April 1472
Het vermogen van mijn moeder om de toekomst te voorspellen wordt bevestigd. Nog geen jaar nadat ze me heeft gewaarschuwd dat haar hart het niet veel langer zal volhouden, klaagt ze over vermoeidheid en blijft in haar kamers. De baby waarvan ik in verwachting was op de dag van de sleutelbloemenrace in de tuin dient zich te vroeg aan, en voor het eerst moet ik zonder het gezelschap van mijn moeder in de kraamkamer het bed houden. Vanuit mijn verduisterde kamer stuur ik haar boodschappen en zij antwoordt opgewekt vanuit de hare. Maar als ik er met een teer pasgeboren meisje uit kom, tref ik mijn moeder in haar kamer aan, te moe om uit bed te komen. Elke middag breng ik mijn dochtertje, licht als een vogeltje, naar mijn moeder toe en leg haar in haar armen. Gedurende een week of twee kijken ze dan samen hoe de zon achter het raamkozijn wegzakt, en dan glijden ze als het goud van de zonsondergang samen van me weg.
Op de laatste dag van april hoor ik in de schemering een roepend geluid, als van een witgevleugelde kerkuil, en ik loop naar mijn raam, duw de luiken open en kijk naar buiten. Er komt een afnemende maan boven de horizon op, wit tegen een witte lucht; ook die kwijnt weg, en in het koude licht hoor ik roepen; het lijkt wel een koor, en ik weet dat het niet de muziek van uilen is, en ook niet die van zangers of nachtegalen, maar van Melusina. Onze goddelijke voorouder waart roepend rond om het dak van het huis, want haar dochter Jacquetta van het huis van Bourgondië is stervende.
Ik sta een tijdje naar het griezelige gefluit te luisteren en dan sluit ik de luiken met een zwaai en ga naar de kamer van mijn moeder. Ik haast me niet. Ik weet dat het geen zin meer heeft me naar haar toe te haasten. Ze ligt in bed met de nieuwe baby in haar armen, het hoofdje tegen mijn moeders wang gedrukt. Ze zijn allebei zo bleek als marmer, ze liggen allebei met hun ogen dicht, en terwijl de schaduwen van de avond de kamer donkerder maken lijkt het net alsof ze vredig slapen. Het maanlicht op het water buiten werpt de weerspiegeling van rimpelingen op het witgepleisterde plafond van de kamer, zodat het net lijkt alsof ze zich onder water bevinden en met Melusina in de fontein drijven. Maar ik weet dat ze allebei van me weg zijn gegaan, en onze watermoeder begeleidt hen zingend op hun weg door de zoete rivier naar de diepe bronnen van ons thuis.