EEN LOU
WEHRY-PROJECT
Afwezigheid is een vreemd verschijnsel. Eerst neemt ze nauwelijks
plaats in. Ze vermomt zich met de dingen die er wél zijn, zodat
alles nog compleet lijkt. Dat is het bedrog van de werkelijkheid:
dat haar gedaante altijd compleet is. Wat er is, is alles. In een
plaatje zie je een gat, maar in de werkelijkheid kun je geen gat
knippen, het is geen puzzel die je uit kunt zagen. En dan begin je
iets te vermoeden. Want de afwezigheid was er natuurlijk allang. Er
klopt iets niet. Maar wat? Je inspecteert je omgeving, toch zie je
het nog niet, je merkt alleen dat de dingen langzaamaan hun
vertrouwdheid verliezen, alsof ze zijn nagemaakt, 'net echt', en
bij wijze van tijdelijk decor worden uitgestald, om je te misleiden
en de indruk te wekken dat er niets is veranderd.
Pas dan, wanneer de dingen hun toevallige karakter onthullen, hun maskerade, hun rekwisietachtigheid, en niets meer is wat het leek, begint er iets te dagen. En plotseling is ze overal, de afwezigheid. En onbegrijpelijk, onbestaanbaar haast, zijn de dingen die er nog zijn.
*
Dit verschijnsel is onverdraaglijk voor Lou. Hij kent het ook
nauwelijks, zo vol is zijn agenda: van zichzelf, van zijn muziek,
van zijn succes. Hij kan het niet uitstaan als iets zich buiten
zijn bereik bevindt. De wereld is zijn wereld, zijn wereld is de
wereld. Daarom moet het bereik steeds worden uitgebreid, opdat er
steeds minder buiten kan vallen. Hij kan geen lege plekken
verdragen in zijn perfect gecomponeerde componistenleven, geen
uitgescheurde bladzijden in The Complete Works Of Lou
Wehry.
Het is daarom in principe niet iets onthutsends wanneer een man als hij alarm slaat om de vermissing van zijn dochter. Het is eerder te beschouwen als een van zijn projecten. Waar hij op uit is, is een oplossing. We hebben er niks aan als we hysterisch gaan worden. Vandaar ook dat hij Monica naar Xandra heeft laten bellen. Hij wil het niet persoonlijker maken dan het al is. Het publiek heeft de neiging beelden meteen in te kleuren met zijn eigen gevoelens, maar dat belemmert juist het zicht. Laat die gevoelens nou, zegt hij altijd, probeer eerst de structuur van de compositie te begrijpen. Begrip ontroert, de rest is sentimenteel gesnotter.
Om beweging in de zaak te krijgen schakelt Lou onmiddellijk de media in, alsof hij anders niet gelooft dat het echt gebeurt. Aandacht is een vitaal onderdeel van elk Lou Wehry-project, dus ook in het geval van de verdwijning van Alicia Valstar, ook en wellicht beter bekend onder de naam Beertje Wehry. Wat hem betreft gaat de wereld pas bestaan zodra hij zichzelf erin kan terugzien. Een spiegel, een echoput, bedoeld om terug te ontvangen wat hijzelf zo royaal geeft.
Hij laat Monica de relevante adresgegevens bijeensprokkelen van losse papiertjes, adreslijsten en opgeslagen telefoonnummers. Zelf onthoudt hij zulke mensen nooit, hij herkent ze alleen in de context van hun functie.
Pas als ze hem benaderen, weet hij wie ze zijn, daar komt het op neer. Zodra ze functioneel worden, begint hij ze waar te nemen. Dan is hij overigens erg vriendelijk en co-operatief. Sterallures, daar heeft hij een ongelooflijke hekel aan. Een soort plateauzolen voor ondermaatse strebertjes. Een groot man heeft genoeg aan bescheidenheid. Die hoeft een ander niet meer te overtuigen, die spreekt voor zich.
Waar hij ook aanbelt, gaan de deuren voor hem open. Kreeg hij de uitvoeringen van zijn eigen werk maar zo gemakkelijk op de buis, dan was hij nu rijk, pardon, dan was hij nu nog rijker dan hij toch al is. Maar ze willen zijn werk niet, ze willen hem: de man, de mythe. Ze willen het cliché dat ze zelf gecreëerd hebben. In vlees en bloed. Het is verbazingwekkend hoe gemakkelijk, zeg maar gerust gemakzuchtig het er bij de media aan toegaat, al verbaast hij zich er zelf allang niet meer over. Het werkt zo, en het werkt in zijn voordeel, dus waarom zou hij er moeilijk over doen? Er staan nu andere belangen op het spel. Het gaat om leven en dood, zegt hij tegen een ieder die het wil horen, en ook tegen zichzelf. Het is een buitengewoon tragisch verhaal, dicteert hij in persklare kopij, hij is sinds een jaar herenigd met zijn dochter, die hij achttien jaar lang niet of nauwelijks heeft gezien. Voorgoed oningevuld zijn die jaren gebleven, door toedoen van haar moeder, een nogal treurige geschiedenis, al wil hij het daar nu liever niet over hebben. Wat er nu gebeurt, is al erg genoeg. Is nog veel erger.
Hij krijgt te horen dat hij het zo goed doet, dat het wonderbaarlijk mag heten dat hij onder dergelijke omstandigheden het hoofd zo koel weet te houden. Hij komt nu eenmaal uit een magistrale familie, legt hij uit. Daar zal het mee te maken hebben, oppert hij in onnavolgbare bescheidenheid. Een kwestie van opvoeding. En daar komen ze weer: oom zus en voorvader zo, de broers laat hij deze keer even weg, de dynastieke mantra van een muzikale aristocratie, een zang van haast goddelijke allure die op het gelijkvloerse poldervolkje zijn uitwerking nooit mist. Ook Beertje, wil hij maar even zeggen, is een telg uit dit muzikale geslacht, een mol - kan men stellen - een apart aangekruiste mineur in de welluidende toonsoort van de aangeboren genialiteit. Maar niet minder geliefd, voegt hij er haastig aan toe. Integendeel, het moet voor het meiske niet altijd even gemakkelijk zijn geweest om in de schaduw van zoveel grootheid te moeten verkeren. Hij praat in de voltooid verleden tijd, maar dat merkt hij niet. De voltooidheid geldt zijn leven en werken, hij is misschien al te zeer aan zijn eigen volmaaktheid gewend geraakt, de al historische waardigheid die zijn overigens nog springlevende oeuvre bezit. Het is moeilijk aan gewone mensen uit te leggen wat het betekent om Lou Wehry te zijn. Zeker op een moment zoals dit, nu hij bij de mensen langs moet om te vragen of zij zijn dochter soms hebben gezien. Natuurlijk laat hij niets merken. Zijn uitzonderlijkheid houdt hij liever voor zich. Vanwege de jaloezie die hij ermee opwekt. Ja hoor, beste mensen, ik heb ook gevoelens. Dat mijn werk over de hele wereld wordt uitgevoerd, ik in één naam word genoemd met de groten van deze tijd, betekent niet dat ik niet ook een mens ben gebleven. Achter het vignet van de naam woont nog iemand, hoor. Iemand die óók moet eten en drinken, die óók zijn onzekerheden kent, die óók, enfin, wat dat betreft ben ik net als gewone vaders. Alleen, hoe zeg je dat, ik etaleer het niet zo. Het gewone waar gewone mensen zo prat op gaan, is het verwisselbare van hun bestaan. De eigen naam op een identieke voordeur. Dat heeft hij niet zo, hij is kunstenaar. Hij is nu eenmaal niet een man in een rijtje. Moet hij dan nu ineens gaan doen alsof? Alsof hij een van de velen is, een inwisselbare cel in die zee van anonieme sterfelijkheid, almaar voortklotsend in een zinloos universum? Zijn uitzonderlijkheid geeft hem, lieveling van het lot, overigens precies het vertrouwen dat het goed zal aflopen. Misère past gewoon niet bij hem. Het staat hem niet, zegt hij wel eens.
Waarom doet Beertje hem dit aan? Hij heeft het druk genoeg, dat weet ze toch? Een man als hij is altijd bezig een gedachte te volgen, dan is het uiterst vervelend om telkens afgeleid te worden. Zie zo'n gedachte maar terug te vinden, als je verstrikt bent geraakt in het geneuzel van derden. En als zo'n man als hij niet iets aan het uitdenken is, dan is hij wel iets aan het uitvoeren. Op dit moment heeft hij in het buitenland twee projecten lopen. Beertjes verdwijning komt daarom wel héél ongelegen. Had ze niet een klein beetje meer rekening met hem kunnen houden? Hij heeft alles voor haar overgehad, althans het laatste jaar. Maar steeds voelde hij die afstand die hij nergens aan verdiend heeft. Een vader zoals hij is toch niet iets alledaags, daar mag je toch ook blij mee zijn. Dankzij hem is ze een Wehry, onderscheidt ze zich van de kudde. Maar nooit heeft hij in dit opzicht iets van dankbaarheid bespeurd. Ook hij heeft in zijn jonge jaren gerebelleerd. Natuurlijk. Dat is goed, dat hoort, dat moet zelfs. Zeker als je uit zo'n imposante familie stamt. Dan moet je, onder die immense druk, je eigen signatuur zien te vinden. Maar hij deed dat zelf steeds vanuit een bepaald respect. Hij heeft zich nooit geheel van de Wehrys afgekeerd. Omdat hij er zelf een was. En wat voor een, blijkt nu. Er bestaat geen grandiozere Wehry dan Lou Wehry in eigen persoon. Dat heeft de familie toch maar mooi aan hem te danken.
*
Het is de hele tijd alsof het om een ander gaat. Iemand over wie je
wel eens leest. Slachtoffers: mensen die niet echt bestaan. Net
zomin als de welluidende rampen en ravages waardoor zij, in ronde
getallen samengevat, naamloos verzwolgen worden. Hij moet zich
steeds inprenten dat het zijn eigen dochter is over wie het gaat.
Het komt ook doordat hij een nieuw gezin heeft - al heeft hij het
daar ook wel eens mee. Vergeet hij dat er thuis een kleine jongen
op hem wacht en ook nog een kleine meid. Terwijl hij zielsveel van
die twee kleintjes houdt, meer dan van wat ook op de wereld. Nee,
niet meer dan van zijn werk. Zijn werk is wat hij is, zijn wezen,
zijn ziel. Die kun je niet uit hem weghalen. Dan is hijzelf ook
weg. Kan hij ook niet meer van zijn kleintjes houden. De
vervreemding die hij af en toe ten opzichte van Beertje heeft,
wordt ook in de hand gewerkt door de naam Alicia Valstar die hij
steeds gedwongen is te gebruiken. Dat schijnt de naam te zijn die
in haar paspoort staat.
'Jij hebt enkel maar het zaad geleverd,' hield Beertjes moeder hem destijds voor. 'Ik heb haar gebaard en voor haar gezorgd. Ze is mijn kind.' Donor van de noodzakelijke chromosomen, dat is zijn functie wat haar betreft. Hij was in hun leven een afwezige, wiens naam werd geschreven in de wind. In wezen is hij altijd een zoon gebleven. Zoon van alle Wehrys. De eeuwig jonge nazaat, onbedreigde alleenheerser over de toekomst. Een kunstenaar is een kind, vindt hij. En dat moet ook. Hem past geen verantwoordelijkheid over een ander. Hij heerst over het oningevulde, hij is niet iemand die uitlegt hoe het zit en hoe het hoort. De kunst is het domein van zonen, het onbewoonde eiland waar men onwetend aanspoelt en zelf de namen mag bedenken, waar men op eigen houtje het vuur dient uit te vinden en 's nachts in de sterren zelf de terugweg maar moet zien te lezen. Derhalve is het met enige onwennigheid dat hij de rol van vader op zich neemt. Het is of hij zichzelf speelt - maar dat heeft hij wel vaker. Het muzikale genie Lou Wehry is nu eenmaal het type dat hij het beste na kan doen, daar heeft hij zijn leven lang op geoefend. Lou Wehry als bezorgde vader is een variant die nog niet is ingesleten, die hij nog helemaal moet samenstellen.
'Niet overdrijven, Lou. Alsjeblieft,' hield Monica hem vanmorgen voor toen hij de brief las en wat al te emotioneel reageerde. Hij moet zichzelf er blijkbaar ook nog van overtuigen dat Beertje zijn dochter is.
Het vreemde is dat hij niet aan haar kan denken, het lukt hem gewoon niet. Het is of hij steeds om haar heen denkt. Om het gat heen waarin zij is verdwenen. Het lukt hem niet zich haar voor te stellen. Hoe hij ook zijn best doet, hij krijgt haar beeltenis niet meer op zijn netvlies. Hij zou er een foto van haar bij moeten nemen, om haar uiterlijk te verifiëren, maar hij zou er zo gauw geen weten te liggen. Haar afwezigheid is onderwerp geworden en doel op zich, het is een gegeven waarachter zij spoorloos is verdwenen. Als hij over haar spreekt, in deze of gene microfoon of tegen de mensen van de politie, komt zij zelf in zijn woorden niet meer voor; haar afwezigheid is een feit op zich geworden, een losstaand gegeven dat niets meer met haar heeft uit te staan.
*
Hoogtepunt van Lou Wehrys openbare optreden is zijn verschijning in
het dagelijkse actualiteitenprogramma van de publieke omroep, waar
hij een emotionele oproep doet aan de tv-kijkers. De presentatrice
prijst hem om zijn moed en hij voelt hoe hij, gesterkt door haar
aanmoedigingen, in zijn rol groeit. Hij speelt zelfs, op aandringen
van de presentatrice, een eigen compositie op de piano, een
chromatische speeldoosfantasie die hij eigenlijk aan Julian en Zoë
heeft opgedragen bij gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag in
het Muziekgebouw aan het IJ. Destijds leverde dat, met zijn
kinderen erbij op het podium, een hoogst ontroerend momentje op.
Maar nu, nu hij de fantasie als het ware overdraagt aan Beertje,
raakt het de kijkers in de ziel - voor zover zoiets door de kijk-
en luisterdienst te meten valt. De waardering, de volgende ochtend,
zal 8,2 blijken te zijn. Dat gebeurt normaal gesproken alleen bij
voetbalwedstrijden van het nationale elftal. Maar het is ook een
gebeurtenis om nooit te vergeten. Alsof de compositie nu pas, met
het verdwijnen van Beertje, haar definitieve vorm heeft gevonden.
Het beeld is hartverscheurend: een vader, anders de kracht en de
ironie zelve, alleen aan de piano in die lege studio, en dan die
intieme melodie in b-klein die valt en valt, en daarbij steeds een
halve toon mist, een toon die je steeds denkt te horen maar die er
in werkelijkheid natuurlijk niet is.
Al spelend lijkt het net of Beertje dood is,
zodat hij het ineens te kwaad krijgt. Het besef dat hij niets meer
voor haar kan betekenen. En nooit iets voor haar betekend hééft.
Dat hele leven zonder Lou Wehry, dat hele lege meisjesleven - dat
hij zo mooi had kunnen maken, waar hij had kunnen stralen als de
zon in haar zomer. De verspilling, de gemiste kansen. Als ze hem
maar had toegelaten. Als ze hem maar de kans had gegeven te laten
zien wie hij werkelijk is. De vergeefsheid van een heel leven
zonder hem, de zinloosheid ervan. Arm meisje, denkt hij onder het
spelen, en namens haar mist hij zichzelf met heel zijn hart. De
gedachte erna, dat Beertje misschien nog leeft, troost hem
nauwelijks. Daarvoor ervoer hij zojuist het gemis te zuiver. Dat
moment wil hij niet meteen wissen. Waarschijnlijk heeft hij tranen
in zijn ogen wanneer hij de oproep die de redactie van het
programma voor hem heeft opgesteld, moet voorlezen van de
autocue.