September 1472

 

 

 

 

Op een avond op kasteel Windsor wenkt Edward me na de avondmaaltijd mee naar opzij en ik loop glimlachend naar hem toe. ‘Wat wilt u, man? Wilt u met me dansen?’

‘Ja,’ zegt hij, ‘en daarna ga ik verschrikkelijk dronken worden.’

‘Met een bepaalde reden?’

‘Nergens om. Zomaar. Maar voor het zover is moet ik u iets vragen. Kunt u een andere lady als hofdame in uw vertrekken opnemen?’

‘Hebt u iemand op het oog?’ vraag ik. Ik ruik meteen het gevaar: Edward heeft een nieuwe flirt die hij mij wil aansmeren, en hij denkt dat ik haar tot hofdame zal maken, zodat hij haar gemakkelijker kan verleiden. Dit is ongetwijfeld aan mijn gezicht te zien, want hij laat een lachsalvo horen en zegt: ‘Kijk niet zo boos. Ik zou u nooit mijn hoeren opdringen. Die kan ik zelf wel onderdak bieden. Nee, het gaat hier om een lady van een onberispelijke familie. Om niemand minder dan Margaret Beaufort, het laatste lid van het huis Lancaster.’

‘Wilt u dat zij mij komt dienen?’ vraag ik vol ongeloof. ‘Wilt u dat zij een van mijn hofdames wordt?’

Hij knikt. ‘Daar heb ik een reden voor. U weet nog wel dat ze pas is getrouwd met lord Thomas Stanley?’

Ik knik.

‘Hij is een verklaard vriend van ons, hij heeft gezworen ons te steunen en zijn leger heeft aan de zijlijn gestaan en ons tijdens de Slag van Blore Heath gered, hoewel hij aan Margaretha van Anjou was beloofd. Ik moet hem vanwege zijn fortuin en zijn invloed in het land aan onze kant zien te houden. Hij had onze toestemming om met haar te trouwen, en nu hij dat heeft gedaan wil hij haar naar het hof brengen. Ik vond dat we haar een functie moesten geven. Hem heb ik in mijn raad nodig.’

‘Is zij niet vervelend godsdienstig?’ vraag ik, niet erg behulpzaam.

‘Ze is een lady. Ze zal haar gedrag aan het uwe aanpassen,’ zegt hij onverstoorbaar. ‘En ik moet haar echtgenoot bij me in de buurt hebben, Elizabeth. Hij is een bondgenoot die van belang zal blijken, zowel nu als in de toekomst.’

‘Als u het zo lief vraagt, kan ik toch alleen maar ja zeggen?’ glimlach ik tegen hem. ‘Maar niet mij de schuld geven als ze saai is.’

‘Ik zal haar niet zien, noch welke andere vrouw ook, als u voor me staat,’ fluistert hij. ‘Dus maakt u zich niet druk over hoe ze zich gedraagt. En als ze over een tijdje vraagt of haar zoon Henry Tudor weer naar huis mag komen, dan mag hij dat, zolang zij ons maar trouw is, en dan kunnen we hem ervan overtuigen dat hij zijn droom om de erfgenaam van het huis van Lancaster te zijn moet opgeven. Ze zullen allebei naar het hof komen en ons dienen, en dan vergeet iedereen dat er ooit zoiets als het huis van Lancaster heeft bestaan. We huwelijken hem uit aan een of ander aardig meisje van het huis van York, dat u voor hem mag uitkiezen, en dat is dan het einde van het huis van Lancaster.’

‘Ik zal haar uitnodigen,’ beloof ik hem.

‘Zeg maar tegen de muzikanten dat ze iets vrolijks moeten spelen, dan dans ik met u.’

Ik draai me om en knik de muzikanten toe. Ze overleggen even met elkaar en spelen dan het nieuwste wijsje, rechtstreeks van het hof van Bourgondië, waar Margaret, de zus van Edward, de traditie van York op het gebied van vrolijk vermaak en de traditie van Bourgondië op het gebied van mode voortzet. Ze noemen de dans zelfs ‘de horlepijp van hertogin Margaret’, en Edward trekt me de vloer op en laat me in snelle passen ronddraaien, totdat iedereen in een kring om ons heen staat te lachen en te klappen, en daarna zelf meedoet.

De muziek is afgelopen en ik draai me om en loop naar een rustig hoekje. Mijn broer Anthony biedt me een glas licht bier aan. Ik drink het dorstig leeg. ‘En, zie ik er nog steeds uit als een dik viswijf?’ vraag ik.

‘O, o, dat is hard aangekomen, hè?’ Hij grijnst. Hij slaat zijn armen om me heen en omhelst me liefdevol. ‘Nee, u ziet eruit als een mooie vrouw, want u weet best dat u dat bent. U hebt de gave, net als onze moeder, om met het ouder worden steeds knapper te worden. Uw gelaatstrekken zijn veranderd van die van gewoon een knap meisje in die van een mooie vrouw met een gezicht als een beeldhouwwerk. Als u lacht en met Edward danst zou u zo voor een vrouw van twintig kunnen doorgaan, maar als u verstild en in gedachten verzonken bent, bent u net zo mooi als de beelden die men in Italië maakt. Geen wonder dat vrouwen een hekel aan u hebben.’

‘Zolang dat maar niet voor de mannen geldt.’ Ik glimlach.