2
De avond voordat ze Miles Ryan voor het eerst zou ontmoeten, wandelde Sarah Andrews door het oude gedeelte van New Bern en deed haar best om de pas er stevig in te houden. Hoewel ze zoveel mogelijk profijt wilde hebben van haar lichaamsbeweging — ze was al vijf jaar lang een enthousiast wandelaar — had ze daar sinds haar verhuizing toch moeite mee. Iedere keer wanneer ze buiten kwam, vond ze weer iets nieuws wat haar aandacht trok, iets waarvoor ze bleef staan om ernaar te kijken.
New Bern, gesticht in 1710, lag aan de oevers van de rivieren de Neuse en de Trent in het oostelijk deel van North Carolina. Het was de op een na oudste stad van de staat en het was vroeger niet alleen de hoofdstad geweest, maar ook de plaats waar het Tryon Palace stond, de residentie van de koloniale gouverneur. Het paleis was in 1798 door brand verwoest, maar in 1954 helemaal gerestaureerd, waarbij ook een van de mooiste en meest adembenemende tuincomplexen van het Zuiden was aangelegd. In de lente bloeiden overal in het park tulpen en azalea's, in de herfst de chrysanten. Sarah had een rondleiding gehad toen ze nog maar pas in de stad was. Hoewel de tuinen op dat moment niet op hun mooist waren geweest, was ze toch uit het paleis weggegaan met het vaste voornemen om daar vlak in de buurt te gaan wonen, zodat ze er iedere dag langs kon lopen.
Ze had gekozen voor een pittoresk appartement in Middle Street, een paar straten verder, midden in het centrum. Het appartement lag op de eerste verdieping en was drie huizen verwijderd van de drogisterij waar Caleb Bradham in 1898 voor het eerst Brad's drink op de markt had gebracht, een frisdrank die later als Pepsi-Cola over de hele wereld bekend zou worden. Om de hoek was de episcopaalse kerk, die zijn deuren in 1718 voor het eerst had geopend, een statig bouwwerk van rode baksteen in de schaduw van metershoge magnolia's. Als ze haar huis uit kwam om te gaan wandelen, moest Sarah langs beide bezienswaardigheden om in Front Street te komen, met de grote, elegante oude herenhuizen die daar voor het merendeel al tweehonderd jaar stonden.
Waar ze echter de meeste bewondering voor had, was voor het feit dat de meeste huizen in de afgelopen vijftig jaar stuk voor stuk zorgvuldig waren gerestaureerd. Anders dan Williamsburg in Virginia, dat de restauratie had bekostigd uit een gift van de Rockefeller Foundation, had New Bern een beroep gedaan op zijn inwoners en niet tevergeefs. Die gemeenschapszin had haar ouders hier vier jaar geleden naartoe gelokt. Toen zij zelf afgelopen juni in de stad was komen wonen, had ze niets van New Bern af geweten.
Tijdens haar wandeling peinsde ze over het grote verschil tussen New Bern en Baltimore, Maryland, waar ze was geboren en opgegroeid en waar ze tot een paar maanden geleden altijd had gewoond. Hoewel Baltimore zelf ook een rijke historie had, was het toch in de eerste plaats een grote stad. New Bern, daarentegen, was een vrij afgelegen, zuidelijk stadje dat zich weinig tot niets scheen aan te trekken van het steeds sneller wordende levensritme in de rest van het land. Hier zwaaiden de mensen naar haar als ze op straat langs hen heen liep en elke vraag die ze stelde, leverde een lang, breed uitgemeten antwoord op, meestal doorspekt met namen en gebeurtenissen die haar niets zeiden... alsof alles en iedereen op de een of andere manier met elkaar in verband stond. Meestal vond ze dat leuk, maar af en toe werd ze er knettergek van.
Haar ouders waren hierheen verhuisd, toen haar vader een baan had aangenomen als hoofd van de administratie in het Craven Regional Medical Center, het streekziekenhuis. Zodra Sarah goed en wel gescheiden was, begonnen ze pogingen te ondernemen om haar zover te krijgen dat ze hier ook kwam wonen. Maar omdat ze precies wist hoe haar moeder was, had ze zich daar een jaar lang tegen verzet. Natuurlijk hield Sarah wel van haar moeder, maar haar moeder kon soms zo... vermoeiend zijn. Bij gebrek aan een beter woord. Maar goed, ter wille van de lieve vrede had ze uiteindelijk hun advies opgevolgd en tot dusver had ze daar gelukkig nog geen spijt van gehad. Het was precies waar ze momenteel behoefte aan had. Maar hoe charmant deze stad ook mocht zijn, ze kon zich echt niet voorstellen dat ze hier voor altijd zou blijven wonen.
Ze had eigenlijk meteen vanaf het begin begrepen dat New Bern geen stad voor vrijgezellen was. Er waren niet veel gelegenheden waar je mensen kon ontmoeten en de mensen van haar eigen leeftijd die ze inmiddels had leren kennen, waren allemaal al getrouwd en hadden een gezin. Zoals in zoveel zuidelijke steden was hier nog steeds sprake van een sociale rangorde die het stadsleven bepaalde. En omdat de meeste mensen dus getrouwd waren, was het voor een vrouw alleen moeilijk om zich daar een eigen plaatsje in te verwerven, als je er al de kans toe kreeg. Vooral voor een gescheiden vrouw die niet uit deze omgeving kwam.
Maar het was wel een ideale plaats om kinderen groot te brengen en tijdens haar wandelingen schepte Sarah er af en toe genoegen in om net te doen alsof alles anders was gelopen. Als jong meisje was ze er altijd van uitgegaan dat ze het soort leven zou krijgen waarnaar ze verlangde: getrouwd, kinderen en een huis in een buurt waar elk gezinnetje vrijdagsavonds na het werk gezellig in de tuin ging zitten. Dat was het soort leven dat ze als kind had geleid en dat ze ook als volwassene hoopte te krijgen. Maar het was anders gelopen. Dat gold voor de meeste dingen in het leven, dat had ze inmiddels wel begrepen.
Toch had ze een tijdlang gedacht dat die kans er wel degelijk in zat, zeker nadat ze Michael had leren kennen. Zij had net haar eindexamen van de pedagogische academie achter de rug en Michael had net zijn studie aan de universiteit van Georgetown voltooid. Hij kwam uit een bankiersfamilie, een van de meest vooraanstaande families in Baltimore, schatrijk en behept met een kliekgeest. Het soort familie, waarvan de leden commissariaten bekleedden bij diverse ondernemingen en de regels bepaalden van de privé-clubs die in het leven waren geroepen om degenen die zij als hun minderen beschouwden buiten de deur te houden. Maar Michael scheen zich niets aan te trekken van de normen die zijn familie erop nahield en hij was de meest begeerde vrijgezel van de stad. Als hij ergens binnenkwam, keek iedereen op. Maar wat hem zo aantrekkelijk maakte, was dat hij zich niets leek aan te trekken van wat andere mensen van hem dachten, ook al wist hij precies wat er in hun hoofd omging.
Leek was uiteraard het woord waar alles om draaide.
Sarah wist, net als al haar vrienden, natuurlijk wie hij was toen ze hem op een feestje tegen het lijf liep en ze was verrast geweest toen hij wat later op de avond even een praatje met haar kwam maken. Het klikte meteen tussen hen. Het babbeltje werd een dag later gevolgd door een wat langer gesprek bij een kopje koffie en dat leidde weer tot een etentje. Al gauw gingen ze regelmatig met elkaar uit en was ze verliefd op hem geworden. Een jaar later had Michael haar ten huwelijk gevraagd.
Haar moeder was verrukt toen ze het nieuws te horen kreeg, maar haar vader zei niet veel, alleen dat hij hoopte dat ze gelukkig zou worden. Misschien koesterde hij argwaan, maar het was ook best mogelijk dat hij gewoon oud en wijs genoeg was om te weten dat sprookjes eigenlijk niet bestaan. Wat de reden ook was, hij hield zijn mond en om eerlijk te zijn gunde Sarah zich ook geen moment tijd om na te denken over zijn voorbehoud, behalve toen Michael haar vroeg om de papieren te tekenen voor bepaalde financiële huwelijksvoorwaarden. Michael had verklaard dat zijn familie daarop stond, maar ook al had hij niet zo zijn best gedaan om zijn ouders er de schuld van te geven, in haar achterhoofd had ze toch het idee dat hij zelf ook met die voorwaarde zou zijn gekomen als zij er niet waren geweest. Desondanks tekende ze de papieren. Die avond gaven Michaels ouders een groot feest waarbij de verloving officieel bekend werd gemaakt.
Zeven maanden later waren Sarah en Michael getrouwd. Ze brachten hun huwelijksreis door in Griekenland en Turkije en toen ze weer in Baltimore terug waren, kwamen ze te wonen in een huis op nog geen twee straten van de plek waar zijn ouders woonden. Hoewel ze niet hoefde te werken ging Sarah toch lesgeven aan de tweede klas van een lagere school in het centrum. Verrassend genoeg was Michael het helemaal eens geweest met haar besluit, maar dat was typerend voor de verstandhouding die er toen tussen hen bestond. In de eerste twee jaar van hun huwelijk leek alles volmaakt. Michael en zij brachten in het weekend uren in bed door, pratend en vrijend, en hij vertelde haar in vertrouwen dat hij ervan droomde om op een dag in de politiek te gaan. Ze hadden een grote vriendenkring, voornamelijk mensen die Michael zijn hele leven al had gekend, en er was altijd wel een feest waar ze naartoe moesten of uitstapjes naar het platteland in de weekends. De rest van hun vrije tijd brachten ze door in Washington, DC, met museumbezoekjes, het bijwonen van theatervoorstellingen en wandelingen langs de monumenten die aan de Capitol Mali lagen. En daar, toen ze in het Lincoln Memorial stonden, zei Michael tegen Sarah dat hij nu zover was dat hij graag een gezin wilde stichten. Zodra hij dat had gezegd, was Sarah hem om zijn hals gevlogen, want ze wist dat hij haar nergens gelukkiger mee had kunnen maken.
Maar wie kan er een verklaring geven voor wat er toen gebeurde? Een paar maanden na die zalige dag in het Lincoln Memorial was Sarah nog steeds niet zwanger. Haar dokter zei dat ze zich geen zorgen moest maken, want dat gebeurde wel vaker als iemand ophield met de pil, maar hij raadde haar aan om terug te komen als ze later dat jaar nog steeds problemen hadden.
Dat was inderdaad het geval en er werden afspraken gemaakt voor bepaalde onderzoeken. Een paar dagen later, toen de uitslag ervan bekend was, gingen ze samen naar de dokter toe. Zodra ze tegenover hem zaten, had ze aan één blik genoeg om te weten dat er iets mis was.
Dat was het moment waarop Sarah te horen kreeg dat haar eierstokken geen eitjes konden produceren.
Een week later kregen Sarah en Michael voor het eerst slaande ruzie. Michael was na het werk niet thuisgekomen en ze had urenlang lopen ijsberen, piekerend waarom hij niet had gebeld. Ze kon het idee niet van zich afzetten dat er iets verschrikkelijks was gebeurd. Toen hij eindelijk thuiskwam, was zij op van de zenuwen en Michael was dronken. 'Ik ben je eigendom niet,' was het enige wat hij wilde zeggen en vanaf dat moment liepen de zaken snel uit de hand. In de hitte van de strijd zeiden ze afschuwelijke dingen tegen elkaar. Sarah had diezelfde nacht al spijt van alles wat ze had gezegd en Michael gedroeg zich verontschuldigend. Maar daarna leek Michael afstandelijker te worden en gereserveerder. Toen ze hem dat op de man af vroeg, ontkende hij dat zijn gevoelens voor haar veranderd waren. 'Het komt wel weer in orde,' zei hij. We komen er wel overheen.'
In plaats daarvan werd de stand van zaken er alleen maar slechter op. In de loop van de volgende maanden maakten ze steeds vaker ruzie en ze groeiden steeds verder uit elkaar. Op een avond, toen ze voor de zoveelste keer had gezegd dat ze toch ook een kind konden adopteren, wuifde Michael dat voorstel weg met de opmerking: 'Dat zullen mijn ouders nooit accepteren.'
Sinds die avond had ze instinctief geweten dat hun huwelijk niet meer te redden was. Niet vanwege die uitspraak of vanwege het feit dat hij de kant van zijn ouders scheen te kiezen. Het was de blik op zijn gezicht... de blik waaruit ze kon opmaken dat hij kennelijk plotseling van mening was dat het haar probleem was, in plaats van hun probleem.
Nog geen week later trof ze Michael in de zitkamer, met een glas bourbon naast zich. Uit de wazige blik in zijn ogen begreep ze dat het niet zijn eerste was. Hij viel met de deur in huis: hij wilde scheiden en hij wist zeker dat ze daar begrip voor had. Toen hij uitgesproken was, kwam Sarah tot de ontdekking dat ze niet in staat was om ook maar iets te zeggen. Daar had ze trouwens ook geen zin in.
Het huwelijk was voorbij. Het had minder dan drie jaar standgehouden. Sarah was zevenentwintig.
De volgende twaalf maanden gingen in een roes voorbij. Iedereen wilde weten wat er mis was gegaan, maar dat had Sarah alleen aan haar familie verteld. 'Het ging gewoon niet,' zei ze alleen maar als iemand dat vroeg.
Omdat ze niet wist wat ze anders moest doen, bleef Sarah lesgeven. Bovendien praatte ze twee uur per week met een fantastische psychotherapeut, Sylvia. Toen Sylvia haar aanraadde om groepstherapie te gaan volgen, ging Sarah een paar keer naar zo'n bijeenkomst toe. Ze zat voornamelijk te luisteren en ze had het idee dat het weer wat beter met haar ging. Maar als ze af en toe alleen was in haar kleine appartement en niet meer om de werkelijkheid heen kon, barstte ze in snikken uit en zat dan urenlang te huilen. Tijdens een van haar somberste periodes had ze zelfs aan zelfmoord zitten denken. Maar dat wist niemand, zelfs haar psychotherapeute en haar familie niet. Toen had ze beseft dat ze weg moest uit Baltimore om ergens anders opnieuw te beginnen. Ze moest naar een plaats waar niet zoveel pijnlijke herinneringen waren, een plaats waar ze nog nooit eerder had gewoond.
Nu, terwijl ze door de straten van New Bern wandelde, deed Sarah haar best om de draad van haar leven weer op te pakken. Het kostte af en toe nog wel wat moeite, maar niet half zoveel als in de maanden daarvoor. Haar ouders probeerden haar op hun manier te steunen. Haar vader praatte er helemaal niet over en haar moeder knipte uit alle tijdschriften artikelen over de nieuwste medische ontwikkelingen. Maar voordat hij als eerstejaars naar de universiteit van North Carolina vertrok, was haar broer Brian de enige echte redder in de nood geweest.
Zoals de meeste pubers was hij af en toe een beetje afwezig en in zichzelf gekeerd, maar hij kon heel goed luisteren. Als ze behoefte had om te praten had hij altijd voor haar klaargestaan en nu hij weg was, miste ze hem echt. Ze hadden altijd heel goed met elkaar kunnen opschieten. Ze was zijn oudere zus, dus vroeger had ze geholpen hem een schone luier om te doen en als ze de kans kreeg van haar moeder had ze hem zelfs gevoerd. Later, toen hij naar school ging, had ze hem met zijn huiswerk geholpen en eigenlijk was ze daardoor op het idee gekomen onderwijzeres te worden.
Dat was de enige beslissing waar ze nooit spijt van had gekregen. Ze hield van lesgeven en ze vond het heerlijk om met kinderen te werken. Iedere keer wanneer ze voor het eerst een nieuwe klas in liep en die dertig gezichtjes vol verwachting naar haar op zag kijken, wist ze zeker dat ze het juiste beroep had gekozen. In het begin was ze, zoals de meeste jonge onderwijzers, een echte idealist geweest: iemand die er blindelings van uitging dat ze van ieder kind respons zou krijgen zolang ze haar best maar deed. Helaas bleek dat een onmogelijke opgave, daar was ze inmiddels wel achter. Ook al deed ze nog zo haar best, sommige kinderen wilden gewoon niets van haar weten, om redenen die niet altijd te achterhalen waren. Dat was het naarste aspect van haar werk, het enige wat haar af en toe slapeloze nachten bezorgde, maar dat weerhield haar er niet van om het telkens opnieuw te proberen.
Sarah wiste het zweet van haar voorhoofd en was blij dat het eindelijk wat koeler begon te worden. De zon stond inmiddels al laag aan de hemel en de schaduwen werden langer. Terwijl ze langs de brandweerkazerne liep, kreeg ze een knikje van de beide brandweerlieden die in tuinstoelen voor de deur zaten. Ze glimlachte. Ze had inmiddels de indruk dat er in deze stad nooit vroeg in de avond brand uitbrak. Ze had het stel inmiddels al vier maanden lang iedere dag om dezelfde tijd op precies dezelfde plek zien zitten.
New Bern.
Het drong ineens tot haar door dat haar leven op een vreemde manier veel simpeler was geworden sinds ze hier woonde. Weliswaar miste ze af en toe de drukte van het stadsleven, maar ze moest toch toegeven dat die rust ook z'n voordelen had. In de zomer had ze urenlang rondgesnuffeld in de antiekwinkeltjes in het centrum of gewoon naar de zeilboten zitten staren die achter het Sheraton afgemeerd lagen. Zelfs nu de school weer begonnen was, hoefde ze nergens haast mee te maken. Ze werkte en ze wandelde, en hoewel ze zo nu en dan bij haar ouders op bezoek ging, bracht ze de meeste avonden alleen door, luisterend naar klassieke muziek terwijl ze de leerstof zat te bewerken die ze uit Baltimore had meegebracht. Maar dat vond ze geen probleem.
Omdat ze nieuw was op de school moest er nog wel het een en ander aan haar leerschema veranderd worden. Ze had ontdekt dat veel van de leerlingen in haar klas de belangrijkste vakken nog niet zo goed onder de knie hadden als eigenlijk zou moeten en ze had het schema iets moeten terugdraaien om meer herhalingen in te passen. Het had haar niet echt verbaasd, want elke school houdt er een eigen tempo op na. Maar ze had het idee dat aan het eind van het jaar de meeste leerlingen wel op het vereiste niveau zouden zijn. Er was echter één leerling die haar grote zorgen baarde.
Jonah Ryan.
Het was best een aardig knulletje: verlegen en bescheiden, het soort kind dat je gemakkelijk over het hoofd zag. Op de eerste schooldag was hij op de achterste rij gaan zitten en had beleefd antwoord gegeven als ze iets tegen hem zei, maar in Baltimore had ze geleerd dat ze aan dat soort kinderen juist extra aandacht moest schenken. Soms had het niets te betekenen, maar het kon ook een teken zijn dat ze zich probeerden te verstoppen. Toen ze de klas had gevraagd om hun eerste werkstuk in te leveren, had ze zich voorgenomen om zijn werk zorgvuldig na te kijken. Maar dat bleek niet nodig te zijn.
Aan de hand van die opdracht — ze hadden een kort stukje moeten schrijven over iets wat ze de afgelopen zomer hadden gedaan — zou Sarah snel kunnen inschatten hoe goed de kinderen konden schrijven. De meeste opstellen vertoonden het gebruikelijke beeld van verkeerd gespelde woorden, niet afgemaakte zinnen en een slordig handschrift, maar dat van Jonah sprong er meteen uit, gewoon omdat hij niet had gedaan wat ze vroeg. Hij had boven aan het vel zijn naam gezet, maar in plaats van een opstel te schrijven had hij een tekening van zichzelf gemaakt, waarop hij in een bootje zat te vissen. Toen ze hem vroeg waarop hij niet had gedaan wat ze hem had opgedragen, had Jonah uitgelegd dat hij van mevrouw Hayes altijd tekeningen had mogen maken 'omdat ik niet zo goed kan schrijven'.
In haar hoofd begon meteen een alarmbelletje te rinkelen. Ze had geglimlacht en zich gebukt om hem beter aan te kunnen kijken. 'Kun je me dat laten zien?' had ze gevraagd. Het duurde even, maar toen had Jonah met tegenzin geknikt.
Terwijl de andere leerlingen aan iets nieuws begonnen, was Sarah naast Jonah gaan zitten. Hij had zijn uiterste best gedaan, maar ze had al snel begrepen dat het zinloos was. Jonah kon niet schrijven. Later die dag was ze erachter gekomen dat hij ook nauwelijks kon lezen. Met rekenen ging het al niet veel beter. Als ze alleen aan de hand van zijn prestaties had moeten raden in welke klas hij zat, zou ze gedacht hebben dat Jonah nog maar net aan de lagere school was begonnen.
Haar eerste gedachte was dat Jonah een leerprobleem had: dyslexie bijvoorbeeld. Maar nadat ze hem een week had meegemaakt geloofde ze dat niet meer. Hij verwisselde de letters of de woorden niet en als ze hem iets vertelde, begreep hij dat prima. Zodra ze hem iets had voorgedaan, deed hij het vanaf dat moment meestal verder goed. Volgens haar werden zijn moeilijkheden veroorzaakt door het feit dat hij gewoon nooit zijn taken had hoeven te maken, omdat zijn onderwijzers hem daar niet toe hadden gedwongen.
Toen ze het probleem aan een paar andere onderwijzers voorlegde, kreeg ze het verhaal over Jonahs moeder te horen, maar hoewel ze daar best begrip voor kon opbrengen wist ze ook dat niemand er belang bij had — en zeker Jonah niet — om hem maar gewoon aan zijn lot over te laten, zoals zijn vorige onderwijzers hadden gedaan. Tegelijkertijd kon ze Jonah niet alle aandacht geven die hij nodig had, vanwege de andere leerlingen in de klas. Uiteindelijk besloot ze een afspraak te maken met zijn vader om hem te vertellen wat ze had ontdekt, in de hoop dat ze er samen een oplossing voor zouden kunnen vinden.
Ze wist al het een en ander van Miles Ryan af.
Niet veel, maar het was wel tot haar doorgedrongen dat de meeste mensen hem graag mochten en respect voor hem hadden en vooral dat hij ontzettend veel van zijn zoon hield. Dat was mooi. Zelfs in de korte tijd dat ze voor de klas had gestaan, had ze al genoeg ouders ontmoet die niets om hun kinderen leken te geven en die hen eerder als een last dan als een zegen beschouwden. En ze had ook ouders ontmoet die ervan overtuigd waren dat hun kind nooit iets fout deed. Met dat soort mensen kon je geen kant op. Maar uit wat haar was verteld, kon ze opmaken dat Miles Ryan niet zo was.
Op de volgende hoek bleef Sarah eindelijk staan en wachtte tot er een paar auto's gepasseerd waren. Ze stak over, wuifde naar de man die in de drogisterij achter de toonbank stond en pakte haar post op voordat ze de trap op liep naar haar appartement. Nadat ze de deur had opengemaakt, keek ze de post snel door en legde de hele stapel op het tafeltje naast de deur.
In de keuken schonk ze een glaasje ijswater in en liep met het glas naar haar slaapkamer. Ze stond zich al uit te kleden en haar kleren in de wasmand te gooien, zich verheugend op een koude douche, toen ze ineens het knipperende lichtje op haar antwoordapparaat zag. Ze drukte op de knop om het bandje af te spelen en hoorde de stem van haar moeder die tegen Sarah zei dat ze het leuk zou vinden als ze even langskwam. Als ze tenminste niets anders te doen had. Zoals gewoonlijk klonk haar stem een tikje bezorgd.
Op het nachtkastje stond naast het antwoordapparaat een foto van Sarahs familie, met Maureen en Larry in het midden, geflankeerd door Sarah en Brian. Het apparaat produceerde een klik en begon aan de tweede boodschap, alweer van haar moeder: 'O, ik had gedacht dat je nu wel thuis zou zijn,' begon ze. 'Ik hoop dat alles in orde is...'
Zou ze gaan of niet? Had ze daar wel zin in?
Ach, waarom ook niet, besloot ze uiteindelijk. Ik heb toch niets anders te doen.
Miles Ryan reed over Madame Moore's Lane, een smalle, kronkelende
weg die via zowel de Trent als Brices Creep vanuit het centrum van
New Bern naar Pollocksville liep, een gehucht dat een kilometer of
achttien verder naar het zuiden lag. De weg, die oorspronkelijk was
vernoemd naar de vrouw die vroeger aan het hoofd stond van een van
de beroemdste bordelen in North Carolina, voerde langs het
voormalige landhuis en de begraafplaats van Richard Dobbs Spaight,
een zuidelijke held die de Onafhankelijkheidsverklaring mede
ondertekend had. Tijdens de Burgeroorlog hadden de soldaten van de
Unie zijn lichaam opgegraven en zijn schedel op een ijzeren hek
geprikt, als waarschuwing voor de bevolking om geen weerstand te
bieden tegen de bezetting. Als klein jongetje had Miles zich naar
aanleiding van dat verhaal nooit in de buurt van het huis durven
vertonen.
Hoewel de weg waarover hij reed door een mooi landschap liep en nogal afgelegen lag, konden kinderen er beter uit de buurt blijven. Zware, met boomstammen geladen vrachtauto's denderden er dag en nacht overheen en de chauffeurs hadden de neiging om de bochten te onderschatten. Als huiseigenaar in een van de wijken in de buurt van de weg had Miles jarenlang geprobeerd om de maximumsnelheid lager te krijgen.
Met uitzondering van Missy had niemand naar hem willen luisteren.
Deze weg deed hem altijd aan haar denken.
Miles pakte weer een sigaret, stak die op en draaide het raampje omlaag. Terwijl de warme lucht door de auto waaide, zag hij in gedachten kiekjes van het leven dat ze samen hadden geleid. Maar zoals altijd brachten die beelden hem onverbiddelijk bij hun laatste dag samen.
Ironisch genoeg was hij vrijwel de hele dag, een zondag, weg geweest. Miles was met Charlie Curtis gaan vissen. Hij was al vroeg in de ochtend van huis gegaan en hoewel hij net als Charlie later die dag thuiskwam met een portie mahi-mahi had zijn vrouw zich daar niet door laten verzoenen. Missy, met haar gezicht vol vegen tuinaarde, had haar handen in haar zij gezet en hem bij zijn thuiskomst woedend aangekeken. Ze had helemaal niets gezegd, maar dat was ook niet nodig geweest. Haar blik sprak boekdelen.
De volgende dag zouden haar broer en schoonzuster uit Atlanta bij hen op bezoek komen en ze had zich uitgesloofd om het huis op orde te brengen voor de logés. Jonah lag met griep in bed en dat maakte het nog erger, omdat ze ook voor hem had moeten zorgen. Maar dat was niet de reden waarom ze zo boos was. Die reden was Miles zelf.
Ze had weliswaar gezegd dat ze het niet erg zou vinden als Miles ging vissen, maar ze had hem ook gevraagd om dan eerst zaterdag de tuin klaar te maken, zodat ze dat niet zelf hoefde te doen. Maar vanwege zijn werk was hij daar niet aan toegekomen en in plaats van Charlie te bellen en zich te verontschuldigen had Miles verkozen om zondag toch weg te gaan. Charlie had hem daar de hele dag mee geplaagd — 'dat wordt slapen op de bank vannacht' — en Miles wist best dat Charlie waarschijnlijk gelijk had. Maar er was een hemelsbreed verschil tussen werken in de tuin en vissen en Miles wist gewoon heel zeker dat Missy's broer noch zijn vrouw zich ook maar iets zou aantrekken van het feit dat er wat onkruid in de tuin stond.
Trouwens, had hij zichzelf voorgehouden, dat kon ook nog best als hij weer thuis was. En dat was hij ook vast van plan geweest. Het was niet de bedoeling geweest dat hij de hele dag weg zou blijven, maar zoals zo vaak gebeurt met vistochtjes: het een leidde tot het ander en hij had helemaal niet meer op de tijd gelet. Maar toch had hij van tevoren bedacht wat hij zou zeggen: Maak je niet druk; ik zorg wel dat het voor elkaar komt, ook al kost het me de hele avond en moet er een zaklantaarn aan te pas komen. Het zou misschien ook wel gewerkt hebben, als hij haar had verteld wat hij van plan was, voordat hij die ochtend het bed uit was geglipt. Maar dat had hij niet gedaan en toen hij thuiskwam, had ze er het grootste gedeelte van het werk al op zitten. Het gazon was gemaaid, het pad was afgestoken en ze had om de brievenbus viooltjes geplant. Ze moest uren aan het werk zijn geweest en om te beweren dat ze boos was, was nog maar zwak uitgedrukt. Zelfs woedend was geen goede omschrijving. Het ging nog een stuk verder, het was zoiets als het verschil tussen een brandende lucifer en een ziedende bosbrand, en dat had hij heel goed door. Hij had die blik vaker gezien in de jaren dat ze getrouwd waren, maar hooguit een paar keer. Hij slikte en dacht: vooruit met de geit.
'Hoi, schat,' zei hij schaapachtig. 'Het spijt me dat ik zo laat ben. We hebben de tijd een beetje uit het oog verloren.' Hij wilde net aan zijn toespraakje beginnen, toen Missy zich omdraaide en hem over haar schouder toewierp: 'Ik ga een eindje hardlopen. Jij kunt dit toch wel afmaken, hè?' Ze had net op het punt gestaan om het gras van het pad en de oprit te blazen en de blower lag al op het grasveld.
Miles was zo verstandig om zijn mond te houden.
Nadat ze naar binnen was gegaan om zich om te kleden, pakte Miles de koelbox uit de kofferbak van zijn auto en bracht die naar de keuken. Hij was nog bezig de mahi-mahi in de koelkast te leggen toen Missy de slaapkamer uit kwam.
'Ik leg alleen even de vis weg...' begon hij en Missy's gezicht werd strak.
'Wat zou je ervan zeggen als je eens deed wat ik je heb gevraagd?'
'Dat ga ik ook doen... maar laat me eerst dit even afmaken, anders bederft het.'
Missy sloeg haar ogen ten hemel. 'Ach, laat maar zitten. Ik doe het wel als ik terugkom.'
De toon van een martelaar. Daar kon Miles absoluut niet tegen.
'Ik doe het heus wel,' zei hij. 'Dat heb ik toch gezegd?'
'Je hebt ook gezegd dat je het gras zou maaien voordat je ging vissen.'
Hij had gewoon zijn kiezen op elkaar moeten houden. Ja, hij was gaan vissen in plaats van karweitjes thuis op te knappen; ja, hij had haar in de steek gelaten. Maar alles bij elkaar was het toch ook weer niet zó belangrijk? Het ging per slot van rekening alleen maar om haar broer en haar schoonzuster. De president kwam niet op bezoek. Ze hoefde zich echt niet zo onredelijk op te stellen.
Ja, hij had zijn mond moeten houden. Dat zou veel verstandiger zijn geweest; dat kon hij wel opmaken uit de manier waarop ze hem aankeek toen hij zijn zegje had gedaan. Toen ze de deur achter zich dichtsloeg, kon Miles het raam in de sponningen horen rammelen.
Ze was nog maar net weg, toen hij al wist dat hij geen gelijk had en hij had spijt van zijn gedrag. Hij had zich als een klootzak gedragen en ze had het volste recht hem dat onder de neus te wrijven.
Maar hij zou nooit de kans krijgen om te zeggen dat het hem speet.
'Dus je rookt nog steeds, hè?'
Charlie Curtis, de sheriff van het district, keek zijn vriend over de tafel aan toen Miles tegenover hem ging zitten.
'Ik rook niet,' zei Mike meteen.
Charlie stak zijn handen op. 'Ik weet het, ik weet het... dat heb je al eerder tegen me gezegd. Hoor eens, ik vind het best als jij jezelf voor de gek wilt houden. Maar ondertussen zal ik er toch voor zorgen dat er geen asbak meer te bekennen is als jij langskomt'
Miles schoot in de lach. Charlie was een van de weinige mensen in de stad die hem nog op precies dezelfde manier behandelde. Ze waren al jaren met elkaar bevriend. Charlie was degene die Miles had aangeraden om hulpsheriff te worden en hij had Miles direct na zijn opleiding onder zijn hoede genomen. Hij was een stuk ouder — volgend jaar maart werd hij vijfenzestig - en zijn haar was doorspekt met grijs. De afgelopen paar jaar was hij zeker vijftien pond aangekomen en al die pondjes zaten rond zijn middel. Hij was niet het type sheriff door wie mensen meteen op het eerste gezicht geïntimideerd raakten, maar hij was opmerkzaam en vlijtig en op de een of andere manier kreeg hij altijd de antwoorden die hij nodig had.
'Dan kom ik gewoon niet meer langs,' zei Miles. Tenzij jij ophoudt met dat soort belachelijke beschuldigingen.'
Ze zaten aan een hoektafeltje en de serveerster, die er gekweld uitzag door de lunchdrukte, zette onderweg naar het volgende tafeltje een kan ijsthee en twee glazen met ijsblokjes voor hun neus. Miles schonk de glazen vol thee en duwde dat van Charlie naar hem toe.
'Brenda zal teleurgesteld zijn,' zei Charlie. 'Je weet toch dat ze last krijgt van afkickverschijnselen als je niet af en toe met Jonah langskomt.' Hij nam een slokje thee. 'En verheug je je al op de afspraak die je vandaag met Sarah hebt?'
Miles keek op. 'Met wie?'
'De onderwijzeres van Jonah.'
'Heb je dat van je vrouw gehoord?'
Charlie schonk hem een hautain glimlachje. Brenda was secretaresse van het hoofd van de school en ze wist kennelijk altijd precies wat er gaande was. Uiteraard.'
'Hoe noemde je haar ook alweer?'
'Brenda,' antwoordde Charlie ernstig.
Miles keek hem alleen even aan en Charlie deed net alsof hem plotseling een licht opging. 'O... de onderwijzeres, bedoel je? Sarah. Sarah Andrews.'
Miles nam een slok. 'Is ze een goeie onderwijzeres?' vroeg hij.
'Ik denk het wel. Brenda zegt dat ze fantastisch is en dat de kinderen dol op haar zijn, maar Brenda vindt iedereen fantastisch.' Hij zweeg even en boog zich voorover alsof hij een geheimpje ging vertellen. 'Maar ze heeft ook gezegd dat Sarah heel aantrekkelijk is. Echt een stuk, als je begrijpt wat ik bedoel.'
‘Wat heeft dat ermee te maken?'
'Ze zei ook dat ze ongetrouwd is.'
'En?'
'Niks en.' Charlie scheurde een suikerzakje open en gooide de inhoud in zijn al gezoete thee. Hij haalde zijn schouders op. 'Ik geef alleen maar door wat Brenda heeft gezegd.'
'Nou, da's mooi,' zei Miles. Dat stel ik bijzonder op prijs. Ik weet niet hoe ik de dag door gekomen zou zijn zonder te weten wat Brenda ervan vindt.'
'O, hou je gedeisd, Miles. Je weet toch dat ze altijd voor je op zoek is.'
'Zeg maar tegen haar dat ik best tevreden ben.'
'Verrek, dat weet ik ook wel. Maar Brenda maakt zich zorgen om je. Ze weet ook dat je rookt, zie je.'
'Blijven we nou voortdurend op mij zitten vitten, of had je me nog over iets anders willen spreken?'
'Eerlijk gezegd, ja. Maar ik moest je eerst in de juiste stemming zien te krijgen, anders ontplof je nog.'
‘Waar heb je het over?'
Op hetzelfde moment dat hij dat vroeg, zette de serveerster twee borden neer met gegrild vlees, koolsla en hush puppies, gefrituurde maïsbolletjes, hun gebruikelijke menu, en Charlie greep die gelegenheid meteen aan om zijn gedachten te ordenen. Hij sprenkelde nog wat azijn over het vlees en peper over de sla. Toen hij tot de conclusie was gekomen dat hij toch niet zou kunnen vermijden dat zijn nieuws insloeg als een bom, kwam hij ermee voor de dag.
'Harvey Wellman heeft besloten de aanklacht tegen Otis Timson te laten vallen.'
Harvey Wellman was de officier van justitie in Craven County. Hij had Charlie die ochtend op de hoogte gebracht en aangeboden het zelf aan Miles te vertellen, maar Charlie was tot de conclusie gekomen dat het waarschijnlijk beter zou zijn als hij dat deed.
Miles keek op. Wat?'
'Hij kon de zaak niet hard maken. Beek Swanson heeft plotseling last gekregen van geheugenverlies en herinnert zich niet meer wat er is gebeurd.'
'Maar ik was er zelf bij...'
'Je verscheen pas op het toneel toen het al gebeurd was. Je hebt het niet gezien.'
'Ik heb het bloed toch gezien. Ik heb die kapotte stoel en tafel zelf midden in de bar zien staan. En de mensen die eromheen stonden.'
'Dat weet ik ook wel. Maar Harvey kon geen kant op. Beek hield bij hoog en bij laag vol dat hij gewoon gevallen is en dat Otis hem met geen vinger heeft aangeraakt. Hij zei dat hij die avond volkomen in de war was, maar nu zijn hoofd inmiddels is opgeklaard staat alles hem weer helder voor de geest.'
Miles had plotseling geen trek meer en schoof zijn bord aan de kant. 'Als ik daar nog eens naartoe ga, vind ik vast en zeker wel iemand die heeft gezien wat er is gebeurd.'
Charlie schudde zijn hoofd. 'Ik weet dat je je groen en geel ergert, maar wat zouden we daarmee opschieten? Je weet hoeveel broers van Otis er die avond bij waren. Die zouden ook allemaal zeggen dat er niets aan de hand was... en wie weet, misschien hebben zij het wel gedaan. Zonder de getuigenis van Beek heeft Harvey toch geen been om op te staan? Trouwens, je kent Otis. Geef hem nou maar de tijd, dan zal hij wel weer iets anders uitvreten.'
'Daar maak ik me juist zorgen over.'
Miles en Otis Timson kenden elkaar al veel langer dan vandaag. De vete was begonnen toen Miles acht jaar geleden hulpsheriff was geworden. Hij had Clyde Timson, de vader van Otis, gearresteerd wegens mishandeling nadat hij zijn vrouw door de hordeur van hun woonwagen had gegooid. Het gevolg was dat Clyde een tijdje achter tralies had gezeten — weliswaar niet zo lang als hij verdiende — en in de loop der jaren waren vijf van zijn zoons ook in de gevangenis beland wegens misdaden die varieerden van de handel in drugs tot mishandeling en autodiefstal.
Wat Miles betreft, vormde Otis het grootste gevaar, gewoon omdat hij de slimste was.
Miles vermoedde dat Otis meer was dan een kruimeldief zoals de rest van zijn familie. Om te beginnen zag hij er niet zo uit. In tegenstelling tot zijn broers had hij geen zwak voor tatoeages en liet zijn haar regelmatig knippen. Hij werkte zelfs af en toe, voornamelijk als arbeider. Hij zag er niet uit als een misdadiger, maar uiterlijk bedriegt. Zijn naam werd af en toe in verband gebracht met diverse misdaden en de mensen in de stad gingen meestal uit van de veronderstelling dat hij degene was die de aanvoer van drugs in het district verzorgde, hoewel Miles dat op geen enkele manier kon bewijzen. Tot grote ergernis van Miles liep elke huiszoeking die ze bij hem deden op niets uit.
En Otis koesterde ook wrok tegen hem.
Dat was pas na de geboorte van Jonah goed tot hem doorgedrongen. Hij had drie broers van Otis gearresteerd toen er bij hun familiereünie heibel was uitgebroken. Een week later zat Missy met de vier maanden oude Jonah in haar armen in de zitkamer, toen er een steen door het raam vloog. Ze werden bijna geraakt en een glasscherfje had een snee in Jonahs wang veroorzaakt. Hoewel hij dat niet kon bewijzen wist Miles dat Otis daar op de een of andere manier verantwoordelijk voor was geweest en Miles was samen met drie andere hulpsheriffs met getrokken pistool het Timson-kamp binnengewandeld — een verzameling krakkemikkige woonwagens die aan de rand van de stad in een halve cirkel stond opgesteld. De Timsons waren rustig naar buiten gekomen en hadden zonder iets te zeggen hun handen uitgestoken om geboeid en weggeleid te worden.
Uiteindelijk werd er wegens gebrek aan bewijs geen aanklacht ingediend. Miles was ziedend en toen de Timsons vrijgelaten werden, had hij Harvey Wellman op de stoep van zijn kantoor ter verantwoording geroepen. Er ontstond een woordenwisseling en ze gingen zelfs bijna op de vuist, voor Miles uiteindelijk werd weggesleurd.
In de jaren daarna gebeurden nog meer dingen: schoten die vlakbij werden afgevuurd, een geheimzinnig brandje in de garage van Miles... dingen die op het eerste gezicht puberaal kattenkwaad leken. Maar omdat er geen getuigen waren, was Miles opnieuw machteloos. Sinds de dood van Missy was het naar verhouding vrij rustig gebleven.
Tot die laatste arrestatie.
Charlie keek op van zijn bord. Zijn gezicht stond ernstig. 'Luister goed, jij en ik weten allebei dat hij zo schuldig is als de pest, maar haal het niet in je hoofd om dit in je eentje aan te gaan pakken. Je wilt toch niet dat dit weer net zo uit de hand loopt als de vorige keer. Je moet nu in de eerste plaats aan Jonah denken en je bent niet altijd thuis om op hem te passen.'
Miles keek uit het raam terwijl Charlie door praatte.
'Luister nou eens, hij zal heus wel weer een stomme streek uithalen en als we ook maar één been hebben om op te staan, ben ik de eerste die hem aan zal pakken. Dat weet je best. Maar ga nou geen moeilijkheden zoeken... het is een rotvent. Dus blijf bij hem uit de buurt.'
Miles gaf nog steeds geen antwoord.
'Je laat het rusten, begrepen?' Charlie sprak nu niet langer alleen als vriend van Miles maar ook als zijn baas.
'Waarom vertel je me dit allemaal?'
'Dat heb ik al gezegd.'
Miles keek Charlie onderzoekend aan. 'Maar er is nog iets, hè?'
Charlie bleef Miles even strak in de ogen kijken. 'Nou... Otis beweert dat jij hem een beetje al te ruw hebt aangepakt toen je hem arresteerde en hij heeft een aanklacht ingediend...'
Miles liet zijn hand met zo'n klap op de tafel terechtkomen dat het geluid door het hele restaurant weerkaatste. De mensen aan het tafeltje naast hen schrokken op en keken naar hen om, maar dat merkte Miles niet eens.
'Dat is kolder...'
Charlie hief zijn handen op om hem tot bedaren te brengen. 'Verrek, dat weet ik best en dat heb ik ook tegen Harvey gezegd. En Harvey is ook niet van plan om er iets mee te doen. Maar jullie zijn niet bepaald de beste maatjes en hij weet hoe je bent als je opgewonden raakt. Ook al is hij niet van plan om je voor de rechter te dagen, hij heeft wel het idee dat Otis de waarheid sprak en hij heeft gezegd dat ik je moest vertellen dat je je koest moet houden.'
'En wat moet ik dan doen als ik zie dat Otis een misdaad begaat? De andere kant op kijken?'
Verrek, nee... doe niet zo stom. Dan zou je van mij de wind van voren krijgen. Je moet gewoon een tijdje uit de buurt blijven, tot dit is overgewaaid. Tenzij je geen andere keus hebt. En dat zeg ik alleen maar voor je eigen bestwil, begrepen?'
Het duurde even voordat Miles een zucht slaakte. 'Prima,' antwoordde hij.
Maar terwijl hij dat zei, wist hij al dat Otis en hij nog niet van elkaar af waren.