7
De maandag daarna moest Jonah leren wennen aan het schema dat de komende maanden zo'n grote rol in zijn leven zou gaan spelen. Toen de bel ging die officieel een einde maakte aan de schooldag liep Jonah met zijn vriendjes mee, maar hij liet zijn rugzak in de klas staan. Sarah ging net als de andere onderwijzers naar buiten om ervoor te zorgen dat de kinderen in de juiste auto's en bussen stapten. Zodra iedereen in de bus zat en de auto's weg begonnen te rijden drentelde Sarah naar Jonah toe. Hij stond vol verlangen naar zijn vertrekkende vriendjes te kijken.
'Ik durf te wedden dat je er nu het liefst ook vandoor zou willen gaan, hè?'
Jonah knikte.
'Het zal heus niet zo vervelend worden. Ik heb wat koekjes meegebracht om het wat gemakkelijker te maken.'
Daar moest hij even over nadenken. "Wat voor koekjes?' vroeg hij sceptisch.
'Oreo's. Toen ik nog op school zat, kreeg ik er altijd een paar van mijn moeder als ik thuiskwam. Ze zei dat het de beloning was omdat ik zo goed mijn best had gedaan.'
'Mevrouw Knowlson geeft me meestal appelflappen.'
‘Wil je die morgen liever hebben?'
'Geen denken aan,' zei hij ernstig. 'Oreo's zijn veel lekkerder.'
Ze maakte een gebaar naar de school. 'Kom op. Klaar om te beginnen?'
'Ik geloof het wel,' mompelde hij. Sarah stak haar hand naar hem uit.
Jonah keek naar haar op. Wacht even. Hebt u ook melk?'
'Ik kan wel een pakje uit de kantine halen, als je dat wilt.'
Toen ze dat had gezegd, pakte Jonah haar hand en glimlachte even tegen haar voordat ze weer naar binnen liepen.
Terwijl Sarah en Jonah hand in hand naar het klaslokaal liepen,
dook Miles Ryan weg achter zijn auto en had zijn pistool al in de
hand voordat de echo van het laatste schot was weggestorven. En hij
was niet van plan om te voorschijn te komen voordat hij precies
wist wat er aan de hand was.
Er was niets waarvan je rikketik zo tekeer kon gaan als een vuurgevecht — Miles werd telkens opnieuw verrast door de heftigheid en de snelheid van het instinct tot zelfbehoud. De adrenaline scheen zijn lichaam binnen te vloeien alsof hij aan een enorm en onzichtbaar infuus lag. Hij voelde zijn hart bonzen en zijn handen waren nat van het zweet.
Als het nodig was, kon hij via de radio laten weten dat hij problemen had en dan zou deze plek binnen een paar minuten omsingeld zijn door alle wetshandhavers die het district rijk was. Maar daar wilde hij nog even mee wachten. Om te beginnen had hij niet het idee dat de schoten op hem gericht waren. Hij had ze gehoord, daar viel niets tegen in te brengen, maar ze hadden gedempt geklonken, alsof ze ergens ver weg in het huis waren afgevuurd.
Als hij voor een woonhuis had gestaan, zou hij zijn radio wel gepakt hebben, want dan was hij ervan uitgegaan dat een of ander huiselijk probleem uit de hand was gelopen. Maar hij was bij het huis van de Gregory's, een wankel houten gebouw, helemaal overwoekerd met slingerplanten in een van de buitenwijken van New Bern. Het was in de loop der jaren totaal vervallen en onbewoond. En dat was ook al zo geweest toen Miles nog een jochie was. Meestal liet iedereen het huis links liggen. De vloeren waren zo oud en verrot dat ze het ieder moment konden begeven en er zaten zulke gapende gaten in het dak dat de regen vrij spel had. Het hele gebouw stond ook een tikje scheef, alsof er maar één flinke windstoot nodig was om het op een dag helemaal omver te blazen. Hoewel New Bern weinig last had van zwervers waren zelfs de paar die zich wel in de buurt ophielden verstandig genoeg om deze gevaarlijke plek te mijden.
Maar nu, op klaarlichte dag nota bene, hoorde hij opnieuw schoten — geen zwaar kaliber geweer, waarschijnlijk een .22 — en hij had het flauwe vermoeden dat er een simpele verklaring voor was die weinig gevaar voor hem inhield.
Maar toch was hij niet zo stom om risico's te nemen. Hij trok het portier open en schoof op zijn buik over de stoel om de schakelaar op de radio om te zetten die ervoor zou zorgen dat zijn stem zodanig versterkt werd dat de mensen in het huis hem konden verstaan.
'Dit is de sheriff,' zei hij langzaam en kalm. 'Als jullie klaar zijn, jongens, zou ik het prettig vinden als jullie allemaal naar buiten zouden willen komen, zodat ik een woordje met jullie kan wisselen. En ik zou het ook op prijs stellen als jullie die geweren even aan de kant legden.'
Meteen daarna hield het schieten op. Een paar minuten later zag Miles een hoofd dat uit een van de ramen aan de voorkant werd gestoken. Het jongetje was hooguit een jaar of twaalf.
U gaat ons toch niet neerschieten, hè?' riep hij. Hij was duidelijk bang.
'Nee, ik ben niet van plan om te schieten. Zet die geweren nou maar bij de deur en kom naar beneden, zodat ik even met jullie kan praten.'
Een minuut lang hoorde Miles niets, alsof de kinderen binnen zaten te dubben of ze er wel of niet vandoor zouden gaan. Mies wist dat het geen slechte kinderen waren, alleen een beetje te ruig voor de moderne wereld. Hij was ervan overtuigd dat ze er liever vandoor zouden gaan dan door Miles opgepakt en thuisgebracht te worden.
'Vooruit, kom nou maar naar buiten,' zei Miles in de microfoon. 'Ik wil alleen even met jullie praten.'
Na een paar minuten gluurden ten slotte twee jongens - van wie de tweede een paar jaar jonger leek dan de eerste — om de posten van het gat waar vroeger de deur in had gezeten. Overdreven langzaam legden ze hun geweren aan de kant en kwamen te voorschijn, allebei met de handen in de lucht. Miles onderdrukte een grijns. Ze waren doodsbleek en stonden te trillen op hun benen, alsof ze ieder moment verwachtten dat ze het doelwit van een kogelregen zouden worden. Zodra ze de kapotte trap af waren, stond hij op en stopte zijn pistool weer in de holster. Toen ze hem in het oog kregen, hielden ze even hun pas in, en liepen daarna langzaam verder. Ze droegen allebei een verschoten spijkerbroek en kapotte gympen en hun gezicht en armen waren zwart van het vuil. Plattelandskinderen. Terwijl ze stapje voor stapje dichterbij kwamen, hielden ze hun handen hoog in de lucht, met gestrekte armen. Ze hadden kennelijk te veel films gezien.
Toen ze bijna bij hem waren, kon Miles zien dat ze allebei op het punt stonden om in tranen uit te barsten.
Miles leunde tegen zijn auto en sloeg zijn armen over elkaar. 'Zijn jullie aan het jagen?'
De jongste — een jaar of tien, schatte Miles — wierp een blik op de oudste die hem recht aankeek. Duidelijk een stel broertjes.
'Ja, meneer,' zeiden ze in koor.
‘Wat zit er dan in dat huis?'
Ze wisselden weer een blik.
'Mussen,' zeiden ze ten slotte en Miles knikte.
'Jullie mogen je armen wel laten zakken.'
Opnieuw keken ze elkaar aan. Daarna lieten ze hun armen zakken.
"Weten jullie wel zeker dat jullie niet achter uilen aan zaten?'
'Nee, meneer,' zei de oudste jongen snel. 'Alleen maar mussen. Er zit daar een heel stel.'
Miles knikte opnieuw. 'Mussen, hè?'
'Ja, meneer.'
Hij wees naar hun geweren. 'Zijn dat tweetwintigers?'
'Ja, meneer.'
'Wel een beetje zwaar voor mussen, vind je ook niet?'
Dit keer waren de blikken schuldbewust. Miles keek hun streng aan.
'Luister eens goed... als jullie op uilenjacht waren, zou ik dat helemaal niet leuk vinden. Ik houd van uilen. Ze eten ratten, muizen en zelfs slangen op en ik heb liever een uil in de buurt dan dat soort beesten, vooral in mijn eigen tuin. Maar ik denk dat ik uit al die schoten die jullie hebben afgevuurd wel kan opmaken dat jullie hem nog niet te pakken hebben gekregen, hè?'
Het duurde even tot de jongste zijn hoofd schudde.
'Dus dan houden we er nu mee op, goed?' zei hij met een stem die geen tegenspraak duldde. 'Het is niet veilig om hier te schieten, de snelweg is veel te dichtbij. Bovendien is het verboden. En dit is geen plek voor kinderen. Dat huis kan ieder moment instorten en dan zouden jullie gewond kunnen raken. Jullie zouden het toch niet leuk vinden als ik met jullie ouders zou gaan praten?'
'Nee, meneer.'
'Dus jullie laten die uil voortaan met rust? Als ik jullie laat gaan, bedoel ik.'
'Ja, meneer.'
Miles bleef hen zwijgend aankijken tot hij er zeker van was dat hij hen geloofde en knikte toen met zijn hoofd naar de huizen die het dichtst in de buurt stonden. 'Wonen jullie daarginds?'
'Ja, meneer.'
'Zijn jullie hier lopend naartoe gekomen of op de fiets?'
'Lopend.'
‘Nou, luister dan eens goed... ik ga die geweren even ophalen en jullie stappen in de auto. Dan rijd ik jullie naar huis en zet jullie af in de straat. Voor deze keer zal ik het door de vingers zien, maar als ik jullie hier nog een keer vind, zal ik jullie ouders vertellen dat ik jullie hier al eerder heb betrapt en dan zal ik jullie mee moeten nemen naar het bureau, begrepen?'
Hun ogen werden groot van angst bij dat dreigement, maar toch knikten ze allebei dankbaar.
Nadat hij hen had afgezet, ging Miles op weg naar de school en verheugde zich op de ontmoeting met Jonah. Ongetwijfeld zou de jongen het prachtig vinden om te horen wat er net was gebeurd, hoewel Miles eerst zou willen weten hoe het die dag met hem was gegaan.
En ondanks alles kon hij een bepaald gevoel van opwinding niet onderdrukken bij het idee dat hij Sarah Andrews weer zou zien.
'Pappie!' schreeuwde Jonah terwijl hij naar Miles toe rende. Miles
bukte zich om zijn zoon op te vangen toen hij naar hem op sprong.
Uit zijn ooghoeken zag hij dat Sarah in een wat rustiger tempo
achter hem aan kwam lopen. Jonah leunde achterover om hem aan te
kijken.
'Heb je vandaag iemand gearresteerd?'
Miles grinnikte en schudde zijn hoofd. 'Tot nog toe niet, maar ik ben nog niet klaar. Hoe is het vandaag op school gegaan?'
'Goed. Juf Andrews had koekjes voor me meegebracht.'
'Echt waar?' vroeg hij terwijl hij zijn best deed om niet te opvallend naar haar te kijken terwijl ze naar hen toe kwam lopen.
'Oreo's. Die lekkere... dubbele.'
'Sjonge jonge, dan heeft ze je wel verwend,' zei hij. 'Maar hoe ging het met de bijles?'
Jonah keek hem fronsend aan. 'De wat?'
'De hulp van juf Andrews bij je huiswerk.'
'Dat was leuk... we hebben spelletjes gedaan.'
'Spelletjes?'
'Dat leg ik je later wel uit,' zei Sarah terwijl ze dichterbij kwam. 'Maar we hebben een goed begin gemaakt.'
Toen hij haar stem hoorde, draaide Miles zich om, keek haar aan en voelde zich opnieuw blij verrast. Ze droeg weer een lange rok en een blouse, niets bijzonders, maar toen ze glimlachte, voelde Miles weer dat rillinkje van plezier dat hij ook had gevoeld toen hij haar voor het eerst had ontmoet. Het viel hem op dat hij de laatste keer eigenlijk niet had gezien hoe knap ze was. Ja, het was hem wel opgevallen dat ze aantrekkelijk was en dezelfde bijzonderheden drongen zich nu ook weer meteen aan hem op - het korenblonde, zijdezachte haar, het fijnbesneden gezicht, de groenblauwe ogen — maar vandaag maakte ze op de een of andere manier een zachtere indruk, met een vriendelijke uitdrukking op haar gezicht die bijna vertrouwd aandeed.
Miles zette Jonah weer op de grond.
'Jonah, wil jij bij de auto wachten terwijl ik even met juf Andrews praat?'
'Ja hoor,' zei hij gewillig. Vervolgens stapte Jonah tot grote verbazing van Miles op Sarah af en omhelsde haar. Ze knuffelde hem op haar beurt ook even, voordat hij zich uit de voeten maakte.
Zodra Jonah wegwas, keek Miles haar verwonderd aan. 'Jullie schijnen het goed met elkaar te kunnen vinden.'
‘We hebben het vandaag heel gezellig gehad.'
'Zo klinkt het wel, ja. Als ik had geweten dat jullie koekjes zaten te eten en samen spelletjes deden, had ik me niet zo bezorgd hoeven te maken.'
'Hoor eens, hoe maakt niet uit, als het maar werkt,' zei ze. 'Maar voordat je je echt zorgen gaat maken, wil ik toch even vertellen dat het spelletje verband hield met lezen. Kwartetten.'
'Ik dacht al dat er meer achter stak. Hoe ging het?'
'Goed. Hij is er nog lang niet, maar het ging goed.' Ze zweeg even. 'Het is echt een fantastisch joch... dat meen ik. Ik weet dat ik dat al eerder heb gezegd, maar ondanks hetgeen waar we mee bezig zijn, mag je dat niet vergeten. En je kunt ook duidelijk merken dat hij jou adoreert.'
'Dank je wel,' zei hij uit de grond van zijn hart.
'Graag gedaan.' Toen ze weer glimlachte, draaide Miles zich om, in de hoop dat ze niet zou beseffen waar hij eerder aan had staan denken, terwijl hij tegelijkertijd wenste dat het wel tot haar zou doordringen.
'Hé, nog bedankt voor de ventilator, trouwens,' vervolgde ze even later. Ze had het over de professionele ventilator die hij die ochtend bij haar klaslokaal had laten bezorgen.
'Dat zit wel goed,' mompelde hij, twijfelend tussen het verlangen om nog even te blijven en met haar te praten en de wens om te ontsnappen aan de plotselinge zenuwachtigheid die hem vanuit het niets leek te bekruipen.
Even hielden ze allebei hun mond. Het onbehaaglijke moment duurde voort tot Miles eindelijk met zijn voeten schuifelde en mompelde: 'Nou... dan denk ik dat ik Jonah maar beter naar huis kan brengen.' 'Oké.'
‘We hebben nog het een en ander te doen.'
'Oké,' zei ze opnieuw.
'Of heb je me nog iets te vertellen?'
'Niet voor zover ik weet.'
'Oké, dan.' Hij hield even op en propte zijn handen in zijn zakken. 'Ik denk dat ik Jonah dan maar beter naar huis kan brengen.'
Ze knikte ernstig. 'Dat heb je al gezegd.'
'O ja?'
'Ja.'
Sarah streek een loshangende lok haar achter haar oor. Om een of andere onverklaarbare reden vond ze de manier waarop hij probeerde afscheid te nemen aandoenlijk, bijna charmant. Hij was heel anders dan de mannen die ze in Baltimore had gekend, mannen die hun kleren bij Brooks Brothers kochten en nooit de indruk maakten dat ze om woorden verlegen zaten. In de maanden na haar scheiding hadden ze haast inwisselbaar geleken, een soort kartonnen modellen van de volmaakte man.
‘Nou, goed dan,' zei Miles, die zich nergens van bewust was, alleen van zijn behoefte om ervandoor te gaan. 'Nogmaals bedankt.' Meteen daarna liep hij terug naar zijn auto en riep onderweg dat Jonah moest komen.
Het laatste wat hij zag, was Sarah die op het schoolplein met een wat verbijsterd glimlachje naar de wegrijdende auto stond te wuiven.
In de weken daarna begon Miles naar de ontmoetingen met Sarah na
schooltijd uit te kijken met een ongebreideld enthousiasme dat hij
sinds zijn puberteit niet meer had gevoeld. Hij moest vaak aan haar
denken en soms in de gekste omstandigheden... als hij in een
supermarkt een pakje karbonades stond uit te zoeken, als hij voor
een stoplicht stond te wachten, of als hij het gras maaide. Af en
toe moest hij ook aan haar denken als hij 's morgens onder de
douche stond en dan vroeg hij zich af hoe haar vaste
ochtendprogramma eruit zou zien. De raarste vragen kwamen bij hem
op. Zou ze cornflakes eten of toast met jam? Dronk ze koffie of zou
ze zweren bij een kopje kruidenthee? Zou ze na het douchen eerst
een handdoek om haar hoofd wikkelen om zich op te maken of zou ze
het meteen in model föhnen?
Af en toe probeerde hij zich voor te stellen hoe ze voor de klas zou staan met een krijtje in haar hand en een volgende keer vroeg hij zich weer af wat ze na schooltijd zou doen. Hoewel ze iedere keer dat ze elkaar zagen een praatje maakten, was dat niet voldoende om zijn groeiende nieuwsgierigheid te bevredigen. Hij wist in feite helemaal niets van haar verleden af en hoewel hij haar daar af en toe best iets over wilde vragen, deed hij dat niet om de simpele reden dat hij geen idee had hoe hij dat aan moest pakken. 'Ik heb Jonah vandaag voornamelijk woordjes laten spellen en dat heeft hij heel goed gedaan,' zei ze bijvoorbeeld en wat moest Miles daar dan op antwoorden? Dat is mooi. En over spellen gesproken, vertel eens... wikkel jij na het douchen altijd een handdoek om je hoofd?
Andere mannen wisten wel hoe ze dat soort dingen aan moesten pakken, maar hij mocht barsten als hij het wist. Op een gegeven moment had hij dankzij een paar biertjes bijna de moed opgebracht om haar te bellen. Hij had haar niets te vertellen en hoewel hij niet wist wat hij tegen haar zou zeggen, had hij gehoopt dat hij wel een ingeving zou krijgen, een goddelijke ingeving waardoor hij plotseling gezegend zou zijn met humor en charisma. Hij had zich voorgesteld hoe ze zou lachen om de dingen die hij zei en helemaal ondersteboven zou zijn van zijn charme. Hij was zelfs zover gegaan dat hij haar nummer in het telefoonboek had opgezocht en de drie eerste cijfers had ingetoetst, voordat zijn zenuwen de overhand kregen en hij de hoorn weer op de haak had gelegd.
Stel je voor dat ze niet thuis was? Hij kon haar niet betoveren als ze er niet eens was om de telefoon aan te nemen en hij was zeker niet van plan om zijn boodschap in te spreken op haar antwoordapparaat, zodat zijn wartaal voor het nageslacht bewaard zou blijven. Hij nam aan dat hij ook zou kunnen ophangen als hij haar antwoordapparaat kreeg, maar dat zou toch wel erg puberaal zijn, of niet soms? En wat zou er in christusnaam gebeuren als ze wel thuis was, maar een afspraakje met iemand anders had? Die kans zat er dik in, dat besefte hij best. Hij had op het bureau al uit bepaalde opmerkingen van een paar van de andere ongetrouwde jongens kunnen opmaken dat het eindelijk ook tot hen was doorgedrongen dat ze niet getrouwd was en als zij het wisten, dan zouden anderen het zeker ook weten. Het nieuws begon de ronde al te doen en het zou niet lang meer duren tot ze bestormd werd door vrijgezellen die haar zouden bestoken met hun humor en charisma, als ze dat niet allang hadden gedaan.
Goeie genade, hij begon al in tijdnood te komen.
De volgende keer dat hij de telefoon oppakte, kwam hij zelfs tot het zesde cijfer voordat de moed hem in de schoenen zakte.
Toen hij die avond in bed lag, vroeg hij zich af wat hem in vredesnaam mankeerde.
Ongeveer een maand nadat hij Sarah Andrews voor het eerst had
ontmoet, stond Miles op een vroege zaterdagochtend in september op
de sportvelden van de H.J. Macdonald Junior High School bij een
voetbalwedstrijd van Jonah te kijken. De mogelijkheid bestond dat
hij vissen nóg leuker vond, maar Jonah was dol op voetballen en hij
kon het ook heel goed. Missy was altijd sportief geweest, zelfs nog
meer dan Miles, en Jonah had niet alleen haar lenigheid maar ook
haar coördinatievermogen geërfd. En de snelheid had hij van Miles,
zoals Miles zich tegenover iedereen die het horen wilde, liet
ontvallen. Met als resultaat dat Jonah op het veld niet te houden
was. Op zijn leeftijd mocht Jonah maar een halve wedstrijd meedoen,
omdat iedereen van zijn ploeg aan de beurt moest komen. Maar toch
maakte Jonah doorgaans de meeste, zo niet alle doelpunten van zijn
team. In de eerste vier wedstrijden had hij zevenentwintig keer
gescoord. Toegegeven, een team bestond maar uit drie man, keepers
waren niet toegestaan en de helft van de kinderen wist niet eens in
welke richting ze de bal moesten trappen, maar zevenentwintig
doelpunten was toch wel heel bijzonder. Bijna iedere keer dat Jonah
de bal in zijn bezit kreeg, liep hij er het hele veld mee over en
schopte hem in het net.
En dat Miles iedere keer dat hij naar Jonah stond te kijken bijna barstte van trots was gewoon ronduit belachelijk. Maar hij vond het prachtig en hij stond iedere keer dat Jonah een doelpunt maakte inwendig te juichen, ook al wist hij best dat het maar een tijdelijk fenomeen was, dat geen barst te betekenen had. Geen kind werd in hetzelfde tempo volwassen en sommige kinderen trainden ijveriger dan hun maatjes. Jonah was lichamelijk al vrij volwassen en hij hield helemaal niet van trainen, dus het was slechts een kwestie van tijd voordat anderen op hetzelfde niveau zouden zijn.
Maar in deze wedstrijd had Jonah aan het eind van het eerste kwart al vier doelpunten gemaakt. In het tweede kwart, toen Jonah langs de lijn moest staan, schopte de tegenpartij er ook vier in en kwam daarmee aan de leiding. In het derde kwart maakte Jonah er nog twee en bracht zijn totaal daarmee op drieëndertig doelpunten, hoewel niemand die aantallen bijhield, en een van zijn ploeggenootjes scoorde ook. Bij het begin van het vierde kwart stond Jonahs team met 8-7 achter. Miles sloeg zijn armen over elkaar, keek naar het publiek en deed zijn best om de indruk te vestigen dat hij geen flauw idee had dat Jonahs team zonder hem ingemaakt zou worden.
Verdorie, dit was toch hartstikke leuk.
Miles was zo verdiept in zijn dagdroom, dat het even duurde voordat hij de stem herkende die hem van opzij aansprak.
'Heb je soms een weddenschap op deze wedstrijd afgesloten, sheriff Ryan?' vroeg Sarah terwijl ze met een brede grijns naar hem toe liep. 'Het is net alsof je een beetje zenuwachtig bent.'
'Nee... ik heb niet gewed. Ik vind het gewoon een leuke wedstrijd,' antwoordde hij.
'Nou, ik zou maar voorzichtig zijn. Je hebt bijna geen nagels meer over. Straks hap je nog een stukje van je vinger af.'
'Ik sta helemaal niet op mijn nagels te bijten.'
'Nee, nu niet meer,' zei ze. 'Maar net nog wel.'
'Volgens mij zuig je dat uit je duim,' zei hij terwijl hij zich afvroeg of ze weer met hem stond te flirten. 'Nou ja...' Hij zette de klep van zijn honkbalpetje omhoog. 'Ik had niet verwacht dat ik jou hier zou zien.'
In haar short en met een zonnebril op zag ze er jonger uit dan anders.
'Jonah heeft me verteld dat hij dit weekend een wedstrijd moest spelen en vroeg of ik ook kwam.'
'Echt waar?' zei Miles verbaasd.
'Afgelopen donderdag. Volgens hem zou ik het vast leuk vinden, maar ik kreeg de indruk dat hij graag wilde dat ik hem iets zag doen waar hij goed in was.'
Hartelijk bedankt, Jonah.
'Het is al bijna voorbij. Je hebt het grootste deel gemist.'
'Ik kon het goede veld niet vinden. Ik had me niet gerealiseerd dat er zoveel wedstrijden aan de gang zouden zijn. Uit de verte lijken al die kinderen op elkaar.'
'Ik weet het. Af en toe hebben wij zelfs moeite om het veld te vinden waarop ze moeten spelen.'
Het fluitje klonk en Jonah schopte de bal naar een van zijn ploeggenoten. Maar de bal schoot langs hem heen en rolde prompt over de zijlijn. Iemand van de tegenpartij ging er achteraan en Jonah keek even naar zijn vader. Hij zwaaide toen hij Sarah zag en ze zwaaide enthousiast terug. Daarna ging hij weer op zijn plaats staan en wachtte met een vastberaden gezicht op de ingooi. Een tel later holde hij samen met alle anderen op het veld weer achter de bal aan.
'Hoe doet hij het?' vroeg Sarah.
'Hij speelt een goede wedstrijd.'
'Volgens Mark is hij de beste speler van allemaal.' 'Nou ja...' protesteerde Miles terwijl hij zijn best deed om bescheiden te kijken.
Sarah lachte. 'Mark had het niet over jou. Jonah is degene die meespeelt.'
'Dat weet ik wel,' antwoordde Miles.
'Maar jij denkt zeker: zo vader, zo zoon, hè?'
‘Nou ja...' zei Miles nog een keer omdat hij niet wist wat hij daarop moest zeggen. Sarah trok haar wenkbrauwen op, kennelijk geamuseerd. Waar waren nu die humor en dat charisma waarop hij had gerekend?
'Vertel eens, heb jij vroeger als kind ook gevoetbald?' vroeg ze.
'Toen werd er nog niet eens gevoetbald. Ik deed aan de traditionele sporten... American football, basketball en honkbal. Maar zelfs als ik wel de kans had gekregen om te gaan voetballen, dan denk ik niet dat ik eraan had meegedaan. Ik heb iets tegen sporten waarbij van me verwacht wordt dat ik de bal op mijn hoofd laat stuiteren.'
'Maar voor Jonah maakt dat niet uit?'
'Nee hoor, als hij het maar leuk vindt. Heb jij het weleens gespeeld?'
'Nee. Ik was niet zo'n sportief type, maar toen ik ging studeren ben ik gaan wandelen. Mijn kamergenootje heeft me overgehaald.'
Hij keek haar met samengeknepen ogen aan. "Wandelen?'
'Dat is niet zo gemakkelijk als het lijkt, zeker niet als je in een flink tempo loopt.'
'Doe je dat nog steeds?'
'Iedere dag. Ik loop altijd hetzelfde rondje van vijf kilometer. Het is goede lichaamsbeweging en het geeft me de kans om tot rust te komen. Je zou het ook eens moeten proberen.'
'In al die vrije tijd die ik tot mijn beschikking heb?'
'Zeker weten. Waarom niet?'
'Als ik vijf kilometer zou lopen, zou ik waarschijnlijk zo stijf zijn dat ik de volgende dag niet eens uit bed zou kunnen komen. Dat wil zeggen, als ik het haal.'
Ze nam hem nadenkend op. 'Je zou het best halen,' zei ze. "Misschien moet je stoppen met roken, maar dan haal je het zeker.'
'Ik rook niet,' protesteerde hij.
'Ik weet het. Dat heb ik van Brenda gehoord.' Ze grinnikte en meteen daarna schoot Miles onwillekeurig ook in de lach. Maar voordat hij iets kon zeggen klonk er een luid gejuich en toen ze zich omdraaiden, zagen ze Jonah die iedereen zijn hielen liet zien, het hele veld overstak en opnieuw een goal maakte. Dat was de gelijkmaker. Terwijl Jonah door zijn ploeggenoten bestormd werd, stonden Miles en Sarah samen langs de zijlijn te klappen en te juichen voor hetzelfde jongetje.
'Vond je het leuk?' vroeg Miles. Hij bracht Sarah naar haar auto,
terwijl Jonah samen met zijn vriendjes voor de snackbar in de rij
stond. De wedstrijd was door de ploeg van Jonah gewonnen en na
afloop was Jonah naar Sarah toe gerend om te vragen of ze zijn
doelpunt had gezien. Toen ze zei dat ze dat inderdaad had gezien
begon Jonah te stralen en had haar even stevig geknuffeld voordat
hij zich uit de voeten maakte om zich bij zijn vriendjes te voegen.
Verrassend genoeg had hij nauwelijks aandacht gehad voor Miles,
maar het feit dat Jonah zo dol op Sarah was — en vice versa — had
hem een vreemd, vergenoegd gevoel gegeven.
'Ik vond het enig,' gaf ze toe. 'Maar ik vind het jammer dat ik niet de hele wedstrijd heb gezien.'
In het vroege middagzonnetje glansde haar huid onder de bruine tint die ze aan de zomer had overgehouden.
"Dat geeft niet. Jonah was al blij dat je bent komen opdagen.' Hij keek haar van opzij aan. 'En wat staat er de rest van de dag op de agenda?'
'Ik ga met mijn moeder in de stad lunchen.'
·Waar?'
"Bij Fred & Clara's. Dat is een restaurantje bij mij om de hoek.'
'Ja, dat ken ik wel. Dat is een leuke tent.'
Ze kwamen bij haar auto, een rode Nissan Sentra, en Sarah begon in haar handtas te rommelen, op zoek naar haar sleutels. Terwijl ze stond te zoeken kon Miles zijn ogen niet van haar afhouden. Met de zonnebril op het puntje van haar neus, leek ze meer op een meisje uit de grote stad dan op iemand van het platteland. Als je daarbij de verschoten shorts van spijkerstof optelde en de lange benen, dan leek ze absoluut niet op de onderwijzeressen die Miles zich uit zijn jeugd herinnerde.
Achter hen reed een pick-up achteruit een parkeerplaats af. De chauffeur zwaaide en Miles zwaaide net terug toen Sarah weer opkeek.
'Ken je hem?'
'Dit is een kleine stad. Af en toe lijkt het wel alsof ik iedereen ken.'
'Dat moet een geruststellend gevoel zijn.'
'Soms wel, soms niet. Als je geheimen hebt, kun je hier beter niet wonen, dat staat vast.'
Heel even vroeg Sarah zich af of hij het over zichzelf had. Maar voor ze de tijd had om daar nog wat langer bij stil te staan, ging Miles alweer verder.
'Hoor eens, ik wil je nog eens bedanken voor alles wat je voor Jonah doet.'
'Je hoeft me echt niet iedere keer dat we elkaar tegenkomen te bedanken.'
'Dat weet ik wel. Het komt gewoon omdat ik hem de laatste paar weken zo ontzettend veranderd vind.'
'Ja, dat is mij ook opgevallen. Hij begint al aardig bij te spijkeren; het gaat veel sneller dan ik had gedacht. Hij heeft zelfs van de week in de klas hardop gelezen.'
'Dat verbaast me niets. Hij heeft een geweldige onderwijzeres.'
Tot zijn grote verbazing zag Miles dat Sarah bloosde. 'Hij heeft ook een fantastische vader.'
Dat vond hij leuk om te horen.
En de manier waarop ze hem had aangekeken toen ze dat zei, beviel hem ook.
Sarah speelde even met haar sleutels, alsof ze niet precies kon besluiten wat ze moest doen. Toen zocht ze er een uit en maakte het voorportier open. Terwijl ze de deur opentrok, deed Miles een stapje achteruit.
'Hoeveel langer zal hij volgens jou eigenlijk nog na schooltijd moeten blijven?' vroeg hij.
Blijf doorpraten. Laat haar nog niet weggaan.
'Dat weet ik nog niet zeker. In ieder geval nog wel een tijdje. Hoezo? Wil je het liever een beetje rustiger aan gaan doen?'
'Nee,' vervolgde hij. 'Ik wilde het gewoon weten.'
Ze knikte en wachtte of hij er nog iets aan toe zou voegen, maar dat was niet het geval. 'Goed,' zei ze ten slotte. 'Dus we gaan gewoon door en dan kijken we over een maandje wel weer hoe het gaat. Ben je het daarmee eens?'
Nog een maand. Dan zou hij haar in ieder geval nog zo lang regelmatig zien. Mooi.
'Dat lijkt me een goed plan,' beaamde hij.
Ze bleven allebei een poosje zwijgen en in die stilte wierp Sarah een blik op haar horloge. 'Luister, ik heb eigenlijk niet veel tijd meer,' zei ze verontschuldigend en Miles knikte.
'Ik weet het, je moet weg,' zei hij hoewel hij haar nog niet wilde laten gaan. Hij wilde met haar blijven praten. Hij wilde zoveel mogelijk over haar aan de weet komen.
Wat je eigenlijk bedoelt, is dat je haar nu moet vragen of ze met je uit wil.
En geen laffe excuses dit keer. Niet opnieuw de verbinding verbreken, geen stomme smoesjes.
Doe wat je moet doen!
Wees een man!
Vooruit!
Hij zette zich schrap in de wetenschap dat hij er klaar voor was... maar... maar... hoe moest hij het aanpakken? Goeie genade, het was een eeuwigheid geleden dat hij iets dergelijks bij de hand had gehad. Moest hij vragen of ze met hem uit eten wilde gaan, of moest hij het bij een lunch houden? Of misschien naar de bioscoop? Of... Terwijl Sarah aanstalten maakte om in haar auto te stappen, brak hij zich het hoofd op zoek naar een manier om haar lang genoeg op te houden tot hij tot een beslissing was gekomen.
'Wacht even... mag ik je voordat je weggaat nog iets vragen?' zei hij haastig.
'Natuurlijk.' Ze keek hem vragend aan.
Miles propte zijn handen in zijn zakken. Hij had vlinders in zijn buik en het gevoel dat hij weer zeventien was. Hij slikte iets weg.
'Goed...' begon hij. Zijn brein werkte koortsachtig, al die kleine radertjes draaiden op volle toeren. 'Ja?'
Sarah begreep instinctief wat er ging komen.
Miles haalde diep adem en flapte er het eerste uit wat hem in gedachten kwam.
"Werkt die ventilator wel goed?'
Ze keek hem met grote ogen aan. Haar gezicht stond verbijsterd. ‘De ventilator?' herhaalde ze.
Miles had het gevoel alsof hij net honderd kilo lood had ingeslikt. De ventilator? Wat haalde hij zich nu in godsnaam in zijn hoofd? De ventilator? Kon hij echt niets beters bedenken?
Het was alsof zijn hersens het plotseling af lieten weten, maar al wilde hij nog zo graag, hij kon nu niet meer terug...
'Ja. Je weet wel... de ventilator die ik je heb gegeven om in de klas te gebruiken.'
'Die is prima,' zei ze onzeker.
‘Want ik kan zo voor een nieuwe zorgen, als deze je niet bevalt.'
Ze stak haar hand uit en legde die met een bezorgd gezicht even op zijn arm. 'Voel je je wel goed?'
'Ja hoor, prima,' zei hij ernstig. 'Ik wilde er gewoon zeker van zijn dat je er tevreden over bent.'
'Je hebt echt een goeie uitgekozen, hoor.'
'Mooi,' zei hij en bad dat hij getroffen zou worden door een plotselinge bliksemschicht die hem op slag zou doden.
De ventilator?
Nadat ze de parkeerplaats af was gereden, bleef Miles roerloos staan met de innige wens dat hij de klok terug kon draaien om alles wat er net was gebeurd ongedaan te maken. Hij was het liefst op zoek gegaan naar een grote steen om eronder weg te kruipen, op zoek naar een donker holletje waar hij zich voorgoed zou kunnen verstoppen. Goddank was er niemand in de buurt geweest die dat had gehoord!
Behalve Sarah dan.
De rest van de dag bleef het slot van hun gesprek door zijn hoofd malen, als een of ander liedje dat hij 's ochtends vroeg op de radio had gehoord.
Werkt de ventilator wel goed?... Want ik kan voor een nieuwe zorgen... Ik wilde er gewoon zeker van zijn dat je er tevreden over bent...
Het deed gewoon pijn, lichamelijk pijn, om eraan terug te denken. En wat hij die middag ook deed, de herinnering bleef in zijn achterhoofd hangen, klaar om weer op te duiken en hem te vernederen. En de volgende dag was het nog precies zo. Hij werd wakker met het gevoel dat er iets mis was, dat er iets... en paf! Daar was die herinnering weer, die honende herinnering. Hij vertrok zijn gezicht en voelde de loden last in zijn maag. Meteen daarna stopte hij zijn hoofd onder het kussen.