotten en intriges verraad heeft gepleegd. Hij had lady Jane op de troon gezet en de meesteres van wie jij beweert te houden laten onthoofden: koningin Mary. Hij is geen eerbaar man.'
Ik deed mijn mond open om ertegen in te gaan, maar ik wist niets te zeggen.
'En jij bent er door je gevoelens voor hem heel erg bij betrokken geraakt, bij hem, zijn gevolg en zijn verraderlijke plannen. Ik zal het geen liefde noemen, want als ik ook maar één moment had gedacht dat het meer was dan de gril van een jong meisje, zou ik nu meteen naar je vader gaan en onze verloving verbreken. Maar ik zal je dit vertellen: je zegt je dienstverband bij Robert Dudley op, wat voor toekomst je ook voor hem gezien hebt. Je moet John Dee uit de weg gaan en je moet je gave opgeven. Je kunt de koningin dienen tot je zestien bent, maar je moet in alles wat je zegt en doet mijn verloofde zijn. En over anderhalfjaar, als je zestien bent, trouwen we en verlaatje het hof.'
'Over anderhalfjaar?' zei ik heel zacht.
Hij bracht mijn hand naar zijn mond en beet in de dikke muis onder aan mijn duim, waar kermiswaarzegsters aan de dikte van het vlees kunnen zien of de vrouw klaar is voor de liefde.
'Over anderhalfjaar,' zei hij toonloos. 'Anders trouw ik met een ander meisje en kun jij de pot op, wat voor toekomst de waarzegger, de verrader en de koningin ook voor je in petto hebben.'
Het was een koude winter, en zelfs Kerstmis bracht de mensen geen vreugde. Elke dag kreeg de koningin weer nieuws over de zoveelste triviale klachten en over oproer in alle graafschappen van het land. Elk incident stelde op zich niet veel voor en was nauwelijks enige aandacht waard: de Spaanse ambassadeur was met sneeuwballen bekogeld, een dode kat was het gangpad van een kerk in gegooid, op een muur waren een paar beledigende woorden geschreven, op een kerkhof voorspelde een vrouw de ondergang. Afzonderlijk waren het allemaal geen dingen waar de priesters of de edellieden van de graafschappen zich angst door lieten aanjagen, maar alles bij elkaar genomen waren het onmiskenbaar tekenen van een wijdverbreide malaise.
De koningin vierde Kerstmis op Whitehall, stelde een lord van wanbestuur aan en verzocht het hof als vanouds vrolijk te zijn, maar het wilde niet baten. De lege plaatsen aan de kerstdis vertelden hun eigen verhaal: lady Elizabeth bracht haar zus niet eens een bezoek, maar bleef op Ashridge, haar huis aan de grote weg naar het noorden, uitstekend gelegen om zodra iemand daar het teken toe gaf naar Londen op te rukken. Een stuk of vijf leden van de raad van de koningin waren zonder opgaaf van reden afwezig; de Franse ambassadeur had het zo druk als een goed christen het met kerst eigenlijk niet hoorde te hebben. Het was wel duidelijk dat er problemen waren die zich helemaal tot aan de troon zelf uitstrekten, en de koningin wist het ook. Wij wisten het allemaal. Haar kanselier, bisschop Gardiner, en de Spaanse ambassadeur adviseerden haar naar de Tower te verkassen en het land in staat van oorlog te brengen, of om uit Londen weg te gaan en kasteel Windsor op een belegering voor te bereiden. Maar ze kreeg weer die flinkheid over zich die ik bij haar had gezien in de dagen waarop zij en ik dwars over het platteland hadden gereden, met maar één stalknecht als gids, en ze zwoer plechtig dat ze niet voor de allereerste Kerstmis van haar regeringsperiode haar paleis al zou ontvluchten. Ze was nog geen drie maanden de gezalfde koningin van Engeland; moest zij dan weer zo'n koningin worden als Jane?
Moest ze zichzelf en haar slinkende hof in de Tower opsluiten, als de zoveelste populaire prinses die haar leger om zich heen verzamelde en zich klaarmaakte om naar Londen op te trekken? Mary zwoer dat ze van Kerstmis tot Pasen op Whitehall zou blijven en dat ze de geruchten over haar eigen nederlaag het hoofd zou bieden.
'Maar het is geen pretje, hè Hannah?' zei ze verdrietig. 'Ik wacht al mijn hele leven op deze Kerstmis, en nu lijkt het wel alsof de mensen niet meer weten hoe ze gelukkig moeten zijn.'
We waren bijna helemaal alleen in haar vertrekken. Jane Dormer zat in de erker om het laatste grijze beetje onbehulpzaam middaglicht voor haar naaiwerk op te vangen. Eén hofdame zat luit te spelen, een klaaglijk lied, een andere legde borduurgarens uit en wikkelde die van de streng. Je zou bijna denken dat dit het hof was van een koningin die op de drempel van de dood stond, en niet van een die op het punt stond te trouwen.
'Volgend jaar wordt het een stuk beter,' zei ik. 'Dan bent u getrouwd en dan is prins Filips hier.'
Toen ze zijn naam hoorde, vloog de kleur naar haar bleke wangen. 'Stil,'
zei ze, gloeiend. 'Het zou niet verstandig zijn om dat van hem te verwachten. Hij zal vaak in zijn andere koninkrijken moeten zijn. Er bestaat geen groter rijk ter wereld dan het rijk dat hij zal erven, moet je weten.'
'Ja,' zei ik, en ik dacht aan de brandstapels. 'Ik weet hoe machtig het Spaanse rijk is.'
'Natuurlijk weet je dat,' zei ze, mijn nationaliteit indachtig. 'En we moeten de hele tijd Spaans spreken, om te zorgen dat mijn accent beter wordt. Kom, we gaan over op Spaans.'
Jane Dormer keek op en lachte. 'Ach, binnenkort moeten we allemaal Spaans spreken.'
'Dat zal hij ons heus niet verplichten,' zei de koningin snel, want ze was zich altijd bewust van spionnen, zelfs hier, in haar privévertrekken. 'Hij wil alleen maar wat het best is voor de Engelsen.'
'Dat weet ik toch,' zei Jane sussend. 'Ik maakte maar een grapje, majesteit.'
De koningin knikte, maar de frons verdween niet helemaal van haar gezicht. 'Ik heb lady Elizabeth geschreven dat ze terug moet komen naar het hof,' zei ze. 'Ze moet terugkomen voor het kerstbanket; ik had haar niet moeten laten gaan.'
'Nou ja, niet dat ze erg aan de feestvreugde zal bijdragen,' merkte Jane zelfgenoegzaam op.
'Dat ze aanwezig moet zijn is niet vanwege de feestvreugde die ze mij zal brengen,' zei de koningin bits, 'maar omdat ik dan weet waar ze is, en dat doet mij veel groter plezier.'
'Misschien zult u haar toch moeten excuseren, als ze te ziek is om te reizen ..." merkte Jane op.
'Ja,' zei de koningin. 'Dat zou kunnen. Maar als ze te ziek is om te reizen, waarom zou ze dan van Ashridge naar kasteel Donnington verhuizen?
Waarom zou een ziek meisje, dat te ziek is om naar Londen te komen, waar er voor haar gezorgd zou worden, in plaats daarvan een reis ondernemen naar een kasteel dat uitstekend gelegen is om belegerd te worden, precies in het midden van Engeland?'
Er viel een diplomatieke stilte.
'Het land zal prins Filips wel accepteren,' zei Jane Dormer vriendelijk.
'En dan zijn al deze zorgen vergeten.'
Plotseling werd er door de wachters buiten hard aangeklopt en zwaaide de dubbele deur open. Ik schrok van het lawaai en stond meteen op, met bonkend hart. In de deuropening stonden een boodschapper, en de kanselier en de ervaren soldaat Thomas Howard, met de hertog van Norfolk naast hem, allen met een bars gezicht. Ik deed een paar passen achteruit, alsof ik me achter haar wilde verstoppen. Ik wist onmiddellijk zeker dat ze voor mij waren gekomen, dat ze op de een of andere manier hadden ontdekt wie ik was en dat ze een arrestatiebevel hadden omdat ik een Jodin en een ketter was. Toen zag ik dat ze niet naar mij keken. Ze keken naar de koningin, met gespannen kaken en kille ogen.
'O nee,' fluisterde ik.
Ze moest gedacht hebben dat dit het einde voor haar betekende, want ze stond langzaam op en keek de strenge gezichten langs. Ze wist dat de hertog van het ene moment op het andere kon omslaan en dat de raad razendsnel een complot op touw kon hebben gezet; dat had men al eerder gedaan, tegen Jane, en dat kon elk moment weer gebeuren. Maar ze verblikte of verbloosde niet, en ze keek hen aan met een gezicht dat net zo sereen stond alsof ze hen uitnodigde om te komen dineren. Op dat moment hield ik van haar om haar moed, om haar uiterst koninklijke vastbeslotenheid om nooit ofte nimmer angst te tonen. 'Wat kan ik voor u doen, heren?' zei ze vriendelijk, met een rustige stem, hoewel ze naar het midden van de kamer waren gelopen en haar doordringend aankeken. 'Ik hoop dat u goed nieuws voor me hebt, want u kijkt allemaal wel erg streng.'
'Majesteit, het is geen goed nieuws,' zei bisschop Gardiner maar meteen. 'De rebellen rukken tegen u op. Mijn jonge vriend Edward Courtenay is zo wijs geweest het tegen mij op te biechten, en hij doet een beroep op uw goedheid.'
Ik zag dat ze vlug wegkeek, naar opzij, terwijl ze deze informatie met haar snelle begripsvermogen verwerkte; haar gezichtsuitdrukking veranderde echter helemaal niet, en ze glimlachte nog steeds. 'En wat had Edward u te melden?'
'Dat er een complot gaande is om naar Londen op te rukken, u in de Tower te zetten en lady Elizabeth in uw plaats op de troon te brengen. We hebben een aantal namen: sir William Pickering, sir Peter Carew in Devon, sir Thomas Wyatt in Kent, en sir James Crofts.'
Ze zag er nu voor het eerst geschrokken uit. 'Peter Carew, die mij in tijden van nood, in het najaar, nog te hulp is gekomen? Die in Devon mannen voor me op de been heeft gebracht?'
'Ja.'
'En sir James Crofts, mijn goede vriend?'
'Ja, majesteit.'
Ik bleef achter haar staan. Dit waren precies de mannen die mijn heer tegenover mij had genoemd, de namen die ik van hem aan John Dee moest overbrengen. Dit waren de mannen die het chemische huwelijk tot stand moesten brengen en die het zilver door goud zouden vervangen. Nu meende ik te weten wat hij bedoeld had. Ik dacht dat ik wel wist welke koningin in zijn metafoor zilver was en welke goud. En ik dacht dat ik de koningin wederom verraden had, terwijl ik mijn loon van haar kreeg, en dat het niet lang meer zou duren voordat iemand ontdekte wie de katalysator in dit complot was geweest. Ze haalde diep adem om niet in paniek te raken. 'Verder nog mensen?'
Bisschop Gardiner keek naar mij. Ik deinsde achteruit onder zijn blik, maar hij ging langs me heen. Hij leek me niet eens te zien; hij moest haar het slechtst denkbare nieuws vertellen. 'De hertog van Suffolk is niet in zijn huis in Sheen, en niemand weet waar hij naartoe is.'
Ik zag dat Jane Dormer op haar bank in de erker verstijfde. Als de hertog van Suffolk was verdwenen, kon dat maar één ding betekenen: hij bracht honderden pachters en vazallen op de been om de troon terug te geven aan zijn dochter Jane. We hadden te maken met een opstand voor Elizabeth en een oproer voor Jane. Met die twee namen kon je meer dan de helft van het land op de been brengen, en alle moed en vastberadenheid die koningin Mary eerder aan den dag had gelegd waren nu vergeefs.
'En lady Elizabeth? Is zij hiervan op de hoogte? Is ze nog steeds op Ashridge?'
'Courtenay zegt dat ze op het punt heeft gestaan om met hem te trouwen en dat ze samen uw troon wilden innemen en wilden regeren. De knul heeft zich godzijdank op tijd bedacht en is naar ons toe gekomen. Ze is overal van op de hoogte, is paraat en wacht af. De koning van Frankrijk zal haar steunen in haar aanspraak op de troon en een Frans leger sturen om haar erop te krijgen. Misschien dat ze op dit moment al onderweg is om leiding te geven aan het leger van de opstandelingen.'
Ik zag dat de koningin lijkbleek werd. 'Weet u dit zeker? Zou mijn Elizabeth op mijn terechtstelling afstevenen?'
'Ja,' zei de hertog onomwonden. 'Ze zit er tot over haar mooie oortjes in.'
'Godzijdank dat Courtenay ons hier nu van op de hoogte heeft gebracht,' onderbrak de bisschop haar. 'Misschien hebben we nog tijd om u in veiligheid te brengen.'
'Ik was Courtenay nog dankbaarder geweest als hij zo slim was geweest om zich er helemaal buiten te houden,' riposteerde mijn koningin bits.
'Uw jeugdige vriend is niet goed bij zijn hoofd, heer, en daarbij nog eens een trouweloze zwakkeling.' Ze wachtte niet op wat hij ter verdediging had aan te voeren. 'Goed, wat gaan we doen?'
De hertog deed een stap naar voren. 'U moet onmiddellijk naar Framlingham, majesteit. En we zorgen dat er een oorlogsschip paraat ligt om u het land uit te brengen, naar Spanje. Deze strijd kunt u niet winnen. Zodra u veilig en wel in Spanje bent, kunt u zich misschien hergroeperen; misschien dat prins Filips...'
Ik zag dat ze de rugleuning van haar stoel stevig beetgreep. 'Het is nog maar een halfjaar geleden dat ik van Framlingham naar Londen ben gereden,' zei ze. 'Toen wilden de mensen me als koningin.'
'Ze kozen toen voor u omdat ze u liever hadden dan de hertog van Northumberland met koningin Jane als zijn marionet,' hielp hij haar wreed herinneren. 'Niet liever dan Elizabeth. Het volk wil het protestantse geloof en de protestantse prinses. Misschien zijn de mensen wel bereid om ervoor te sterven. Ze zitten niet te wachten op u met prins Filips van Spanje als koning.'
'Ik ga niet uit Londen weg,' zei ze. 'Ik heb mijn hele leven op de troon van mijn moeder gewacht en die laat ik nu niet in de steek.'
'U hebt geen keus,'waarschuwde hij haar. 'Binnen een paar dagen staan ze voor de stadspoorten.'
'Dan wacht ik tot het zover is.'
'Majesteit,' zei bisschop Gardiner. 'U kunt zich toch in elk geval op Windsor terugtrekken...'
'Niet op Windsor, niet in de Tower, helemaal nergens, behalve hier!'
viel koningin Mary tegen hem uit. 'Ik ben de prinses van Engeland en ik blijf hier in mijn paleis tot ze tegen me zeggen dat ze me niet meer als prinses van Engeland willen. Zwijgt u verder over mijn vertrek, heren, want dat is niet aan de orde.'
De bisschop nam afstand van haar felle uithaal. 'Zoals u wenst, majesteit. Maar het zijn roerige tijden en u speelt met uw leven...'
'Het mogen dan roerige tijden zijn, maar ik ben niet roerig,' zei ze fel.
'U speelt met uw leven én met uw troon!' De hertog schreeuwde bijna tegen haar.
'Dat weet ik!' riep ze uit.
Hij haalde diep adem. 'Geeft u mij toestemming om de koninklijke garde op de been te brengen, én de geoefende troepen van de stad en daarmee tegen Wyatt in Kent op te rukken?' vroeg hij.
'Ja,' zei ze. 'Maar ik wil niet dat er steden belegerd of dorpen geplunderd worden.'
'Dat kan niet anders!' wierp hij tegen. 'In de strijd kun je het strijdperk nu eenmaal niet beschermen.'
'Dit is mijn bevel,' hield ze ijzig vol. 'Ik wil niet dat er op mijn graanvelden een burgeroorlog wordt uitgevochten, en al helemaal niet in deze tijden van hongersnood. Deze rebellen moeten als ongedierte afgemaakt worden. Ik wil niet dat onschuldige mensen van de jacht te lijden hebben.'
Het leek er even op of hij hiertegen in wilde gaan. Toen boog ze zich naar hem toe. 'Vertrouw mij nu maar,' zei ze op overredende toon. 'Ik weet het. Ik ben een ongehuwde koningin, en mijn onderdanen zijn mijn enige kinderen. Ze moeten zien dat ik van hen hou en voor hen zorg. Ik kan niet op de vloedgolf van hun onschuldige bloed in het huwelijk treden. Dit moet met zachte hand geschieden, en met ferme hand, en maar één keer. Kunt u dat voor mij doen?'
Hij schudde zijn hoofd. 'Nee,' zei hij. Hij was zo bang dat hij zijn tijd niet aan loze woorden verdeed. 'Dat kan niemand. Er verzamelen zich honderden, duizenden mensen. Deze mensen begrijpen maar één ding, en dat is geweld. Galgen op kruisende wegen begrijpen ze, en hoofden op staken. U kunt niet over Engelsen heersen en tegelijkertijd genadig zijn, majesteit.'
'U vergist zich,' protesteerde ze fel, net zo koppig als hij. 'Ik ben door een wonder op deze troon gekomen, en God verandert niet van gedachten. Wij zullen deze mensen door de liefde van God terugwinnen. U moet doen wat ik u opdraag. Het moet geschieden zoals God het zou willen, anders kan Zijn wonder niet plaatsvinden.'
De hertog keek alsof hij er iets tegen in wilde brengen.
'Dit beveel ik u,' zei ze ronduit.
Hij haalde zijn schouders op en boog. 'Zoals u het beveelt dan maar,' zei hij. 'Wat de gevolgen ook mogen zijn.'
Ze keek over zijn hoofd heen naar mij, met een vragend gezicht, alsof ze wilde weten wat ik dacht. Ik boog even, want ik wilde niet dat ze lucht kreeg van de onmetelijke angst die ik voelde.