33
Miles reed onbeheerst en trapte beurtelings op het gaspedaal en op de rem, alsof hij wilde uitproberen hoe ver hij kon gaan voordat er iets aan de auto kapot ging. Omdat zijn armen op zijn rug waren geboeid, viel Brian om de haverklap bijna om als de auto weer door een bocht vloog. Van waar hij zat, kon Brian zien dat een spiertje in een van Miles' kaken zich voortdurend spande en ontspande, alsof iemand op een knop drukte. Miles hield het stuur met twee handen vast, maar hoewel zijn aandacht op de weg gevestigd leek, dwaalden zijn ogen voortdurend naar de achteruitkijkspiegel, waarin ze af en toe de blik van Brian kruisten.
Brian kon de woede in zijn ogen zien. Die werd duidelijk weerspiegeld in de achteruitkijkspiegel, maar tegelijkertijd zag hij nog iets anders, iets wat hij niet had verwacht. Hij zag smart in zijn ogen en daardoor moest Brian ineens denken aan hoe Miles eruit had gezien bij de begrafenis van Missy, toen hij tevergeefs had geprobeerd om de zin van alles wat er was gebeurd te begrijpen. Brian wist niet zeker of het verdriet dat Miles voelde voor Missy of voor Sarah was, of misschien wel voor allebei. Hij wist alleen dat het niets met hem te maken had.
Vanuit zijn ooghoeken zag Brian de bomen langs zijn raampje flitsen. De weg kronkelde en opnieuw nam Miles de bocht zonder vaart te minderen. Brian zette zich schrap, maar ondanks dat gleed hij toch weer in de richting van het raampje. Hij wist dat ze over een paar minuten langs de plaats zouden rijden waar Missy verongelukt was.
De Good Shepherd Community Church stond in Pollocksville en de
chauffeur van het kerkbusje, Bennie Wiggins, had in de
vierenvijftig jaar dat hij reed zelfs nog nooit een bekeuring voor
een snelheidsovertreding gehad. Hoewel Bennie daar zelf heel trots
op was, zou de dominee hem ook hebben gevraagd om een ritje te
maken als hij niet zo'n goede reputatie had gehad. Vrijwilligers
lagen niet voor het oprapen, zeker niet als het weer wat minder
was, maar Bennie was iemand op wie hij altijd kon rekenen.
Die ochtend had de dominee Bennie gevraagd om in het busje naar New Bern te rijden om de etenswaren en de kleren die daar in het weekend waren ingezameld op te halen en Bennie was keurig op tijd verschenen. Hij was naar de stad gereden en had een kop koffie en twee donuts naar binnen gewerkt terwijl anderen de goederen in het busje laadden. Daarna had hij iedereen bedankt voor hun hulp en was weer achter het stuur gekropen om terug te rijden naar de kerk.
Het was een paar minuten voor tien toen hij Madame Moore's Lane op draaide.
Hij zette de radio aan, in de hoop wat gospelmuziek te vinden om de terugrit op te vrolijken. Hoewel het behoorlijk glad was, begon hij toch aan de zenderknop te draaien.
Hij kon niet weten dat een eindje verderop en nog buiten zicht een andere auto hem tegemoet kwam.
'Het spijt me,' zei Brian uiteindelijk. 'Ik heb het allemaal echt
niet met opzet gedaan.'
Toen hij zijn stem hoorde, keek Miles opnieuw in de achteruitkijkspiegel. Maar in plaats van antwoord te geven, draaide hij het raampje open.
Koude lucht stroomde naar binnen. Een ogenblik later dook Brian in elkaar, terwijl zijn openhangende jack fladderde in de wind.
In de spiegel wierp Miles Brian een blik vol ongebreidelde haat toe.
Sarah nam de bocht met dezelfde snelheid als Miles had gedaan, in
de hoop dat ze zijn auto zou inhalen. Hij had een voorsprong...
niet veel, hooguit een paar minuten, maar hoe ver zou dat zijn?
Anderhalve kilometer? Meer? Ze wist het niet precies en toen ze op
een recht stuk weg kwam, trapte ze het gaspedaal nog dieper in.
Ze moest hen inhalen. Ze kon Brian niet onder zijn hoede achterlaten, niet na de onbeheerste woede die ze op zijn gezicht had gezien, niet na wat hij bijna met Otis had gedaan.
Ze wilde erbij zijn als Miles Brian opbracht, maar het probleem was dat ze niet precies wist waar het bureau van de sheriff was. Ze wist waar het politiebureau was, de rechtbank en zelfs het gemeentehuis, want die bevonden zich allemaal in het centrum. Maar ze was nog nooit op het bureau van de sheriff geweest. Voorzover zij wist, kon dat best ergens in een uithoek op het platteland staan.
Ze kon stoppen om te bellen of in een telefoonboek te kijken, maar dan zou ze nog verder achterop raken, dacht ze zenuwachtig. Ze zou wel stoppen als het moest. Als ze hem over een paar minuten nog niet zag...
Reclamespotjes.
Bennie Wiggins schudde zijn hoofd. Reclame en nog eens reclame. Dat was het enige wat je tegenwoordig op de radio te horen kreeg. Wasverzachters, automerken, alarmsystemen... na ieder liedje kreeg hij weer die hele litanie van winkels die hun waren aanprezen over zich heen.
De zon begon net over de toppen van de bomen te gluren en Bennie werd overvallen door de felle weerkaatsing van het licht op de sneeuw. Hij kneep zijn ogen halfdicht en trok de zonneklep omlaag, precies op het moment dat de radio even stil viel.
Weer reclame. Dit keer een spotje dat beloofde je kind te leren lezen. Hij stak zijn hand uit naar de knop.
Hij merkte niet dat hij, met zijn blik op de schaal van de radio, langzaam maar zeker aan de verkeerde kant van de middenstreep terechtkwam...
'Sarah wist het niet,' merkte Brian ten slotte op in de stilte die
was gevallen. 'Sarah wist er helemaal niets van.'
Brian wist niet zeker of Miles hem boven het geluid van de wind kon horen, maar hij moest het proberen. Hij wist dat dit de laatste kans was die hij zou krijgen om met Miles te praten zonder dat er andere mensen bij waren. Welke advocaat zijn vader ook voor hem zou regelen, hij zou hem zeker het advies geven om niet meer te zeggen dan hij al had gedaan. En hij vermoedde dat Miles de opdracht zou krijgen om bij hem uit de buurt te blijven.
Maar Miles moest de waarheid over Sarah weten. Niet vanwege de toekomst — in Brians ogen hadden ze die kans vergooid — maar omdat hij de gedachte niet kon verdragen dat Miles echt zou geloven dat Sarah het al die tijd geweten had. Hij wilde niet dat Miles haar zou gaan haten. Sarah was de laatste persoon die dat verdiende. In tegenstelling tot Miles of tot hemzelf had Sarah helemaal niets met deze hele toestand te maken.
'Ze heeft mij nooit verteld met wie ze uitging. Ik studeerde en ik kwam er pas op Thanksgiving achter dat jij het was. Maar ik heb haar pas gisteren alles over het ongeluk verteld. Voor die tijd wist ze van niets. Ik weet dat je me niet wilt geloven...'
'Denk je dan dat ik je moet geloven?' pareerde Miles.
'Ze wist er niets van,' herhaalde Brian. 'Daarover zou ik nooit tegen je liegen.'
"Waarover dan wel?'
Brian had al spijt van die woorden zo gauw ze over zijn lippen waren en hij voelde de kou door zijn lichaam snijden terwijl hij in gedachten hoorde wat hij daarop kon antwoorden. Over het feit dat ik naar de begrafenis ben geweest. Over mijn dromen. Dat ik Jonah op school in de gaten heb gehouden. Dat ik jou thuis heb bespioneerd...
Brian schudde even zijn hoofd en zette die gedachten van zich af. 'Sarah heeft niets misdaan,' zei hij in plaats daarvan, zonder de vraag te beantwoorden.
Maar Miles hield vol. 'Geef antwoord,' zei hij. Waar zou je dan wel over liegen? Over die hond misschien?'
'Nee.'
'Missy is niet voor jouw auto gesprongen.'
'Dat deed ze niet opzettelijk. Ze kon er niets aan doen. Niemand kon er iets aan doen. Het gebeurde gewoon. Het was een ongeluk.'
'Nee, dat was het niet!' brulde Miles terwijl hij zich met een ruk omdraaide. Ondanks het gebulder van de wind door de openstaande raampjes leek het geluid door de hele auto te weerkaatsen. 'Jij lette niet op en je hebt haar aangereden!'
'Nee,' hield Brian vol. Hij was minder bang voor Miles dan hij eigenlijk zou moeten zijn. Hij voelde zich kalm, als een acteur die zijn tekst uit zijn hoofd kende. Geen angst. Alleen een dodelijk vermoeid gevoel. 'Het is precies zo gebeurd als ik je heb verteld.'
Miles wees met zijn vinger naar Brian en zat inmiddels bijna half omgekeerd op zijn stoel. 'Je hebt haar gedood en je bent gewoon meteen doorgereden!'
'Nee... ik ben gestopt en ik ben haar gaan zoeken. En toen ik haar had gevonden...' Brians stem stierf weg.
In gedachten zag hij Missy weer in die greppel liggen, met haar lichaam helemaal verdraaid. Met die starende ogen die naar hem opkeken.
Maar die niets zagen.
'Ik voelde me zo ziek dat het net leek alsof ik ook dood zou gaan.' Brian zweeg even en wendde zijn ogen af. 'Ik heb een deken over haar heen gelegd,' fluisterde hij. 'Ik wilde niet dat iemand anders haar zo zou zien.'
Bennie Wiggins had eindelijk een liedje gevonden dat hem beviel. Het weerkaatste licht was fel en toen hij weer rechtop ging zitten, besefte hij waar hij reed. Hij trok het busje recht en ging weer aan de goede kant van de weg rijden.
De tegemoetkomende auto was inmiddels heel dichtbij.
Hij zag hem nog steeds niet.
Het gezicht van Miles vertrok toen Brian over de deken begon en
voor het eerst wist Brian zeker dat hij naar hem luisterde, hoewel
hij bleef schreeuwen dat hij dat niet deed. Brian bleef gewoon
doorpraten, zonder zich iets van Miles of van de kou aan te
trekken.
En hij merkte ook niet dat Miles alleen maar aandacht voor hem had en niet op de weg lette.
'Toen had ik eigenlijk moeten bellen, nog diezelfde avond, nadat ik thuis was gekomen. Dat ik dat niet heb gedaan, was verkeerd. Er is geen excuus voor en ik heb er spijt van. Ik heb spijt van wat ik jou heb aangedaan en ik heb spijt van wat ik Jonah heb aangedaan.'
Terwijl hij zichzelf hoorde praten, had Brian het gevoel dat zijn stem aan iemand anders toebehoorde.
'Ik wist niet dat het nog erger wordt als je dingen opkropt. Het heeft echt aan me gevreten. Ik weet dat je dat niet zult willen geloven, maar het is echt waar. Ik kon niet meer slapen. Ik kon niet meer eten...'
'Dat kan me niets schelen!'
'En ik moest er constant aan denken. En dat is altijd zo gebleven. Ik leg zelfs bloemen op het graf van Missy...'
Bennie Wiggins zag de auto pas toen hij om een bocht in de weg
kwam.
Het gebeurde zo snel, dat het bijna onwerkelijk leek. De auto kwam recht op hem af en dat veranderde met angstaanjagende onafwendbaarheid ineens van slow motion in volle snelheid. Bennies hersens draaiden plotseling op volle toeren, in een wanhopige poging om alle informatie te verwerken.
Nee, dat kan niet waar zijn— Waarom zou hij op mijn weghelft rijden ? Dat slaat nergens op... Maar hij rijdt echt op mijn weghelft. Ziet hij me dan niet? Hij moet me toch zien... Straks geeft hij een ruk aan het stuur en wijkt uit.
Dat nam allemaal hooguit een paar seconden in beslag, maar terwijl die voorbijgingen wist Bennie absoluut zeker dat de persoon die achter het stuur zat veel te hard reed om hem op tijd te ontwijken.
Ze kwamen recht op elkaar af.
Brian zag de weerkaatsing van het zonlicht op de voorruit van de
tegemoetkomende bus op het moment dat hij de bocht om kwam. Hij
hield midden in een zin op met praten en zijn eerste instinctieve
reactie was om zichzelf met zijn handen schrap te zetten voor de
klap. Hij gaf zo'n harde ruk dat de handboeien in zijn polsen
sneden toen hij overeind schoot en schreeuwde: 'Kijk uit!'
Miles draaide zich vliegensvlug om en gaf meteen instinctief een harde ruk aan het stuur terwijl de auto's op elkaar af stoven. Brian viel op zijn zij en toen zijn hoofd met een klap tegen het zijraampje terechtkwam, was hij volkomen verbijsterd door de absurditeit van wat zich hier afspeelde.
Dit was allemaal begonnen terwijl hij in een auto op Madame Moore's Lane zat.
En zo zou het ook eindigen.
Hij zette zich schrap voor de enorme klap die zou komen.
Maar die bleef alleen uit.
Hij voelde een harde bons, maar dat was tegen de achterzijde van de auto, aan zijn kant.
De auto begon te slippen en gleed van de weg af op het moment dat Miles op de rem trapte. De auto schoot door de sneeuw vlak langs de weg en ging recht op een verkeersbord af, waarop de maximumsnelheid stond aangegeven. Miles worstelde om de wagen in bedwang te houden en voelde op het laatste moment dat de wielen weer grip kregen. De auto week opnieuw uit en kwam met een schok tot stilstand in een greppel.
Brian belandde op de vloer, duizelig en verward, weggefrommeld tussen de voor- en achterbank. Het duurde even voordat hij zich weer kon oriënteren. Hij snakte naar adem, alsof hij vanaf de bodem van een zwembad weer boven water was gekomen. Hij voelde de schaafwonden op zijn polsen niet.
En hij zag evenmin dat het raampje met bloed was besmeurd.