Epiloog
Het loopt inmiddels tegen de ochtend en mijn verhaal is bijna klaar. Ik denk dat het tijd wordt dat ik jullie de rest vertel.
Ik ben inmiddels eenendertig. Ik ben al drie jaar getrouwd met een vrouw die Janice heet en die ik in een bakkerswinkel heb leren kennen. Zij is net als Sarah bij het onderwijs, alleen geeft zij Engels op de middelbare school. We wonen in Californië waar ik medicijnen heb gestudeerd en mijn co-assistentschap heb vervuld. Ik ben nu een jaar afgestudeerd en ik werk op de afdeling spoedeisende hulp van een ziekenhuis. De afgelopen drie weken heb ik met behulp van anderen het leven van zes mensen gered. Dat zeg ik niet om mezelf op de borst te kloppen, ik vertel jullie dit omdat ik wil dat jullie goed begrijpen dat ik mijn best heb gedaan om gehoor te geven aan wat Miles op de begraafplaats tegen me heeft gelegd.
Ik heb me ook aan de belofte gehouden dat ik het aan niemand zou vertellen.
Want het was namelijk niet voor mijn bestwil, dat Miles me dat liet beloven. Ik was er destijds al van overtuigd dat ik mijn mond moest houden om hem te beschermen.
Geloof het of niet, maar doordat hij me die dag heeft laten gaan, was hij in overtreding. Een sheriff die zeker weet dat iemand de wet heeft overtreden, is verplicht om die persoon aan te houden. Hoewel onze overtredingen hemelsbreed van elkaar verschilden, maakt dat voor de wet niets uit en Miles was dus in overtreding.
Daar was ik toen tenminste vast van overtuigd. Maar nu ik er al die jaren over heb kunnen nadenken, ben ik tot de conclusie gekomen dat ik me vergiste.
Ik weet nu dat hij me dat heeft gevraagd vanwege Jonah.
Als het alom bekend zou zijn geworden dat ik degene was die achter het stuur had gezeten, waren de mensen in de stad eeuwig blijven roddelen over het verleden van Miles. Dat zou altijd aan de orde zijn gekomen als hij ter sprake kwam — Er is hem echt iets verschrikkelijks overkomen, zou er dan gezegd worden — en dan zou Jonah letterlijk zijn opgegroeid met die woorden. Welke uitwerking zou zoiets op een kind hebben? Wie het weet, mag het zeggen. Ik weet het niet en Miles wist het ook niet. Maar hij wenste dat risico niet te nemen.
En dat wil ik nu nog steeds niet. Het is mijn bedoeling om deze bladzijden in de open haard te verbranden, zodra ik klaar ben. Het verhaal moest er alleen uit.
Maar we hebben er nog steeds moeite mee, wij allemaal. Ik spreek mijn zuster af en toe via de telefoon, meestal op vreemde tijden, en ik ga bijna nooit bij haar op bezoek. Ik gebruik de afstand als excuus — zij woont aan de andere kant van het land — maar we weten allebei heel goed waarom ik wegblijf. Toch komt zij af en toe wel bij mij op bezoek. In dat geval is ze altijd alleen.
En hoe het verder met Miles en Sarah afliep, hebben jullie vast zelf al wel begrepen...
Het was op kerstavond, zes dagen nadat Miles en Sarah op de veranda
afscheid hadden genomen. Inmiddels had Sarah zich schoorvoetend
neergelegd bij de wetenschap dat alles voorbij was. Ze had niets
meer van Miles gehoord en dat had ze ook niet verwacht.
Maar die avond kwam Sarah thuis, nadat ze bij haar ouders op bezoek was geweest, stapte uit de auto, keek even omhoog naar haar appartement... en stond als aan de grond genageld. Ze kon haar ogen niet geloven. Ze deed ze dicht en vervolgens weer open, hopend en biddend dat het echt waar was.
En dat was ook zo.
Sarah moest onwillekeurig glimlachen.
Twee kaarsjes stonden als sterretjes in haar vensterbank te flonkeren.
En Miles en Jonah zaten binnen op haar te wachten.