17
Sims Addison was veertig en vertoonde een zekere gelijkenis met een rat: een scherpe neus, een voorhoofd dat schuin naar achteren liep en een kin die niet in hetzelfde tempo was meegegroeid met de rest van zijn lichaam. Hij droeg zijn haar glad achterovergekamd en om dat zo te houden had hij altijd een kam met grove tanden in zijn zak.
Sims was bovendien aan alcohol verslaafd.
Maar hij was niet zo'n dronkaard die zich iedere avond bezoop. Sims was het soort alcoholist dat 's morgens last heeft van trillende handen en dat ging pas over na de eerste borrel. Die had bij dan ook meestal achter de kraag voordat normale mensen naar hun werk gaan. Hoewel hij een voorkeur had voor bourbon had hij zelden genoeg geld voor iets anders dan de goedkoopste wijn, die hij met liters tegelijk naar binnen goot. Hoe hij aan zijn geld kwam, wilde hij liever niet vertellen, maar meer dan om de huur te betalen en aan drank te komen had hij eigenlijk niet nodig.
Als Sims één eigenschap had waarop hij zich kon laten voorstaan, was dat het feit dat hij de kunst verstond om zich onzichtbaar te maken. Het gevolg daarvan was, dat hij vaak dingen over mensen aan de weet kwam. Als hij had gedronken was hij niet luidruchtig en hij misdroeg zich ook niet, maar zijn normale gezichtsuitdrukking - met half dichtgeknepen ogen en een slappe mond - gaf hem het voorkomen van iemand die veel meer had gedronken dan bij hem meestal het geval was. Daarom werd er ook altijd van alles gezegd als hij in de buurt was.
Dingen die mensen beter voor zich hadden kunnen houden.
Sims verdiende het beetje geld dat hij nodig had met het geven van tips aan de politie.
Maar hij verklapte niet alles. Alleen de dingen waarbij het niet nodig was dat zijn naam vermeld werd, maar waarvoor hij toch betaald werd. Alleen de dingen waarbij de politie zijn geheim bewaarde en waarvoor hij niet als getuige zou worden opgeroepen.
Want hij wist dat misdadigers vaak nogal haatdragend zijn en hij was niet zo stom om te geloven dat ze het erbij zouden laten zitten als ze wisten wie hen had verlinkt.
Sims had zelf ook in de gevangenis gezeten: één keer toen hij nog maar net twintig was, wegens kruimeldiefstal, en twee keer wegens het in bezit hebben van marihuana toen hij de dertig al was gepasseerd. Maar de derde keer achter tralies bracht een verandering teweeg. Hij was inmiddels volkomen aan de alcohol verslaafd en de eerste week kreeg hij last van de meest verschrikkelijke ontwenningsverschijnselen. Hij trilde, hij moest overgeven en als hij zijn ogen dichtdeed, zag hij monsters. Hij overleed zelfs bijna, al was dat niet het gevolg van die ontwenning. Maar de man met wie hij een cel deelde, had na een paar dagen genoeg van het geschreeuw en gekreun van Sims en sloeg hem bewusteloos om eindelijk te kunnen slapen. Sims lag drie weken op de ziekenzaal en werd voorwaardelijk vrijgelaten omdat men begrip had voor zijn problemen. In plaats van nog een jaar te moeten zitten, werd hij ontslagen op voorwaarde dat hij regelmatig contact hield met zijn reclasseringsambtenaar. Maar hij kreeg wel de waarschuwing mee dat als hij weer zou gaan drinken of drugs zou gebruiken, hij zijn straf alsnog zou moeten uitzitten.
Vandaar dat Sims letterlijk doodsbang was om weer in de gevangenis terecht te komen, met de kans dat hij opnieuw last zou krijgen van ontwenningsverschijnselen en weer in elkaar geslagen zou worden.
Helaas kon Sims het leven nuchter niet aan. In het begin was hij nog zo voorzichtig om alleen binnen zijn eigen vier muren te drinken. Maar na verloop van tijd begon die inbreuk op zijn vrijheid hem de keel uit te hangen. Af en toe pakte hij weer samen met een paar maatjes een borrel, maar hij zorgde er wel voor dat niemand dat in de gaten kreeg. Na verloop van tijd verloor hij de voorzichtigheid uit het oog. Hij begon al te drinken voordat hij bij hen was en verstopte zijn fles in de traditionele bruinpapieren zak. Al gauw was hij al dronken voordat hij zijn neus buiten de deur stak en als er weleens een alarmbelletje in zijn hoofd rinkelde dat hem waarschuwde voorzichtig te zijn, dan was hij toch te bezopen om er aandacht aan te schenken.
Toch was er misschien nooit iets gebeurd als hij niet op een avond de auto van zijn moeder had geleend om te gaan stappen. Hij had geen rijbewijs, maar desondanks reed hij naar een gore kroeg, ergens buiten de stadsgrenzen aan een grindweg, waar hij een afspraak had met een paar van zijn kameraden. Daar dronk hij meer dan verstandig was en strompelde even na twee uur 's ochtends naar zijn auto. Hij slaagde er nog net in het parkeerterrein af te rijden zonder tegen een andere auto op te rijden en kreeg het op de een of andere manier voor elkaar om op weg naar de stad te gaan. Een paar kilometer later zag hij het rode zwaailicht achter zich.
Het was Miles Ryan die uit de politieauto stapte.
'Ben jij het, Sims?' riep Miles terwijl hij langzaam naar hem toe
kwam lopen. Zoals de meeste hulpsheriffs kende hij Sims bij naam en
toenaam. Desondanks had hij zijn zaklantaarn in de hand en liet het
licht door de auto dwalen, op zoek naar een teken van onraad.
'O, hallo, sheriff.' Zijn tong sloeg dubbel.
'Heb je zitten hijsen?' vroeg Miles.
'Nee... nee. Helemaal niet.' Sims keek hem lodderig aan. 'Ik ben gewoon bij vrienden op bezoek geweest.'
‘Weet je dat zeker? Ook geen biertje?'
‘Nee, meneer.'
'Dan misschien een glaasje wijn bij het eten, of zo?'
‘Nee, meneer. Ik niet.'
'Je zwalkte over de weg.'
'Ik ben gewoon moe.' Als bewijs hield hij zijn hand voor zijn mond en gaapte. Toen hij uitademde kwam een walm van drank Miles tegemoet.
'Ach, schiet op... zelfs geen borreltje? De hele avond niet?'
‘Nee, meneer.'
'Laat me je rijbewijs en je kentekenbewijs maar eens zien.'
'Nou... eh... ik heb eigenlijk geen rijbewijs bij me. Dat zal ik wel thuis hebben laten liggen.'
Miles stapte achteruit en hield zijn zaklantaarn op Sims gericht. 'Ik wil dat je uitstapt.'
Sims keek ervan op dat Miles hem kennelijk niet geloofde. Waarom?'
'Stap nu maar uit, alsjeblieft.'
'U bent toch niet van plan om me te arresteren?'
'Schiet nou maar op en maak het niet moeilijker dan het is.'
Sims verkeerde kennelijk in tweestrijd, want zelfs voor zijn doen was hij behoorlijk aangeschoten. In plaats van aanstalten te maken om uit te stappen, bleef hij door de voorruit staren, tot Miles ten slotte het portier opentrok.
'Vooruit.'
Hoewel Miles hem een hand toestak, schudde Sims alleen maar nee, alsof hij Miles wilde vertellen dat alles in orde was, dat hij het best in z'n eentje kon klaarspelen. Maar uitstappen bleek een stuk moeilijker dan Sims had verwacht. In plaats van oog in oog met Miles Ryan te staan en de kans te krijgen om te vragen of hij het niet door de vingers wilde zien belandde Sims op de grond en was vrijwel onmiddellijk buiten westen.
Sims werd de volgende ochtend rillend wakker, zonder zelfs maar het
flauwste idee waar hij was. Het enige wat hij wist, was dat hij
achter tralies zat en dat besef boezemde hem zo'n angst in dat hij
niet meer kon nadenken. Stukje bij beetje kwamen de herinneringen
aan de avond ervoor bovendrijven. Hij wist weer dat hij naar de
kroeg was gereden en met een stel vrienden had zitten drinken...
daarna was alles nogal wazig, tot hij in gedachten zwaailichten
zag. Hij slaagde er ook nog net in om uit zijn brein op te diepen
dat hij door Miles Ryan was opgepakt.
Maar Sims had belangrijker zaken aan zijn hoofd dan wat zich de avond ervoor had afgespeeld en zijn gedachten draaiden voornamelijk om het punt hoe hij moest vermijden dat hij weer in de gevangenis terecht zou komen. Bij het idee alleen al parelde het angstzweet op zijn voorhoofd en bovenlip.
Hij ging niet meer terug. Geen denken aan. Dat zou zijn dood zijn. Daar was hij vast van overtuigd.
Maar hij moest wel terug. Uit pure angst was hij niet in staat om helder na te denken en de volgende paar minuten schoten hem alleen dingen door het hoofd die hij nooit meer zou kunnen verdragen.
De gevangenis.
Een pak rammel.
Nachtmerries.
Trillen en overgeven.
De dóód.
Bevend stond hij op van het bed en moest zich aan de muur vasthouden om niet te vallen. Hij strompelde naar de tralies en keek de gang in. Drie van de andere cellen waren ook bezet, maar niemand scheen te weten of hulpsheriff Ryan aanwezig was. Toen hij dat vroeg, kreeg hij van twee kanten te horen dat hij zijn bek moest houden. De derde persoon nam niet eens de moeite om antwoord te geven.
Dit zul je de komende tweejaar ook moeten verduren.
Hij was niet zo naïef om te geloven dat ze hem zomaar zouden laten gaan en hij had ook niet de illusie dat een pro deo advocaat hem een steek verder zou helpen. Aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling was duidelijk de voorwaarde verbonden dat elke overtreding hem onmiddellijk weer achter de tralies zou brengen en gezien zijn strafblad en gezien het feit dat hij achter het stuur had gezeten was er geen schijn van kans dat ze dit door de vingers zouden zien. Dat kon hij vergeten. Smeken om genade zou niet helpen, vragen om vergiffenis was een lachertje. Hij zou in de gevangenis moeten verrekken tot zijn zaak voorkwam en als hij die verloor, zouden ze hem daar tot sint-juttemis laten zitten.
Hij veegde zijn voorhoofd af en wist dat hij iets moest verzinnen. Hij was tot alles bereid om het lot te ontlopen dat hem ongetwijfeld wachtte.
Zijn hersens begonnen sneller te werken, hortend en stotend, maar toch sneller. Zijn enige hoop, de enige manier waarop hij de dans zou kunnen ontspringen, was om de klok op de een of andere manier terug te draaien en de arrestatie van de avond ervoor ongedaan te maken.
Maar hoe moest hij dat in vredesnaam voor elkaar krijgen?
Je beschikt over bepaalde inlichtingen, antwoordde een innerlijk stemmetje.
Miles kwam net onder de douche vandaan toen hij de telefoon hoorde.
Vroeger in de ochtend had hij al ontbijt voor Jonah gemaakt en hem
naar school gestuurd, maar in plaats van het huis op te ruimen was
hij weer in bed gekropen, in de hoop dat hij nog een paar uur zou
kunnen slapen. Hoewel dat niet echt was gelukt, had hij toch nog
een tijdje liggen soezen. Hij had dienst van twaalf tot acht en hij
verheugde zich nu al op de ontspannen avond die hij daarna zou
hebben. Jonah ging uit — hij zou samen met Mark naar de bioscoop
gaan — en Sarah had beloofd dat ze langs zou komen zodat ze
gezellig een tijdje bij elkaar konden zijn.
Het telefoontje zou daar verandering in brengen.
Miles pakte een handdoek, sloeg die om zijn middel en pakte de telefoon op net voordat het antwoordapparaat werd ingeschakeld. Het was Charlie. Nadat ze elkaar hadden begroet, kwam Charlie meteen ter zake.
'Je kunt beter direct naar het bureau komen,' zei hij.
‘Waarom? Wat is er aan de hand?'
'Jij hebt toch gisteravond Sims Addison opgepakt?'
'Ja, dat klopt.'
'Ik kan nergens een rapport vinden.'
'O... dat. Meteen daarna kwam er weer een oproep en ik moest er als een haas vandoor. Ik was al van plan om wat eerder te komen om dat eerst in orde te maken. Is er een probleem?'
'Dat weet ik nog niet. Hoe snel kun je hier zijn?'
Miles wist niet wat hij daarvan moest denken en hij begreep ook niets van de toon waarop Charlie sprak.
'Ik kom net onder de douche vandaan. Over een halfuurtje, is dat goed?'
'Als je hier bent, kom dan meteen naar me toe. Ik wacht op je.'
'Kun je me dan tenminste vertellen waarom er zoveel haast bij is?'
Het bleef een tijdje stil aan de andere kant van de lijn.
'Zorg nou maar dat je zo snel mogelijk hier bent. Dan praten we daar wel over.'
'Waar gaat het nou om?' vroeg Miles. Zodra hij binnen was gekomen,
had Charlie hem zijn kantoor binnengeloodst en de deur achter hem
dicht gedaan.
'Vertel eens wat er gisteravond is gebeurd.'
'Met Sims Addison, bedoel je?'
'Begin nou maar bij het begin.'
'Eh... het was even na middernacht en ik stond langs de weg bij Beckers, je weet wel, die kroeg in de buurt van Vanceboro.'
Charlie knikte en sloeg zijn armen over elkaar.
'Ik stond daar gewoon te wachten. Het was vrij rustig geweest en ik wist dat die tent op het punt stond om te gaan sluiten. Een paar minuten over twee zag ik iemand de kroeg uit komen en ik ging achter die auto aan. Het was puur een ingeving en het was maar goed dat ik dat had gedaan. De auto zwalkte over de weg, dus ik hield hem aan voor een ademtest. Toen zag ik dat het Sims Addison was. Zodra ik bij het raampje stond, sloeg een walm van drank me in het gezicht. Toen ik hem vroeg om uit te stappen, viel hij om. Hij raakte buiten westen, dus ik heb hem achter in de auto gelegd en hier naartoe gebracht. Inmiddels was hij al weer zo ver dat hij op eigen kracht naar de cel kon lopen, dus ik hoefde hem niet te dragen, maar ik moest hem wel ondersteunen. Ik wilde net aan het rapport beginnen toen ik weer een oproep kreeg en meteen de deur uit moest. Ik kwam pas weer terug toen mijn dienst er al op zat en omdat ik vandaag voor Tommie moest invallen, was ik van plan om de formulieren in te vullen voordat mijn dienst begon.'
Charlie zei niets, maar hij bleef Miles strak aankijken. Verder nog iets?'
‘Nee. Gaat het erom dat hij gewond is geraakt of zo? Ik zei al dat ik hem niet aangeraakt heb... hij is gevallen. Hij was laveloos, Charlie. Zo dronken als een kanon...'
‘Nee, daar gaat het niet om.'
‘Wat is er dan aan de hand?'
'Ik wil eerst nog één ding weten... dus hij heeft gisteravond helemaal niets tegen je gezegd?'
Miles dacht even na. 'Nee, niet echt. Hij wist wie ik was, hij heeft mijn naam genoemd...' Zijn stem stierf weg terwijl hij zich probeerde te herinneren of er nog meer was gebeurd.
'Gedroeg hij zich vreemd?'
‘Dat idee kreeg ik niet... hij was gewoon van de wereld, snap je wat ik bedoel?'
'Hmm,' mompelde Charlie en leek weer in gedachten verzonken te raken.
'Kom op, Charlie, vertel me nou wat er aan de hand is.'
Charlie zuchtte. 'Hij zegt dat hij met jou wil praten.'
Miles wachtte, omdat hij wist dat er nog meer zou komen.
'Alleen met jou. Hij beweert dat hij inlichtingen heeft.'
Miles wist alles van Sims af. 'En?'
'Tegen mij wil hij niets zeggen. Maar hij beweert dat het een kwestie van leven of dood is.'
Miles tuurde tussen de tralies door naar Sims en vond dat de man
eruitzag alsof hij op sterven na dood was. Zoals zoveel
alcoholisten had hij een ziekelijk gele huid. Zijn handen trilden
en het zweet gutste hem van het voorhoofd. Terwijl hij op zijn
brits zat, had hij afwezig urenlang over zijn armen zitten krabben
en Miles kon de rode, hier en daar met bloed bevlekte sporen
daarvan zien. Het zag eruit alsof een kind met een lipstick in de
weer was geweest.
Miles trok een stoel bij en ging voorovergebogen zitten, met zijn ellebogen op zijn knieën.
'Je wilde me spreken?'
Sims draaide zich om toen hij zijn stem hoorde. Hij had Miles niet aan zien komen en hij leek even tijd nodig te hebben om zich op hem te concentreren. Hij wreef over zijn bovenlip en knikte.
'Hulpsheriff.'
Miles boog zich nog verder voorover. *Wat heb je te vertellen, Sims? Je hebt mijn baas daarboven behoorlijk zenuwachtig gemaakt. Hij vertelde me dat jij tegen hem hebt gezegd dat je bepaalde inlichtingen voor me had.'
‘Waarom heb je me gisteravond opgepakt?' vroeg Sims. 'Ik heb niemand iets misdaan.'
'Je was dronken, Sims. En je zat achter het stuur. Dus je was in overtreding.'
‘Waarom heb je dan nog geen aanklacht tegen me ingediend?'
Miles zat even na te denken wat hij daarop zou antwoorden. Hij vroeg zich af wat Sims met dit gedoe probeerde te bereiken.
'Daar heb ik geen tijd voor gehad,' zei hij eerlijk. 'Maar volgens de wet van deze staat maakt het niet uit of ik dat gisteravond wel of niet heb gedaan. En als dat de reden is waarom je met me wilde praten, dan heb ik wel wat beters te doen.'
Miles stond met veel vertoon op en deed net alsof hij de gang in wilde lopen.
‘Wacht even,' zei Sims.
Miles bleef staan en draaide zich om.
'Ja?'
'Ik heb je iets belangrijks te vertellen.'
'Je zei tegen Charlie dat het om een kwestie van leven of dood ging.'
Sims veegde opnieuw over zijn lip. 'Ik kan niet terug naar de gevangenis. Als je een aanklacht tegen me indient, kom ik daar geheid terecht. Ik ben voorwaardelijk vrij.'
'Zo gaat dat nu eenmaal. Als je de wet overtreedt, beland je in de gevangenis. Is dat dan nooit tot je doorgedrongen?'
'Ik kan niet terug,' herhaalde hij.
'Dat had je gisteravond moeten bedenken.'
Miles draaide zich opnieuw om en Sims stond op van de brits met een uitdrukking van paniek op zijn gezicht. 'Doe me dit niet aan.'
Miles aarzelde. 'Het spijt me, Sims, maar ik kan je niet helpen.'
'Je kunt me best laten gaan. Ik heb niemand kwaad gedaan. En als ik weer in de gevangenis terechtkom, overleef ik dat nooit. Dat weet ik zo zeker als twee keer twee vier is.'
'Daar kan ik niet aan beginnen.'
'Ja, dat kun je best. Je kunt zeggen dat je je vergist hebt, dat ik achter het stuur in slaap was gevallen en dat ik daarom over de weg zwalkte...'
Miles kreeg onwillekeurig een beetje medelijden met de man, maar het was duidelijk wat zijn plicht was. 'Het spijt me,' zei hij opnieuw en begon de gang in te lopen. Sims kwam naar de tralies toe en greep ze vast.
'Ik heb inlichtingen...'
'Die kun je me later wel doorgeven, als ik je naar boven laat komen om de administratie af te handelen.'
‘Wacht!'
Er klonk iets in zijn stem waardoor Miles opnieuw bleef staan.
'Ja?'
Sims schraapte zijn keel. De andere drie mannen die in de cellen ernaast hadden gezeten, waren al naar boven gebracht, maar hij keek toch om zich heen om er heel zeker van te zijn dat hij niemand over het hoofd had gezien. Hij wenkte Miles dat hij dichterbij moest komen, maar Miles bleef staan waar hij stond en sloeg zijn armen over elkaar.
'Als ik belangrijke informatie heb, ben je dan bereid om die aanklacht te laten vallen?'
Miles onderdrukte een glimlach. Nu begint het erop te lijken.
'Daar beslis ik niet alleen over, dat weet je best. Dan zou ik eerst met de officier van justitie moeten praten.'
'Nee. Niet op die manier. Je weet hoe ik werk. Ik wil niet getuigen, ik blijf anoniem.'
Miles zei niets.
Sims keek om zich heen om zich ervan te overtuigen dat ze nog steeds alleen waren.
'Ik kan niet bewijzen wat ik zeg, maar het is wel waar en jij zult het zeker willen weten.' Hij begon zachter te praten, alsof hij een geheim verklapte. 'Ik weet wie het die avond heeft gedaan. Ik weet het écht.'
De toon waarop hij sprak en de voor de hand liggende conclusie bezorgden Miles het gevoel dat zijn nekharen overeind gingen staan.
‘Waar heb je het over?'
Sims veegde opnieuw zijn lip af en wist dat hij Miles aan de haak had.
'Als je me niet laat gaan, vertel ik je niets meer.'
Miles liep naar de cel toe met een gevoel alsof de wereld op zijn kop stond. Hij stond Sims zo strak aan te kijken dat Sims de tralies losliet en een stapje achteruit ging.
‘Wat heb je me te vertellen?'
'Ik wil het eerst met je op een akkoordje gooien. Je moet me beloven dat je me laat gaan. Je zou kunnen zeggen dat je niet kunt bewijzen dat ik dronken was, omdat je me niet hebt laten blazen.'
'Ik heb al tegen je gezegd dat ik het niet met je op een akkoordje kan gooien.'
'Dan krijg je ook niets van me te horen. Ik wil voor geen goud terug naar de gevangenis, dat heb ik al tegen je gezegd.'
Ze bleven elkaar strak aankijken zonder hun ogen af te wenden.
'Je weet precies waar ik het over heb, hè?' zei Sims ten slotte. 'Wil je dan niet weten wie het gedaan heeft?'
Miles voelde dat zijn hart sneller begon te kloppen en balde onwillekeurig zijn vuisten. Zijn hoofd liep om.
'Als je me laat gaan, zal ik je het vertellen,' voegde Sims eraan toe.
Miles deed zijn mond open, maar sloot hem meteen weer toen alles - alle herinneringen - plotseling weer bovenkwam en hem overspoelde als het water uit een verstopte gootsteen. Het scheen ongelooflijk, belachelijk zelfs. Maar toch... als Sims nu eens de waarheid sprak?
Als hij nu eens echt wist wie Missy had gedood?
'Dan zul je toch moeten getuigen,' was het enige wat hij uit kon brengen.
Sims stak zijn handen op. 'Geen denken aan. Ik heb niets gezien; ik heb alleen mensen horen praten. En als die erachter komen dat ik het heb doorverteld, dan ben ik zo goed als dood. Dus ik kan niet getuigen. Daar pieker ik niet over. Ik zweer gewoon dat ik me er niks van kan herinneren dat ik jou iets heb verteld. En jij mag hun ook niet vertellen van wie je dit hebt gehoord. Dit blijft tussen ons... tussen jou en mij. Maar...'
Sims kneep zijn ogen halfdicht. Hij wist precies hoe hij Miles aan moest pakken.
'Dat interesseert je eigenlijk toch niets, hè? Je wilt alleen maar weten wie het heeft gedaan en dat kan ik je vertellen. En God mag me hier ter plekke laten doodvallen als dat niet de waarheid is.'
Miles greep de tralies zo stijf vast dat zijn knokkels wit werden. "Vertel op!' schreeuwde hij.
'Zorg dat ik hier wegkom,' antwoordde Sims die er ondanks die uitval van Miles op de een of andere manier in slaagde om zijn kalmte te bewaren. 'Dan krijg je het te horen.'
Miles bleef hem heel lang alleen maar aankijken.
'Ik zat in de Rebel,' begon Sims, nadat Miles hem had beloofd dat
hij zou doen wat hij vroeg. 'Die tent ken je wel, hè?'
Sims wachtte niet op antwoord. Hij streek met de rug van zijn hand zijn vettige haren uit zijn ogen. We hebben het nu over een jaar of wat geleden... ik kan me niet meer herinneren wanneer het precies was... en ik was daar om iets te drinken, snap je? Ze hebben er van die zitjes met banken en achter me zag ik op een daarvan Earl Getlin zitten. Weet je wie ik bedoel?'
Miles knikte. Een van de vele goeie bekenden van het bureau. Lang en mager, een pokdalig gezicht en armen vol tatoeages, waaronder een van een lynchpartij en een schedel waar een mes in stak. Opgepakt wegens mishandeling, inbraak en handel in gestolen goederen. Verdacht van drugshandel. Anderhalf jaar geleden was hij op heterdaad betrapt bij het stelen van een auto en in Hailey State Prison beland. Hij zou nog minstens vier jaar moeten zitten.
'Hij was een beetje zenuwachtig en zat met zijn borrel te spelen alsof hij op iemand zat te wachten. En toen zag ik hen binnenkomen. De Timsons. Ze bleven even op de drempel staan rondkijken tot ze hem in het oog kregen. Met dat soort lui wil ik niks te maken hebben, dus ik hield me gedeisd. Voordat ik wist wat er gebeurde, zaten ze al tegenover Earl. En ze begonnen heel zacht te praten, bijna fluisterend. Maar op de plek waar ik zat, kon ik hen woord voor woord verstaan.'
Miles had het gevoel dat hij een bezemsteel had ingeslikt terwijl hij naar het verhaal van Sims stond te luisteren. Zijn mond was droog, alsof hij urenlang buiten in de hitte had gelopen.
'Ze bedreigden Earl, maar hij zei steeds opnieuw dat hij het nog niet had. Toen hoorde ik dat Otis zijn mond opendeed... tot dan toe had hij zijn broers het woord laten doen. Hij zei tegen Earl dat als hij het geld het komende weekend nog niet had, hij maar beter uit kon kijken, omdat hij zich door niemand een loer liet draaien.'
Hij knipperde met zijn ogen. Zijn gezicht was doodsbleek geworden.
'Hij zei dat Earl hetzelfde zou overkomen als wat met Missy Ryan was gebeurd. Alleen zouden ze dit keer de auto in de achteruit zetten en nog een keer over hem heen rijden.'